In deze regels wordt verstaan onder:
plan
partiële herziening bestemmingsplan Wormer Oost en Midden van de
gemeente Wormerland;
bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het
GML-bestand NL.IMRO.0880.SAB7091001-0001 met bijbehorende regels;
verbeelding
de verbeelding van het bestemmingsplan, bestaande uit de kaart
NL.IMRO.0880.SAB7091001-0001, blad 1 tot en met blad 6;
aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een
hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden
kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt
is aan het hoofdgebouw;
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het
gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk,
juridisch, (para)medisch, alternatief geneeskundig, verzorgend,
ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of
bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in
overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of
uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
aan huis verbonden bedrijf
een (ambachtelijk) productiebedrijf dat in een (gedeelte van)
een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, dat niet
krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is, waarbij de woning in
overwegende mate de woonfunctie behoudt
en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie
in overeenstemming is;
afhankelijke woonruimte
een (gedeelte van een) aan- en/of
uitbouw en/of bijgebouw dat dient voor de huisvesting van een gedeelte van een
huishouden uit een oogpunt van mantelzorg;
archeologisch onderzoek
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden
binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm
Nederlandse archeologie;
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage
een in de planregels aangegeven percentage, dat het deel van het
bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij anders in de
planregels bepaald;
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijgebouw
een niet voor bewoning bestemd, vrijstaand of aangebouwd gebouw,
dat een gebruikseenheid vormt met, alsmede dienstbaar is aan een woning,
bevattende huishoudelijke bergings- en/of stallings- en/of hobbyruimten;
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of
bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks
met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
bestaand(e)
a
voor een bouwwerk: een bouwwerk dat bestaat op
het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan dan wel gebouwd
kan worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende dan wel
aangevraagde bouwvergunning;
b
voor gebruik: een gebruik dat bestaat op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan;
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid,
waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn
toegelaten;
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of
ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de
uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen
die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden
van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder
begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,
geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebruik(-en)
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
hobbyboer
agrarische activiteiten, die niet in bedrijfsmatige zin, doch
voornamelijk in de vrije tijd
worden uitgeoefend;
hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste
bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
mantelzorg
het bieden van zorg in een woning aan een ieder die
hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de
woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke
uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
overkapping
een bouwwerk op het erf van een
gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het
gebruik van het gebouw of de standplaats, en dat, voor zover gebouwd vóór de
voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft
en voor zover gebouwd achter de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden
heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
peil
a
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de
hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die
hoofdtoegang;
b
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de
hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter
hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c
indien in of op het water wordt gebouwd: de
hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het
water grenst aan het vaste land;
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met een ander tegen vergoeding;
seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin
bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard
plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een
prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met
elkaar;
uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is
gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden
van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw;
uitvoer(-en)
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in
uitvoering geven;
voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een
gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het
moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig
diende te worden aangemerkt;
woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting
van één afzonderlijk huishouden;
2.1
Bij
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald
punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de
druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de horizontale diepte van een gebouw
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg
gekeerde gevel;
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde
van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van
daken en dakkapellen;
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,
zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen;
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2
Bij de toepassing van het
bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen,
gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en
daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing
gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.3
Bij
de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn
op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
De
voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen met bijbehorende bouwwerken,
geen gebouw zijnde, alsmede voor voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.
3.2.1
Gebouwen, evenals aan- en uitbouwen, mogen niet worden
gebouwd.
3.2.2
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
maximaal:
a
erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de
weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw 1 m;
b
erf- en terreinafscheidingen achter de naar de
weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw 2 m;
c
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
3.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen van het bepaalde in artikel 3.2 voor het bouwen van een aan- of
uitbouw, in de vorm van erkers bij woningen, tot vóór de naar de weg gekeerde
gevel(s) van op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen mogen worden gebouwd,
mits:
a
de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt, met dien
verstande dat deze maximaal 1,5
m mag bedragen indien de diepte van de overblijvende,
niet met gebouwen bebouwde, gronden minimaal 1,5 m bedraagt;
b
voor zover de erker wordt gebouwd tegen de naar
de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mag de breedte maximaal 2/3 van de
breedte van die gevel(s) bedragen;
c
de bouwhoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste
bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25
m bedraagt.
3.3.2
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen van het bepaalde in artikel 3.2 voor het bouwen van een aan- of
uitbouw, anders dan in de vorm van een erker, een bijgebouw of overkapping
behorend bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met
inachtneming van de volgende voorwaarden:
a
de horizontale diepte is maximaal 2 m, mits de diepte maximaal
50% bedraagt van de diepte van de gronden met de bestemming tuin, gemeten
vanuit naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw;
b
de goothoogte is maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste
bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25
m;
c
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers
van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
d
het stedenbouwkundig straat- en bebouwingsbeeld
mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.4
Ontheffingsprocedure
Op
de voorbereiding van een besluit tot ontheffing als bedoeld in artikel 3.3 is
de volgende procedure van toepassing:
a
een ontwerp van het besluit ligt met de
bijbehorende stukken gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
b
burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging
vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden
verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
c
de bekendmaking houdt de mededeling in van de
bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d
gedurende de onder a genoemde termijn kunnen
belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen
indienen omtrent het ontwerp van het besluit tot ontheffing.
Naast
deze planregels gelden ook de overige regels van dit bestemmingsplan. Alle regels
bij elkaar beschrijven de rechten voor gronden en/of opstallen.
De voor Wonen aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a
het bestaande aantal aaneengebouwde woningen ter
plaatse van de aanduiding “aaneengebouwd”;
b
het bestaande aantal vrijstaande woningen ter
plaatse van de aanduiding “vrijstaand”;
c
aan huis verbonden beroepen, mits de oppervlakte
niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlakte van de gebouwen tot een
maximum van 30m2 waarbij geldt dat:
1
geen onevenredige druk op de bestaande
parkeermogelijkheden bij de woning en in de omgeving van de woning mag
ontstaan;
2
geen detailhandel is toegestaan;
3
geen horeca-, prostitutie- of seksinrichting is
toegestaan;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
tuinen en erven.
4.2
Bouwregels
a
gebouwd binnen het bouwvlak;
d
ter plaatse van de aanduiding “maximale
goothoogte” is ten hoogste de aangeven maximale goothoogte toegestaan;
e
ter plaatse van de aanduiding “maximale
bouwhoogte” is ten hoogste de aangeven maximale bouwhoogte toegestaan;
f
indien een maximale en/of minimale dakhelling is
aangegeven geldt die maximale en/of minimale dakhelling +/- 50;
g
bij nieuw- of herbouw van een woning dient de
voorgevel van de woning op de bouwgrens van het bouwvlak gesitueerd te worden.
a
gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde) van de voorgevel van
het hoofdgebouw. In afwijking hiervan geldt voor uitbouwen in de vorm van
erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen
worden gebouwd, mits:
1
de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt, met dien
verstande, dat deze maximaal 1,5
m mag bedragen indien de diepte van de overblijvende,
niet met gebouwen bebouwde, gronden minimaal 1,5 m bedraagt;
2
voor zover de erker wordt gebouwd tegen de
voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel(s)
bedraagt;
3
de bouwhoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste
bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25
m bedraagt;
1
50 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot
750 m2;
2
60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot
1.000 m2;
3
70 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte
groter dan 1.000 m2;
mits het bebouwingspercentage van het
bouwperceel maximaal 50% is;
c
goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste
bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25
m;
d
bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het
hoofdgebouw verminderd met 1 m,
waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
e
indien een vrijstaand bijgebouw wordt
gerealiseerd met kap dient deze kapvorm gelijk te zijn aan de kapvorm van het
hoofdgebouw.
4.2.3
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
maximaal:
a
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde
van)
de voorgevel van
het hoofdgebouw 1 m;
b
erf- en terreinafscheidingen achter (het
verlengde van)
voorgevel van
het hoofdgebouw 2 m;
c
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m;
a
artikel 4.2.1.b en 4.2.1.c voor het bouwen tot
op de zijdelingse perceelsgrens;
b
artikel 4.2.2.a voor het verkleinen van de
afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde
van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een aan- of
uitbouw of bijgebouw vóór (het verlengde van) voorgevel van het hoofdgebouw;
1
65 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot
750 m2;
2
80 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot
1.000 m2;
3
95 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte
groter dan 1.000 m2;
4
150
m2 voor het uitoefenen van agrarische
activiteiten(hobbyboer) ondergeschikt aan de woonfunctie;
d
artikel 4.2.2.b voor het vergroten van de gezamenlijke
oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de oppervlakten genoemd in
artikel 4.3.1.c vermeerderd met 20
m2, uitsluitend in verband met het gebruik
van een aan- en/of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw als afhankelijke
woonruimte, mits een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van
mantelzorg en vooraf een advies is verkregen van een onafhankelijk deskundige;
e
artikel 4.2.2.b voor het vergroten van het
toegestane bebouwingspercentage tot maximaal 70%;
4.3.2
Ontheffing als bedoeld in artikel 4.3.1 kan
slechts worden verleend, mits
a
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers
van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
b
het stedenbouwkundig straat- en bebouwingsbeeld
niet onevenredig worden geschaad.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het
bepaalde in:
a
artikel 4.1 voor het toestaan van een aan huis
verbonden bedrijf, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de
vloeroppervlakte van de gebouwen tot maximaal 45 m2 waarbij
geldt dat:
1
een directe relatie moet bestaan tussen het
bedrijf en/of het beroep en de bewoner van de woning;
2
geen sprake mag zijn van een duurzame
ontwrichting van de bestaande detailhandel of ernstige verstoring van de
verzorgingsstructuur;
3
detailhandel is alleen toegestaan als
ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden
bedrijf;
4
geen milieuvergunningsplichtige of
meldingsplichtige activiteit mag plaatshebben.
4.5
Ontheffingsprocedure
Op de voorbereiding van een besluit
tot ontheffing als bedoeld in artikel 4.3 en artikel 4.4 is de volgende
procedure van toepassing:
a
een ontwerp van het besluit ligt met de
bijbehorende stukken gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
b
burgemeester en wethouders maken de
terinzagelegging vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de
gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
c
de bekendmaking houdt de mededeling in van de
bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d
gedurende de onder a genoemde termijn kunnen
belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen
indienen omtrent het ontwerp van het besluit tot ontheffing.
Naast deze planregels gelden ook de overige regels van dit
bestemmingsplan. Alle regels bij elkaar beschrijven de rechten voor gronden
en/of opstallen.
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve
voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de
bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
Op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van
het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 en artikel 4) geen nieuwe
gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en de
oppervlakte van bestaande gebouwen niet worden vergroot met een oppervlakte van
meer dan 100 m2.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen
van het bepaalde in artikel 5.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere
bestemmingen, mits:
a
de plaats waar de bouwwerken zullen worden
gerealiseerd voldoende archeologisch zijn onderzocht;
b
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
archeologische waarden van het gebied dan wel afdoende maatregelen zijn
getroffen tot behoud of ontwikkeling van die waarden of de eventuele
bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
5.4
Ontheffingsprocedure
Op de voorbereiding van een besluit
tot ontheffing als bedoeld in artikel 5.3 is de volgende procedure van
toepassing:
a
een ontwerp van het besluit ligt met de
bijbehorende stukken gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
b
burgemeester en wethouders maken de
terinzagelegging vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de
gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
c
de bekendmaking houdt de mededeling in van de
bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d
gedurende de onder a genoemde termijn kunnen
belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen
indienen omtrent het ontwerp van het besluit tot ontheffing.
5.5
Aanlegvergunning
a
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren,
diepploegen, woelen en mengen van gronden en het ophogen van gronden;
b
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen,
paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
c
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen
van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van
drainage;
d
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse
transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende
constructies, installaties en apparatuur;
e
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende
beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere
houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
f
het scheuren van grasland.
5.5.2
Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden
geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan
hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan
door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
5.5.3
Geen aanlegvergunning is nodig voor:
a
andere-werken behorende bij het normale
onderhoud, gebruik en beheer, mits de gronden niet dieper dan 0,5 m worden geroerd;
b
andere-werken die op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan in uitvoering waren of kunnen worden uitgevoerd
krachtens een vóór dat tijdstip verleende dan wel aangevraagde vergunning;
c
andere-werken als onderdeel van een ingreep in
de bodem met een oppervlakte van maximaal 100 m2, waarbij
geldt dat aan andere werken ten behoeve van het uitvoeren van een bouwwerk
kleiner dan 100 m2
geen dieptebeperking geldt;
d
andere-werken waarvoor een vergunning ingevolge
de Monumentenwet 1988 nodig is.
Burgemeester en wethouders kunnen
het plan wijzigen voor:
a
het toevoegen van de bestemming “Waarde -
Archeologie” indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;
b
het verwijderen van de bestemming “Waarde -
Archeologie” indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
5.7
Wijzigingsprocedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging als bedoeld in
artikel 5.6 is de volgende procedure van toepassing:
a
een ontwerp van het besluit ligt met de
bijbehorende stukken gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
b
burgemeester en wethouders maken de
terinzagelegging vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de
gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
c
de bekendmaking houdt de mededeling in van de
bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d
gedurende de onder a genoemde termijn kunnen
belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen
indienen omtrent het ontwerp van het besluit
tot wijziging.
Naast deze planregels gelden ook de
overige regels van dit bestemmingsplan. Alle regels bij elkaar beschrijven de
rechten voor gronden en/of opstallen.
Grond die eenmaal in
aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
7.1
In
die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of de
afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming
met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan
in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven
respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte,
inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal
toegestaan.
7.2
In
die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het
bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging
van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van
deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking
daarvan als maximaal toegestaan.
Onder verboden gebruik
als bedoeld in artikel 7.10 eerste lid Wro wordt in elk geval verstaan:
a
een gebruik van gronden als stort- en/of
opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik
voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b
een gebruik van gronden als stallings- en/of
opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-
of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de
bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c
een gebruik van gronden en bouwwerken voor een
seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
d
alsmede in de bestemming “Sport”: een gebruik
ten behoeve van motorcross (mo-del)vliegsport en daarmee vergelijkbare
activiteiten.
De gronden ter plaatse
van de aanduiding “vrijwaringszone - molenbiotoop” zijn, behalve voor de daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de functie van
de in het aanliggend gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als
landschapsbepalend element.
In afwijking van het
bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 en artikel 4) mag niet hoger
worden gebouwd dan:
a
binnen een afstand van 100 m van de molen: de hoogte
die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek
van de molen;
b
binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de hoogte
genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de
molen.
a
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen van het bepaalde in artikel 9.1.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere
bestemmingen.
b
Ontheffing wordt niet verleend dan nadat advies
is verkregen van de beheerder van de molen.
9.1.4
Ontheffingsprocedure
Op
de voorbereiding van een besluit tot ontheffing als bedoeld in artikel 9.1.3 is
de volgende procedure van toepassing:
a
een ontwerp van het besluit ligt met de
bijbehorende stukken gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
b
burgemeester en wethouders maken de
terinzagelegging vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de
gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
c
de bekendmaking houdt de mededeling in van de
bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d
gedurende de onder a genoemde termijn kunnen
belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen
indienen omtrent het ontwerp van het besluit tot ontheffing.
9.1.5
Aanlegvergunning
1
het ophogen van gronden hoger dan de op grond
van de in artikel 9.1.2 maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
2
het beplanten met bomen, heesters en andere
opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in artikel 9.1.2 maximaal
toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
3
het aanbrengen van bovengrondse constructies,
installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in artikel 9.1.2
maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken.
b
Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden
geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan
hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig
afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de
molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als
landschapselement en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of
onvoldoende tegemoet gekomen kan worden.
c
Een aanlegvergunning wordt niet verleend dan
nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van de beheerder
van de molen.
d
Geen aanlegvergunning is vereist voor:
1
andere-werken, behorende bij het normale
onderhoud, gebruik en beheer;
2
andere-werken, welke op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd
krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
Naast deze planregels
gelden ook de overige regels van dit bestemmingsplan. Alle regels bij elkaar
beschrijven de rechten voor gronden en/of opstallen.
a
in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten,
oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een
overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten,
oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
b
de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden
overschreden tot maximaal 2,5
m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting
van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of
de bebouwing;
c
de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen
zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot
tot maximaal 40 m;
d
de planregels ten aanzien van de hoogte van
bouwwerken, geen ge-bouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
10.2
Ontheffing
als bedoeld in artikel 10.1 kan slechts worden verleend, mits:
a
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers
van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
b
het stedenbouwkundig straat- en bebouwingsbeeld
en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
10.3
Ontheffingsprocedure
Op de voorbereiding van een besluit
tot ontheffing als bedoeld in artikel 10.1 is de volgende procedure van
toepassing:
a
een ontwerp van het besluit ligt met de
bijbehorende stukken gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
b
burgemeester en wethouders maken de
terinzagelegging vooraf bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de
gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
c
de bekendmaking houdt de mededeling in van de
bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d
gedurende de onder a genoemde termijn kunnen
belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen
indienen omtrent het ontwerp van het besluit tot ontheffing.
De voorschriften van de
Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige
aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9
lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende
onderwerpen:
a
de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing
van de stedenbouwkundige bepalingen;
b
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c
de bereikbaarheid van gebouwen voor
gehandicapten;
d
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en
ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e
de parkeergelegenheid en laad- en
losmogelijkheden;
f
de ruimte tussen bouwwerken.
12.1
Overgangsrecht bouwwerken
a
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b
na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is
teniet gegaan.
12.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig
ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 12.1.1 voor het vergroten van
de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12.1.1 met maximaal 10%.
12.1.3
Artikel 12.1.1 is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende
plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
12.2
Overgangsrecht gebruik
12.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
12.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1,
na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
12.2.4
Artikel 12.2.1 is niet van toepassing op het
gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden
aangehaald als: Regels van partiële herziening bestemmingsplan Wormer Oost en
Midden.
Aldus vastgesteld in de
raadsvergadering van ….
De voorzitter, De
griffier,
……………… ………………