In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0880.BP2009004002-0401
met bijbehorende regels;
1.2 plan:
het bestemmingsplan "IHP locatie Neck" van de gemeente Wormerland;
1.3 plankaart:
de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.0880.BP2009004002-0401;
1.4 aanbouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als afzonderlijke ruimte
is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk
gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aaneengesloten
woningen:
blokken van meer dan twee-aaneengebouwde woningen;
1.8 aan-huis-verbonden
beroep:
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch,
(para)medisch, alternatief geneeskundig, verzorgend, ontwerptechnisch,
kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woning wordt
uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de
woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die
met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.9 aan
huis verbonden bedrijf:
een (ambachtelijk) productiebedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt
uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarvoor geen vergunningplicht
op grond van Bijlage I van het Bor van toepassing is, waarbij de woning in
overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of
uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.10 afhankelijke
woonruimte
een (gedeelte van een) aan- en/of uitbouw en/of bijgebouw dat dient voor de
huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van mantelzorg;
1.11 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
1.13 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat het deel van het bouwvlak
aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij anders in de regels bepaald;
1.14 beroeps- c.q.
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een
aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een
dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en
dergelijke;
1.15 bestaand:
a. voor een
bouwwerk:
een bouwwerk dat bestaat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp
van het plan dan wel gebouwd kan worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip
verleende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning;
b. voor
gebruik: een gebruik dat bestaat op het tijdstip van het van kracht worden van
het plan;
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 Besluit
omgevingsrecht (Bor):
Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143;
1.19 bijbehorend
bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde
perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op
de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.20 bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een niet voor bewoning bestemd,
vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met, alsmede
dienstbaar is aan een woning, bevattende huishoudelijke bergings- en/of
stallings- en/of hobbyruimten;
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering
gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip
van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die
hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
1.28 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.29 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten
verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen
kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.30 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 gebruik(-en)
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.33 gestapelde woningen:
zelfstandige woningen die boven (of nagenoeg boven) andere woningen of functies
zijn gesitueerd, daaronder begrepen de onderliggende woningen;
1.34 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op
het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.35 horeca-activiteiten:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter
plaatse verstrekt en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander
al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, maar met uitzondering van
een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.36 maatschappelijke
activiteiten:
educatieve, (sociaal)medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke
activiteiten en activiteiten ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook
ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze activiteiten;
1.37 maatschappelijke
voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van maatschappelijke activiteiten;
1.38 mantelzorg
het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het
fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de
woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die
met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.39 openbaar
toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet
1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar
gebied dat voor pu-bliek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen
uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.40 opslag:
het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen;
1.41 overkapping
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot
vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de standplaats,
en dat, voor zover gebouwd vóór de voorgevel van een gebouw, geen tot de
constructie zelf behorende wanden heeft en voor zover gebouwd achter de
voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot
de constructie behoren;
1.42 peil:
a. voor een
bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de
hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een
bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de
bouw;
c. indien op
of in het water wordt gebouwd: de hoogte van de waterlijn;
1.43 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met
een ander tegen vergoeding;
1.44 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in
de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting
wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische
massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar;
1.45 uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als vergroting van een bestaande
ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden
kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt
is aan het hoofdgebouw;
1.46 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft
met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden
aangemerkt;
1.47 voorgevelrooilijn:
de snijlijn van de voorgevel van het hoofdgebouw of hoofdgebouw en het
grondvlak waarop het hoofdgebouw zich bevindt alsmede het verlengde daarvan;
1.48 vrijstaande
woningen:
niet-aaneengebouwde woningen;
1.49 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen.
2.1 Bij
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. lengte,
breedte en diepte van bouwwerken:
tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
c. de
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord,
of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
d. de inhoud
van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
e. de bouwhoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen;
f. de
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk;
g. onderlinge
afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen
worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 Bij
de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers,
balkons en overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen
bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van
bouwgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Artikel
3
Groen
Bestemmingsomschrijving
Bouwregels
3.2 Ten
behoeve van de in lid 3.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende bouwwerken,
geen gebouw zijnde en andere werken worden gerealiseerd, met inachtneming van in
lid 3.3 genoemde bepalingen.
a. er mogen
speelvoorzieningen waaronder voetbalkooien, worden gerealiseerd waarbij de
bouwhoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen;
b. de
bouwhoogte van lantaarnpalen mag niet meer dan 6 meter bedragen;
c. de bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.
Artikel
4
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
c. (zorg)wonen;
d. verkeer en
vervoer;
e. water;
f. kermisactiviteiten;
g. nutsvoorzieningen.
Bouwregels
4.2 Ten
behoeve van de in lid 4.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende gebouwen,
bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden gerealiseerd, met inachtneming
van:
a. de lid 4.3 in tot en met lid 4.4 genoemde bepalingen;
b. de aangegeven
bouw- en maatvoeringsaanduidingen.
a. een gebouw
mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. er mogen
uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
c. de
oppervlakte van horeca-activiteiten als bedoeld in lid 4.1, sub b bedraagt maximaal 150 m² b.v.o..
a. de
bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
b. de
bouwhoogte van en mast voor luchtalarm bedraagt maximaal 20 meter;
c. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 meter.
Specifieke gebruiksregels
4.5 Gedurende
één week per jaar mag het onbebouwde deel van het bestemmingsvlak worden
gebruikt ten behoeve van kermisactiviteiten.
Artikel
5
Tuin
Bestemmingsomschrijving
Bouwregels
5.2
Ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij
behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden gerealiseerd,
met inachtneming van de in lid 5.3 genoemde bepalingen;
a. overkappingen,
niet mogen worden gebouwd.
b. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s)
van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 meter;
c. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s)
van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2 meter;
d. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 2
meter;
Afwijking van de bouwregels
5.4 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub
c van de Wet ruimtelijke ordening, bij een omgevingsvergunning af te wijken van
het bepaalde in artikel 5.2 voor het bouwen van:
a. een aan-
of uitbouw bij woningen, in de vorm van erkers, tot vóór de naar de weg gekeerde
gevel(s) van op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen mogen worden
gebouwd, mits:
1. de
horizontale diepte maximaal 1 meter bedraagt, met dien verstande dat deze
maximaal 1,5 meter mag bedragen indien de diepte van de overblijvende, niet met
gebouwen bebouwde, gronden minimaal 1,5 meter bedraagt;
2. voor zover
de erker wordt gebouwd tegen de naar de weg gekeerde gevel(s) van het
hoofdgebouw mag de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel(s)
bedragen;
3. de
bouwhoogte maximaal 3 meter dan wel de bouwhoogte van de 1e bouwlaag van het
hoofdgebouw + 0,25 meter bedraagt.
b. een aan-
of uitbouw, anders dan in de vorm van een erker, een bijgebouw of overkapping
behorend bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met inachtneming
van de volgende voorwaarden:
1. de
horizontale diepte is maximaal 2 meter, mits de diepte maximaal 50% bedraagt
van de diepte van de gronden met de bestemming tuin, gemeten vanuit naar de weg
gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw;
2. de
goothoogte is maximaal 3 meter dan wel de bouwhoogte van de 1e bouwlaag van het
hoofdgebouw + 0,25 meter;
3. de
belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen
gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
4. het stedenbouwkundig
straat- en bebouwingsbeeld mogen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel
6
Verkeer - verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
Bouwregels
6.2 Ten
behoeve van de in lid 6.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende gebouwen,
bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden gerealiseerd, met inachtneming
van de in lid 6.3 tot en met lid 6.4 genoemde bepalingen.
a. de
bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
b. de
oppervlakte van een gebouw mag maximaal 20 m² bedragen;
a. de
bouwhoogte van en mast voor luchtalarm bedraagt maximaal 20 meter;
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 meter.
Artikel
7
Water
Bestemmingsomschrijving
Bouwregels
7.2 Ten
behoeve van de in lid 7.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende, bouwwerken,
geen gebouw zijnde en andere werken worden gerealiseerd, met inachtneming van de
in lid 7.3 genoemde bepalingen.
a. voor
steigers geldt dat:
1. aansluitend
op de bestemming wonen maximaal 1 steiger per perceel mag worden gebouwd;
2. de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal 0,5 meter boven het gemiddelde waterpeil;
3. gemeten
uit de bestemmingsgrens de diepte van de steiger niet meer dan 1 meter mag bedragen, met dien verstande dat minimaal 3 meter vaarbreedte moet resteren;
4. de breedte
niet meer mag bedragen dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel van de op de
aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
5. gemeten langs
de oeverlijn de lengte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 4 meter.
Artikel
8
Wonen
Bestemmingsomschrijving
Bouwregels
8.2
Ten behoeve van de in 8.1 genoemde doeleinden mogen de daarbij
behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden
gerealiseerd, met inachtneming van:
a. de in 8.3 tot en met 8.5 genoemde bepalingen;
a. een hoofdgebouw
mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter
plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend rijenwoningen worden
gebouwd;
d. ter plaatse
van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend twee-aanengebouwde woningen
worden gebouwd;
2. de
maximale breedte van een woning 10 meter mag bedragen;
3. de afstand
van woningen tot de naar de weg gekeerde bouwgrens mag niet meer dan 2 meter bedragen.
1. 50 m² bedragen voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 750 m²;
2. 60 m² bedragen voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m²;
3. 70 m² bedragen voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m²,
mits het bebouwingspercentage
van het bouwperceel voor zover gelegen achter de achtergevelbouwgrens maximaal
50% is;
c. de
goothoogte van aan- en uitbouw- en bijgebouwen mag:
1. niet meer
dan 3 meter bedragen;
2. indien de
bouwhoogte van 1e bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3 meter mag de goothoogte deze bouwhoogte + 0,25 meter bedragen;
d. de
bouwhoogte van aan- en uitbouwen- en bijgebouwen bedraagt niet meer dan de
bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 meter mag bedragen en maximaal 6 meter.
e. indien een
vrijstaand bijgebouw wordt gerealiseerd met kap dient deze kapvorm gelijk te
zijn aan de kapvorm van het hoofdgebouw.
Afwijking van de bouwregels
8.6 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub
c van de Wet ruimtelijke ordening, bij een omgevingsvergunning af te wijken van
het bepaalde in lid:
a. 8.3, sub f, onder 1 voor het bouwen tot op de zijdelingse perceelsgrens;
b. 8.4, sub a voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of
overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel
voor het bouwen van een aan- of uitbouw of bijgebouw vóór (het verlengde van)
voorgevel van het hoofdgebouw;
c.
8.4, sub b voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal:
1. 65 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 750 m²;
2. 80 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m²;
3. 95 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m²;
d. 8.4, sub b voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen
en bijgebouwen tot de oppervlakten genoemd sub c vermeerderd met 20 m², uitsluitend in verband met het gebruik van een aan- en/of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw
als afhankelijke woonruimte, mits een dergelijke bewoning noodzakelijk is
vanuit een oogpunt van mantelzorg en vooraf een advies is verkregen van een
onafhankelijk deskundige;
e. 8.4, sub b voor het vergroten van het toegestane bebouwingspercentage tot maximaal
70% met inachtneming van de volgende voorwaarden:
1. de
belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen
gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
2. het
stedenbouwkundig straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad.
f. 8.2, sub b voor het verruimen van de toegestane goothoogte van hoofdgebouwen met
maximaal 3 meter met inachtneming van de volgende voorwaarden:
1. het
bouwplan in overeenstemming is met het vigerende beleid voor deze wijk;
2. het
bebouwingsbeeld in overeenstemming is met de stedenbouwkundige opzet van de
wijk.
Specifieke gebruiksregels
8.8
De in 8.1 bedoelde beroepen aan huis mogen uitsluitend worden
uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
a. maximaal 30 m² van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning en de bijgebouwen met een mximum van
30% mag worden gebruikt voor het beroep aan huis;
b. degene die
de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
c. er mag
geen onevenredige druk op de bestaande parkeermogelijkheden bij de woning en in
de omgeving van de woning ontstaan;
d. detailhandel,
horeca-, prostitutie- of seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
Afwijking van de gebruiksregels
8.11 Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c
van de Wet ruimtelijke ordening, bij een omgevingsvergunning af te wijken van
het bepaalde in lid 8.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf,
mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de
gebouwen tot maximaal 45 m² waarbij geldt dat:
a. geen
sprake mag zijn van een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandel of
ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
b. detailhandel
is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van
een aan huis verbonden bedrijf.
Wijzigingsbevoegdheid
8.12 Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub a
van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat het bouwvlak
verschoven kan worden, onder de voorwaarde dat:
a. het
bouwvlak niet voor de voorgevelrooilijn van naast gelegen gebouwen gesitueerd
mag worden, met dien verstande dat indien deze reeds overschreden worden de overschrijding
niet mag toenemen;
b. de afstand
tot een aangrenzend bouwvlak mag niet minder bedragen dan 3 meter;
c. het
bouwvlak mag in omvang niet meer dan met 15% toenemen;
d. de
belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen
gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
e. het
straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig
worden geschaad.
Artikel
9
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
Bouwregels
a. de
bebouwing mag niet strijdig zijn met de belangen van de waterkering;
b. de
bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen.
Afwijking van de bouwregels
9.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, bij een
omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 9.2 voor het bouwen van bouwwerken die op grond van het elders in deze regels bepaalde zijn
toegestaan, mits dit niet strijdig is met de belangen van de waterkering, in
welk kader de waterbeheerder gehoord wordt.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4 Het is niet
toegestaan op of in de gronden met de in lid 9.1 genoemde bestemming zonder
of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, voor zover geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het
ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en
ophogen van gronden;
b. het
aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere
oppervlakteverhardingen;
c. het
aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen
en het aanbrengen van drainage;
d. het
aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen
en alle daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
e. het
aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten
van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
9.5
Het verbod, zoals in lid 9.4 bedoeld, is niet van toepassing, indien de
werken en werkzaamheden:
a.
normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming
betreffen;
b.
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
c.
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het
bepaalde in lid 9.2 in acht is genomen.
9.6
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.4 zijn slechts
toelaatbaar, indien door het uitvoeren van het deze werkzaamheden dan wel door
de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van de waterkering en hieraan door het
stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
9.7
Een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen
van de beheerder van de waterkering.
10.1 Grond die eenmaal in
aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
Meetverschillen
Afwijking van de bouwregels
10%-regeling
12.2 Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c
van de Wet ruimtelijke ordening, bij een omgevingsvergunning af te wijken van het
plan ten behoeve van een vermeerdering van de in het plan genoemde goothoogten,
bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen,
waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten,
bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen.
Nutsvoorzieningen
12.4 Een
omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.1 tot en met 12.3 wordt verleend met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a. de
belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen
gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
b. het
stedenbouwkundig straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen
mogen niet onevenredig worden geschaad.
Procedure wijzigingsbevoegdheid
Bouwwerken
a. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b. na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen
twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Burgemeester en
wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 14.1 een omgevingsvergunning
verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1
met maximaal 10%.
14.3 Lid 14.1 is niet van
toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Gebruik
14.6 Indien het gebruik,
bedoeld in lid 14.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode
langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te
hervatten of te laten hervatten.
14.7 Lid 14.4 is niet van
toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald als "Regels
bestemmingsplan IHP locatie Neck".