De voor ‘Wonen-2’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
woondoeleinden;
b
aan-huis-verbonden
beroepen als ondergeschikte functie bij woondoeleinden.
8.2.1 Algemeen
Het bebouwingspercentage voor hoofdgebouwen, aan- en
bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
a
voor een
bouwperceel met de aanduiding ‘vrijstaand’ met een oppervlakte tot en met 500 m²: 50%;
b
voor een
bouwperceel met de aanduiding ‘vrijstaand’ met een oppervlakte groter dan 500 m²:
c
60% voor
twee-aaneen hoofdgebouwen;
d 70% voor aaneengebouwde hoofdgebouwen.
8.2.2 Hoofdgebouwen
a
Ter plaatse
van de aanduiding:
1
‘vrijstaand’;
2
‘twee-aaneen’;
3
‘aaneengebouwd’;
4
‘gestapeld’;
5
‘specifieke
bouwaanduiding-patio’;
dient het aangegeven bebouwingstype te worden
aangehouden.
b
Hoofdgebouwen
mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
c
De voorgevel
van een hoofdgebouw moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn, dan wel op een
afstand van niet meer dan 3 m daar achter.
d De breedte van het
hoofdgebouw mag ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’, ‘twee-aaneen’ en
‘aaneengebouwd’ niet meer bedragen dan 10 m, met inachtneming van het bepaald
onder g.
e De goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
f De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
g De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag ter plaatse van de aanduiding:
1 ‘vrijstaand’ aan beide zijden niet minder
bedragen dan 3 m;
2 ‘twee-aaneen’ aan één zijde niet minder
bedragen dan 3 m;
3 ‘aaneengebouwd’ bij eindwoningen niet minder
bedragen dan 3 m.
8.2.3 Aanbouwen en bijgebouwen
Binnen de bestemming ‘Wonen-2’ mogen aanbouwen en bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a Aanbouwen mogen worden gebouwd aan de achtergevel
van twee-aaneen en aaneengebouwde hoofdgebouwen, met inachtneming van de
volgende bepalingen:
1
De aanbouwen
mogen uitsluitend in één bouwlaag worden gebouwd.
2
De goothoogte
mag maximaal 3 m en de bouwhoogte mag maximaal 5,5 m bedragen.
3
De gezamenlijke
diepte van hoofdgebouw en aanbouw mag niet meer bedragen dan 16 m.
4
De afstand
tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
b Aanbouwen mogen worden gebouwd aan de
achtergevel van vrijstaande hoofdgebouwen, met inachtneming van de volgende
bepalingen:
1
De aanbouwen
mogen uitsluitend in één bouwlaag worden gebouwd.
2
De goothoogte
mag maximaal 3 m en de bebouwingshoogte maximaal 5,5 m bedragen.
3
De afstand
tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
c Bijgebouwen bij woningen mogen worden gebouwd
achter de achtergevellijn en naast het hoofdgebouw op een afstand van ten
minste
1
het
gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen op bouwpercelen:
-
kleiner dan
500 m² niet meer mag bedragen dan 50 m²;
-
van 500 m²
tot en met 1.000 m² niet meer mag bedragen dan 60 m²;
-
groter dan
1.000 m² niet meer mag bedragen dan 75 m²;
2
De goothoogte
niet meer dan 3 m en de bebouwingshoogte niet meer dan 5,5 m mag bedragen.
3
Bij vrijstaande
woningen mogen slechts aan één zijde naast het hoofdgebouw bijgebouwen worden
gebouwd. Indien aan één zijde van het hoofdgebouw al een overkapping aanwezig
is, mag uitsluitend aan deze zijde een bijgebouw naast de woning worden
gerealiseerd.
4
Het
bebouwingspercentage zoals bedoeld in 8.2.1 mag niet worden overschreden.
d In afwijking van het hiervoor bepaalde geldt
voor gestapelde bebouwing dat de oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag
bedragen dan
e In afwijking van het hiervoor bepaalde geldt
voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij patiowoningen dat
achter de achtergevel een ruimte van minimaal 20 m² onbebouwd dient te blijven.
8.2.4 Woonwagens
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-woonwagenstand-plaats’ mogen woonwagens worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a De oppervlakte per woonwagen mag niet meer
bedragen dan 75 m².
b De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5
m.
c De afstand tussen twee woonwagens mag niet minder
bedragen dan 5 m.
d Bijgebouwen zoals sanitaire units en
bergingsruimten mogen worden gebouwd, mits deze worden gesitueerd achter de
achtergevellijn, tot een totale oppervlakte van niet meer dan 50 m² per
woonwagen.
8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
b
De bouwhoogte
van constructies voor het leiden van bomen mag niet meer bedragen dan 5 m.
c
De bouwhoogte
van terrein- en erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer
bedragen dan 2 m.
d
De bouwhoogte
van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer
bedragen dan 1 m.
e
De bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
f
Overkappingen
zijn niet toegestaan voor de voorgevellijn.
8.2.6 Overkappingen
Bij iedere woning mogen overkappingen worden
gebouwd, waarbij de volgende bepalingen gelden:
a
Bij
gestapelde bebouwing zijn geen overkappingen toegestaan.
b
De lijn
evenwijdig aan en op een afstand van 1 m achter de voorgevellijn van het
hoofdgebouw mag in de richting van de weg niet worden overschreden.
c
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m².
d
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan 3 m.
e
Overkappingen
aan de achtergevel van het hoofdgebouw (terrasoverkapping) dienen gerealiseerd
te worden binnen de toegestane bouwdiepte van het woningtype (inclusief
aanbouwen) en met inachtneming van het geldende bebouwingspercentage, de
minimale afstand tot de achterste perceelsgrens van 6 m en een bouwhoogte van
maximaal 3 m.
f
Bij
vrijstaande woningen mag slechts aan één zijde, naast het hoofdgebouw, een
overkapping worden gebouwd. Indien aan één zijde al een bijgebouw aanwezig is,
mag uitsluitend aan deze zijde een overkapping naast de woning worden
gerealiseerd.
8.3 Nadere eisen
a Burgemeester en Wethouders kunnen nadere
eisen stellen ten aanzien van de situering, de afmetingen, de vormgeving en de dakvorm
van hoofd- en bijgebouwen en van bouwwerken, geen gebouw zijnde, alsmede aan de
situering van in- en uitritten en het parkeren op het bouwperceel.
b De onder a genoemde nadere eisen mogen
slechts worden gesteld met inachtneming van de bebouwingsvoorschriften:
1
indien dit
noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en/of het
stedenbouwkundig beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een
verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande
bebouwing;
2
ter
voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van:
a het bepaalde onder 8.2, mits de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig wordt aangetast.
Van onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang is sprake als door een bebouwings- of gebruiksinitiatief:
1
de
bebouwingstypologie zoals aangeduid (vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd, gestapeld
of patio) wordt aangetast;
2
de
karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast;
3
de
diversiteit (qua verschijning, functie of tijdsbeeld) en de historische of
stedenbouwkundige betekenis van de bebouwing wordt aangetast.
4
de
bebouwingspercentages niet worden overschreden.
b de maximale breedte van een woning zoals
bepaald in 8.2.2 onder d, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De ontheffing kan uitsluitend worden verleend bij
vrijstaande woningen.
2
Voor iedere meter dat de breedte van de woning het maximum van 10 m
overschrijdt geldt dat er aan beide zijden van de woning een vermeerdering
plaats moet vinden van de afstand van de woning tot de zijdelingse
perceelsgrenzen van minimaal 0,5 m ten opzichte van het bepaalde in 8.2.2 onder
g.
8.5 Specifieke
gebruiksregels
a Binnen
de bestemming ‘Wonen-2’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen
toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de
volgende bepalingen van toepassing zijn:
1 De activiteit mag uitsluitend plaatsvinden in het hoofdgebouw (inclusief aanbouwen) of een aangebouwd bijgebouw.
2
De omvang van de activiteit mag niet meer
bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het begane
grondoppervlak van het hoofdgebouw (exclusief aanbouwen), tot een maximum van
3
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op
de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de
parkeerbehoeften veroorzaken.
4
Detailhandel
is niet toegestaan.
5
De activiteit wordt uitgeoefend door een
bewoner.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
a Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op
grond van en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening het plan te wijzigen voor wat betreft de aangegeven bouwaanduidingen
die betrekking hebben op de bebouwingstypen en de bouwvlakken, met dien
verstande dat:
1 de diepte van bouwvlakken ter plaatse van de
aanduiding:
a ‘vrijstaand’ niet meer mag bedragen dan 15 m;
b ‘twee-aaneen’ en ‘aaneengebouwd’ niet meer
mag bedragen dan 10 m;
2 rekening wordt gehouden met de stedenbouwkundige uitgangspunten en randvoorwaarden.