De voor ‘Wonen-
a
woondoeleinden;
b
aan huis
gebonden beroepen als ondergeschikte functie bij woondoeleinden;
c
voorzieningen
van verkeer en verblijf;
d
parkeervoorzieningen;
e
groenvoorzieningen;
f
nutsvoorzieningen;
g
water en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2.1 Algemeen
Het bebouwingspercentage voor hoofdgebouwen, aan-
en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan:
a
50% voor
vrijstaande hoofdgebouwen op een perceel met een perceelsoppervlakte tot en met
b
50% vermeerderd
met 10% van de oppervlakte van de gronden meer dan
c
60% voor
twee-aaneen hoofdgebouwen;
d 70% voor aaneengebouwde hoofdgebouwen.
7.2.2 Hoofdgebouwen
a
Ter plaatse
van de aanduiding:
1
‘vrijstaand’;
2
‘twee-aaneen’;
3
‘aaneengebouwd’;
dient het aangegeven bebouwingstype te worden
aangehouden.
b
Hoofdgebouwen
mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
c
De voorgevel
van een hoofdgebouw moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn, dan wel op
een afstand van niet meer dan
d De breedte van het
hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan
e De goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’.
f De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’.
g De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag ter plaatse van de aanduiding:
1 ‘vrijstaand’ aan beide zijden niet minder
bedragen dan
2 ‘twee-aaneen’ aan één zijde niet minder
bedragen dan
3 ‘aaneengebouwd’ bij eindwoningen niet minder
bedragen dan
7.2.3 Aanbouwen en bijgebouwen
Binnen de bestemming ‘Wonen-
a Aanbouwen mogen worden gebouwd aan de
achtergevel van twee-aaneen en aaneengebouwde hoofdgebouwen, met inachtneming
van de volgende bepalingen:
1
De aanbouwen
mogen uitsluitend in één bouwlaag worden gebouwd.
2
De goothoogte
mag maximaal
3
De
gezamenlijke diepte van hoofdgebouw en aanbouw mag niet meer bedragen dan
4
De afstand
tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan
b Aanbouwen mogen worden gebouwd aan de
achtergevel van vrijstaande hoofdgebouwen, met inachtneming van de volgende
bepalingen:
1
De aanbouwen
mogen uitsluitend in één bouwlaag worden gebouwd.
2
De goothoogte
mag maximaal
3
De afstand
tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan
c Bijgebouwen bij woningen mogen worden gebouwd
achter en naast het hoofdgebouw op een afstand van ten minste
1
het
gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen op percelen:
-
kleiner dan
-
van
-
groter dan
2
de goothoogte
niet meer dan
3
Het
bebouwingspercentage zoals bedoeld in 7.2.1 mag niet worden overschreden.
7.2.4 Woonwagens
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - woonwagenstandplaats’ mogen woonwagens worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a De oppervlakte per woonwagen mag niet meer
bedragen dan
b De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
c De afstand tussen twee woonwagens mag niet
minder bedragen dan
d Bijgebouwen, zoals sanitaire units en
bergingsruimten, mogen worden gebouwd, mits deze worden gesitueerd achter de
achtergevel, tot een totale oppervlakte van niet meer dan
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste
7.2.6 Carports
Buiten het bepaalde onder 7.2.3 onder c, ten
aanzien van de afstand tot de voorgevel, mag bij iedere woning één carport worden gebouwd, waarbij moet worden
voldaan aan de volgende eisen:
a
De lijn
evenwijdig aan en op een afstand van
b
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan
7.3 Nadere eisen
a Burgemeester en Wethouders kunnen nadere
eisen stellen ten aanzien van de situering, de afmetingen, de vormgeving en de
dakvorm van hoofd- en bijgebouwen en van bouwwerken, geen gebouw zijnde, alsmede
aan de situering van in- en uitritten en het parkeren op het bouwperceel.
b De onder a genoemde nadere eisen mogen
slechts worden gesteld met inachtneming van de bebouwingsvoorschriften:
1
indien dit
noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en/of het
stedenbouwkundig beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een
verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande
bebouwing;
2
ter
voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende
gronden en bouwwerken.
7.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van:
a het bepaalde onder 7.2, mits de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig wordt aangetast.
Van onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang is sprake als door een bebouwings- of gebruiksinitiatief:
1
de
bebouwingstypologie zoals aangeduid (vrijstaand, twee-aaneen of aaneengebouwd)
wordt aangetast;
2
de
karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast;
3
de
diversiteit (qua verschijning, functie of tijdsbeeld) en de historische of
stedenbouwkundige betekenis van de bebouwing wordt aangetast.
4
de
bebouwingspercentages worden overschreden.
b de maximale breedte van een woning zoals
bepaald in 7.2.2 onder d, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De ontheffing kan uitsluitend worden verleend bij
vrijstaande woningen.
2
Voor iedere meter dat de breedte van de woning het maximum van
7.5 Specifieke
gebruiksregels
a Binnen
de bestemming ‘Wonen-
1
De activiteit
mag uitsluitend plaatsvinden in het hoofdgebouw of een aangebouwd bijgebouw.
2 De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het begane grondoppervlak van het hoofdgebouw.
3
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op
de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de
parkeerbehoeften veroorzaken.
4
Detailhandel
is niet toegestaan.
5 De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner.