De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a.
educatieve,
sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen alsmede
voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
b.
ter
plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’: uitsluitend een begraafplaats;
c.
ter
plaatse van de aanduiding ‘onderwijs’: uitsluitend een onderwijsvoorziening
en/of brede school;
d.
ter
plaatse van de aanduiding ‘verenigingsleven’: tevens een vereniging;
e.
ter
plaatse van de aanduiding ‘zorginstelling’: uitsluitend een verzorgingshuis;
f.
wegen,
paden, pleinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere
voorzieningen ten dienste van de bestemming.
Op deze gronden mogen, met inachtneming van
de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 10.1.1 genoemde bestemmingen worden
opgericht:
a.
hoofdgebouwen;
b.
andere
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met
inachtneming van de volgende regels:
a.
de
gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van de op de verbeelding
aangegeven aanduidingen;
b.
de
gebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de verbeelding aangegeven
(verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de verbeelding
is aangegeven. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient
zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;
c.
de
goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
d.
de
dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken maximaal 65º.
Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
a.
de
bouwhoogte binnen een bouwvlak bedraagt maximaal 4,00
meter;
b.
de
bouwhoogte buiten een bouwvlak bedraagt maximaal 2,50
meter.
Het bevoegd gezag kan via een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a.
lid
10.2.1, sub b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op
verbeelding aangegeven voorgevellijn, mits tenminste 50% van de totale
voorgevelbreedte van het hoofdgebouw wel in de op de verbeelding aangegeven
voorgevellijn wordt gebouwd;
b.
lid
10.2.1, sub c mits deze maat met maximaal 1,00 meter zal worden overschreden.
Tot het verboden gebruik wordt in ieder
geval gerekend het uitoefenen van detailhandel, anders dan als ondergeschikte
nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.