Regels, behorende bij het

bestemmingsplan "Bloemhoefstraat en Hoekstraat - Soeterbeekseweg" van de

gemeente Nuenen

 

 

 

 

 

Opdrachtgever:

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen

 

 

 

 

 

 

 

 

Wissing stedebouw en ruimtelijke vormgeving b.v.

Barendrecht

 

 

 

 

Barendrecht, november 2010


Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1                 INLEIDENDE REGELS

                                    Artikel 1          Begrippen

                                    Artikel 2          Wijze van meten

 

Hoofdstuk 2                   BESTEMMINGSREGELS

                                     Artikel 3        Horeca

                                     Artikel 4        Verkeer

                                     Artikel 5        Verkeer – Verblijfsgebied

                                     Artikel 6       Wonen

 

Hoofdstuk 3                 ALGEMENE REGELS

                                    Artikel 7         Anti dubbeltelregel

                                    Artikel 8         Algemene aanduidingsregel

                                    Artikel 9         Algemene ontheffingsregels

                                    Artikel 10       Algemene procedureregels

                                   

Hoofdstuk 4                 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

                                    Artikel 11       Overgangsrecht

                                    Artikel 12       Slotregel                                                                        


Hoofdstuk 1   Inleidende regels

 

Artikel 1                        Begrippen

 

1          plan:

het bestemmingsplan Bloemhoefstraat en Hoekstraat - Soeterbeekseweg van de gemeente Nuenen;

 

2          bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0820.BPNedBloemHoekSoet-D001.gml met de bijbehorende regels;

 

3          aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

4          aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

5          aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

6          aaneengesloten woningen:

twee of meer woningen met de hoofdgebouwen aaneengebouwd;

 

7          aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridische, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie in overwegende mate, kan worden uitgeoefend;

 

8          aan huis verbonden (bedrijf)activiteiten:

het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie in overwegende mate ter plaatse kan worden uitgeoefend;

 

9          bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

10      bebouwings-percentage:

het percentage van de oppervlakte van een bouwperceel of ander vlak, dat mag worden bebouwd;

 

11      beroepsmatige activiteiten:

 

een beroep, of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgevoerd;

 

12      bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

13      bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

14      bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en daarmee niet in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

15      bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

16      bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

17      bouwlaag:

het tussen twee opeenvolgende vloeren of tussen een vloer en een plafond gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw, met inbegrip van een kap met dakkapel die breder is dan 2/3 van de breedte van het pand. Een vliering, kap, zolderverdieping, kelder, souterrain, beletage of ondergrondse parkeervoorziening alsmede een dakopbouw binnen het theoretische profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag begrepen;

 

18      bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

19      bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

20      bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

21      bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

22      cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

 

23      dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

24      dakkapel:

 

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich in het hellende dakvlak bevindt en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak. De constructie is in ieder geval gelegen onder de noklijn en boven de dakgoot;

 

25      dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, op of in het hellende dakvlak, niet zijnde een dakkapel, welke zich boven de dakgoot bevindt;

 

26      detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

27      dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

 

28      dienstverlenend bedrijf:

inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten, op commerciële dan wel niet commerciële basis, waaronder mede begrepen publiekgerichte dienstverlening op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied;

 

29      eengezinswoning:

een zelfstandig, al dan niet zijdelings aaneen gebouwd, grondgebonden gebouw dat enkel één woning omvat;

 

30      erf:

de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;

 

31      gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

32      halfvrijstaande woning / 2-onder-1-kapwoning:

een woning waarvan het hoofdgebouw aan één zijde is verbonden met het hoofdgebouw van een andere woning;

 

33      hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

 

34      horeca(bedrijf):

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken en/of ter plaatse nuttigen van dranken en spijzen;

 

35      hotel:

een bedrijf of inrichting geheel of in overwegende mate gericht op het verschaffen van logies per nacht al dan niet in combinatie met het verstrekken van consumpties en/of dranken;

 

36      kap / kapverdieping:

 

een afdekking van een gebouw met schuine zijde waarvan de hellingshoek ten minste 20 graden en ten hoogte 60 graden bedraagt;

 

37      luifel:

een uitstekend afdak aan een gebouw;

 

38      nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;

 

39      ondersteunende horeca:

horeca waarbij de horeca-activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;

 

40      overkapping:

een constructie die maximaal drie wanden heeft waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren;

 

41      peil:

 

a.      voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de (ontwerp- of streefhoogte) hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;

b.      voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het afgewerkte terrein of dak van een parkeervoorziening ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

 

42      praktijkruimte:

een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van vrije (aan huis gebonden) beroepen zoals medische, paramedische, juridische, kunstzinnige, ontwerptechnische en/of administratieve beroepen, alsmede daarmee gelijk te stellen beroepen;

 

43      straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri’s e.d.;

 

44      tuin:

gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen;

 

45      verblijfsgebied:

gedeelte van de openbare ruimte dat hoofdzakelijk is bestemd en is ingericht voor langzaam verkeer, doch in ondergeschikte mate tevens fungerend als erftoegangsweg;

 

46      vrijstaande woning:

woning waarvan het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw van een andere woning is gebouwd;

 

47      werk:

een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

 

48      woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

 

49      woonadres:

a.      het adres waar betrokkene woont, of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;

b.      het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a., betrokkene naar redelijke verwachtingen gedurende drie maanden minimaal tweederde van de tijd zal overnachten;

 

 

Artikel 2       Wijze van meten

1.         Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

1      de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2      de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

3      de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

4      de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

5      de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerks gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

6      horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

 

7      verticale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

 

8      grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een gebouw;

 

9      hoogte van een bouwlaag:

tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen; indien sprake is van één bouwlaag is de hoogte daarvan gelijk aan de goothoogte.

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingen

Artikel 3    Horeca

3.1       Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      Een café - restaurant;

b.      Wonen, uitgezonderd de begane grondlaag;

 

met daarbij behorende:

c.   Erven;

d.   Ontsluitingen;

e.   Groenvoorzieningen;

f.    De bescherming en instandhouding van de aanwezige cultuurhistorische waarden, ter plaatse van de aanduiding.

 

 

3.2       Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

a.   De gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.   De goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de plankaart;

c.   De hoogte van een bouwlaag mag niet meer dan 4 m bedragen;

            d.   Een overkapping is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding;              

e.   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:

maximaal 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;

maximaal 2 m voor overige erf- en terreinafscheidingen;

maximaal 7 m voor palen en masten;

maximaal 4 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

            f.    Een terras is toegestaan met dien verstande dat erf- of terreinafscheidingen in de vorm van windschermen ten behoeve van een terras een maximale bouwhoogte van 1,5 m hebben.     


Artikel 4    Verkeer

4.1       Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   Ontsluitingswegen;

b.   Erftoegangswegen;

c.   Verblijfsgebieden;

d.   Parkeervoorzieningen;

 

met daarbij behorende:

e.   Groenvoorzieningen en spelvoorzieningen;

f.    Waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;

g.   nutsvoorzieningen en gedenktekens.                                                                       

 

 

4.2       Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

a.   Uitsluitend toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

b.   De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 m bedragen.

 


Artikel 5    Verkeer - Verblijfsgebied

5.1       Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   Erftoegangswegen;

b.   Verblijfsgebieden;

c.   Parkeervoorzieningen;

 

met daarbij behorende:

d.   Groenvoorzieningen en spelvoorzieningen;

e.   Waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 f.   Nutsvoorzieningen en gedenktekens.                                                                     

           

 

5.2       Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

a.   Uitsluitend toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

b.   De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 m bedragen.

 


Artikel 6    Wonen

6.1       Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   Het wonen in de vorm van vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen;

b.   Erven en tuinen;

c.   Waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

6.2       Bouwregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

 

Regels ten aanzien van hoofdgebouwen:

a.   De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat de voorgevel uitsluitend in de voorste grens van het bouwvlak mag worden gebouwd;

b.   De goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangeduid;

 c.   Het aantal woningen, ter plaatse van de aanduiding, bedraagt ten hoogste het  aangeduide maximum aantal wooneenheden;

 d.  Ter plaatse van de betreffende aanduiding mogen uitsluitend vrijstaande, dan wel twee aanééngebouwde woningen worden gebouwd;

 ede minimale afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt :

      - bij vrijstaande woningen 3 meter;

      - bij twee-aaneen gebouwde woningen 3 meter aan één zijde;

      met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bouwen in erfgrens 1’ de hoofdgebouwen in één erfgrens gebouwd mogen worden en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bouwen in erfgrens 2’ de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan één zijde 2 m bedraagt.

 

Regels ten aanzien van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen:

f.    Bij ieder hoofdgebouw zijn, op een afstand van minimaal 3 m achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van dat hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan, met dien verstande dat overkappingen ook voor (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van dat hoofdgebouw zijn toegestaan;

g.   De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag maximaal 60m² bedragen, mits niet meer dan 40% van het zij- en achtererf van het hoofdgebouw wordt bebouwd, uitgezonderd patiowoningen; de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een patiowoning mag maximaal 85m² bedragen. Voor zover op de plankaart de aanduiding ‘maximum bebouwd oppervlak’ voorkomt, mogen in afwijking van het hierboven bepaalde de als zodanig aangeduide gronden worden bebouwd met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot ten hoogste het aangeduide aantal m2;

h.   De horizontale diepte van aan- en uitbouwen aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag niet meer dan 8 m bedragen;

i.    De goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m respectievelijk 6,5 m bedragen;

j.    De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;

k.   De goothoogte van aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m;

l.    De bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 4 m bedragen;

             m.  Ondergronds bouwen is slechts toegestaan binnen het bouwvlak.                   

 

Regels ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

n.   De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag bedragen:

1.   maximaal 7 m voor palen en masten;

2.   maximaal 2 m voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen achter de (verlengden van de) naar de weg gekeerde gevel;

3.   maximaal 1 m voor overige erf- en terreinafscheidingen;

4.   maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

6.3       Ontheffingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

a.   Lid 6.1. voor de uitoefening van een beroep aan huis, met inachtneming van de volgende regels:

1.   De voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 35% per woning bedragen;

2.   Er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;

3.   Detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;

4.   Er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;

5.   Het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel.

b.   Lid 6.2. sub m. 3 ten behoeve van erfafscheidingen tot een maximale bouwhoogte van 2 m ten behoeve van de afscherming van zijtuinen in hoeksituaties, mits:

1.   De afscheiding is niet langer dan voor het waarborgen van de privacy noodzakelijk is;

2.   Het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;

3.   De ontheffing leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving. 

 

 

6.4       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen, ter waarborging van:

a.   De verkeersveiligheid;

b.   Een evenwichtig ruimtelijk beeld;

c.   De bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

 

Hoofdstuk 3   ALGEMENE REGELS

Artikel 7    Anti dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 8    Algemene aanduidingsregels

8.1       Archeologische waarde

Het is niet toegestaan te bouwen ter plaatse van de aanduiding Archeologische waarde, tenzij het bevoegde gezag op basis van archeologisch (vervolg)onderzoek heeft vastgesteld dat ter plaatse van deze aanduiding geen archeologische waarden aanwezig zijn die moeten worden beschermd. Dan wel heeft het bevoegde gezag een besluit genomen over het veiligstellen van de aangetroffen archeologische waarden en uit de aanvraag om een bouwvergunning blijkt dat met dit besluit aantoonbaar rekening is gehouden.


Artikel 9       Algemene ontheffingsregels

9.1       Bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels van het plan, voor:

a.       Het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3,5 m;

b.       Het overschrijden van in deze voorschriften genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;

c.       Beneden peil gelegen kelders alsmede erkers, balkons, galerijen, luifels, buitentrappen en soortgelijke onderdelen, waarbij de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 2 m mogen worden overschreden;

d.       het in geringe mate, doch met niet meer dan 3 m afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;

e.       Geluidwerende voorzieningen.

 

 

9.2       Voorwaarden waaronder ontheffing kan worden verleend

Een ontheffing als bedoeld in lid 1 kan niet worden verleend, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

 


Artikel 10  Algemene procedureregels

10.1     Toepassing uniforme voorbereidingsprocedure Awb

Op de voorbereiding van de in deze regels bedoelde ontheffingsbesluiten is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de termijn van tervisielegging van een ontwerp ontheffingsbesluit, waarbinnen belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld zienswijzen naar voren te brengen, zes weken bedraagt.


 

Hoofdstuk 4   Overgangs- en slotregels

Artikel 11  Overgangsrecht

11.1     Overgangsrecht bouwwerken

1.         Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2.         Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3.         Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

11.2     Overgangsrecht gebruik

1.         Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.         Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.         Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.         Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 


Artikel 12  Slotregel

12.1     Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

 

"Regels van het bestemmingsplan Bloemhoefstraat en Hoekstraat - Soeterbeekseweg van de gemeente Nuenen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Nuenen

 

in de openbare vergadering van

 

 

 

 

 

 

de griffier,                                                       de voorzitter,