Planregels bestemmingsplan Skûlenboarch 2015

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1 plan

het bestemmingsplan Skûlenboarch 2015 van de gemeente Tytsjerksteradiel;

2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0737.16BPVI met de bijbehorende regels en  bijlagen;

3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5 aan- en afmeersteiger

constructie aan een oever of kade, in of op het water, die hoofdzakelijk dient voor het aan­leg­gen en ligplaats innemen van vaartuigen;

6 archeologische waarden

de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewo­ningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

7 Bar

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoe­ding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoe­kersfrequentie gedu­rende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

9 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

10 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;

12 beeldverstorende bebouwing

bebouwing die door de staat waarin ze verkeert of door de verschijningsvorm, een negatieve invloed heeft op de landschappelijke waarden in de omgeving;

13 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

14 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:

a.     het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

b.    de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:

-         het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

-         het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;

-         het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;

-         er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

15 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

16 bestaand

a.     bij bouwwerken:

bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

b.    bij het overige gebruik:

het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met dak;

20 bouwen

plaatsen,  geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergro­ten;

21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

27 café

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoe­ding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoe­kers­frequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

28 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;

29 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

30 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoor­beeld in gebruikte goederen);

32 dienstverlenend bedrijf en of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juri­disch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringsbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;

33 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

34 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

35 Erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

36 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

37 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

38 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

39 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een ge­bouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

40 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluid­hinder;

41 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vast­gesteld;

42 "hiem"

het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

43 hoekerker

een erker die aan twee gevels van een woonhuis is gebouwd;

44 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voor­keurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

45 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte ver­maaksfunctie;

46 Horecabedrijf categorie 1

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als  centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit- restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

47 Horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met  logiesvertrekking of een zalencentrum;

48 Horecavloeroppervlakte

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);

49 Hotel

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;

50 kap

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

51 kunstobject

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

52 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

53 Kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

54 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

55 logiesverstrekking

een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;

56 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

57 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

58 onderbouw

het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;

59 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

60 peil

a.     indien op of in het land wordt gebouwd:

-         de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;

-         indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;

b.    indien op of in het water wordt gebouwd:

-         het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging  van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;

61 pension

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd, met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, één en ander zonder vermaaksfunctie;

62 persoonlijke dienstverlening

dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidsssalon en/of een (para-)medische praktijk;

63 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productie­functie;

64 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

65 Restauratieve voorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of die instelling, zoals een bedrijfskantine;

66 risicovolle functie

een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;

67 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grens­waarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

68 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

69 slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken;

70 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

71 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

72 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

73 volumineuze detailhandel

detailhandel in goederen die vanwege de aard en  omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair;

74 voorbouwgrens

zie voorgevelrooilijn

75 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

76 voorgevelrooilijn

de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;

77 voorkeurgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

78 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;

79 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

80 windturbine

een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);

81 winkel

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

82 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;

83 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

84 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

 


 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Methodiek

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.)

1.    de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.    de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

3.    de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

4.    de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoor­stenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

5.    de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;

6.    de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

7.    het bebouwde oppervlak:

de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en over­kappingen;

8.    de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

9.    de hoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;

10.  de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.2 Meetverschillen

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.


 

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

Artikel 3 Bedrijf - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     gebouwen ten behoeve van:

      bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

b.    een autospuitinrichtingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autospuitinrichtingsbedrijf";

c.     een tapijt- en meubelreinigingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf  - tapijt- en meubelreinigingsbedrijf";

d.    een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combina­tie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

e.     bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;

 

met daaraan ondergeschikt:

f.     restauratieve voorzieningen;

g.    groenvoorzieningen;

h.    parkeervoorzieningen;

i.      speelvoorzieningen;

j.      wegen, straten en paden;

k.    water;

l.      openbare nutsvoorzieningen;

m.   productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

 

met de daarbij behorende:

n.    tuinen, erven en terreinen;

o.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder a. en onder e. genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.     een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.

3.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder d. genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a.     een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.    voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 3.2.1 van overeenkomstige toepassing;

c.     voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

1.    de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.    de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder o. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.    de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

1.    lid 3.2.1 onder a. en toestaan dat bij de bedrijfswoningen behorende gebouwen en overkappingen geheel of  gedeeltelijk buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:

a.     de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen en overkappingen ten hoogste 60 m² zal bedragen;

b.    de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;

c.     de bouwhoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;

2.    lid 3.2.2 onder c. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

3.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 3.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

1.    het straat- en bebouwingsbeeld;

2.    de milieusituatie;

3.    de woonsituatie;

4.    de landschappelijke waarden;

5.    de cultuurhistorische waarden;

6.    de archeologische waarden;

7.    de natuurwaarden;

8.    de verkeersveiligheid;

9.    de ontsluitingssituatie;

10.  de parkeersituatie;

11.  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van de in lid 3.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.    het gebruik van de in lid  3.1  onder e. genoemde gebouwen voor zelfstandige bewoning;

c.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 genoemde bedrijven;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen, met dien verstande dat

1.     de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;

f.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen;

g.    het gebruik van van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

lid 3.4 onder e. onder 1 en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:

a.     de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;

b.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

1.    de milieusituatie;

2.    de woonsituatie;

3.    de landschappelijke waarden;

4.    de cultuurhistorische waarden;

5.    de archeologische waarden;

6.    de natuurwaarden;

7.    de verkeersveiligheid;

8.    de ontsluitingssituatie;

9.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.6.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.     in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

1.    de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten hoogste 15% kan worden vergroot;

2.    de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.    de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

b.    de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, alsmede in de aanduiding "maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)" een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of een ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

1.    er sprake is van een bestaand volwaardig bedrijf, categorie 2;

2.    de aanvrager zijn hoofdberoep heeft in dat bedrijf;

3.    er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als volwaardig bedrijf;

4.    de noodzaak tot vergroting van het bouwvlak en of/ de vergroting van het bebouwingspercentage wordt aangetoond door middel van een bedrijfsplan, waarin ook het ontwikkelingsperspectief van het bedrijf, als bedoeld onder c.3 voor minimaal 3 jaar is aangegeven;

5.    de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen ten hoogste 150% van de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen zal bedragen;

6.    de landschappelijke, milieuhygiënische en verkeerskundige inpassing plaatsvindt conform een door het bevoegd gezag geaccordeerd landschappelijk inpassingsplan;

c.     de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.    de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

d.    de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

e.     de aanduiding “autospuitinrichtingsbedrijf” wordt verwijderd, mits:

-         de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

g.   de aanduiding "tapijt- en meubelinrichtingsbedrijf" wordt verwijderd, mits:

      -     de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

f.     in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-         de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

g.    de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;

h.    de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:

1.    de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

2.    de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen;

 

i.      de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A7’ en/of ‘Tuin’, mits:

1.    ter plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;

2.    ten hoogste 1 woning is toegestaan;

3.    het bouwvlak van de onder 2. bedoelde woning wordt gelegd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” van het bedrijf;

4.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

3.6.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 3.6.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

1.    straat- en bebouwingsbeeld;

2.    de milieusituatie;

3.    de woonsituatie;

4.    de landschappelijke waarden;

5.    de cultuurhistorische waarden;

6.    de archeologische waarden;

7.    de natuurwaarden;

8.    de verkeersveiligheid;

9.    de ontsluitingssituatie;

10.  de parkeersituatie;

11.  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 


Artikel 4 Bedrijf 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     gebouwen ten behoeve van:

1.    bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 3.2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

b.    een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in  combina­tie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

c.     bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.    restauratieve voorzieningen;

e.     groenvoorzieningen;

f.     parkeervoorzieningen;

g.    speelvoorzieningen;

h.    wegen, straten en paden;

i.      water;

j.      openbare nutsvoorzieningen;

k.    productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;

 

met de daarbij behorende:

l.      tuinen, erven en terreinen;

m.   bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder a. en onder c. genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.     een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.

4.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder b. genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a.     een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.    voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 4.2.1 van overeenkomstige toepassing;

c.     voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

1.    de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.    de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 20 m zal bedragen;

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.     lid 4.2.1 onder a. en toestaan dat bij de bedrijfswoningen behorende gebouwen en overkappingen geheel of  gedeeltelijk buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:

1.    de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen en overkappingen ten hoogste 60 m² zal bedragen;

2.    de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;

3.    de bouwhoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;

b.    lid 4.2.2 onder c. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m  en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

4.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 4.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

1.    het straat- en bebouwingsbeeld;

2.    de milieusituatie;

3.    de woonsituatie;

4.    de landschappelijke waarden;

5.    de cultuurhistorische waarden;

6.    de archeologische waarden;

7.    de natuurwaarden;

8.    de verkeersveiligheid;

9.    de ontsluitingssituatie;

10.  de parkeersituatie;

11.  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van de in lid 4.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.    het gebruik van de in lid  4.1  onder c. genoemde gebouwen voor zelfstandige bewoning;

c.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 3.2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 3.2 genoemde bedrijven;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

4.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

lid 4.4 onder e. onder 1 en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:

a.     de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;

b.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

1.    de milieusituatie;

2.    de woonsituatie;

3.    de landschappelijke waarden;

4.    de cultuurhistorische waarden;

5.    de archeologische waarden;

6.    de natuurwaarden;

7.    de verkeersveiligheid;

8.    de ontsluitingssituatie;

9.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

4.6.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.     de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.    de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

b.    in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

1.    de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten hoogste 15% kan worden vergroot;

2.    de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

3.    de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

c.     de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.    de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

d.    de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

e.     de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - volumineus” wordt verwijderd, mits:

1.    de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;

f.     de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A7’ en/of ‘Tuin’, mits:

1.    ter plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;

2.    ten hoogste 1 woning is toegestaan;

3.    het bouwvlak van de onder 2. bedoelde woning wordt gelegd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” van het bedrijf;

4.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

4.6.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 4.6.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

1.    straat- en bebouwingsbeeld;

2.    de milieusituatie;

3.    de woonsituatie;

4.    de landschappelijke waarden;

5.    de cultuurhistorische waarden;

6.    de archeologische waarden;

7.    de natuurwaarden;

8.    de verkeersveiligheid;

9.    de ontsluitingssituatie;

10.  de parkeersituatie;

11.  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 


 

Artikel 5 Bedrijventerrein - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     gebouwen ten behoeve van:

1.    bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 3.2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

2.    bedrijfsgebouwen ten behoeve van betonwarenfabrieken, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - betonwarenfabriek";

b.    een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in    combina­tie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

c.     bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;

d.    ontsluitingswegen;

  

en tevens voor:

e.     gebouwen ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, met uitzondering van risicovolle inrichtingen en/ of vuurwerkbedrijven;

 

met daaraan ondergeschikt:

f.     restauratieve voorzieningen;

g.    groenvoorzieningen;

h.    parkeervoorzieningen;

i.      wegen, straten en paden;

j.      wateren;

k.    openbare nutsvoorzieningen;

l.      productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en     genotmiddelen;

 

met de daarbij behorende:

m.  tuinen, erven en terreinen;

n.   bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder a., c en onder e. genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.     een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.

5.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder b. genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a.     een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.    voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 5.2.1 van overeenkomstige toepassing;

c.     voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

1.    de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.    de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder n. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.    de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.     lid 5.2.1 onder a. en toestaan dat bij de bedrijfswoningen behorende gebouwen en overkappingen geheel of  gedeeltelijk buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:

1.    de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen en overkappingen ten hoogste 60 m² zal bedragen;

2.    de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;

3.    de bouwhoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;

b.    lid 5.2.2 onder c. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m  en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

5.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 5.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

1.    het straat- en bebouwingsbeeld;

2.    de milieusituatie;

3.    de woonsituatie;

4.    de landschappelijke waarden;

5.    de cultuurhistorische waarden;

6.    de archeologische waarden;

7.    de natuurwaarden;

8.    de verkeersveiligheid;

9.    de ontsluitingssituatie;

10.  de parkeersituatie;

11.  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van de in lid 5.1 onder a. en e. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;

b.    het gebruik van de in lid  5.1  onder c. genoemde gebouwen voor zelfstandige bewoning;

c.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1 en 3.2 bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 3.2 genoemde bedrijven;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen en mits de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de produktiefunctie;

f.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

5.5.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.     in een bouwvlak in een aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” een andere  bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

1.    de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten hoogste 15% kan worden vergroot;

b.    de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:

1.    de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

c.     de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;

d.    in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

1.    de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

5.5.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 5.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

1.    straat- en bebouwingsbeeld;

2.    de milieusituatie;

3.    de woonsituatie;

4.    de landschappelijke waarden;

5.    de cultuurhistorische waarden;

6.    de archeologische waarden;

7.    de natuurwaarden;

8.    de verkeersveiligheid;

9.    de ontsluitingssituatie;

10.  de parkeersituatie;

11.  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 


 

Artikel 6 Horeca - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     gebouwen ten behoeve van horecabedrijven categorieën 1 en 2;

b.    een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combina­tie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

c.     bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.    groenvoorzieningen;

e.     parkeervoorzieningen;

f.     speelvoorzieningen;

g.    wegen, straten en paden;

h.    water;

i.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

j.      tuinen, erven en terreinen;

k.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.     een gebouw en een overkapping zal  binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.

6.2.2 bedrijfswoning

Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbij behorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.     een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.    voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 6.2.1 overeenkomstige toepassing;

c.     voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

1.    de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;

2.    de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.    de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

6.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.     lid 4.2.1 onder a. en toestaan dat bij de bedrijfswoningen behorende gebouwen en overkappingen geheel of  gedeeltelijk buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:

1.    de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen en overkappingen ten hoogste 60 m² zal bedragen;

2.    de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;

3.    de bouwhoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;

b.    lid 4.2.2 onder c. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m  en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.

6.3.1 Algemene criteria afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 6.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

1.    het straat- en bebouwingsbeeld;

2.    de milieusituatie;

3.    de woonsituatie;

4.    de landschappelijke waarden;

5.    de cultuurhistorische waarden;

6.    de archeologische waarden;

7.    de natuurwaarden;

8.    de verkeersveiligheid;

9.    de ontsluitingssituatie;

10.  de parkeersituatie;

11.  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van de in lid 6.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijf categorieën 1 of 2;

c.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

d.    het gebruik van een bedrijfswoning als recreatiewoning.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

6.5.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.     de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Tuin’, ‘Verkeer - Verblijf’, ‘Wonen - A1’, ‘Wonen - A3’, ‘Wonen - A7’, alsmede de ligging van het (de) bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:

1.    ter plaatse geen horecabedrijf meer wordt uitgeoefend;

2.    ten hoogste 1 woning is toegestaan

3.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

b.    de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.    de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

c.     in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

1.    de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

            de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd; ten hoogste 10 m zal bedragen;

d.    de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.

6.5.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 6.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.     het straat en bebouwingsbeeld;

b.    de milieusituatie;

c.     de woonsituatie;

d.    de landschappelijke waarden;

e.     de cultuurhistorische waarden;

f.     de archeologische waarden;

g.    de natuurwaarden;

h.    de verkeersveiligheid;

i.      de ontsluitingssituatie;

j.      de parkeersituatie;

k.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     tuinen;

b.    erkers en voorportalen;

c.     het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein  op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie";

 

met daaraan ondergeschikt:

d.    groenvoorzieningen;

e.     parkeervoorzieningen;

f.     speelvoorzieningen;

g.    wegen, straten en paden;

h.    water;

i.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

j.      erven en verhardingen;

k.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:

a.     een erker zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;

b.    de afstand van een erker tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste 2 m bedragen, tenzij:

1.    er sprake is van twee aaneen te bouwen erkers voor twee afzonderlijke, aaneen gebouwde woonhuizen;

2.    er sprake is van een hoekerker of een erker aan de zijgevel van een gebouw, in welk geval de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

c.     een erker zal ten hoogste over 70% van de voorgevel worden gebouwd.

7.2.2 Voorportalen

Voor het bouwen van voorportalen gelden de volgende regels:

a.     een voorportaal zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;

b.    de breedte van een voorportaal zal ten hoogste 2,5 m bedragen;

c.     de hoogte van een voorportaal zal ten hoogste 2,5 m bedragen.

7.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.    de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

7.2.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 in die zin dat een tuinhuisje, prieeltje of een daarmee vergelijkbaar gebouw wordt gebouwd, mits:

a.     een tuinhuisje, prieeltje of daarmee vergelijkbaar gebouw ten minste 3 m vanuit de aangrenzende perceelsgrens wordt gebouwd;

b.    de oppervlakte van een tuinhuisje, prieeltje of daarmee vergelijkbaar gebouw ten hoogste 15 m² zal bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 3 meter zal bedragen;

c.     het aantal tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee vergelijkbare gebouwen ten hoogste 2 per bouwperceel bedragen;

d.    de afstand tussen tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee vergelijkbare gebouwen onderling en ten opzichte van andere gebouwen, waaronder erkers, ten minste 3 meter zal bedragen;

e.     rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

f.     rekening wordt gehouden met:

1.    het straat- en bebouwingsbeeld; 

2.    de woonsituatie;

3.    de landschappelijke waarden;

4.    de cultuurhistorische waarden.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming,  wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

c.     het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

7.4.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A7’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen - B7’, ‘Wonen - C1’ en/of ‘Wonen - C3’, alsmede nieuwe bouwvlakken worden aangebracht, mits:

a.     de wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot het aanbrengen van nieuwe bouwvlakken uitsluitend betrekking heeft op een wijziging van de oorspronkelijke voorgevelrooilijn ten behoeve van een veranderende situering van het woonhuis;

b.    de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste de oppervlakte van het oorspronkelijke bouwvlak;

c.     gebouwen en overkappingen die buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, niet voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd;   

d.    de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak per bouwperceel ten hoogste 100 m²;

e.     de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

f.     de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

g.    rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.

7.4.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 7.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.     het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de milieusituatie;

c.     de woonsituatie;

d.    de landschappelijke waarden;

e.     de cultuurhistorische waarden;

f.     de archeologische waarden;

g.    de natuurwaarden;

h.    de verkeersveiligheid;

i.      de ontsluitingssituatie;

j.      de parkeersituatie;

k.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


 

Artikel 8 Verkeer - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     ontsluitingswegen en -straten;

b.    paden;

c.     parkeervoorzieningen en carpoolplaatsen;

d.    bermen en beplanting;

e.     het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein  op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie";

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

 

met daaraan ondergeschikt:

f.     geluidwerende voorzieningen;

g.    groenvoorzieningen;

h.    tuinen, erven en terreinen;

i.      water;

j.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

k.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en bruggen.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

-         de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming,  wordt in ieder geval gerekend:

-         het inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het (de) aangegeven genummerde dwarsprofiel(en), dan wel, indien geen genummerd dwarsprofiel is aangegeven, in afwijking van het "standaard dwarsprofiel".

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

8.4.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.     een ander dwarsprofiel wordt aangegeven, mits:

-         de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten als gevolg daarvan niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

b.    een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:

-         de oppervlakte ten hoogste 20 m² zal bedragen;

c.     de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’, ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:

-    de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;

d.    de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer – Verblijf’, mits:

1.    de functie van de betreffende weg is gewijzigd;

2.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

e.     een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd;

f.     in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:

-         de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.

8.4.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 8.3.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.     het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de milieusituatie;

c.     de woonsituatie;

d.    de landschappelijke waarden;

e.     de cultuurhistorische waarden;

f.     de archeologische waarden;

g.    de natuurwaarden;

h.    de verkeersveiligheid;

i.      de ontsluitingssituatie;

j.      de parkeersituatie;

k.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 


 

Artikel 9 Verkeer - Verblijf

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     wegen, (woon)straten en pleinen;

b.    paden;

c.     parkeervoorzieningen;

d.    het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein  op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie";

 

met daaraan ondergeschikt:

e.     het recreatief medegebruik;

f.     groenvoorzieningen;

g    water;

g.    tuinen, erven en terreinen;

h.    terrassen;

i.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

j.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste 10 m zal bedragen;

 

 


 

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     kanalen, vaarten, tochten, sloten, meren, plassen, vijvers en poelen en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;

b.    kaden en oevers;

c.     aanleggelegenheid;

d.    de waterhuishouding;

e.     het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein  op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie";

 

met daaraan ondergeschikt:

f.     het recreatief medegebruik;

g.    groenvoorzieningen;

h.    paden;

i.      openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

j.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:

1.    kunstwerken;

2.    aan- en afmeersteigers.

10.2 Bouwregels

10.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden  mogen geen gebouwen worden gebouwd.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.    de bouwhoogte van kunstwerken ten hoogste 15 m zal bedragen;

3.    de bouwhoogte van aanleggelegenheden, anders dan aan- en afmeersteigers, ten hoogste 1 m zal bedragen;

4.    de oppervlakte van een aanleggelegenheid, anders dan aan- en afmeersteigers, ten hoogste 10 m² zal bedragen.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming,  wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van recreatievaartuigen of recreatiewoonschepen voor permanente bewoning;

b.    het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen;

 


 

Artikel 11 Wonen - A1 (vrijstaande woningen)

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - A1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

b.    het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein  op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie";

 

met daaraan ondergeschikt:

c.     groenvoorzieningen;

d.    parkeervoorzieningen;

e.     speelvoorzieningen;

f.     wegen, straten en paden;

g.    water;

h.    openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

i.      tuinen, erven en verhardingen;

j.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

11.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.     het aantal woonhuizen per bouwvlak zal ten hoogste één bedragen;

b.    de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

c.     de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste  9 m bedragen met dien verstande dat:

-         de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen.

11.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

1.    Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.     de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.    de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.    de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

c.     de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.    de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², bedragen;

e.     de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen.

2.    In afwijking van het gestelde in lid 11.2.2. onder 1. mogen bestaande gebouwen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub d. en e. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

a.     de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen ten hoogste 9 m zal bedragen, met dien verstande dat:

1.    de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.    de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

b.    de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen, met dien verstande dat voor de bestaande gebouwen op perceel Slachtedijk 2 te Ryptsjerk een goothoogte van 3,5 m als bestaande goothoogte wordt beschouwd;

c.     de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², zal bedragen;

            tenzij de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;

d.    de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 60 m² zal bedragen;

tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;

e.     het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt vergroot.

11.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 11.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.    de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

11.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.     lid 11.2.2 onder 1.d en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel ten hoogste 150 m² zal bedragen, mits die gezamenlijk oppervlakte van gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het "hiem";

b.    lid 11.2.2 onder 1.e en toestaan dat de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 100  m² zal bedragen.

11.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 11.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

a.     het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de milieusituatie;

c.     de woonsituatie;

d.    de landschappelijke waarden;

e.     de cultuurhistorische waarden;

f.     de archeologische waarden;

g.    de natuurwaarden;

h.    de verkeersveiligheid;

i.      de ontsluitingssituatie;

j.      de parkeersituatie;

k.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming,  wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

c.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of   bedrijfs­activiteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-         30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-         50 m²;

f.     het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein”, in welk geval de plaatsing van ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, is toegestaan;

g.    het gebruik van de gronden, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, als standplaats voor kampeermiddelen gedurende de periode van 1 november tot 15 maart;

h.    het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, ten behoeve van permanente bewoning.

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

11.5.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.     de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A2’. ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’ en/of ‘Tuin’;

b.    de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.    de oppervlakte van het bouwvlak niet  groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

2.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

11.5.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 11.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.     het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de milieusituatie;

c.     de woonsituatie;

d.    de landschappelijke waarden;

e.     de cultuurhistorische waarden;

f.     de archeologische waarden;

g.    de natuurwaarden;

h.    de verkeersveiligheid;

i.      de ontsluitingssituatie;

j.      de parkeersituatie;

k.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


 

Artikel 12 Wonen - A3 (vrijstaande woningen)

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - A3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

 

met daaraan ondergeschikt:

b.    groenvoorzieningen;

c.     parkeervoorzieningen;

d.    speelvoorzieningen;

e.     wegen, straten en paden;

f.     water;

g.    openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

h.    tuinen, erven en verhardingen;

i.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

12.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.     het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;

b.    de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

c.     de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

-         de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 8 m zal bedragen.

12.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

1.    Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.     de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.    de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.    de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

c.     de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.    de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², bedragen;

e.     de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

2.    In afwijking van het gestelde in lid 12.2.2. onder 1. mogen bestaande gebouwen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub d. en e. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

a.     de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen ten hoogste 9 m zal bedragen, met dien verstande dat:

1.    de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.    de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

b.    de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

c.     de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel  ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², zal bedragen;

            tenzij de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;

d.    de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 60 m² zal bedragen;

tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;

e.     het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt vergroot.

12.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 12.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.    de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;

tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.     lid 12.2.2 onder 1.d en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel ten hoogste 150 m² zal bedragen, mits die gezamenlijk oppervlakte van gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het "hiem";

b.    lid 12.2.2 onder 1.e en toestaan dat de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 100  m² zal bedragen.

12.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 12.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

a.     het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de milieusituatie;

c.     de woonsituatie;

d.    de landschappelijke waarden;

e.     de cultuurhistorische waarden;

f.     de archeologische waarden;

g.    de natuurwaarden;

h.    de verkeersveiligheid;

i.      de ontsluitingssituatie;

j.      de parkeersituatie;

k.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming,  wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

c.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-         30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-         50 m².

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

12.5.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.     de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen - A5’  en/of ‘Tuin’;

b.    de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.    de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

2.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

12.5.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 12.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

a.    het straat-en bebouwingsbeeld

b.    de milieusituatie;

c.    de woonsituatie;

d.    de landschappelijke waarden;

e.    de cultuurhistorische waarden;

f.     de archeologische waarden;

g.    de natuurwaarden;

h.    de verkeersveiligheid;

i.     de ontsluitingssituatie;

j.     de parkeersituatie;

k.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 


 

Artikel 13 Wonen - A7 (vrijstaande woningen boerderijtypen)

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - A7’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

b.    het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein  op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie";

 

met daaraan ondergeschikt:

c.     groenvoorzieningen;

d.    parkeervoorzieningen;

e.     speelvoorzieningen;

f.     wegen, straten en paden;

g.    water;

h.    openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

i.      tuinen, erven en verhardingen;

j.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

13.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.     het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;

b.    de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

c.     de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 15 m bedragen, met dien verstande dat:

-         de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen.

13.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

1.    Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.     de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.    de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.    de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

c.     de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.    de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², bedragen;

e.     de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;

 

2.    In afwijking van het gestelde in lid 13.2.2. onder 1. mogen bestaande gebouwen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub d. en e. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:

a.     de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen ten hoogste 9 m zal bedragen, met dien verstande dat:

1.    de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.    de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

b.    de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;

c.     de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², zal bedragen;

            tenzij de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;

d.    de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 60 m² zal bedragen;

tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;

e.     het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt vergroot.

13.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 13.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.    de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.     lid 13.2.2 onder 1.d en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel ten hoogste 150 m² zal bedragen, mits die gezamenlijk oppervlakte van gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het "hiem";

b.    lid 13.2.2 onder 1.e en toestaan dat de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 100  m² zal bedragen.

13.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 13.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

1.    het straat- en bebouwingsbeeld;

2.    de milieusituatie;

3.    de woonsituatie;

4.    de landschappelijke waarden;

5.    de cultuurhistorische waarden;

6.    de archeologische waarden;

7.    de natuurwaarden;

8.    de verkeersveiligheid;

9.    de ontsluitingssituatie;

10.  de parkeersituatie;

11.  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming,  wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

c.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-         30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-         50 m².

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

13.5.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.     de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’,  ‘Bedrijf – 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, mits:

1.    deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is ten behoeve van een functieverandering van het gehele oorspronkelijke boerderijpand welke gelegen is in een dorpsuitloper of binnen het landelijk gebied;

2.    de uitoefening van de betreffende functie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en het bijbehorende erf;

3.    de bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft;

4.    het geen industriële bedrijven, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

b.    de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen - A5’  en/of ‘Tuin’;

c.     de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – B7’ en 'Tuin', mits:

1.    de oppervlakte van het bouwvlak ten minste 250 m² bedraagt;

2.    de (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing is voorzien van de aanduiding "karakteristiek" en deze aanduiding wordt gehandhaafd;

3.    de realisering van 2 woningen in overeenstemming is met het, door de provincie geaccordeerde, gemeentelijk woonplan;

4.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

5.    het parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;

6.    de woningen op een adequate wijze worden ontsloten;

d.    de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.    de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

2.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

13.5.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 13.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

1.   het straat- en bebouwingsbeeld;

2.   de milieusituatie;

3.   de woonsituatie;

4.   de landschappelijke waarden;

5.   de cultuurhistorische waarden;

6.   de archeologische waarden;

7.   de natuurwaarden;

8.   de verkeersveiligheid;

9.   de ontsluitingssituatie;

10. de parkeersituatie;

11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

Artikel 14 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

a.     werken ten behoeve van de waterstaat, waaronder kaden en dijken;

 

met de daarbij behorende:

b.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder sluizen en gemalen;

c.     gebouwen ten behoeve van de bediening van bruggen.

14.2 Bouwregels

14.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere geldende bestemmingen(en)

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

14.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 14.1 onder c.  genoemde gebouw gelden de volgende regels:

a.     een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

-         de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en):

a.     het ophogen en afgraven van de gronden;

b.    het verwijderen en aanbrengen van verhardingen, waaronder de toegelaten wegen en paden.

14.3.2 Uitzondering op vergunningsplicht

Het bepaalde in lid 14.3.2. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

a.     het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

14.3.3 Criterium

De in lid 14.3.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien:

1.       vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheer van de desbetreffende waterstaatkundige functie;

2.       geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de gronden met een waterkerende (neven)functie;

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

14.4.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.     de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

1.       vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheer van de desbetreffende waterstaatkundige functie;

2.       geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de gronden met een waterkerende (neven)functie;


 

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


 

Artikel 16 Algemene bouwregels

16.1 Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

16.2 Windturbines

Er zullen geen  windturbines worden gebouwd.

16.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

16.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen.

16.3.2 Uitzonderingen op vergunningplicht

Het bepaalde in lid 16.3.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die:

a.     het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

16.3.3 Criteria

De in lid 16.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits:

a.     de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

b.    de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven;

c.     het delen van gebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

 


 

Artikel 17 Algemene aanduidingregels

17.1 geluidzone - industrie

De functie van de gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie” is het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein van geluidsgevoelige objecten.

17.1.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt, ter plaatse van de aanduiding “geluidzone – industrie”, de volgende regel:

-         een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toe­laatbaar gebouw, of de uitbreiding daar­van, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor gel­dende voorkeursgrens­waarde of een vastgestelde hogere grens­waarde.

17.1.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

-         het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

17.1.3 Afwijking van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor een lichte horecafunctie, mits:

a.     de horecafunctie ondergeschikt is aan de bedrijfs- of woonfunctie;

b.    de de oppervlakte van de horecafunctie ten hoogste 50 m2 bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 10 m² van de horecafunctie binnen een gebouw mag worden uitge­oefend;

c.     het aantal zitplaatsen maximaal 20 bedraagt;

d.    uitsluitend niet - alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt;

e.     de locatie ligt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een toeristische wandel-, fiets-, auto-  en/of vaarroute.

 

 


 

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;

b.    het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;

c.     het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;

d.    het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein” of de gronden zijn bestemd als 'Recreatie - 1C';

e.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 


 

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor een lichte horecafunctie, mits:

a.     de horecafunctie ondergeschikt is aan de bedrijfs- of woonfunctie;

b.    de de oppervlakte van de horecafunctie ten hoogste 50 m2 bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 10 m² van de horecafunctie binnen een gebouw mag worden uitge­oefend;

c.     het aantal zitplaatsen maximaal 20 bedraagt;

d.    uitsluitend niet - alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt;

e.     de locatie ligt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een toeristische wandel-, fiets-, auto-  en/of vaarroute.

 

 


 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

 

Artikel 20 Overgangsrecht

 

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

a.     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.    gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.    na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.    Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.

c.     Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.2 Overgangsrecht gebruik

a.     Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.    Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.     Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.    Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 21 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan Skûlenboarch 2015 van de gemeente Tytsjerksteradiel.

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 17 december 2015