Bestemmingsplan Noardburgum e.o.
In
deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Noardburgum e.o. 2013" NL.IMRO.0737. van de gemeente Tytsjerksteradiel;
de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
de waarden die verband houden met het
zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere
samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of
hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;
een horecabedrijf waar de
bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken
van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de
avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit
voltrekt;
één
of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;\
een in het plan aangegeven percentage,
dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden
bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen
gebouwen zijnde;
een
gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
een woning
in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie
staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;
11 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woning wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:
a. de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
b. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:
- het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
- het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
- het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
- er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
12 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
a. bij bouwwerken:
bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
b. bij het overige gebruik:
het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
de
grens van een bestemmingsvlak;
een
geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel
functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden,
daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met dak;
het plaatsen, het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een
bouwwerk;
de
grens van een bouwvlak;
een doorlopend gedeelte van een gebouw
dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen
is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop
ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie van enige omvang ;
een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende
bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de
beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die
geschiedenis;
iedere
bovenbeëindiging van een gebouw;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);
zie:
poel
een (oorspronkelijk) als drinkplaats
voor vee aanwezige verruiming in het profiel in het beloop van een sloot of ter
hoogte van een kruising van sloten;
de bouwlaag op de begane grond;
een hoek- of
rondvormig uitgebouwd deel van een woning op de eerste
bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een
overwegend transparante uitstraling;
33 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht
op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van
porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een
seksautomatenhal;
elk
bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten geheel vormt;
de mogelijkheden om gronden en
bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
de
geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.37 geluidsgevoelige objecten
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
38 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
het binnen de
(woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met
uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;
een erker die aan twee
gevels van een woning is gebouwd;
een bij een bestemmingsplan in acht te
nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten,
die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan
worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit
Geluidhinder;
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken
en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig
logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een
vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
een complementair horecabedrijf dat is
gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht-
alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere
functies, met name functies als
centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak,
cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit- restaurant,
snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op
de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
een horecabedrijf met een in het
algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is
gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals
een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de
aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan
niet in combinatie met logiesvertrekking
of een zalencentrum;
een horecabedrijf dat voornamelijk is
gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken
en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak,
zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub, en/of een naar de aard en
invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een caférestaurant;
de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);
langgerekte
aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;
zie dykswâl
iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;
voortbrengsel van de beeldende kunsten
in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten
behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug,
een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een
daarmee gelijk te stellen voorziening;
een object waarvoor ingevolge het
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q.
een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht
genomen moet worden;
54 landschappelijk inrichtingsplan
een plan dat weergeeft op welke wijze veranderingen in
houtsingels en andere landschapselementen in het Woudenlandschap o.a. in het
kader van perceelsvergrotingen, landschappelijk
worden ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:
-
de
historisch gegroeide landschapstructuur;
-
de
landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype,
waarbinnen het perceel/de percelen is/zijn gesitueerd;
-
de
gemiddelde grootte van de percelen binnen het deelgebied van het landschapstype
Woudenlandschap, waarbinnen de te veranderen singels, dykswâlen
(houtwallen)en andere landschapselementen liggen;
-
het
bebouwingspatroon;
-
een
goede infrastructurele ontsluiting.
Een landschappelijk inrichtingsplan bestaat uit een verbeelding
en een toelichting;
waarden in verband met
de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare
structuren en/of elementen in dat gebied;
een
horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen
vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht
als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;
een door de feitelijke
terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en
een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
de waarde van een gebied in milieuhygiënische
zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en
milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan
wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de
geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
een bouwkundige
constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de
aarde is verbonden;
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat
een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
de kleinste bij de
totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die
direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar
en afsluitbaar is;
a. indien op of in het land wordt gebouwd:
- de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;
- indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;
b. indien op of in het water wordt gebouwd:
- het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;
een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd, met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, één en ander zonder vermaaksfunctie;
een
van ander oppervlaktewater geïsoleerd stilstaand water;
66 productiegebonden detailhandel
detailhandel in
goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het
productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de
productiefunctie;
het zich beschikbaar stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
een recreatief gebruik van gronden dat
ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve
gebruik is toegestaan;
een gebouw dat naar aard en inrichting
bedoeld is en uitsluitend gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie;
een voorziening ten dienste
van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige)
spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die
instelling, zoals een kantine;
een risicovolle inrichting, een
transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het
transport van gevaarlijke stoffen;
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder
een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf,
alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een
sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
geheel
of gedeeltelijk afbreken;
een voorziening ten dienste van een sportvereniging, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de bezoekers van de sportvoorziening;
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
specifieke artikelen voor de inrichting
en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks
samenhangende artikelen, zoals genoemd in bijlage 3;
door de mens gedomesticeerde dieren die
in het agrarisch bedrijf om economische redenen worden gehouden, zoals
runderen, schapen, geiten, varkens, paarden, ezels en reeën, alsmede pluimvee.
de waarde van een gebied voor de
veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van
overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en
uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige
inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;
detailhandel in goederen die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair;
zie
voorgevelrooilijn;
de naar de weg
gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan
één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter
plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd,
met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet
grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie
ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;
de bij een bestemmingsplan in acht te
nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten,
zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het
Besluit geluidhinder;
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht
op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q.
de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;
alle voor het openbaar rij- of ander
verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen
kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de
aan de weg liggende parkeergelegenheden;
een bouwwerk dat is bedoeld om met een
draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken
en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait
(horizontale respectievelijk verticale windturbine);
een gebouw dat een ruimte omvat, welke
door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
een complex van ruimten, uitsluitend
bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk
te stellen samenhangende groep van personen;
een accomodatie met
bijbehorende voorzieningen voor het huisvesten van personen die bij hun
normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische
en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals (niet zelfredzame)
bejaarden of gehandicapten;
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en geheel of
gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke
verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
een
gebouw dat één woning of meerdere naast elkaar gelegen woningen omvat en dat
qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
een aaneengesloten stuk grond dat functioneel hoort bij één woning, waarop bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
Bij toepassing van deze regels
wordt als volgt gemeten:
(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.)
1. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
3. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
4. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
5.
de oppervlakte
van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken,
luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken
dan 0,5 meter;
6. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
7. het bebouwde oppervlak:
de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;
8. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;
9. de hoogte van een molen:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;
10.
de hoogte van een windturbine:
vanaf
het peil tot aan de as van de windturbine.
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond
De voor ‘Agrarisch – Cultuurgrond’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a.
cultuurgrond
b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een agrarisch bedrijf voor het tijdelijk onderbrengen
van vee en/of de tijdelijke opslag van gewassen en/of agrarische producten;
c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (semi)
agrarische en daarmee te vergelijken hobbyactiviteiten;
met daaraan ondergeschikt:
d. paden en kavelontsluitingswegen;
e. groenvoorzieningen;
f. parkeervoorzieningen;
g. water;
h. het recreatief medegebruik;
i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
j. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder
kunstwerken.
3.2.1 Gebouwen en overkappingen t.b.v. (semi)agrarische hobbyactiviteiten
Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder b. en c. genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een gebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-,
bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een
gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte
van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het
bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding
aangegeven percentage bedragen
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;
b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 3.3 onder a. en toestaan
dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits:
a. opslag van mest buiten het bouwperceel van het agrarisch
bedrijf nodig is omdat opslag op het bouwperceel niet of in onvoldoende mate
mogelijk is om bedrijfseconomische redenen of om milieuredenen; en/of
b. de afstand tussen het bouwperceel van het agrarisch bedrijf
en een substantieel deel van de landerijen, dat bij het bedrijf in gebruik is,
groter is dan 2 km;
c. de afstand van de mestopslag ten opzichte van een woonbestemming,
waaronder bedrijfswoningen, ten minste 50 meter bedraagt;
d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. de milieusituatie;
2. de woonsituatie;
3. de landschappelijke waarden;
4. de cultuurhistorische waarden;
5. de archeologische waarden;
6. de natuurwaarden;
7. de verkeersveiligheid;
8. de ontsluitingssituatie;
9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
a. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 4 m;
b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
c. het aanleggen van verharde en halfverharde paden;
d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over
een oppervlakte groter dan 100 m², zodanig dat er een verschil in hoogte c.q.
diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 0,3 m;
e. het geheel of gedeeltelijk dempen van dobben, drinkpoelen en poelen;
f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het
recreatief medegebruik.
3.5.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
De
in lid 3.5.1
genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan:
-
de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden;
Burgemeester
en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverandering het bestemmingsplan
wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming
‘Natuur’, mits:
1. de wijziging passend is binnen het rijks- en
provinciale beleid aangaande de Ecologische Hoofdstructuur;
2. de wijziging betrekking heeft op gronden die:
a. nodig zijn voor de afronding van natuurgebieden, en/of;
b. liggen in het traject van een ecologische verbindingszone, of
c. particulier worden beheerd en waarvan de natuurfunctie duurzaam is geregeld;
3. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerrein, zoals onder meer opgenomen in de Structuurvisie "Finster op romte" en de Woonvisie "Finster op wenjen";
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bos’, mits:
1. een afstand van ten minste 15 m tot naastgelegen agrarische productiegronden in acht wordt genomen, indien langs de betreffende rand geen houtsingels aanwezig zijn;
2. indien het een wijziging in het open landschap betreft:
a. de oppervlakte van het voor 'Bos' te bestemmen gebied ten hoogste 1 ha zal bedragen;
b. ruime afstand zal worden gehouden ten opzichte van de
voor weidevogels geschikte gebieden;
c. de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn
aangeduid als "wetgevingszone - wijzigingsgebied 3", wordt gewijzigd
in de bestemming "Wonen - ANB" en "Tuin", mits:
1. de situering van de
bestemmingen wordt gewijzigd in de situatie zoals in bijlage 3 is verbeeld;
2. de
te bouwen woning in overeenstemming is met het vigerende gemeentelijk en
provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch
geregelde woningbouwcapaciteit in Noardburgum;
d. de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn
aangeduid als "wetgevingzone - wijzigingsgebied
5", wordt gewijzigd in de bestemming "Wonen - A1" en
"Tuin", mits:
1.
de
situering van de bestemmingen wordt gewijzigd in de situatie zoals in bijlage 6
is verbeeld;
2. de
te bouwen woning in overeenstemming is met het vigerende gemeentelijk en
provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch
geregelde woningbouwcapaciteit in Noardburgum;
e.
de
bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als
"wetgevingszone - wijzigingsgebied 7" , wordt gewijzigd in de
bestemming "Wonen - ANB" en
"Tuin", mits:
1. de situering van de bestemmingen wordt gewijzigd in de situatie zoals in bijlage 4 is verbeeld;
2. de te bouwen woning in overeenstemming is met het vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Noardburgum.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 3.6.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden, mits:
a. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing en de gronden als één aaneengesloten geheel worden ingericht;
b. de bestaande verkeersafwikkeling niet onevenredig zal worden belast en het parkeren op het eigen terrein plaatsvindt;
c. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Bedrijf – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
b. restauratieve voorzieningen;
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare nutsvoorzieningen;
i. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
met de daarbij behorende:
j. tuinen, erven en terreinen;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 4.1
onder a. genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak
worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van de in lid 4.1 onder a. genoemde
bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlage 1 onder de categorie 1 genoemde bedrijven;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
d. het
gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met
uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet
zijnde detailhandel in voeding- en
genotmiddelen, met dien verstande dat
1. de
verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden
detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane
vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een
maximum van 25 m²;
e. het
gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van
motorbrandstoffen.
4.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in:
lid 4.3 onder d.
onder 1 en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 %
van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige
bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:
a. de productiegebonden detailhandel
betrekking heeft op volumineuze producten;
b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. de milieusituatie;
2. de woonsituatie;
3. de landschappelijke waarden;
4. de cultuurhistorische waarden;
5. de archeologische waarden;
6. de natuurwaarden;
7. de verkeersveiligheid;
8. de ontsluitingssituatie;
9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten hoogste 15% kan worden vergroot;
2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
c. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
d. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;
e. de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen;
f. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’ en/of ‘Tuin’, mits:
1. ter plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;
2. ten hoogste 1 woning
is toegestaan;
3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
4. de te bouwen woning in overeenstemming is met het vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Noardburgum;
g. de aanduiding "karakteristiek" wordt
aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderende
inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek
wordt;
h. de aanduiding "karakteristiek" geheel of
gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is
en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 4.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
1. straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Bedrijf – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen en terreinen ten behoeve van:
1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
2. een aan de bedrijfsactivieit gerelateerde tentoonstelling of museum;
3. detailhandel, met uitzondering van voedings- en genotmiddelen, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
4. volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - volumineus";
5. detailhandel in auto's, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - autohandel";
6. detailhandel in (sier)bestrating ter plaatse van de
aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - steenhandel";
b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding
“bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis;
c. bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
d. restauratieve voorzieningen;
e. groenvoorzieningen;
f. parkeervoorzieningen;
g. speelvoorzieningen;
h. wegen, straten en paden;
i. water;
j. openbare nutsvoorzieningen;
k. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
met de daarbij behorende:
l. tuinen, erven en terreinen;
m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 5.1
onder a. en onder c. genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de
volgende regels:
a. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak
worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-,
bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een
gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte
van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het
bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding
aangegeven percentage bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder b. genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
b. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 5.2.1 van overeenkomstige toepassing;
c. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;
2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 5.2.1 onder a. en
toestaan dat bij de bedrijfswoningen behorende gebouwen en overkappingen geheel
of gedeeltelijk buiten een bouwvlak
worden gebouwd, mits:
1. de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen
en overkappingen ten hoogste 60 m² zal bedragen;
2. de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;
b. lid 6.2.2 onder c. en
toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal
bedragen.
5.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 5.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van
bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 5.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;
b. het gebruik van de in lid 5.1 onder c. genoemde gebouwen voor zelfstandige
bewoning;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 genoemde bedrijven;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van gronden en bouwwerken welke ter plaatse zijn aangeduid met:
1. "detailhandel" waar de gronden en bouwwerken
gebruikt mogen worden ten behoeve van detailhandel, als bedoeld in lid 5.1
onder a.3;
2. "specifieke vorm van detailhandel -
volumineus" waar de gronden en bouwwerken gebruikt mogen worden ten
behoeve van detailhandel in volumineuse artikelen,
als bedoeld in lid 5.1 onder a.4;
3. "specifieke vorm van detailhandel -
autohandel" waar de gronden en bouwwerken gebruikt mogen worden ten
behoeve van detailhandel in auto's, als bedoeld in lid 5.1 onder a.5;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.
g. het
gebruik maken van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken
overeenkomstig de in lid 5.1 sub a, onder 6, opgenomen bestemmingomschrijving
zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de in bijlage
7 opgenomen inrichtingsschets, teneinde te komen tot een goede
landschappelijke inpassing.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten hoogste 15% kan worden vergroot;
2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
c. de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn
aangeduid als "wetgevingzone - wijzigingsgebied
8", wordt gewijzigd in de bestemming(en) "Wonen - A1", Wonen -
A2", "Wonen - A3", "Wonen - B1", "Wonen -
B2", "Wonen - B3", "Wonen - C1", "Wonen -
C3" en/of "Tuin" mits:
1. de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Noardburgum;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde;
3. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
d. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;
f. de aanduiding “specifiek specifieke vorm van detailhandel - volumineus” wordt verwijderd, mits:
1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
g. de aanduiding “specifiek specifieke vorm van detailhandel - autohandel” wordt verwijderd, mits:
1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
h. de aanduiding “detailhandel” wordt verwijderd, mits:
1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
i. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
j. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;
k. de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen;
l. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A7’ en/of ‘Tuin’, mits:
1. ter plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;
2. ten hoogste 1 woning
is toegestaan;
3. het bouwvlak van de onder 2. bedoelde woning wordt
gelegd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” van het bedrijf;
4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 5.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
1. straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening
De voor ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen
voor het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen voor de
gasvoorziening, gebouwen voor de
waterhuishouding, zoals gemalen en watermolens, en naar de aard daarmee
gelijk te stellen gebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. wegen, straten en paden;
e. water;
met de daarbij behorende:
f. erven en terreinen;
g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstand, dat ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder g. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de aangrenzende bestemming(en) ‘Groen – Groenvoorzieningen’, ‘Tuin’, ‘Verkeer – 1’ of ‘Verkeer - Verblijf’;
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 6.3.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 7 Bedrijventerrein - 2
De voor ‘Bedrijf – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
2. volumineuze
detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van
detailhandel - volumineus";
b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding
“bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis;
c. bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
d. restauratieve voorzieningen;
e. groenvoorzieningen;
f. parkeervoorzieningen;
g. speelvoorzieningen;
h. wegen, straten en paden;
i. water;
j. openbare nutsvoorzieningen;
k. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
met de daarbij behorende:
l. tuinen, erven en terreinen;
m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 7.1
onder a. en onder c. genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de
volgende regels:
a. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak
worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-,
bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een
gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte
van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het
bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding
aangegeven percentage bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder b. genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
b. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 7.2.1 van overeenkomstige toepassing;
c. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;
2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 7.2.2 onder b. en
toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal
bedragen.
7.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 7.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van
bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 7.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;
b. het gebruik van de in lid 7.1 onder c. genoemde gebouwen voor zelfstandige
bewoning;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 genoemde bedrijven;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:
1. productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in
voeding- en genotmiddelen, met dien verstande
dat:
-
de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 %
van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige
bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;
-
de
verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van volumineuse
artikelen, als bedoeld in lid 7.1 onder 2, samenvalt met de gronden ter plaatse
van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - volumineus";
2. detailhandel in andere dan volumineuze detailhandel, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft, met dien verstande dat:
-
het geen
detailhandel in voedings- en genotsmiddelen betreft;
-
de detailhandel
gerelateerd is aan de volumineuse detailhandel;
- de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de detailhandel samenvalt met de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - volumineus";
f. het
gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van
motorbrandstoffen.
7.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in:
lid 7.4 onder e.
onder 1 en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 %
van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige
bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:
a. de productiegebonden
detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;
b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. de milieusituatie;
2. de woonsituatie;
3. de landschappelijke waarden;
4. de cultuurhistorische waarden;
5. de archeologische waarden;
6. de natuurwaarden;
7. de verkeersveiligheid;
8. de ontsluitingssituatie;
9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten hoogste 15% kan worden vergroot;
2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
c. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. ter plaatse de aanduiding “wetgevingzone - wijzigingsgebied 2” de aanduiding "bedrijfswoning" wordt aangebracht, mits:
1. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
2. de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste 150 m² zal bedragen;
3. de goothoogte van een bedrijfswoning ten hoogste 8 m zal bedragen;
4. de bouwhoogte van een bedrijfswoning ten hoogste 12 m zal bedragen;
5. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;
6. de goothoogte van andere gebouwen ten dienste van de (bedrijfs)woonfunctie ten hoogste 3 m zal bedragen;
7. de bouwhoogte van andere gebouwen ten dienste van de (bedrijfs)woonfunctie ten hoogste 5 m zal bedragen;
8. de bouwhoogte van overkappingen ten dienste van de (bedrijfs)woonfunctie ten hoogste 3 m zal bedragen;
9. de gezamenlijke oppervlakte van andere gebouwen en overkappingen ten dienste van de (bedrijfs)woonfunctie ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf met een maximum van 100 m² zal bedragen;
10. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten dienste van de (bedrijfs)woonfunctie ten hoogste 60 m² zal bedragen;
11. de te bouwen woningen in overeenstemming is met het vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Noardburgum;
e. de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “wetgevingzone – wijzigingsgebied 4”, al dan niet in combinatie met bedrijvigheid worden gebruikt ten behoeve van volumineuze detailhandel, waarbij de gronden worden voorzien van de aanduiding “detailhandel - volumineus”, mits:
1. de
betreffende functie zich beperkt tot de kern van Noardburgum en eventueel
directe plattelandsomgeving en geen betrekking heeft op perifere detailhandel
in keukens, woninginrichting en bouwmarkten;
2. vestiging
niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied
bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een
dringende reden wordt gerechtvaardigd;
3. het
parkeren op het eigen terrein plaatsvindt;
4. het bedrijf op een adequate wijze wordt ontsloten;
f. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;
g. de aanduiding “specifieke vorm van detailhandel - volumineus” wordt verwijderd, mits:
1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
h. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 7.6.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
1. straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bos
en bebossing, waaronder houtsingels en
houtwallen;
b. groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
c. het recreatief medegebruik;
d. paden en wegen;
e. parkeervoorzieningen;
f. speelvoorzieningen;
g. water;
h. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten.
8.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte van masten, palen, gedenktekens en kunstobjecten ten hoogste 6 meter zal bedragen.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m², zodanig dat er een verschil in hoogte, c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 0,3 m;
b. het aanleggen van verharde en halfverharde paden;
c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
het
aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
8.3.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het in lid 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
De in lid 8.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. de landschappelijke
b. natuurwaarden van de gronden.
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het
opslaan van mest;
b. het geheel verwijderen van bos en bosbeplantingen, waaronder houtsingels en houtwallen.
De voor ‘Detailhandel – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van detailhandel;
b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding
“bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis;
c. bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en
overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f. speelvoorzieningen;
g. wegen, straten en paden;
h. water;
i. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j. tuinen, erven en terreinen;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 9.1
onder a. en onder c. genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder b. genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
b. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 9.2.1 van overeenkomstige toepassing;
c. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;
2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
1. lid 9.2.1 onder a. en
toestaan dat bij de bedrijfswoningen behorende gebouwen en overkappingen geheel
of gedeeltelijk buiten een bouwvlak
worden gebouwd, mits:
a. de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen
en overkappingen ten hoogste 60 m² zal bedragen;
b. de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;
c. de bouwhoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;
2. lid 9.2.2 onder c. en
toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal
bedragen.
9.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 9.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van
bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van de in lid 9.1 onder a. genoemde
bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als
“bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;
b. het gebruik van de in lid 9.1 onder c.
genoemde gebouwen voor zelfstandige bewoning;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve
van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve
van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q.
bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
-
30% van de totale
gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing met de
aanduiding "bedrijfswoning" op het bouwperceel, of
-
50 m²;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, zodanig dat het verkoopvloeroppervlakte meer dan 250 m2 bedraagt, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als "specifieke vorm van detailhandel - supermarkt", in welk geval het verkoopvloeroppervlakte van voedings- en genotmiddelen per winkel ten hoogste 1000 m2 bedragen;
g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft;
h. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van meer dan 1000 kg;
i. het gebruik van de gronden en gebouwen als verkooppunt van motorbrandstoffen.
Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt
vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
- de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-,
bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of
andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten
hoogste 15% kan worden vergroot;
2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal
bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal
bedragen;
c. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
- de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.
d. de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als "wetgevingszone - wijzigingsgebied 9", wordt gewijzigd in de bestemming(en) "Wonen - A1", "Wonen - A2", "Wonen - A3", "Wonen - B1", "Wonen - B2", "Wonen - B3", "Wonen - C1", "Wonen - C3" en/of "Tuin", mits:
- de te bouwen woningen in overeenstemming is met het vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Noardburgum.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 9.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Gemengd – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. een museum;
2. dagrecreatie;
3. horecabedrijven tot en met categorie 2 ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met categorie 2";
4. trekkershutten;
b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
c. bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
d. recreatieve voorzieningen;
e. detailhandel;
f. groenvoorzieningen;
g. parkeervoorzieningen;
h. speelvoorzieningen;
i. wegen, straten en paden;
j. water;
k. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
l. tuinen, erven en terreinen;
m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder a. en c. genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder a. sub 4 genoemde trekkershutten gelden de volgende regels:
a. trekkershutten worden gerealiseerd binnen een bestemmingsvlak;
b. het aantal trekkershutten zal ten hoogste 4 bedragen;
c. het oppervlakte van een trekkershut zal ten hoogste 40 m2 bedragen;
d. de bouwhoogte zal ten hoogste 3,80 m bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder c. genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
b. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 12.2.1 van overeenkomstige toepassing;
c. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;
2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.
10.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;
3. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” de bouwhoogte ten hoogste de daarin aangegeven hoogte zal bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 10.2.1 onder a. en
toestaan dat bij de bedrijfswoningen behorende gebouwen en overkappingen geheel
of gedeeltelijk buiten een bouwvlak
worden gebouwd, mits:
1. de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen
en overkappingen ten hoogste 60 m² zal bedragen;
2. de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;
b. lid 10.2.3 onder c. en
toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal
bedragen.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot
een gebruik strijdig met het bestemmingsplan, wordt in elk geval gerekend:
a. het gebruik van gebouwen voor permanente bewoning tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;
b. het gebruik van de in lid 10.1
onder c. genoemde gebouwen voor zelfstandige bewoning;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve
van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q.
bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
-
30% van de totale
gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing met de
aanduiding "bedrijfswoning" op het bouwperceel, of
- 50 m²;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan detailhandel in de bij het horecabedrijf behorende interieurartikelen.
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van meer dan 1000 kg;
h. het gebruik van de gronden en gebouwen als verkooppunt van motorbrandstoffen.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80 zal bedragen;
2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
c. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 10.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Gemengd – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. volumineuze detailhandel;
2. een specifieke vorm van wonen ten behoeve van zorgbehoevenden;
b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
c. bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
d. recreatieve voorzieningen;
e. restauratieve voorzieningen;
f. groenvoorzieningen;
g. parkeervoorzieningen;
h. speelvoorzieningen;
i. wegen, straten en paden;
j. water;
k. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
l. tuinen, erven en terreinen;
m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 11.1 onder a. en c. genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 11.1 onder b. genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
b. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 11.2.1 van overeenkomstige toepassing;
c. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;
2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.
11.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 11.1 onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 11.2.1 onder a. en
toestaan dat bij de bedrijfswoningen behorende gebouwen en overkappingen geheel
of gedeeltelijk buiten een bouwvlak
worden gebouwd, mits:
1. de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen
en overkappingen ten hoogste 60 m² zal bedragen;
2. de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;
b. lid 11.2.3 onder b. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gebouwen voor permanente bewoning tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;
b. het gebruik van de in lid 11.1
onder c. genoemde gebouwen voor zelfstandige bewoning;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve
van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q.
bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
-
30% van de totale
gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing met de
aanduiding "bedrijfswoning" op het bouwperceel, of
- 50 m²;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in andere dan volumineuze detailhandel, tenzij het een ondergeschikt bestanddeel van het assortiment betreft met uitzondering van voedings- en genotsmiddelen;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van meer dan 1000 kg;
h. het gebruik van de gronden en gebouwen als verkooppunt van motorbrandstoffen.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
b. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
c. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 11.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Groen - Groenvoorzieningen
De voor ‘Groen – Groenvoorzieningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. speelvoorzieningen;
c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van spel en ontspanning;
d. bermen en beplanting;
e. paden;
f. water;
g. een aarden wal met geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding "geluidswal";
met daaraan ondergeschikt:
h. het recreatief medegebruik;
i. semi agrarisch medegebruik;
j. wegen en straten;
k. tuinen;
l. parkeervoorzieningen;
m. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
n. verhardingen;
o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten.
12.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van de in lid 12.1
onder c. genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak zal het aantal gebouwen en/of
overkappingen ten hoogste 2 bedragen;
b. de oppervlakte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 30 m² bedragen;
c. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
d. de hoogte van een gebouw ten hoogste 5 m zal bedragen.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, tenzij:
a. voor zover het betreft het bouwen van de in lid 12.1 onder o. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
b. voor zover het betreft het bouwen van de in lid 12.1 onder g. genoemde geluidwerende voorzieningen, waarbij de bouwhoogte ten hoogste 7 m zal bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:
- de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 12.3.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Horeca – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van horecabedrijven categorieën 1 en 2;
b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding
“bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of
bedrijfsactiviteit aan huis;
c. bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en
overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f. speelvoorzieningen;
g. wegen, straten en paden;
h. water;
i. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j. tuinen, erven en terreinen;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 13.1
onder a. en onder c. genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de
volgende regels:
a. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
13.2.2 Bedrijfswoning en daarbij behorende gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van de in lid 13.1 onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbij behorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
b. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 13.2.1 van overeenkomstige toepassing;
c. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;
2. de
bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 13.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
1. lid 13.2.1 onder a. en
toestaan dat bij de bedrijfswoningen behorende gebouwen en overkappingen geheel
of gedeeltelijk buiten een bouwvlak
worden gebouwd, mits:
a. de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen
en overkappingen ten hoogste 60 m² zal bedragen;
b. de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;
c. de bouwhoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;
2. lid 13.2.2 onder c. en
toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal
bedragen.
13.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 13.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van
bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 13.1
onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn
aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;
b. het gebruik van de in lid 13.1 onder
c. genoemde gebouwen voor zelfstandige bewoning;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve
van horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijf categorieën 1 of 2;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve
van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q.
bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
-
30% van de totale
gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing met de
aanduiding "bedrijfswoning" op het bouwperceel, of
-
50 m²;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Tuin’, ‘Verkeer – Verblijf’, ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A7’, alsmede de ligging van het (de) bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. ter plaatse geen horecabedrijf meer wordt uitgeoefend;
2. de woonfunctie wordt gerealiseerd binnen de bestaande
oppervlakte van de op het perceel aanwezige bebouwing;
3. ten hoogste 1 woning is toegestaan;
4. het bouwvlak van de onder 3. bedoelde woning wordt
gelegd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” van het horecabedrijf;
5. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 15% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
c. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten
hoogste 15% kan worden vergroot;
2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
d. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;
2. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;
f. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
- de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 13.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Horeca – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van horecabedrijven categorieën 1, 2 en 3;
b. gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van stallingsruimten
voor (brom)fietsen;
met daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i. tuinen, erven en terreinen;
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
a. Voor het bouwen van de in lid 14.1
onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
1. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
b. Voor het bouwen van de in lid 16.1 onder b. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
1. de oppervlakte van het gebouw zal ten hoogste 200 m2 bedragen;
2. de hoogte van het gebouw zal ten hoogste 3,5 m bedragen.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 14.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 14.1
onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve
van horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijf categorieën 1, 2 of 3;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. daardoor het bouwvlak niet wordt vergroot anders dan in sub b. wordt bedoeld;
b. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten
hoogste 15% kan worden vergroot;
2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
c. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
- de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 14.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats
De voor ‘Maatschappelijk - Begraafplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een
begraafplaats;
b. gebouwen
ten behoeve van onderhoud en beheer van een begraafplaats;
met
daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. wegen,
straten en paden;
f. water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met
daarbij behorende;
h. tuinen,
erven en terreinen;
i. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, waaronder (graf)monumenten, gedenktekens en
kunstobjecten.
Voor
het bouwen van de in lid 15.1 onder b. genoemde gebouwen gelden de volgende
regels:
a. het
aantal gebouwen zal ten hoogste twee bedragen;
b. de
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal en hoogste 50 m2 bedragen;
c. de
bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,5 m bedragen.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 15.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
Artikel 16 Maatschappelijk - Onderwijs
De voor ‘Maatschappelijk – Onderwijs’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen
ten behoeve van educatieve en informatieve voorzieningen en kinderopvang;
met
daaraan ondergeschikt:
b. restauratieve
voorzieningen;
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. wegen,
straten en paden;
g. water;
h. openbare
nutsvoorzieningen;
met
de daarbij behorende:
i. tuinen,
erven en terreinen;
j. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
Voor
het bouwen van de in lid 16.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende
regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 16.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
16.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 16.1 onder a. genoemde gebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) "Maatschappelijk -
Medisch", "Maatschappelijk - Openbare dienstverlening",
"Maatschappelijk - Religie" en/of "Maatschappelijk -
Sociaal-/cultureel", mits:
1. de
betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;
2. er
voldoende parkeergelegenheid in het gebied aanwezig is:
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
-
de
vergroting ten hoogste 10% van de
oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen.
c. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum
bebouwingspercentage
(%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of
ander
bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste 9 m zal bedragen;
2. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 9 m zal bedragen;
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 16.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 17 Maatschappelijk - Religie
De voor ‘Maatschappelijk – Religie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen
ten behoeve van levensbeschouwelijke voorzieningen;
b. bedrijfswoningen
en de daarbij behorende gebouwen ter plaatse van de aanduiding
"bedrijfswoning";
waarbij
ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de bestaande
karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met
daaraan ondergeschikt:
c. restauratieve
voorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f. speelvoorzieningen;
g. wegen,
straten en paden;
h. water;
i. openbare
nutsvoorzieningen;
met
de daarbij behorende:
j. tuinen,
erven en terreinen;
k. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 17.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 17.1 onder b. genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
b. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 17.2.1 van overeenkomstige toepassing;
c. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;
2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 17.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 19.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;
b. het gebruik van de in lid 17.1 onder b. genoemde gebouwen voor zelfstandige
bewoning;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve
van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q.
bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
-
30% van de totale
gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing met de
aanduiding "bedrijfswoning" op het bouwperceel, of
- 50 m²;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’,
‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A7’ en/of ‘Tuin’, alsmede de
ligging van het (de) bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. ter plaatse de locatie niet meer in gebruik is voor de bestemmingsomschrijving zoals bepaald onder artikel 17.1 onder a;
2. ten hoogste 1 woning
is toegestaan;
3. het bouwvlak van de onder 2. bedoelde woning wordt
gelegd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” van het religieuze
gebouw;
4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet
hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere
grenswaarde;
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt
vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
-
de vergroting ten
hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
c. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;
2. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd;
e. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-,
bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of
andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten
hoogste 15% kan worden vergroot;
2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal
bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal
bedragen;
f. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
- de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 17.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 18 Maatschappelijk - Sociaal-/cultureel
De voor ‘Maatschappelijk – Sociaal-/cultureel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. sociaal-/culturele voorzieningen;
2. medische voozieningen;
3. buitenschoolse opvang, kinderdagverblijf en/of een peuterspeelzaal;
met daaraan ondergeschikt:
b. restauratieve voorzieningen;
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i. tuinen, erven en terreinen;
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 18.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 18.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 18.1 onder a. genoemde gebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
- de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 18.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De
voor sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. terreinen
ten behoeve van sport en sportieve recreatie;
b. gebouwen
ten behoeve van sport en sportieve recreatie,
waaronder sportzalen, verenigings- en kleedgebouwen, gebouwen voor beheer en
onderhoud;
met
daaraan ondergeschikt
c. het
recreatief medegebruik;
d. sportkantine
e. groenvoorzieningen;
f. parkeervoorzieningen;
g. speelvoorzieningen;
h. wegen, straten en paden;
i. water;
j. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
k. erven en terreinen;
l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder tribunes en lichtmasten.
Voor het bouwen van de in lid 19.1 onder b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 19.1 onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten
hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten en lichtmasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;
3. de
bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
19.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve
van bedrijfsdoeleinden;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als
horecabedrijf;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt
vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
- de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b. een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:
- de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;
c. een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd;
d. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-,
bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of
andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
e. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere
bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven,
mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 20 m zal bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 19.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen;
b. erkers en voorportalen;
met daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i. erven en verhardingen;
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:
a. een erker zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;
b. de afstand van een erker tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste 2 m bedragen, tenzij:
1. er sprake is van twee aaneen te bouwen erkers voor twee afzonderlijke, aaneen gebouwde woonhuizen;
2. er sprake is van een hoekerker of een erker aan de zijgevel van een gebouw, in welk geval de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
c. een erker zal ten hoogste over 70% van de voorgevel worden gebouwd.
Voor het bouwen van voorportalen gelden de volgende regels:
a. een voorportaal zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;
b. de breedte van een voorportaal zal ten hoogste 2,5 m bedragen;
c. de hoogte van een voorportaal zal ten hoogste 2,5 m bedragen.
20.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 20.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
20.2.4 Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 in die zin dat een tuinhuisje, prieeltje of een
daarmee vergelijkbaar gebouw wordt gebouwd, mits:
a. een tuinhuisje, prieeltje of daarmee vergelijkbaar gebouw ten minste 3 m vanuit de aangrenzende perceelsgrens wordt gebouwd;
b. de oppervlakte van een tuinhuisje, prieeltje of daarmee vergelijkbaar gebouw ten hoogste 15 m² zal bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 3 meter zal bedragen;
c. het aantal tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee vergelijkbare gebouwen ten hoogste 2 per bouwperceel bedragen;
d. de afstand tussen tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee vergelijkbare gebouwen onderling en ten opzichte van andere gebouwen, waaronder erkers, ten minste 3 meter zal bedragen;
e. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
f. rekening wordt gehouden met:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de woonsituatie;
3. de landschappelijke waarden;
4. de cultuurhistorische waarden.
20.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen - A7’, ‘Wonen - B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen – B3’, ‘Wonen - B7’, ‘Wonen - C1’ en/of ‘Wonen - C3’, alsmede nieuwe bouwvlakken worden aangebracht, mits:
1. de wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot het aanbrengen van nieuwe bouwvlakken uitsluitend betrekking heeft op een wijziging van de oorspronkelijke voorgevelrooilijn ten behoeve van een veranderende situering van de woning(en);
2. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste de oppervlakte van het oorspronkelijke bouwvlak;
3. gebouwen en overkappingen die buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, niet voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
4. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak per bouwperceel ten hoogste 100 m²;
5. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
6. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
7. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 20.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Verkeer – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ontsluitingswegen en -straten;
b. paden;
c. parkeervoorzieningen en carpoolplaatsen;
d. bermen
en beplanting;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
e. gebouwen ten behoeve van het verkeer, zoals wachtruimten voor openbaar vervoer en/of stallingsruimten voor (brom)fietsen;
f. geluidwerende voorzieningen;
g. groenvoorzieningen;
h. tuinen, erven en terreinen;
i. water;
j. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
Voor het bouwen van de in lid 21.1 onder e. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3 m bedragen.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 21.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;
21.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het (de) aangegeven genummerde dwarsprofiel(en), dan wel, indien geen genummerd dwarsprofiel is aangegeven, in afwijking van het "standaard dwarsprofiel".
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan
wijzigen in die zin dat:
a. een ander dwarsprofiel wordt aangegeven, mits:
-
de
geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten als gevolg daarvan niet hoger is
dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b. een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:
-
de oppervlakte
ten hoogste 20 m² zal bedragen;
c. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming
‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’, ten behoeve van de bouw van
transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:
-
de oppervlakte
ten hoogste 50 m² zal bedragen;
d. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming
‘Verkeer – Verblijf’, mits:
1. de functie van de betreffende weg is gewijzigd;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet
hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere
grenswaarde;
e. een aangegeven bouwvlak wordt verwijderd;
f. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere
bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt
aangegeven, mits:
- de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 21.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen, (woon)straten en pleinen;
b. paden;
c. parkeervoorzieningen,
waaronder bijbehorende gebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
d. gebouwen ten behoeve van het verkeer en verblijf, zoals wachtruimten voor openbaar vervoer en/of stallingsruimten voor (brom)fietsen;
e. parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - parkeergarage";
f. het recreatief medegebruik;
g. groenvoorzieningen;
h. speelvoorzieningen;
i. water;
j. tuinen, erven en terreinen;
k. terrassen;
l. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
22.2 Bouwregels
Voor het bouwen van de in lid 22.1 onder d. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
b. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 20 m² bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 22.1 onder e. genoemde bouwwerk gelden de volgende regels:
a. een
parkeergarage zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke
vorm van verkeer - parkeergarage";
b. de hoogte van de parkeergarage zal ten hoogste 2.5 meter bedragen.
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 22.1 onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste 10 m zal bedragen;
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het
(de) aangegeven genummerde dwarsprofiel(en), dan wel, indien geen genummerd
dwarsprofiel is aangegeven, in afwijking van het "standaard
dwarsprofiel".
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. een ander dwarsprofiel wordt aangegeven, mits:
- de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten als gevolg daarvan niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:
- de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;
c. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer - 1’, mits:
1. de functie van de betreffende weg is gewijzigd;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. in een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste 15 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen
toepassing geven aan de in lid 22.4.1 bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. kanalen, vaarten, tochten, sloten, meren, plassen, vijvers en poelen en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;
b. kaden en oevers;
c. aanleggelegenheden;
d. de
waterhuishouding;
met daaraan ondergeschikt:
e. het recreatief medegebruik;
f. groenvoorzieningen;
g. paden;
h. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten;
Op
of in deze gronden mogen geen gebouwen
worden gebouwd.
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 23.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van kunstwerken ten hoogste 15 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van aanleggelegenheden, anders dan aan- en afmeersteigers, ten hoogste 1 m zal bedragen;
4. de oppervlakte van een aanleggelegenheid, anders dan aan- en afmeersteigers, ten hoogste 10 m² zal bedragen.
23.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van recreatievaartuigen of recreatiewoonschepen voor permanente bewoning;
b. het gebruik van de gronden als (permanente) liggelegenheid voor recreatievaartuigen;
c. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen;
d. het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatiewoonschepen.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
a. het
afgraven, ophogen of egaliseren van gronden ten
opzichte van het bestaande maaiveld;
b. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het
recreatief medegebruik;
c. het graven of dempen van waterlopen en waterpartijen.
23.4.2 Uitzondering op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 23.4.1
is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
De in lid 23.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. de waarde van de gronden voor de waterhuishouding;
b. de landschappelijke waarden van de gronden;
c. de natuurwaarden van de gronden;
d. de cultuurhistorische waarden van de gronden.
Artikel 24 Wonen - A1 (vrijstaande woningen)
De voor ‘Wonen - A1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte
voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
24.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. het aantal woningen per bouwvlak zal ten hoogste één bedragen;
b. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 9 m bedragen met dien verstande dat:
- de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen.
24.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², bedragen;
5. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen.
b. In afwijking van het gestelde in lid 24.2.2. onder 1. mogen bestaande gebouwen met een
grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 4. en 5. worden hersteld, verbouwd of
vervangen, mits:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen
ten hoogste 9 m zal bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m
gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal
bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m
gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt,
in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag
bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw ten
hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt,
in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag
bedragen;
3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en
overkappingen per bouwperceel ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², zal bedragen;
tenzij
de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke
oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
4. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste
60 m² zal bedragen;
tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de
oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
5. het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt vergroot.
24.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 24.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
24.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 24.2.2 onder a. sub 4 en
toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per
bouwperceel ten hoogste 150 m² zal bedragen, mits die gezamenlijk oppervlakte
van gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van
het "hiem";
b. lid 24.2.2 onder a. sub 5 en toestaan dat de oppervlakte
van een vrijstaand gebouw ten hoogste 100
m² zal bedragen.
24.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 24.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien
hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
- 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
-
50 m².
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A2’. ‘Wonen – A3’ en/of ‘Tuin’;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en)
'Wonen - B1', 'Wonen - B2' en/of 'Wonen - B3' mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak ten minste 250m² bedraagt;
2. de te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Noardburgum;
3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde;
4. het parkeren ten behoeve van de woningen op eigen erf plaatsvindt;
5. de woning op adequate wijze wordt ontsloten;
c. de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 400m²;
2. het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen met een maximum van 300m²
3. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste van 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 250m²;
4. de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 meter zal bedragen;
5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
6. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
e. de aanduiding "karakteristiek" wordt
aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderende
inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek
wordt;
f. de aanduiding "karakteristiek" geheel of
gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is
en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel
redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw
moet of uitsluitend nog kan vervullen.
Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 24.5.1
bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan:
1. het
straat- en bebouwingsbeeld;
2. de
milieusituatie;
3. de
woonsituatie;
4. de
landschappelijke waarden;
5. de
cultuurhistorische waarden;
6. de
archeologische waarden;
7. de
natuurwaarden;
8. de
verkeersveiligheid;
9. de
ontsluitingssituatie;
10. de
parkeersituatie;
11. de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 25 Wonen - A2 (vrijstaande woningen)
De voor ‘Wonen – A2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van het wonen al dan niet in combinatie met ruimte
voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
waarbij,
ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke
hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. het aantal woningen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;
b. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
- de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen.
25.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², bedragen;
5. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen.
b. In afwijking van het gestelde in lid 25.2.2. onder 1.
mogen bestaande gebouwen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 4.
en 5. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen
ten hoogste 9 m zal bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m
gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal
bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m
gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt,
in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag
bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw ten hoogste
3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt,
in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag
bedragen;
3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en
overkappingen per bouwperceel ten
hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem",
met een maximum van 100 m², zal bedragen;
tenzij
de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke
oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
4. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste
60 m² zal bedragen;
tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de
oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
5. het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt vergroot.
25.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 25.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 25.2.2 onder a.4 en
toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per
bouwperceel ten hoogste 150 m² zal bedragen, mits die gezamenlijk oppervlakte
van gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van
het "hiem";
b. lid 25.2.2 onder a.5 en
toestaan dat de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 100 m² zal bedragen.
25.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 25.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van
bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
- 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
- 50 m².
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’. ‘Wonen – A3’ en/of ‘Tuin’;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en)
'Wonen - B1', 'Wonen - B2' en/of 'Wonen - B3' mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak ten minste 250m² bedraagt;
2. de te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch geregelde woningbouwcapaciteit in Noardburgum;
3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde;
4. het parkeren ten behoeve van de woningen op eigen erf plaatsvindt;
5. de woning op adequate wijze wordt ontsloten;
c. de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 400m²;
2. het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen met een maximum van 300m²
3. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste van 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 250m²;
4. de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 meter zal bedragen;
5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
6. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
e. de aanduiding "karakteristiek" wordt
aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderende
inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek
wordt;
f. de aanduiding "karakteristiek" geheel of
gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is
en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel
redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw
moet of uitsluitend nog kan vervullen.
g. de bestemming van de gronden die ter plaatse zijn
aangeduid als "wetgevingszone - wijzigingsgebied 6", wordt gewijzigd
in de bestemming "Wonen - ANB" en "Tuin", mits:
1.
de
situering van de bestemmingen wordt gewijzigd in de situatie zoals in bijlage 5
is verbeeld;
2. de
te bouwen woningen in overeenstemming is met het vigerende gemeentelijk en
provinciaal woningbouwbeleid met in achtneming van de aanwezige, juridisch
geregelde woningbouwcapaciteit in Noardburgum.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 25.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 26 Wonen - A3 (vrijstaande woningen)
De voor ‘Wonen - A3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
26.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;
b. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
- de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 8 m zal bedragen.
26.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², bedragen;
5. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen.
b. In afwijking van het gestelde in lid 26.2.2. onder 1.
mogen bestaande gebouwen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 4.
en 5. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen
ten hoogste 9 m zal bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m
gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal
bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m
gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt,
in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag
bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw ten
hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt,
in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag
bedragen;
3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en
overkappingen per bouwperceel ten
hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem",
met een maximum van 100 m², zal bedragen;
tenzij
de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke
oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
4. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste
60 m² zal bedragen;
tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de
oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
5. het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt vergroot.
26.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 26.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;
tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 26.2.2 onder a.4 en
toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per
bouwperceel ten hoogste 150 m² zal bedragen, mits die gezamenlijk oppervlakte
van gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van
het "hiem";
b. lid 26.2.2 onder a.5 en
toestaan dat de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 100 m² zal bedragen.
26.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 26.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien
hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
- 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
- 50 m².
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’. ‘Wonen – A2’ en/of ‘Tuin’;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en)
'Wonen - B1', 'Wonen - B2' en/of 'Wonen - B3', mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak ten minste 250m² bedraagt;
2. de te bouwen tweede woning in overeenstemming is met het vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbouwbeleid;
3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde;
4. het parkeren ten behoeve van de woningen op eigen erf plaatsvindt;
5. de woning op adequate wijze wordt ontsloten;
c. de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 400m²;
2. het bebouwingspercentage van het erf ten hoogste 30% zal bedragen met een maximum van 300m²
3. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste van 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 250m²;
4. de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 meter zal bedragen;
5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
6. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
e. de aanduiding "karakteristiek" wordt
aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderende
inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek
wordt;
f. de aanduiding "karakteristiek" geheel of
gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is
en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs
niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of
uitsluitend nog kan vervullen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 26.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat-en bebouwingsbeeld
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 27 Wonen - A7 (vrijstaande woningen boerderijtypen)
De voor ‘Wonen - A7’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
27.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;
b. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 15 m bedragen, met dien verstande dat:
- de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen.
27.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², bedragen;
5. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;
b. In afwijking van het gestelde in lid a. onder 1. mogen
bestaande gebouwen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 4. en 5.
worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen
ten hoogste 9 m zal bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m
gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal
bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m
gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt,
in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag
bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw ten
hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt,
in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag
bedragen;
3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en
overkappingen per bouwperceel ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², zal bedragen;
tenzij
de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke
oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
4. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste
60 m² zal bedragen;
tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de
oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
5. het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt vergroot.
27.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 27.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 27.2.2 onder a.4 en
toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per
bouwperceel ten hoogste 150 m² zal bedragen, mits die gezamenlijk oppervlakte
van gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van
het "hiem";
b. lid
27.2.2 onder a.5 en toestaan dat de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten
hoogste 100 m² zal bedragen.
27.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 27.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien
hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve
van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
- 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
- 50 m².
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, mits:
1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is ten behoeve van een functieverandering van het gehele oorspronkelijke boerderijpand welke gelegen is in een dorpsuitloper of binnen het landelijk gebied;
2. de uitoefening van de betreffende functie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en het bijbehorende erf;
3. de bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft;
4. het geen industriële bedrijven, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen - A5’ en/of ‘Tuin’;
c. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – B7’ en 'Tuin', mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak ten minste 250 m² bedraagt;
2. de (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing is
voorzien van de aanduiding "karakteristiek" en deze aanduiding wordt
gehandhaafd;
3. de realisering van 2 woningen in overeenstemming is
met het, door de provincie geaccordeerde, gemeentelijk woonplan;
4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
5. het parkeren ten behoeve van de woningen op het eigen erf plaatsvindt;
6. de woningen op een adequate wijze worden ontsloten;
d. de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;
f. de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
2. de
karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw
moet of uitsluitend nog kan vervullen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 27.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 28 Wonen - ANB (vrijstaand Noardburgum)
De voor ‘Wonen - ANB’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare
nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
28.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;
b. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 3 respectievelijk 8 m bedragen.
28.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
1. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 3 respectievelijk 8 m bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 60 m², bedragen;
b. In afwijking van het gestelde onder a. sub 1. mogen
bestaande gebouwen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 4. worden
hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen
ten hoogste 3 respectievelijk 8 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt,
in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag
bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw ten
hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt,
in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag
bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en
overkappingen per bouwperceel ten hoogste
de bestaande oppervlakte mag bedragen;
3. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste
60 m² zal bedragen;
tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de
oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
4. het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt vergroot.
28.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 28.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
28.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve
van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
- 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
- 50 m².
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’ en/of ‘Tuin’;
b. de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan het bestaande bouwvlak;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 28.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden.
Artikel 29 Wonen - B1 (twee onder één kap)
De voor ‘Wonen - B1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met
ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
29.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. het aantal woningen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;
b. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:
- de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen.
29.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 40% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m² bedragen;
5. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;
b. In afwijking van het gestelde in lid 29.2.2. onder 1. mogen bestaande gebouwen met een
grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 4. en 5. worden hersteld, verbouwd of
vervangen, mits:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen
ten hoogste 9 m zal bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m
gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal
bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m
gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt,
in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag
bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw ten
hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt,
in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag
bedragen;
3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en
overkappingen per bouwperceel ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², zal bedragen;
tenzij
de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke
oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
4. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste
60 m² zal bedragen;
tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de
oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
5. het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt vergroot.
29.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 29.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
29.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 29.2.2 onder a. sub 4 en
toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per
bouwperceel ten hoogste 150 m² zal bedragen, mits die gezamenlijk oppervlakte
van gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van
het "hiem";
b. lid 29.2.2 onder a. sub 5 en
toestaan dat de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 100 m² zal bedragen.
29.3.1 Algemene criteria afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 29.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien
hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
29.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
- 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
- 50 m².
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen - B3’ en/of ‘Tuin’;
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 29.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 30 Wonen - B2 (twee onder één kap)
De voor ‘Wonen -B2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met
ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
30.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. het aantal woningen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;
b. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
- de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen.
30.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 40% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m² bedragen;
5. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen.
b. In afwijking van het gestelde in lid 30.2.2. onder 1. mogen bestaande gebouwen met een
grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 4. en 5. worden hersteld, verbouwd of
vervangen, mits:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen
ten hoogste 9 m zal bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m
gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal
bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m
gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt,
in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag
bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw ten
hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt,
in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag
bedragen;
3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en
overkappingen per bouwperceel ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², zal bedragen;
tenzij
de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke
oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
4. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste
60 m² zal bedragen;
tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de
oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
5. het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt
vergroot.
30.2.3 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 30.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
30.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 30.2.2 onder a. sub 4 en
toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per
bouwperceel ten hoogste 150 m² zal bedragen, mits die gezamenlijk oppervlakte
van gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van
het "hiem";
b. lid 30.2.2 onder a. sub 5 en
toestaan dat de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 100 m² zal bedragen;
30.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 30.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien
hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
30.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
- 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
- 50 m².
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen - B3’ en/of ‘Tuin’.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 30.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 31 Wonen - B3 (twee onder één kap)
De voor ‘Wonen - B3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met
ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
31.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. het aantal woningen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;
b. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
- de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 8 m zal bedragen.
31.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 40% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m² bedragen;
5. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;
b. In afwijking van het gestelde in lid 31.2.2. onder 1. mogen bestaande gebouwen met een
grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 4. en 5. worden hersteld, verbouwd of
vervangen, mits:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen
ten hoogste 9 m zal bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m
gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal
bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m
gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt,
in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag
bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw ten
hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt,
in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag
bedragen;
3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en
overkappingen per bouwperceel ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², zal bedragen;
tenzij
de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke
oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
4. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste
60 m² zal bedragen;
tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de
oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
5. het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt vergroot.
31.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 31.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
31.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 31.2.2 onder a. sub 4 en
toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per
bouwperceel ten hoogste 150 m² zal bedragen, mits die gezamenlijk oppervlakte
van gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van
het "hiem";
b. lid 31.2.2 onder a. sub 5 en
toestaan dat de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 100 m² zal bedragen;
31.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 31.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien
hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
31.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
- 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
- 50 m².
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’, ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen - B2’ en/of ‘Tuin’;
b. de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “wetgevingzone - wijzigingsgebied 1”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:
1. winkels, waarbij de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;
2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, waarbij de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;
3. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, waarbij de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;
mits:
- de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;
- vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;
- er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 31.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 32 Wonen - C1 (rijenbouw, meer dan twee aaneen)
De voor ‘Wonen - C1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met
ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
32.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de woningen zullen aaneen worden gebouwd;
b. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. het aantal woningen zal ten hoogste het in de
aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal bedragen;
d. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:
- de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen.
32.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
2. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
b. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;
c. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
d. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m² bedragen;
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;
32.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 32.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
32.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
- 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
- 50 m².
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen – C3’;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’. ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen - B3’ en/of ‘Tuin’, mits:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
c. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 32.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 33 Wonen - C3 (rijenbouw, meer dan twee aaneen)
De voor ‘Wonen - C3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen
en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met
ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
33.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de woningen zullen aaneen worden gebouwd;
b. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. het aantal woningen zal ten hoogste het in de
aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal bedragen;
d. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
- de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 8 m zal bedragen.
33.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
2. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
b. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;
c. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
d. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m² bedragen;
e. de
oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;
33.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 33.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
33.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
- 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
- 50 m².
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen – C1’;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’, ‘Wonen – A2’. ‘Wonen – A3’, ‘Wonen – A4’, ‘Wonen – A5’, ‘Wonen – B1’, ‘Wonen – B2’, ‘Wonen - B3’ en/of ‘Tuin’, mits:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
c. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name wordt uitgegaan van de oppervlakte en de ligging van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 33.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 34 Wonen - Wooncentrum
De
voor 'Wonen - Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen
ten behoeve van een wooncentrum;
b. gebouwen
ten dienste van een wooncentrum, ten behoeve van:
1. horeca
categorie 1, ter plaatse van de aanduiding "horeca categorie 1";
2. onderhoud
en beheer;
3. dagbesteding
voor bewoners;
met
daaraan ondergeschikt:
c. restauratieve
voorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f. speelvoorzieningen;
g. dierenweide;
h. wegen,
straten en paden;
i. water;
j. openbare
nutsvoorzieningen;
met
de daarbij behorende:
k. tuinen,
erven en terreinen;
l. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
Voor
het bouwen van de in lid 35.1 onder a. en b. genoemde gebouwen gelden de
volgende regels:
a. een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m)
en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten
hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een
gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het
bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding
aangegeven percentage bedragen.
34.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 35.1 onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, tenzij ter plaatse de gronden zijn aangeduid met de aanduiding "horeca categorie 1";
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid met de aanduiding "detailhandel".
Burgemeester
en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. een
nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:
1. het
bouwvlak niet groter is dan 500 m2;
2. de
afstand tot de bouwperceelsgrens ten minste 3 m zal
bedragen;
3. de
geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b. de
oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van
een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de
vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
2. de
afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
3. de
geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
c. de
aanduiding “detailhandel” wordt aangebracht, mits:
1. de
winkel noodzakelijk is voor een goed functioneren van het wooncentrum;
2. er
binnen een voor de gebruikers van de bijzondere woonvorm redelijk te achten
afstand geen reguliere winkelvoorzieningen aanwezig zijn, die als alternatief
voor de winkel zouden kunnen fungeren;
3. vestiging
niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied
bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een
dringende reden wordt gerechtvaardigd;
d. de
aanduiding "detailhandel" wordt verwijderd wanneer er ter plaatse
geen winkel meer voor komt;
e. de
aanduiding "horeca categorie 1" wordt verwijderd wanneer er ter
plaatse geen horeca meer voor komt;
f. in
een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-,
bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of
andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:
1. de
goothoogte van een gebouw ten hoogste 9 m zal bedragen;
2. de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 12 m zal bedragen;
g. in
een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
-
de
bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m zal
bedragen;
Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 35.5.1
bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan:
1. het
straat- en bebouwingsbeeld;
2. de
milieusituatie;
3. de
woonsituatie;
4. de
landschappelijke waarden;
5. de
cultuurhistorische waarden;
6. de
archeologische waarden;
7. de
natuurwaarden;
8. de
verkeersveiligheid;
9. de
ontsluitingssituatie;
10. de
parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor "Leidig
- Water" aangewezen gronden zijn, behalve de andere daar voorkomende
bestemming(en), bedoeld voor:
a. een
hoofdwaterleiding;
met
daarbij behorende:
b. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
35.2.1 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, geldende bestemming(en)
In afwijking van het bepaalde bij
andere daar geldende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van
deze dubbelbestemming.
Op
of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
35.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 m bedragen.
35.2.4 Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
36.2.1 en toestaan dat de in de andere bestemming(en) genoemde gebouwen en
bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, mits:
a. vooraf advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en):
a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
c. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
35.3.2 Uitzondering op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 36.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
De in lid 36.3.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
- de dubbelbestemming ‘Leiding – Water’ wordt verwijderd, mits:
1. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
2. de leiding permanent buiten gebruik is gesteld, dan wel is verwijderd.
Artikel 36 Waarde - Archeologie
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
36.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere geldende bestemming(en)
In afwijking van het bepaalde bij de
andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd anders dan bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande
oppervlakte met niet meer dan 50 m² wordt uitgebreid.
36.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in lid 37.2.1 en toestaan dat de in de andere bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, mits:
a.
op
basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden
aanwezig zijn; of
b.
op
basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden
niet onevenredig worden geschaad; of
c.
de
volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch
onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten
kunnen worden verstoord:
1.
een
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische
resten in de bodem kunnen worden behouden; of
2.
een
verplichting tot het doen van opgravingen; of
3. een verplichting de bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
a. het ontgronden en/of afgraven van gronden dieper dan 30 cm ten opzichte van het huidige maaiveld en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd;
c.
het
graven van watergangen;
d.
het
aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen
en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of
apparatuur dieper dan 30 cm ten opzichte van het bestaande maaiveld;
e.
het
verlagen van het waterpeil.
36.4.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 37.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c.
op
archeologisch onderzoek gericht zijn;
d. betrekking hebben op een oppervlakte van 50 m² of minder.
De in lid 37.4.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien:
- geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische waarden van het gebied.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ wordt verwijderd.
Burgemeester en wethouders kunnen
toepassing geven aan de in lid 37.5.1 bedoelde
wijzigingsbevoegdheid, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan de archeologische waarden van het gebied.
Artikel 37 Waarde - Landschap (Woudenlandschap)
De
voor ‘Waarde – Landschap (Woudenlandschap)’ aangewezen gronden zijn, behalve
voor de andere daar voorkomende bestemming(en),
mede bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische,
landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap met in achtneming van
de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het woudenlandschap, met
dien verstande dat:
a.
de
gronden ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van waarde -
houtsingel 1” en "specifieke vorm van waarde - houtsingel 2",
uitsluitend zijn bestemd voor het in stand houden van houtsingels.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt
in ieder geval gerekend:
a. het wijzigen van de verkavelingstructuur,
die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door houtsingels ter plaatse
van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - houtsingel 1”, met dien
verstande dat:
1. onder wijzigen tevens het geheel of gedeeltelijk
verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen,
verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels wordt
begrepen;
2. het gestelde onder sub 1 niet van toepassing is met
het oog op het realiseren van ten hoogste één dam per bouwperceel ten behoeve
van de ontsluiting van het bouwperceel, met een breedte van ten hoogste 10
meter, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam
tenminste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert;
3. het gestelde onder sub 1 niet van toepassing is voor
zover het betreft het verwijderen van onderbegroeiing
van een houtsingel over een lengte van ten hoogste 10 m ter hoogte van een
woning;
a. het wijzigen van de landschappelijke inpassing van
gebouwen of terreinen, die mede worden bepaald door sloten en door houtsingels
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - houtsingel 2”, met
dien verstande dat:
1. onder wijzigen tevens het geheel of gedeeltelijk
verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen,
verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels wordt
begrepen.
37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.3.1 Omgevingsvergunningplicht
a. Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking
heeft, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het
bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit
te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de
regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
1. het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt
bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels zoals die met
“houtsingel of haag bestaand (wel vergunbaar)” zijn
weergegeven op de bij deze regels horende bijlage 8
"houtsingelkaart", met dien verstande dat:
a. onder wijzigen wordt begrepen het geheel of
gedeeltelijk verwijderen van houtsingels, en;
b. onder wijzigen wordt begrepen het geheel of
gedeeltelijk dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen;
c. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op
basis van een landschappelijk inrichtingsplan dat in overeenstemming is met:
1. de uitgangspunten voor het betreffende landschapstype
zoals die zijn beschreven in de bij deze regels opgenomen bijlage 9 “landschappelijke waarden
woudenlandschap”;
2. de bij deze regels in bijlage
10 opgenomen “Richtlijnen voor de inrichting van houtsingels”;
2. het wijzigen van de landschappelijke inpassing van
gebouwen of terreinen, die mede worden bepaald door sloten en door houtsingels
zoals die met "houtsingel of haag bestaand (wel vergunbaar)”
zijn weergegeven op de bij deze regels horende bijlage
8 "houtsingelkaart", met dien verstande dat:
a. onder wijzigen wordt begrepen het geheel of
gedeeltelijk verwijderen van houtsingels, en;
b. onder wijzigen wordt begrepen het geheel of
gedeeltelijk dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen;
c. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op
basis van een landschappelijk inrichtingsplan dat in overeenstemming is met:
1. de uitgangspunten voor het betreffende landschapstype
zoals die zijn beschreven in de bij deze regels opgenomen bijlage 9 “landschappelijke waarden
woudenlandschap”;
2. de bij deze regels in bijlage
10 opgenomen “Richtlijnen voor de inrichting van houtsingels”;
b. In afwijking van de verboden als bedoeld onder a.1, is
een omgevingsvergunning niet vereist voor zover het betreft:
1. het
verwijderen van een deel van een houtsingel voor het realiseren van ten hoogste
twee dammen in iedere lange zijde van een perceel, met een breedte van ten
hoogste 10 meter per dam, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse
van de nieuwe dam of dammen ten minste 75% van de oorspronkelijke lengte van de
houtsingel resteert;
2. het
te verwijderen van een deel van een houtsingel voor het realiseren van ten
hoogste één dam in iedere korte zijde van een perceel, met een breedte van ten
hoogste 10 meter, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de
nieuwe dam ten minste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel
resteert.
c. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden
omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één (landschappelijk inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn
geheel in de beoordeling betrokken.
d. Indien de omgevingsvergunning voorziet in werken en/of
werkzaamheden die gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de
aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het bevoegde waterschap met
het verzoek de aanvraag ter voorzien van een deskundigenadvies.
37.3.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 38.3.1 is niet van toepassing op
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip
van het van kracht worden van het plan.
De in lid 38.3.1 genoemde vergunning zal slechts
worden verleend, indien:
geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwaarden van het gebied.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de aanduiding “specifieke vorm van waarde - houtsingel
1” wordt verwijderd, mits:
-
het
structuurbepalende karakter van de houtsingel, als gevolg van grootschalige
ingrepen in het landschap in het kader van landinrichting, uitbreiding van
dorpen, bedrijventerreinen, andere grootschalige voorzieningen, de aanleg of de
wijziging van infrastructuur (wegen, vaarwegen, spoorwegen), niet kan worden
gehandhaafd;
b. de aanduiding "specifieke vorm van waarde -
houtsingel 2" wordt verwijderd, mits:
-
de houtsingel
niet meer van waarde is voor de landschappelijke inpassing als gevolg van
grootschalige ingrepen in het landschap in het kader van landinrichting,
uitbreiding van dorpen, bedrijventerreinen, andere grootschalige voorzieningen,
de aanleg of de wijziging van infrastructuur (wegen, vaarwegen, spoorwegen), of
als gevolg van het wijzigen van het gebouw of terrein waarvoor de houtsingel
nodig werd geacht;
c. de aanduiding “specifieke vorm van waarde - houtsingel
1" wordt aangebracht, mits:
-
de houtsingel een
structuurbepalend karakter krijgt;
d. de aanduiding "specifieke vorm van waarde -
houtsingel 2" wordt aangebracht, mits:
-
uit een inrichtingsschets,
teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing, blijkt dat de houtsingel in stand gehouden en/of
aangeplant dient te worden;
e. de
dubbelbestemming ‘Waarde – Landschap (Woudenlandschap)’ wordt verwijderd.
Burgemeester
en wethouders kunnen toepassing geven aan een in lid 38.4.1 bedoelde
wijzigingsbevoegdheid, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan de cultuurhistorische, landschappelijke en
natuurwaarden van het woudenlandschap met in achtneming van de specifieke
kenmerken van de deelgebieden binnen het woudenlandschap.
Artikel 38 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 39 Algemene bouwregels
De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.
Er zullen geen
windturbines worden gebouwd.
39.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
39.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen.
39.3.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 39.3.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
De in lid 39.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits:
a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven;
c. het delen van gebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Artikel 40 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
c. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 41 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels en toestaan dat
gronden en gebouwen worden gebruikt voor een lichte horecafunctie, mits:
a. de horecafunctie ondergeschikt is aan de bedrijfs- of
woonfunctie;
b. de de oppervlakte van de
horecafunctie ten hoogste 50 m2 bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 10
m2 van de horecafunctie binnen een gebouw mag worden uitgeoefend;
c. het aantal zitplaatsen maximaal 20 bedraagt;
d. uitsluitend niet - alcoholische dranken en geringe
etenswaren worden verstrekt;
e. de locatie ligt aan of in de onmiddellijke nabijheid
van een toeristische wandel-, fiets-, auto-
en/of vaarroute.
Artikel 42 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van antennemasten wordt aangegeven, mits:
- de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 25 m zal bedragen;
b. de dubbelbestemming ‘Leiding - Gas’ wordt aangebracht, indien:
1. wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;
2. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
c. de dubbelbestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ wordt aangebracht, indien:
- hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
d. de dubbelbestemming ‘Leiding - Riool’ wordt aangebracht, indien:
1. wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;
2. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingssituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
e. de dubbelbestemming ‘Leiding - Water' wordt aangebracht, indien:
- hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
f. de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt aangebracht, indien:
- door onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen;
g. de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als “wetgevingzone - wijzigingsgebied 1”, in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:
1. winkels, waarbij de gronden ter plaatse worden aangeduid als “detailhandel”;
2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, waarbij de gronden ter plaatse worden aangeduid als “bedrijf tot en met categorie 2”;
3. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, waarbij de gronden ter plaatse worden aangeduid als “dienstverlening”;
mits:
- de betreffende functie qua aard en schaal is afgestemd op de verzorgingsfunctie van de omringende kernen;
- vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het in het betrokken gebied bestaande voorzieningenpatroon in de desbetreffende sector, die niet door een dringende reden wordt gerechtvaardigd;
-
er voldoende parkeergelegenheden in het gebied
aanwezig zijn.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGEL
43.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan 'Noardburgum e.o. 2013'
van de gemeente Tytsjerksteradiel.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van {...}
De voorzitter, De griffier,
………………. ……………