Artikel 35 Wonen - Wooncentrum
De voor ‘Wonen – Wooncentrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van een wooncentrum;
b. gebouwen ten behoeve van medische en sociaal - medische voorzieningen;
c. gebouwen ten behoeve van kinderopvang:
met daaraan ondergeschikt:
d. restauratieve voorzieningen;
e. groenvoorzieningen;
f. parkeervoorzieningen;
g. speelvoorzieningen;
h. wegen, straten en paden;
i. water;
j. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
k. tuinen, erven en terreinen;
l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 35.1 onder a. en b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;
c. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale goothoogte (m)” aangegeven goothoogte bedragen;
d. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.
35.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 35.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;
tenzij de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven, in welk geval de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte zal bedragen.
35.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “detailhandel”, in welk geval het verkoopvloeroppervlak ten hoogste 50 m² mag bedragen;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:
1. ten minste 25% van de oppervlakte van het bouwperceel onbebouwd blijft;
2. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 meter zal bedragen;
3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen, met dien verstande dat ten minste 25% van de oppervlakte van het bouwperceel onbebouwd blijft;
2. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
c. in een aanduiding een (ander) bebouwingspercentage en/of andere goothoogte en/of andere bouwhoogte wordt aangegeven, mits:
1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80 zal bedragen;
2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
d. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
- de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 35.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.