Regels bestemmingsplan Earnewâld 2013
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan Earnewâld 2013 van de gemeente Tytsjerksteradiel;
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0737.04BPI-vo01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
constructie aan een oever of kade, in of op het water, die hoofdzakelijk dient voor het aanleggen en ligplaats innemen van vaartuigen;
plaats voor het afmeren van een schip;
de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;
een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
14 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:
a. het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
b. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:
- het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
- het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
- het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
- er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
15 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
a. bij bouwwerken:
bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
b. bij het overige gebruik:
het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met dak;
20 bijzondere recreatieve voorziening
een voorziening ten behoeve van de uitoefening van een specifieke vorm van (sportieve) recreatie;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
de grens van een bouwvlak;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;
een onderkomen voor recreatieve bewoning met een lichte constructie welke niet vast op/in de grond gefundeerd is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als stacaravan aangemerkt kan worden;
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);
34 dienstverlenend bedrijf en of dienstverlenende instelling
een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringsbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;
de bouwlaag op de begane grond;
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;
37 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
een vorm van recreatief medegebruik inhoudende een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d.;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
de geluidsbelasting vanwege een weg en/of een industrieterrein;
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
45 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;
een erker die aan twee gevels van een woonhuis is gebouwd;
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
50 horecabedrijf categorie 1
een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit- restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;
een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een caférestaurant;
de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);
een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;
een eenmalig, niet periodiek terugkerend evenement;
gebouwen met een tussenruimte van ten hoogste 2 meter, of gebouwen op een zodanige wijze aaneen gebouwd dat er visueel sprake is van zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in het onderling verschil in goothoogte, dakvorm en/of gevelbelijning;
haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van recreatie- of pleziervaartuigen;
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling;
een gebouw zonder of met een ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;
iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
het plan dat, volgens het procedé 'Nije Pleats' weergeeft op welke wijze een gebied aangeduid als "wetgevingszone - wijzigingsgebied" wordt ingericht en landschappelijk, stedenbouwkundig, milieuhygiënisch en verkeerskundig wordt ingepast rekening houdend met de volgende aspecten:
- de historisch gegroeide landschapsstructuur;
- het bebouwingspatroon;
- een goede infrastructurele ontsluiting;
- de milieuhygiënische situatie;
- flora en fauna;
- de waterhuishouding;
- parkeermogelijkheden.
Het inpassingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
gelegenheid voor ligplaatsen;
plaats in een haven of aan een kade voor een schip;
een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
methodiek Nije Pleats: een methode van planvorming waarbij een team van deskundigen in een vroeg stadium integraal adviseert over alle aspecten die relevant zijn voor een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van een concrete ruimtelijke ontwikkeling, zoals de vestiging of uitbreiding van een agrarisch bedrijf of de vestiging of uitbreiding van een recreatieve inrichting.
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;
een horecafunctie, gerelateerd aan een bedrijf of instelling, die waarneembaar ondergeschikt is aan de (hoofd)functie(s) van het bedrijf of de instelling en die dient ter ondersteuning van de (hoofd)functies van dat bedrijf of die instelling;
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
a. indien op of in het land wordt gebouwd:
- de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;
- indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;
b. indien op of in het water wordt gebouwd:
- het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;
een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd, met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, één en ander zonder vermaaksfunctie;
een evenement dat in min of meer dezelfde vorm met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld wekelijks, maandelijks of (half)jaarlijks) wordt gehouden;
82 persoonlijke dienstverlening
dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidsssalon en/of een (para-)medische praktijk;
83 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
een vaartuig dat wordt gebruikt voor recreatie;
een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning, niet zijnde een stacaravan of chalet
een woonschip dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;
een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of die instelling, zoals een bedrijfskantine;
een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
een boven water geplaatst gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
geheel of gedeeltelijk afbreken;
een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
recreatie waarbij overnachtingen plaatsvinden;
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;
gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groente en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;
detailhandel in goederen die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair;
zie voorgevelrooilijn;
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);
een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;
zie woning
een gebouw, dat één woning omvat dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.)
1. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
3. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
4. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
5. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddeld niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatsen van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 meter boven het peil, worden meegerekend. Dakoversteken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;
6. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
7. het bebouwde oppervlak:
de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;
8. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;
9. de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf grondgebonden
De voor ‘Agrarisch - Bedrijf grondgebonden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarisch bedrijf (al dan niet in combinatie met natuur- en landschapsbeheer), met inbegrip van kassen en torensilo’s, al dan niet in combinatie met:
1. een niet-grondgebonden agrarische neventak, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden agrarische neventak”;
met uitzondering van industriële bedrijven, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
b. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
c. bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f. speelvoorzieningen;
g. wegen, straten en paden;
h. water;
i. openbare nutsvoorzieningen;
j. productiegebonden detailhandel;
met de daarbij behorende:
k. tuinen, erven en terreinen;
l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
a. Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder a. en onder c. genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
1. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 5 m bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 12 m bedragen;
4. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw, met uitzondering van een kas en een torensilo, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw, met uitzondering van een kas en een torensilo, ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;
5. het aantal torensilo’s zal ten hoogste 2 per bouwperceel bedragen;
6. de bouwhoogte van een torensilo zal ten hoogste 15 m bedragen;
7. de oppervlakte van een torensilo zal ten hoogste 80 m² bedragen;
8. de goothoogte van een kas zal ten hoogste 4 m bedragen;
9. de bouwhoogte van een kas zal ten hoogste 7 m bedragen;
10. de gezamenlijke oppervlakte van kassen zal ten hoogste 1.000 m² bedragen.
b. In afwijking van het gestelde in lid 4.2.1. onder a. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en / of bouwhoogte dan genoemd onder sub 2. en 3. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
- de goot- en / of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.
Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder b. genoemde bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a. een bedrijfswoning zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
b. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 3.2.1 van overeenkomstige toepassing.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 3.2.1 onder a. en toestaan dat bij de bedrijfswoningen behorende gebouwen en overkappingen geheel of gedeeltelijk buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
1. de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen en overkappingen ten hoogste 60 m² zal bedragen;
2. de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;
b. lid 3.2.1 onder b. en toestaan dat van een bedrijfsgebouw de goothoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;
c. lid 3.2.1 onder a.3. en toestaan dat van een bedrijfsgebouw de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen;
d. lid 3.2.1onder a.6. en toestaan dat van een torensilo de bouwhoogte ten hoogste 30 m zal bedragen;
e. lid 3.2.3 onder b. en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen, mits:
1. de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten hoogste 50 m² zal bedragen.
3.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 3.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 3.1 onder a. en c. genoemde gebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;
b. het gebruik van de in lid 3.1 onder c. genoemde gebouwen voor zelfstandige bewoning;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan
- 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing met de aanduiding "bedrijfswoning" op het bouwperceel, of
- 50 m²;
d. het gebruik van andere bouwlagen dan de eerste bouwlaag in de in lid 3.1 onder a. genoemde gebouwen voor het stallen, huisvesten of anderszins onderbrengen van vee;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf, tenzij de gronden zijn voorzien van een aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - zorgfunctie", in welk geval de niet agrarische bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd in de aanduiding, zijn toegestaan tot een maximale oppervlakte van 40% van het bouwvlak van het grondgebonden agrarisch bedrijf;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, tenzij
1. de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - pension”;
2. de specifieke vorm van bedrijf betrekking heeft op toeristische en recreatieve functies (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven);
3. de horecabedrijfsactiviteiten vergelijkbaar zijn met die van horecabedrijf categorie 1 en/of 4;
g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel met dien verstande dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 25 m²;
h. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “kampeerterrein”, in welk geval de plaatsing van ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, is toegestaan;
i. het gebruik van de gronden, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, als standplaats voor kampeermiddelen gedurende de periode van 1 november tot 15 maart;
j. het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, ten behoeve van permanente bewoning.
3.5 Afwijking van specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 3.4 onder g. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:
a. de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;
b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
c. de milieusituatie;
d. de woonsituatie;
e. de landschappelijke waarden;
f. de cultuurhistorische waarden;
g. de archeologische waarden;
h. de natuurwaarden;
i. de verkeersveiligheid;
j. de ontsluitingssituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverandering het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Wonen - A1', 'Wonen - A2', 'Wonen - A3, 'Wonen - A4', 'Wonen - A5', ‘Wonen - A7’, ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, ten behoeve van de functieverandering van agrarische bedrijfsbebouwing en het daarbij behorende bouwperceel, mits:
1. ter plaatse geen agrarische bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend;
2. de woonfunctie wordt gerealiseerd binnen de bestaande oppervlakte van de op het perceel aanwezige bebouwing en, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de karakteristieke hoofdvorm van (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing behouden blijft;
3. ten hoogste 1 woning is toegestaan, indien de (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing niet voorzien is van de aanduiding "karakteristiek";
4. het bouwvlak van de onder 3. bedoelde woning wordt gelegd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” van het agrarisch bedrijf;
5. ten hoogste 2 woningen zijn toegestaan, indien en voor zover de (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing is voorzien van de aanduiding "karakteristiek";
6. de realisering van de onder 5. bedoelde woningen in overeenstemming is met het, door de provincie geaccordeerde, gemeentelijk woonplan;
7. het bouwvlak van de onder 5. bedoelde woningen wordt gelegd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” van het agrarisch bedrijf en ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”;
8. erfbebouwing in de vorm van silo’s, mestopslag, kassen, en dergelijke is gesloopt;
9. een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaats vindt, rekening houdend met de specifieke landschapskenmerken en het bebouwingspatroon ter plaatse;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Bedrijf – 1’, ‘Bedrijf – 2’, ‘Tuin’ en/of ‘Agrarisch – Cultuurgrond’, mits:
1. de uitoefening van de betreffende bedrijfsfunctie plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en het bijbehorende erf;
2. erfbebouwing in de vorm van silo’s, mestopslag, kassen, en dergelijke is gesloopt;
3. een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaats vindt, rekening houdend met de specifieke landschapskenmerken en het bebouwingspatroon ter plaatse;
4. de bestaande woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd blijft;
5. het geen industriële bedrijven, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverbreding het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - {...}” ten behoeve van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten wordt aangebracht, mits:
1. de niet agrarische bedrijfsactiviteiten ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwvlak van het grondgebonden agrarisch bedrijf bedragen;
2. de uitoefening van de betreffende functie plaatsvindt binnen het bouwperceel;
3. een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaats vindt, rekening houdend met de specifieke landschapskenmerken en het bebouwingspatroon ter plaatse;
4. de niet agrarische bedrijfsactiviteiten:
a. overeenkomen met die van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;
b. betrekking hebben op zorgfuncties (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven) met dien verstande dat:
1. woonzorgeenheden uitsluitend in (het) bestaande (hoofd)gebouw(en) mogen worden gerealiseerd;
2. binnen de invloedsgebieden van risicovolle functies het aspect externe veiligheid voldoende wordt gegarandeerd;
c. betrekking hebben op toeristische en recreatieve functies (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven), met dien verstande, dat
1. recreatiewoningen uitsluitend in (het) bestaande (hoofd)gebouw(en) mogen worden gerealiseerd;
2. het aantal recreatiewoningen ten hoogste 15 bedraagt;
3. een pension uitsluitend in (het) bestaande (hoofd)gebouw(en) mag worden gerealiseerd;
4. trekkershutten op het bouwperceel, aansluitend op bestaande bebouwing worden gebouwd;
5. het aantal trekkershutten ten hoogste 10 bedraagt;
6. de oppervlakte van een trekkershut ten hoogste 20m² zal bedragen;
7. de hoogte van een trekkershut ten hoogste 4 m zal bedragen;
5. het geen industriële bedrijven, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
b. de aanduiding “kampeerterrein” wordt aangebracht, mits:
1. het aantal kleinschalige kampeerterreinen in de gemeente niet groter zal zijn dan 25;
2. ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, per terrein worden geplaatst;
3. het kamperen niet gedurende de periode van 1 november tot 15 maart zal plaatsvinden;
4. het kamperen direct aansluitend op de erven van de agrarische bedrijven zal plaatsvinden;
5. sanitaire voorzieningen zoveel mogelijk zullen worden ondergebracht in de bestaande (agrarische) bebouwing;
6. het terrein waarop gekampeerd zal worden op een afstand van ten minste 50 meter van geluidsgevoelige objecten is gelegen;
7. het kamperen inpasbaar zal zijn in het landschap door (afhankelijk van het landschapstype, open dan wel besloten) gebruik te maken van afschermende streekeigen erfbeplanting;
8. de situering, de omvang en het gebruik de kleinschaligheid van het kamperen beogen;
c. de aanduiding “kampeerterrein” wordt verwijderd, indien ter plaatse geen kampeerterrein meer aanwezig is.
3.6.3 Verruiming van de bestaande functie
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een verruiming van de bestaande functie het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de oppervlakte van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding “bedrijfswoning” wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
- de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
c. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;
d. de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in de leden 3.6.1, 3.6.2 en 3.6.3 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k.
de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden.
Artikel 4 Agrarisch - Cultuurgrond
De voor ‘Agrarisch – Cultuurgrond’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. cultuurgrond;
b. sloten, bermen en beplanting;
met daaraan ondergeschikt:
c. paden en kavelontsluitingswegen;
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f. water;
g. het recreatief medegebruik;
h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
i. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,5 m bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;
b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
a. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 4 m;
b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
c. het aanleggen van verharde en halfverharde paden;
d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m², zodanig dat er een verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 0,3 m;
e. het geheel of gedeeltelijk dempen van dobben, drinkpoelen en poelen;
f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
4.4.2 Uitzonderingen op vergunningsplicht
Het bepaalde in lid 4.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
De in lid 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden.
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een functieverandering het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur', mits:
1. de wijziging passend is binnen het rijks- en provinciale beleid aangaande de Ecologische Hoofdstructuur;
2. de wijziging betrekking heeft op gronden die:
· nodig zijn voor de afronding van natuurgebieden, en/of;
· liggen in het traject van een ecologische verbindingszone, of
· particulier worden beheerd en waarvan de natuurfunctie duurzaam is geregeld;
3. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerrein, zoals onder meer opgenomen in de Structuurvisie "Finster op romte" en de Woonvisie "Finster op wenjen";
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bos’, mits:
1. een afstand van ten minste 15 m tot naastgelegen agrarische productiegronden in acht wordt genomen, indien langs de betreffende rand geen houtsingels aanwezig zijn;
2. indien het een wijziging in het open landschap betreft:
· de oppervlakte van het voor 'Bos' te bestemmen gebied ten hoogste 1 hectare zal bedragen;
· ruime afstand zal worden gehouden ten opzichte van weidevogelgebieden.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in de leden 4.5.1 en 4.5.2 bedoelde wijzigingsbevoegdheden, mits:
a. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing en de gronden als één aaneengesloten geheel worden ingericht;
b. de bestaande verkeersafwikkeling niet onevenredig zal worden belast en het parkeren op het eigen terrein plaatsvindt;
c. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Bedrijf – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. een rondvaartbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - rondvaartbedrijf";
2. nevengeschikte horeca categorie 2 ter plaatse van de aanduiding "horeca";
met daaraan ondergeschikt:
b. restauratieve voorzieningen;
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare nutsvoorzieningen;
i. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
met de daarbij behorende:
j. tuinen, erven en terreinen;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
l. terrassen
Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 5.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan een rondvaartbedrijf;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf, zodanig dat de maximale horecavloeroppervlakte meer dan 130 m2 bedraagt, met dien verstande dat
1. de inpandige horecavloeroppervlakte ten hoogste 65 m2 zal bedragen;
2. het gebruik van de gronden en bouwwerken als terras niet meer zal bedragen dan de aanwezige inpandige horecavloeroppervlakte;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen;
e. het gebruik van de gronden ten behoeve van detailhandel.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten hoogste 15% kan worden vergroot;
2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
c.
de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - rondvaartbedrijf” wordt
verwijderd, mits:
1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
d. in een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
e. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Wonen - A1’, en/of ‘Tuin', mits:
1. ter plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;
2. ten hoogste 1 woning is toegestaan;
3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 5.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Bedrijf – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
2. een rondvaartbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - rondvaartbedrijf";
b. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
c. bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
d. restauratieve voorzieningen;
e. groenvoorzieningen;
f. parkeervoorzieningen;
g. speelvoorzieningen;
h. wegen, straten en paden;
i. water;
j. openbare nutsvoorzieningen;
k. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
met de daarbij behorende:
l. tuinen, erven en terreinen;
m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder a. en c genoemde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder b. genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
b. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 6.2.1 van overeenkomstige toepassing;
c. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;
2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 6.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 genoemde bedrijven;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen;
f. het gebruik van een bedrijfswoning als recreatiewoning;
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten hoogste 15% kan worden vergroot;
2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
c.
de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - rondvaartbedrijf” wordt
verwijderd, mits:
1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
d. in een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
e. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;
f. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Wonen - A1’, ‘Wonen - A3’, en/of ‘Tuin', mits:
1. ter plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;
2. ten hoogste 1 woning is toegestaan;
3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 6.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 7 Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening
De voor ‘Bedrijf – Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen voor het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen voor de gasvoorziening, gebouwen voor de waterhuishouding, zoals gemalen en watermolens, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. wegen, straten en paden;
e. water;
met de daarbij behorende:
f. erven en terreinen;
g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 5 m bedragen.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder g. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
· de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de aangrenzende bestemming(en) ‘Groen - Groenvoorzieningen' of ‘Tuin';
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 7.3.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 8 Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen
De voor ‘Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. een verkooppunt van motorbrandstoffen, inclusief LPG;
2. detailhandel in bijbehorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. wegen, straten en paden;
e. water;
f. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
g. tuinen, erven en terreinen;
h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder h. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 8.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij:
1. het betreft detailhandel in motorbrandstoffen, bijbehorende accessoires, benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen, zodanig dat de gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 65 m² bedraagt;
2. het betreft detailhandel in de vorm van weggebonden voedings- en genotmiddelen, kranten, tijdschriften en snijbloemen, zodanig dat deze detailhandelsfunctie ten hoogste 20 m² bedraagt;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de opslag van LPG;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als vulpunt van LPG;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken als afleverzuil LPG, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil LPG”;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van vuurwerk;
g. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
Artikel 9 Bedrijventerrein - 3
De voor ‘Bedrijventerrein – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of bedrijven ten behoeve van persoonlijke dienstverlening;
2. een rondvaartbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rondvaartbedrijf';
3. een galerie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie;
4. een scheepvaartmuseum, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - scheepvaartmuseum;
5. een zeilschool en outdooractiviteiten met daarbijbehorend een accommodatie, ter plaatse van de aanduiding "verblijfsrecreatie;
6. nevengeschikte horeca categorie 2 ter plaatse van de aanduiding "horeca"
b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
c. bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
d. restauratieve voorzieningen;
e. groenvoorzieningen;
f. parkeervoorzieningen;
g. speelvoorzieningen;
h. wegen, straten en paden;
i. water;
j. openbare nutsvoorzieningen;
k. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
met de daarbij behorende:
l. tuinen, erven en terreinen;
m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de afstand van een gebouw tot de weg zal ten minste 5 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;
c. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat:
1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten minste 30% van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal bedragen, tenzij in het bouwvlak een afwijkend bebouwingspercentage voor gebouwen is aangegeven.
Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder b. genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
b. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 9.2.1 van overeenkomstige toepassing;
c. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;
2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
· sublid 9.2.2 onder c. en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen
9.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 9.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 9.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als “bedrijfswoning” in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;
b. het gebruik van de in lid 9.1 onder c. genoemde gebouwen voor zelfstandige bewoning;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 3 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in Bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 3 genoemde bedrijven;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf, anders dan nevengeschikte horeca met een horecavloeroppervlakte van ten hoogste 75 m2 ter plaatse van de aanduiding "horeca" ;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen;
g. het gebruik van de gronden als opstap- of vertrekplaats ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - rondvaartbedrijf" is toegestaan mits het parkeren op eigen terrein plaatsvindt en hiertoe ten minste 40 parkeermogelijkheden ten behoeve van bezoekers van de rondvaardij worden gerealiseerd;
h. het gebruik van een bedrijfswoning als recreatiewoning.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits;
1. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
3. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
b. de oppervlakte van de aanduiding "bedrijfswoning" wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding "bedrijfswoning" wordt gewijzigd, mits;
1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m2 zal bedragen;
2. de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeurgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
c. de aanduiding "bedrijfswoning" wordt verwijderd;
d. de aanduiding ”specifieke vorm van bedrijf - rondvaartbedrijf", "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie", ", "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - scheepvaartmuseum" of "verblijfsrecreatie" wordt verwijderd, mits:
1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
e. in een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
f. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;
g. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘, ‘Wonen - A 3’ en/of ‘Tuin’, mits:
1. ter plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;
2. ten hoogste 1 woning is toegestaan;
3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 9.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
a. straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bos en bebossing, waaronder houtsingels en dykswâlen (houtwallen);
b. groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
c. het recreatief medegebruik;
d. paden en wegen;
e. parkeervoorzieningen;
f. speelvoorzieningen;
g. water;
h. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten.
10.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, palen, gedenktekens en kunstobjecten ten hoogste 6 meter zal bedragen.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m², zodanig dat er een verschil in hoogte, c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 0,3 m;
b. het aanleggen van verharde en halfverharde paden;
c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
10.3.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
De in lid 10.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke of natuurwaarden van de gronden.
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. bijzondere recreatieve voorzieningen ten behoeve van een jachthaven, in de vorm van toiletgebouwen en gebouwen voor onderhoud en beheer;
2. toeristische informatievoorziening
3. havenmeesterkantoor;
4. detailhandel;
5. horecabedrijven van categorie 1;
6. sociaal-culturele activiteiten;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbijhorende:
h. tuinen, erven en terreinen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 11.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zullen de goot- en bouwhoogte van een gebouw en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste de aangegeven hoogte respectievelijk het aangegeven percentage bedragen.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 11.1 onder i genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 10.1 onder a genoemde gebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven;
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b. in een bouwvlak in een aanduiding "maximale goot-, en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)" een andere goot-, bouwhoogte en/of bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 6 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 9 m zal bedragen;
3. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
c. in een aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 11.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Gemengd – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
2. detailhandel;
3. horecabedrijven van categorie 1 en 2;
4. het wonen;
5. recreatief verblijf mits op de tweede bouwlaag.
met daaraan ondergeschikt:
b. restauratieve voorzieningen;
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. wegen, straten en paden;
g. water;
h. terrassen;
i. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j. tuinen, erven en terreinen;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 12.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 12.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf van categorie 3 en hoger;
c. het gebruik van de gronden en gebouwen als verkooppunt van motorbrandstoffen;
d. het gebruik van de eerste bouwlaag ten behoeve van recreatief verblijf.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
- de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
- de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 12.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 13 Groen - Groenvoorzieningen
De voor ‘Groen – Groenvoorzieningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. speelvoorzieningen;
c. gebouwen ten behoeve van woonschepen, ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van wonen - gebouwen bij woonschepen";
d. bermen en beplanting;
e. paden;
f. water;
met daaraan ondergeschikt:
g. het recreatief medegebruik;
h. semi agrarisch medegebruik;
i. wegen en straten;
j. parkeervoorzieningen;
k. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
l. verhardingen;
m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten.
Voor het bouwen van de in lid 13.1 onder c. genoemde gebouwen ten behoeve van woonschepen gelden de volgende regels:
a. per woonschepenligplaats gelegen in de woonschepenhaven zal ten hoogste één gebouw worden gebouwd;
b. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 15 m² bedragen;
c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3 m bedragen.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 13.1 onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen zal ten hoogste 10 m bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen;
c. er zullen geen windturbines worden gebouwd.
De voor ‘Horeca – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van horecabedrijven categorieën 1 en 2;
b. een rondvaartbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - rondvaartbedrijf";
c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
d. bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
e. groenvoorzieningen;
f. parkeervoorzieningen;
g. speelvoorzieningen;
h. wegen, straten en paden;
i. water;
j. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
k. tuinen, erven en terreinen;
l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 14.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 14.1 onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbij behorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
b. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 14.2.1 overeenkomstige toepassing;
c. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;
2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 14.1 onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 14.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijf categorie 1 of 2;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
d. het gebruik van een bedrijfswoning als recreatiewoning.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Tuin’, ‘Verkeer - Verblijf’, ‘Wonen - A1’, ‘Wonen - A3’, alsmede de ligging van het (de) bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. ter plaatse geen horecabedrijf meer wordt uitgeoefend;
2. ten hoogste 1 woning is toegestaan
3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
c. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80 zal bedragen;
2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
d. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
; ten hoogste 10 m zal bedragen;
e. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt aangebracht
f. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 14.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 15 Horeca - 3
De voor ‘Horeca – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van horecabedrijven categorieën 1 en 2 en 3;
b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
c. bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f. speelvoorzieningen;
g. wegen, straten en paden;
h. water;
i. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j. tuinen, erven en terreinen;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 15.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 15.1 onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbij behorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
b. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 15.2.1 van overeenkomstige toepassing;
c. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;
2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9 m bedragen.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 15.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
15.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 15.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijf categorieën 1, 2 of 3;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
d. het gebruik van een bedrijfswoning als recreatiewoning.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Tuin’, ‘Verkeer – Verblijf’, ‘Wonen - A1’, en ‘Wonen – A3’, alsmede de ligging van het (de) bouwvlak(ken) wordt gewijzigd, mits:
1. ter plaatse geen horecabedrijf meer wordt uitgeoefend;
2. ten hoogste 1 woning is toegestaan;
3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
c. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80 zal bedragen;
2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste12 m zal bedragen;
d. in een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
e. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 15.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k.
de gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Horeca – 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van horecabedrijven categorie 4;
b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
c. bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f. speelvoorzieningen;
g. wegen, straten en paden;
h. water;
i. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j. tuinen, erven en terreinen;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 16.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 16.1 onder b. genoemde bedrijfswoningen en de daarbij behorende gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
b. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 16.2.1 van overeenkomstige toepassing;
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 16.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
16.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 16.1 onder a. genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, anders dan als horecabedrijf categorieën 1, 2 en 4;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
d. het gebruik van een bedrijfswoning als recreatiewoning.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
b. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80 zal bedragen;
2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 12 m zal bedragen;
c. in een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
d. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 16.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 17 Maatschappelijk - Begraafplaats
De voor ‘Maatschappelijk - Begraafplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een begraafplaats;
b. gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer van een begraafplaats;
met daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende;
h. tuinen, erven en terreinen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder (graf)monumenten, gedenktekens en kunstobjecten.
Voor het bouwen van de in lid 17.1 onder b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. het aantal gebouwen zal ten hoogste 2 bedragen;
b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal en hoogste 50 m2 bedragen;
c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 17.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, palen, gedenktekens en kunstobjecten ten hoogste 6 m zal bedragen.
Artikel 18 Maatschappelijk - Onderwijs
De voor ‘Maatschappelijk – Onderwijs’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. educatieve en informatieve voorzieningen en kinderopvang;
2. sociaal-culturele voorzieningen.
met daaraan ondergeschikt:
b. restauratieve voorzieningen;
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i. tuinen, erven en terreinen;
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 18.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 18.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 18.1 onder a. genoemde gebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Maatschappelijk - Openbare dienstverlening' en / of 'Maatschappelijk - Religie' mits:
1. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;
2. er voldoende parkeergelegenheid in het gebied aanwezig is:
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Wonen - A1', 'Wonen - A3', 'Wonen - B1', 'Tuin' en/of 'Verkeer - Verblijf', alsmede de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van het aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op het moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbeleid;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
3. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
c. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
d. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80 zal bedragen;
2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 12 m zal bedragen;
e. in een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven,
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
f. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt.
18.4.2 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 18.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 19 Maatschappelijk - Religie
De voor ‘Maatschappelijk – Religie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van levensbeschouwelijke voorzieningen; waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
b. restauratieve voorzieningen;
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i. tuinen, erven en terreinen;
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 19.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 19.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 19.1 onder a. genoemde gebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Maatschappelijk - Onderwijs', 'Maatschappelijk - Openbare dienstverlening' en/of 'Maatschappelijk - Sociaal-/cultureel', mits:
1. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;
2. er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Wonen - A1', 'Wonen - A3', 'Wonen - B1', 'Tuin' en/of 'Verkeer - Verblijf', alsmede de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van het aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op het moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbeleid;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
3. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
c. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
d. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80 zal bedragen;
2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
e. in een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
f. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;
g. de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 19.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 20 Maatschappelijk - sociaal-/cultureel
De voor ‘Maatschappelijk – Sociaal-/cultureel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van sociaal-/culturele voorzieningen; waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
b. restauratieve voorzieningen;
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i. tuinen, erven en terreinen;
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 20.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 20.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
20.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de in lid 20.1 onder a. genoemde gebouwen voor bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Maatschappelijk - Onderwijs', 'Maatschappelijk - Openbare dienstverlening' en/of 'Maatschappelijk - Religie', mits:
1. de betreffende functie op een adequate wijze wordt ontsloten;
2. er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Wonen - A1', 'Wonen - A3', 'Wonen - B1', 'Wonen - C1', 'Tuin' en/of 'Verkeer - Verblijf', alsmede de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van het aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de te bouwen woningen in overeenstemming zijn met het, op het moment van wijziging, vigerende gemeentelijk en provinciaal woningbeleid;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
3. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
c. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
d. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80 zal bedragen;
2. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 9 m zal bedragen;
e. in een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
f. de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 20.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Natuur ’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. water, waaronder meren, plassen, poelen, petgaten, pingoruïnes, kanalen, vaarten, tochten, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;
b. moeras en rietland;
c. grasland;
d. bos en bebossing;
e. houtsingels en dykswâlen (houtwallen);
f. oeverstroken en kaden;
g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden;
met daaraan ondergeschikt:
h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het half open landschap;
i. een woonschip, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - woonschip'';
j. een recreatiewoonschip, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - recreatiewoonschip'';
k. een garagebox met overkapping;
l. paden en perceel- en/of kavelontsluitingswegen;
m. bermen en beplanting;
n. groenvoorzieningen;
o. parkeervoorzieningen;
p. speelvoorzieningen;
q. het recreatief en educatief medegebruik;
r. kleinschalige recreatieve en educatieve voorzieningen, waaronder picknickplaatsen, toiletvoorzieningen, vogelkijkhutten en uitzichtpunten;
s. de waterhuishouding;
t. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder stuwen en gemalen;
u. retentiegebied voor oppervlaktewater;
v. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
w. tuinen, erven en terreinen;
x. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
a. Voor het bouwen van de in lid 21.1 onder i. en j. genoemde bouwwerken en bijbehorende gebouwen gelden de volgende regels:
1. een woonschip c.q. een recreatiewoonschip zal uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak met de aanduiding "specifieke vorm van wonen - woonschip";
2. een recreatiewoonschip zal uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak met de aanduiding "specifieke vorm van wonen - woonschip";
3. een woonschip c.q. een recreatiewoonschip zal binnen een bouwvlak worden gesitueerd;
4. de "maximale bouwhoogte" van een woonschip c.q. een recreatiewoonschip zal, gemeten vanaf de waterlijn, ten hoogste 3 m bedragen, danwel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
5. de oppervlakte van een woonschip c.q. een recreatiewoonschip zal ten hoogste 80% van de oppervlakte van het bouwvlak bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
6. per woonschip c.q. recreatiewoonschip zal ten hoogste één bijbehorend bouwwerk gebouwd worden;
7. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 15 m2 bedragen dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
8. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 m bedragen dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt;
b. de maximale oppervlakte van de in lid 21.1 onder k genoemde garagebox bedraagt 24 m2;
c. de maximale oppervlakte van de in lid 21.1 onder k genoemde overkapping bedraagt 30 m2.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 21.1 onder x. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen;
c. er zullen geen windturbines worden gebouwd.
21.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden als (permanente) liggelegenheid voor recreatievaartuigen;
b. het gebruik van recreatievaartuigen of recreatiewoonschepen voor permanente bewoning;
c. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - woonschip'';
d. het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatiewoonschepen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatiewoonschip";
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opslaan van mest;
f. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
a. het aanplanten van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 100 m²;
b. het aanleggen van verharde en halfverharde paden;
c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief en educatief medegebruik;
e. het graven of dempen van watergangen;
f. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en dykswâlen.
21.4.2 Uitzonderingen op vergunningsplicht
Het bepaalde in lid 21.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
De in lid 21.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden en/of landschappelijke waarden van de gronden.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
b. de aanduiding “kampeerterrein” wordt aangebracht, mits:
1. ten hoogste 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, per terrein worden geplaatst;
2. het kamperen niet gedurende de periode van 1 november tot 15 maart zal plaatsvinden;
3. het kamperen direct aansluitend op de erven van bestaande bebouwing zal plaatsvinden;
4. sanitaire voorzieningen zoveel mogelijk zullen worden ondergebracht in de bestaande bebouwing;
5. het terrein waarop gekampeerd zal worden op een afstand van ten minste 50 meter van geluidsgevoelige objecten is gelegen;
6. het kamperen inpasbaar zal zijn in het landschap door eventueel (afhankelijk van het landschapstype, open dan wel besloten) gebruik te maken van afschermende streekeigen erfbeplanting;
c. de gronden worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid recreatievaartuigen", mits:
1. de liggelegenheid een openbaar karakter heeft;
2. de liggelegenheid via openbaar vaarwater bereikbaar is;
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 21.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Recreatie – 1A’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen voor verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatiewoningen/ recreatie-appartementen;
b. een schiphuis, ter plaatse van de aanduiding "schiphuis'';
met daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. wegen, straten en paden;
g. water;
h. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
i. tuinen, erven en terreinen;
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van de in lid 22.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding "maximale oppervlakte" zal de de oppervlakte van een gebouw ten hoogste de aangegeven oppervlakte bedragen;
c. ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte" zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
d. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 15 m² bedragen;
e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw zal ten hoogste 4 m bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 22.1 onder b. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. het schiphuis mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "schiphuis" worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van het schiphuis zal ten hoogste 4 m bedragen.
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 22.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
22.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
22.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
b. in een aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 22.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor 'Recreatie - 2A' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. recreatieve voorzieningen en dagrecreatieterreinen;
b. gebouwen voor recreatieve voorzieningen en ten behoeve van dagrecreatie;
c. horeca categorie 1 ter plaatse van de aanduiding "horeca"
met daaraan ondergeschikt:
d. een restauratieve voorziening;
e. groenvoorzieningen;
f. parkeervoorzieningen;
g. speelvoorzieningen;
h. wegen, straten en paden;
i. water;
j. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
k. tuinen, erven en terreinen;
l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder aan- en afmeersteigers.
Voor het bouwen van de in lid 23.1 onder b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 23.1 onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
23.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken als liggelegenheid voor recreatiewoonschepen;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van woondoeleinden;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van een horecabedrijf, tenzij het gronden en gebouwen zijn ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "horeca", zodanig dat de horecavloeroppervlakte meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte ter plaatse van de kiosk op het dagrecreatieterrein ten noorden van de Koaidyk en ten noordwesten van de woning Koaidyk nr 5;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. een bouwvlak ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde functies wordt toegevoegd, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 150 m² zal bedragen;
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
c. in een aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m zal bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 23.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Recreatie - 3A’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een jachthaven;
b. gebouwen voor bijzondere recreatieve voorzieningen ten behoeve van een jachthaven, in de vorm van toiletgebouwen en gebouwen voor onderhoud en beheer;
c. water;
d. gebouwen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, voor zover het betreft het repareren of anderszins bewerken en/of onderhouden van schepen of andere vaartuigen dan wel onderdelen daarvan, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf'';
met daaraan ondergeschikt:
e. een restauratieve voorziening;
f. groenvoorzieningen;
g. parkeervoorzieningen;
h. speelvoorzieningen;
i. wegen, straten en paden;
j. waterhuishouding;
k. openbare nutsvoorzieningen
met de daarbij behorende:
l. tuinen, erven en terreinen;
m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
24.2.1 Gebouwen ten behoeve van een jachthaven
Voor het bouwen van de in lid 24.1 onder b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 100 m² bedragen;
b. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3 m bedragen.
Voor het bouwen van de in lid 24.1 onder d. genoemde gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf" gelden de volgende regels:
a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 1200 m² bedragen;
b. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 6 m bedragen.
24.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 24.1 onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
24.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken als (permanente) liggelegenheid voor woonschepen;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de aanduiding "detailhandel" wordt toegevoegd, mits:
1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1'';
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
c. in een aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m zal bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 24.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen;
b. erkers en voorportalen;
c. een gebouw ten behoeve van het wonen, niet zijnde een woonhuis, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouw';
met daaraan ondergeschikt:
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f. speelvoorzieningen;
g. wegen, straten en paden;
h. water;
i. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j. erven en verhardingen;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:
a. een erker zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;
b. de afstand van een erker tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste 2 m bedragen, tenzij:
1. er sprake is van twee aaneen te bouwen erkers voor twee afzonderlijke, aaneen gebouwde woonhuizen;
2. er sprake is van een hoekerker of een erker aan de zijgevel van een gebouw, in welk geval de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
c. een erker zal ten hoogste over 70% van de voorgevel worden gebouwd.
Voor het bouwen van voorportalen gelden de volgende regels:
a. een voorportaal zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;
b. de breedte van een voorportaal zal ten hoogste 2,5 m bedragen;
c. de hoogte van een voorportaal zal ten hoogste 2,5 m bedragen.
25.2.3 Gebouw bedoeld in lid 25.1 sub c
Voor het bouwen van het in lid 25.1 sub c genoemde gebouw gelden de volgende regels:
a. het gebouw mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouw';
b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3 m bedragen.
25.2.4 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 25.1 onder k. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2 in die zin dat een tuinhuisje, prieeltje of een daarmee vergelijkbaar gebouw wordt gebouwd, mits:
a. een tuinhuisje, prieeltje of daarmee vergelijkbaar gebouw ten minste 3 m vanuit de aangrenzende perceelgrens wordt gebouwd;
b. de oppervlakte van een tuinhuisje, prieeltje of daarmee vergelijkbaar gebouw ten hoogste 15 m² zal bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 3 meter zal bedragen;
c. het aantal tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee vergelijkbare gebouwen ten hoogste 2 per bouwperceel bedragen;
d. de afstand tussen tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee vergelijkbare gebouwen onderling en ten opzichte van andere gebouwen, waaronder erkers, ten minste 3 meter zal bedragen;
e. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
f. rekening wordt gehouden met:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de woonsituatie;
3. de landschappelijke waarden;
4. de cultuurhistorische waarden.
25.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen - A3’, ‘Wonen - A7’, en/of ‘Wonen - B1’, alsmede nieuwe bouwvlakken worden aangebracht, mits:
a. de wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot het aanbrengen van nieuwe bouwvlakken uitsluitend betrekking heeft op een wijziging van de oorspronkelijke voorgevelrooilijn ten behoeve van een veranderende situering van het woonhuis;
b. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste de oppervlakte van het oorspronkelijke bouwvlak;
c. gebouwen en overkappingen die buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, niet voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
d. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak per bouwperceel ten hoogste 100 m²;
e. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
f. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
g. rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 25.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Verkeer – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ontsluitingswegen en -straten;
b. paden;
c. parkeervoorzieningen en carpoolplaatsen;
d. bermen en beplanting;
e. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein”;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
f. gebouwen ten behoeve van het verkeer, zoals wachtruimten voor openbaar vervoer en/of stallingsruimten voor (brom)fietsen;
g. geluidwerende voorzieningen;
h. groenvoorzieningen;
i. tuinen, erven en terreinen;
j. water;
k. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
26.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 26.1 onder l. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;
b. er zullen geen windturbines worden gebouwd.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. een ander dwarsprofiel wordt aangegeven, mits:
1. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten als gevolg daarvan niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b. een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:
1. de oppervlakte ten hoogste 20 m² zal bedragen;
c. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening’, ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:
1. de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;
d. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer - Verblijf’, mits:
1. de functie van de betreffende weg is gewijzigd;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. in een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 26.3.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen, (woon)straten en pleinen;
b. paden;
c. parkeervoorzieningen;
d. het recreatief medegebruik;
e. evenementen;
f. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein'';
met daaraan ondergeschikt:
g. gebouwen ten behoeve van het verkeer en verblijf, zoals wachtruimten voor openbaar vervoer en/of stallingsruimten voor (brom)fietsen;
h. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - garageboxen'';
i. een camperstandplaats, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - camper standplaats'';
j. groenvoorzieningen;
k. speelvoorzieningen;
l. water;
m. tuinen, erven en terreinen;
n. terrassen;
o. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:
a. een garagebox zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - garageboxen”;
b. per gebied dat ter plaatse is aangeduid als “specifieke vorm van verkeer - garageboxen”, dienen de garageboxen aaneen te worden gebouwd;
c. de bouwhoogte van een garagebox zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
d. de oppervlakte van een garagebox zal ten hoogste 20 m² bedragen.
27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 26.1 onder p. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste 10 m zal bedragen;
b. er zullen geen windturbines worden gebouwd.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, mits:
1. de oppervlakte ten hoogste 20 m² zal bedragen;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening’ ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:
1. de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;
c. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer - 1’, mits:
1. de functie van de betreffende weg is gewijzigd;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. in een aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer ten hoogste 15 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 27.3.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. kanalen, vaarten, tochten, sloten, meren, plassen, vijvers en poelen en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;
b. kaden en oevers;
c. steigers, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "steiger";
d. liggelegenheden voor (recreatie)vaartuigen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid recreatievaartuigen";
e. bouwwerken in de vorm van woonschepen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - woonschip";
f. het recreatief medegebruik;
g. de waterhuishouding;
met daaraan ondergeschikt:
h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden;
i. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden;
j. groenvoorzieningen;
k. paden;
l. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:
1. kunstwerken;
2. aan- en afmeersteigers.
a. Voor het bouwen van de in lid 28.1 onder e. genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
b. een woonschip zal uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak met de aanduiding "specifieke vorm van wonen - woonschip";
c. ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal" zal ten hoogste het in die aanduiding genoemde aantal woonschepen worden gesitueerd;
d. ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" zal de hoogte van een woonschip, gemeten vanaf de waterlijn, ten hoogste de aangegeven bouwhoogte bedragen, danwel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
e. de oppervlakte van een woonschip zal ten hoogste 100 m2 bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte van een woonschip indien deze meer bedraagt;
f. de breedte van een woonschip zal ten hoogste 6,5 m zijn, de lengte ten hoogste 15 meter, dan wel de bestaande breedte en lengte indien deze meer bedraagt;
g. de onderlinge afstand tussen woonschepen zal ten minste 3,50 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 28.1 onder o. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat:
1. aan- en afmeersteigers uitsluitend mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - woonschip", "specifieke vorm van recreatie - recreatiewoonschip" of "steiger'';
2. de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van kunstwerken ten hoogste 15 m zal bedragen;
b. er zullen geen windturbines worden gebouwd.
28.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van recreatievaartuigen voor permanente bewoning;
b. het gebruik van de gronden als (permanente) liggelegenheid voor recreatievaartuigen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid recreatievaartuigen”;
c. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - woonschip";
d. het gebruik van de gronden als ligplaats voor recreatiewoonschepen.
e. het gebruik van de gronden als ligplaats voor een woonschip op de locatie Feantersdyk 4m te Earnewâld nadat dit bestaande gebruik minimaal één jaar is beëindigd.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden ten opzichte van het bestaande maaiveld;
b. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
c. het graven of dempen van waterlopen en waterpartijen.
28.4.2 Uitzondering op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 28.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
De in lid 28.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. de waarde van de gronden voor de waterhuishouding;
b. de landschappelijke waarden van de gronden;
c. de natuurwaarden van de gronden;
d. de cultuurhistorische waarden van de gronden.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de gronden worden voorzien van de aanduiding “steiger",mits
1. de steiger ten dienste staat van een aangrenzende woning of bedrijf;
b. de gronden worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid recreatievaartuigen", mits:
1. de liggelegenheid een openbaar karakter heeft;
2. de liggelegenheid via openbaar vaarwater bereikbaar is;
c. de aanduiding “steiger" wordt verwijderd;
d. de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid recreatievaartuigen" wordt verwijderd;
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 28.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Wonen - A1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
1. een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
2. winkels en bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven en horecabedrijven van categorie 1, ter plaatse van de aanduiding "gemengd'';
3. een pension ter plaatse van de aanduiding "pension";
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
29.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. het aantal woonhuizen per bouwvlak zal ten hoogste één bedragen;
b. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 9 m bedragen met dien verstande dat:
1. de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen.
29.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², bedragen;
5. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen.
b. In afwijking van het gestelde in lid 29.2.2 onder a. mogen bestaande gebouwen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 4. en 5. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen ten hoogste 9 m zal bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², zal bedragen;
tenzij de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
4. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 60 m² zal bedragen;
tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
5. het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt vergroot.
29.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 29.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
29.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
1. 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
2. 50 m²;
f. het gebruik van gebouwen ten behoeve van het wonen als recreatiewoning.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A3’;
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 400 m²;
2. het bebouwingspercentage van het "hiem" ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum van 300 m²;
3. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 250 m²;
4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
5. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
c. de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 29.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Wonen - A3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
30.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;
b. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 8 m zal bedragen.
30.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², bedragen;
5. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen.
b. In afwijking van het gestelde in lid 30.2.2 onder a. mogen bestaande gebouwen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 4. en 5. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen ten hoogste 9 m zal bedragen, met dien verstande dat:
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 3 respectievelijk
6 m zal bedragen, tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², zal bedragen;
tenzij de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
4. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 60 m² zal bedragen;
tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
5. het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt vergroot.
30.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 30.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
30.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
1. 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
2. 50 m²;
f. het gebruik van gebouwen ten behoeve van het wonen als recreatiewoning.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’;
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 400 m²;
2. het bebouwingspercentage van het "hiem" ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum van 300 m²;
3. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 250 m²;
4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
5. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
c. de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 30.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat-en bebouwingsbeeld
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Wonen - A7’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
31.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;
b. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 15 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen.
31.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van
100 m², bedragen;
5. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;
b. In afwijking van het gestelde in lid 31.2.2 onder a. mogen bestaande gebouwen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 4. en 5. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen ten hoogste 9 m zal bedragen, met dien verstande dat:
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 3 respectievelijk
6 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², zal bedragen;
tenzij de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
4. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 60 m² zal bedragen;
tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
5. het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt vergroot.
31.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 31.1 onder i genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
31.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
1. 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
2. 50 m²;
f. het gebruik van gebouwen ten behoeve van het wonen als recreatiewoning.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’ en/of ‘Wonen - A3;
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 400 m²;
2. het bebouwingspercentage van het "hiem" ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum van 300 m²;
3. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 250 m²;
4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
5. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
c. de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste 150 m²;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
d. de aanduiding “karakteristiek” wordt aangebracht, indien door verbeterwerkzaamheden dan wel door veranderde inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt;
e. de aanduiding “karakteristiek” geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 31.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Wonen - B1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
waarbij, ter ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de bestaande karakteristieke hoofdvorm zoveel mogelijk in stand wordt gehouden;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
32.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;
b. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen.
32.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 40% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m² bedragen;
5. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;
b. In afwijking van het gestelde in lid 32.2.2 onder a. mogen bestaande gebouwen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 4. en 5. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen ten hoogste 9 m zal bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², zal bedragen;
tenzij de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
4. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 60 m² zal bedragen;
tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
5. het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt vergroot.
32.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 32.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
32.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
1. 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
2. 50 m²;
f. het gebruik van gebouwen ten behoeve van het wonen als recreatiewoning.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, Wonen - A3’, en/of ‘Wonen - B3’;
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen met een maximum van 300 m²;
2. het bebouwingspercentage van het "hiem" ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum van 200 m²;
3. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 150 m²;
4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 32.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Wonen - B3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
33.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste twee bedragen;
b. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 8 m zal bedragen.
33.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m² bedragen;
5. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;
b. In afwijking van het gestelde in lid 33.2.2 onder a. mogen bestaande gebouwen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 4. en 5. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen ten hoogste 9 m zal bedragen, met dien verstande dat:
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
2.
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand
gebouw ten hoogste 3 respectievelijk
6 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², zal bedragen;
tenzij de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
4. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 60 m² zal bedragen;
tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
5. het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt vergroot.
33.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 33.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
33.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
1. 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
2. 50 m²;
f. het gebruik van gebouwen ten behoeve van het wonen als recreatiewoning.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, Wonen - A3’, en/of ‘Wonen - B1’;
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen met een maximum van 300 m²;
2. het bebouwingspercentage van het "hiem" ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum van 200 m²;
3. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 150 m²;
4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 33.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Wonen - C1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
34.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de woningen zullen aaneen worden gebouwd;
b. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen.
34.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², bedragen;
5. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;
b. In afwijking van het gestelde in lid 34.2.2 onder a. mogen bestaande gebouwen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 4. en 5. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen ten hoogste 9 m zal bedragen, met dien verstande dat;
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
·
de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de
zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², bedragen;
tenzij de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
4. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;
tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
5. het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt vergroot.
34.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 34.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
34.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
1. 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
2. 50 m²;
f. het gebruik van gebouwen ten behoeve van het wonen als recreatiewoning.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, Wonen - A3’, ‘Wonen - B1, 'Wonen - B3' en/of ‘Wonen - C3';
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen met een maximum van 300 m²;
2. het bebouwingspercentage van het "hiem" ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum van 200 m²;
3. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 150 m²;
4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 34.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Wonen - C3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
35.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de woonhuizen zullen aaneen worden gebouwd;
b. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 8 m zal bedragen.
35.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², bedragen;
5. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;
b. In afwijking van het gestelde in lid 35.2.2 onder a. mogen bestaande gebouwen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder sub 4. en 5. worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen ten hoogste 9 m zal bedragen, met dien verstande dat;
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;
tenzij de bestaande bouw- en goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bouw- en goothoogte ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
3. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², bedragen;
tenzij de gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
4. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;
tenzij de oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;
5. het aantal vrijstaande gebouwen niet wordt vergroot.
35.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 35.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
35.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
1. 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
2. 50 m²;
f. het gebruik van gebouwen ten behoeve van het wonen als recreatiewoning.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, Wonen - A3’, ‘Wonen - B1, 'Wonen - B3' en/of ‘Wonen - C1';
b. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak in combinatie met de oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
1. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen met een maximum van 300 m²;
2. het bebouwingspercentage van het "hiem" ten hoogste 30% zal bedragen, met een maximum van 200 m²;
3. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, met een maximum van 150 m²;
4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 35.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Wonen – D1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
b. groenvoorzieningen;
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. wegen, straten en paden;
f. water;
g. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. tuinen, erven en verhardingen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
36.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd,
b. het aantal woningen per bouwvlak zal ten hoogste het met de aanduiding "maximum aantal wooneenheden’ aangegeven aantal bedragen;
c. de oppervlakte van een woning is ten hoogste 150 m2;
d. de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:
a. de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen.
36.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
1. de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;
· de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;
2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
4. gebouwen en overkappingen zullen ten minste 1 m achter de voorgevellijn worden gebouwd;
5. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen;
36.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in lid 36.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
36.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
1. 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of
2. 50 m²;
f. het gebruik van gebouwen ten behoeve van het wonen als recreatiewoning.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, ‘Wonen - B1, en/of ‘Wonen - C1';alsmede nieuwe bouwvlakken worden aangebracht, mits:
a. de wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot het aanbrengen van nieuwe bouwvlakken uitsluitend betrekking heeft op een wijziging van de oorspronkelijke voorgevelrooilijn ten behoeve van een veranderende situering van het woonhuis;
b. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste de oppervlakte van het oorspronkelijke bouwvlak;
c. gebouwen en overkappingen die buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, niet voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 36.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a. een rioolpersleiding;
met de daarbij behorende:
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
37.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere geldende bestemming(en)
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
37.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 2 m bedragen.
37.2.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 37.2.1 en toestaan dat de in de andere bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, mits:
a. vooraf advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en):
a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
c. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen, die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
37.3.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 37.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
De in lid 37.3.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
- de dubbelbestemming ‘Leiding – Riool' wordt verwijderd, mits:
1. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
2. de leiding permanent buiten gebruik is gesteld, dan wel is verwijderd.
Artikel 38 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
De voor ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a. ten behoeve van de waterstaat, waaronder kaden en dijken;
met de daarbij behorende:
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder sluizen en gemalen.
38.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere geldende bestemming(en)
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
38.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
· de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen.
38.2.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 38.2.1 en toestaan dat de in de andere bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, mits:
a. vooraf advies is ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterstaatkundige functie;
b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende (neven)functie van de gronden.
38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.3.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en):
a. het ophogen en afgraven van de gronden;
b. het verwijderen en aanbrengen van verhardingen, waaronder de toegelaten wegen en paden.
38.3.2 Uitzonderingen op vergunningsplicht
Het bepaalde in lid 38.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
De in lid 38.3.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien:
· geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de waterkerende (neven)functie van de gronden.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
· de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’ wordt verwijderd, mits:
1. de waterstaatkundige functie van de gronden is vervallen.
Artikel 39 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 40 Algemene aanduidingregels
40.1 veiligheidszone - externe veiligheid
De functie van de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – externe veiligheid” is het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie.
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) mogen op in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
40.1.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
1. de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – externe veiligheid” wordt verwijderd, mits:
- de betreffende risicovolle functie ter plaatse niet meer aanwezig is;
2. de omvang en situering van de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – externe veiligheid” wordt gewijzigd, mits:
a. de hoedanigheid van de betreffende risicovolle functie is gewijzigd;
b. de ligging van de zone is afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing zijnde wettelijke regels.
40.1.4 Geen onevenredige afbreuk
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 55.6.3 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
Artikel 41 Algemene bouwregels
De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.
Er zullen geen windturbines worden gebouwd.
41.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
41.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag gebouwen geheel of gedeeltelijk te verwijderen.
41.3.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 41.3.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
De in lid 41.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits:
a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven;
c. het delen van gebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Artikel 42 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
c. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 43 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
a. de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1', in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van:
1. winkels, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als "detailhandel";
2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als "bedrijf tot en met categorie 2";
3. horecabedrijven van categorie 1 en 2, indien de gronden ter plaatse worden aangeduid als "horeca tot en met categorie 2";
mits:
wordt geborgd dat er voldoende parkeergelegenheden in het gebied aanwezig zijn;
b.
1. de onderlinge situering en de omvang van de bestemmingen 'Verkeer - Verblijf', 'Water' en de aanduidingen "steiger" (ste) en "specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid recreatievaartuigen" (sr-lrv) wordt gewijzigd en;
2. de bestemmingen 'Verkeer - Verblijf', 'Water' en 'Bedrijf - 2' worden gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - 1A' indien
a. ten hoogste 50 recreatieverblijven in ten hoogste twee appartementengebouwen worden gerealiseerd;
b. de goothoogte van een appartementengebouw ten hoogste 10 meter is;
c. de bouwhoogte van een appartementengebouw ten hoogste 12 meter is;
d. de gezamenlijke opppervlakte van de bouwvlakken van de appartementengebouwen ten hoogste 1200 m2 bedraagt en;
3. de bestemming 'Bedrijf-2', onder gelijktijdige verwijdering van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - rondvaartbedrijf" en van het bouwvlak, wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Verblijf' en/of 'Water' mits:
a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied 3'';
b. de beëindiging van het gebruik van de gronden met de bestemming 'Bedrijf 2', alsmede van de aangrenzende gronden met de bestemming 'Water' ter plaatse van de aanduidingen "steiger" en "specifieke vorm van recreatie - liggelegenheid recreatievaartuigen" ten behoeve van een rondvaartbedrijf, gegarandeerd is;
c. de stedenbouwkundige, landschappelijke, milieuhygiënische, waterhuishoudkundige en verkeerskundige inpassing van het wijzigingsgebied plaatsvindt conform een door het bevoegd gezag geaccordeerd inpassingsplan;
d. er geen strijd is met de kernwaarden van de Ecologische Hoofdstructuur;
e. de economische uitvoerbaarheid wordt aangetoond door middel van een bij het inpassingplan behorend exploitatieplan;
c. de bestemmingen 'Recreatie -2A' en 'Water' worden gewijzigd in de bestemmingen:
* 'Bedrijf - 2' met de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - jachthaven" al dan niet in combinatie met de aanduiding "bedrijfswoning" en/of
* 'Bedrijf -2' met de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - verhuurbedrijf recreatievaartuigen" al dan niet in combinatie met de aanduiding "bedrijfswoning" en
* 'Groen - Groenvoorzieningen' mits:
1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2"
2. de grootte van een bedrijfskavel minimaal 1500 m2 is;
3. voor het bouwen van de bedrijfsgebouwen de volgende regels gelden:
a. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. het bebouwingspercentage zal minimaal 30% bedragen;
c. het bebouwingspercentage zal maximaal 70% bedragen;
d. de goothoogte zal ten hoogste 6 meter bedragen;
e. de bouwhoogte zal ten hoogste 10 meter bedragen;
4. voor het bouwen van een bedrijfswoning en de daarbij behorende gebouwen en overkappingen de volgende regels gelden:
a. een bedrijfswoning zal inpandig binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
b. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
c. de oppervlakte van een bedrijfswoning is ten hoogste 150 m2;
d. de regels van artikel 43.1 sub c onder lid 3.d. en 3.e. zijn van overeenkomstige toepassing;
5. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
6. de ligplaatscapaciteit ten hoogste 110 plaatsen bedraagt;
7. de economische uitvoerbaarheid wordt aangetoond door middel van een door initiatiefnemer in te dienen exploitatieplan;
8. een zorgvuldige landschappelijke inpassing plaatsvindt, rekening houdend met de specifieke landschapskenmerken en het bebouwingspatroon ter plaatse;
9. er geen significant negatief effecten optreden voor het Natura 2000-gebied;
10. er geen strijd is met de kernwaarden van de Ecologische Hoofdstructuur;
11. aangetoond is dat geen ontheffing nodig is dan wel na verkregen ontheffing van de Flora- en Faunawet.
d. De bestemming 'Bedrijventerrein – 3' wordt gewijzigd in 'Bedrijf - 2' mits;
1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "Wetgevingszone - wijzigingsgebied 4";
2. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
e. de aanduiding “bedrijfswoning” wordt aangebracht mits:
1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "Wetgevingszone - wijzigingsgebied 4";
a. ten behoeve van een bedrijf dat is genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
2. voor het bouwen van de bedrijfswoning en de daarbij behorende gebouwen en overkappingen de volgende regels gelden:
a. wordt gebouwd binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
b. een maximale oppervlakte heeft van 150 m2;
c. inpandig wordt gerealiseerd onder toepassing van de regels van artikel 43.1 sub c onder lid 1.a sub 2.d en e;
3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
f. de bestemming 'Bedrijf – 2' wordt gewijzigd naar 'Bedrijventerrein – 3' mits
1. er geen bedrijfswoning gevestigd is;
2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten in de omgeving niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
g. de bestemming 'horeca - 2' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Gemengd - 2' mits
1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "Wetgevingszone - wijzigingsgebied 5";
h. de dubbelbestemming ‘Leiding - Riool' wordt aangebracht;
i. de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie' wordt aangebracht, indien:
1. door onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen;
j. de dubbelbestemming ‘Waarde - Cultuurhistorie' wordt aangebracht, indien:
1. door onderzoek cultuurhistorische en (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;
k. de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’ wordt aangebracht, indien:
1. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bescherming, ophoging en verbetering van de gronden met een waterkerende en/of waterregulerende (neven)functie.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 43.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de milieusituatie;
c. de woonsituatie;
d. de landschappelijke waarden;
e. de cultuurhistorische waarden;
f. de archeologische waarden;
g. de natuurwaarden;
h. de verkeersveiligheid;
i. de ontsluitingssituatie;
j. de parkeersituatie;
k. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen
Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de
overige regels wordt verwezen naar bestemmingen die daarin niet rechtstreeks
zijn opgenomen, is bijlage 3: Toe te passen regels bij toepassing
wijzigingsbevoegdheden, van toepassing.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
45.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan Earnewâld 2013
van de gemeente Tytsjerksteradiel.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 9 oktober 2014
De voorzitter, De griffier,
………………. ……………