Tergracht 7, Wyns

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1 plan

het bestemmingsplan Tergracht 7, Wyns van de gemeente Tytsjerksteradiel;

2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0737.00BPVIII  met de bijbehorende regels, planverbeelding en  bijlagen;

3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5 archeologische waarden

de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewo­ningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

7 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

8 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:

a.     het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

b.    de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:

-         het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

-         het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;

-         het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;

-         er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

9 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

10 bestaand

a.     bij bouwwerken:

bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

b.    bij het overige gebruik:

het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

13 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met dak;

14 bouwen

plaatsen,  geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergro­ten;

15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

18 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;


 

20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

21 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;

22 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

23 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoor­beeld in gebruikte goederen);

25 dienstverlenend bedrijf en of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juri­disch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringsbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;

26 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

27 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

28 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

 

29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

30 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

31 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

32 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een ge­bouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

33 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluid­hinder;

34 "hiem"

het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

35 hoekerker

een erker die aan twee gevels van een woonhuis is gebouwd;

36 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voor­keurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

37 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte ver­maaksfunctie;

38 houtopstand

opgaande beplanting in de vorm van kleinschalige bospercelen, houtsingels en dykswâlen;

39 houtsingel

langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;

40 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

41 kap

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

42 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

43 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

44 logiesverstrekking

een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;

45 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

46 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

47 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

48 onderbouw

het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;

49 open landschap

Het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

a.     grootschalig open (weide)landschap;

b.    verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

c.     perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

d.    verspreid voorkomende bosschages van beperkte omvang (v.m. eendenkooien, moeras­bosjes), rietvelden;

e.     relatief grofmazig netwerk van soms hoger gelegen wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;

f.     grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende water­lopen, alsmede meren;

 

Binnen het Open landschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het klei op veen landschap, het meren- en kanalenlandschap en het veenweidelandschap.

 

In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig.

49.1 klei op veen landschap

het klei op veen met terpen landschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

a.     zeer grootschalig open (weide)landschap

b.    regelmatige en onregelmatige blokverkaveling;

c.     onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;

d.    perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

e.     verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

f.     kwelderwal langs de Dokkumer Ie en verspreid voorkomende terpen en terprestanten;

g.    grofmazig netwerk van hoofdzakelijk oost – west lopende wegen en paden;

h.    grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende water­lopen;

50 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

51 peil

a.     indien op of in het land wordt gebouwd:

-         de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;

-         indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;

b.    indien op of in het water wordt gebouwd:

-         het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging  van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;

52 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

53 schiphuis

een boven water geplaatst gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;

54 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

55 slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken;

56 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

57 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

58 voorbouwgrens

zie voorgevelrooilijn

59 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

60 voorgevelrooilijn

de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;

61 voorkeurgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

62 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

 

 

63 windturbine

een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);

64 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;

65 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

66 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

67 zorgfuncties

kinderopvang, begeleiding van en zorg voor gehandicapten, verslaafden, chronische zieken en daarmee te vergelijken zorgbehoevenden.


 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Methodiek

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.)

1.    de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.    de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

3.    de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

4.    de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoor­stenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

5.    de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;

6.    de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

7.    het bebouwde oppervlak:

de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en over­kappingen;

8.    de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

9.    de hoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;

10.  de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.2 Meetverschillen

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.


 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Tuin

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     tuinen;

b.    erkers en voorportalen;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.     groenvoorzieningen;

d.    parkeervoorzieningen;

e.     speelvoorzieningen;

f.     wegen, straten en paden;

g.    water;

h.    openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

i.      erven en verhardingen;

j.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:

a.     een erker zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;

b.    de afstand van een erker tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste 2 m bedragen, tenzij:

1.    er sprake is van twee aaneen te bouwen erkers voor twee afzonderlijke, aaneen gebouwde woonhuizen;

2.    er sprake is van een hoekerker of een erker aan de zijgevel van een gebouw, in welk geval de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

c.     een erker zal ten hoogste over 70% van de voorgevel worden gebouwd.

3.2.2 Voorportalen

Voor het bouwen van voorportalen gelden de volgende regels:

a.     een voorportaal zal ten hoogste 1,5 m vanuit de aangrenzende bouwgrens worden gebouwd;

b.    de breedte van een voorportaal zal ten hoogste 2,5 m bedragen;

c.     de hoogte van een voorportaal zal ten hoogste 2,5 m bedragen.

3.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder j. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.    de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

3.2.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 in die zin dat een tuinhuisje, prieeltje of een daarmee vergelijkbaar gebouw wordt gebouwd, mits:

a.     een tuinhuisje, prieeltje of daarmee vergelijkbaar gebouw ten minste 3 m vanuit de aangrenzende perceelsgrens wordt gebouwd;

b.    de oppervlakte van een tuinhuisje, prieeltje of daarmee vergelijkbaar gebouw ten hoogste 15 m² zal bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 3 meter zal bedragen;

c.     het aantal tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee vergelijkbare gebouwen ten hoogste 2 per bouwperceel bedragen;

d.    de afstand tussen tuinhuisjes, prieeltjes of daarmee vergelijkbare gebouwen onderling en ten opzichte van andere gebouwen, waaronder erkers, ten minste 3 meter zal bedragen;

e.     rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpskern, dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

f.     rekening wordt gehouden met:

1.    het straat- en bebouwingsbeeld; 

2.    de woonsituatie;

3.    de landschappelijke waarden;

4.    de cultuurhistorische waarden.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming,  wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

c.     het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.4.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen - A1’, alsmede nieuwe bouwvlakken worden aangebracht, mits:

1.    de wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot het aanbrengen van nieuwe bouwvlakken uitsluitend betrekking heeft op een wijziging van de oorspronkelijke voorgevelrooilijn ten behoeve van een veranderende situering van het woonhuis;

2.    de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan ten hoogste de oppervlakte van het oorspronkelijke bouwvlak;

3.    gebouwen en overkappingen die buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, niet voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd;   

4.    de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak per bouwperceel ten hoogste 100 m²;

5.    de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;

6.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voor­keursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

7.    rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving (dorpsuitlopers of landelijk gebied) en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen.

3.4.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 3.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

1.    het straat- en bebouwingsbeeld;

2.    de milieusituatie;

3.    de woonsituatie;

4.    de landschappelijke waarden;

5.    de cultuurhistorische waarden;

6.    de archeologische waarden;

7.    de natuurwaarden;

8.    de verkeersveiligheid;

9.    de ontsluitingssituatie;

10.  de parkeersituatie;

11.  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 

 


 

Artikel 4 Wonen - A1 (vrijstaande woningen)

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - A1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

 

met daaraan ondergeschikt:

b.    groenvoorzieningen;

c.     parkeervoorzieningen;

d.    speelvoorzieningen;

e.     wegen, straten en paden;

f.     water;

g.    openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

h.    tuinen, erven en verhardingen;

i.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.     het aantal woonhuizen per bouwvlak zal ten hoogste één bedragen;

b.    de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

c.     de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste  9 m bedragen met dien verstande dat:

-         de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 4 m zal bedragen.

4.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

1.    Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.     de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 9 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.    de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.    de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

c.     de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.    de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², bedragen;

e.     de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen.

4.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.    de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.     lid 4.2.2 onder 1.d en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel ten hoogste 150 m² zal bedragen, mits die gezamenlijk oppervlakte van gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het "hiem";

b.    lid 4.2.2 onder 1.e en toestaan dat de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 100  m² zal bedragen.

4.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 4.3 bedoelde mogelijkheden tot afwij­king van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

1.    het straat- en bebouwingsbeeld;

2.    de milieusituatie;

3.    de woonsituatie;

4.    de landschappelijke waarden;

5.    de cultuurhistorische waarden;

6.    de archeologische waarden;

7.    de natuurwaarden;

8.    de verkeersveiligheid;

9.    de ontsluitingssituatie;

10.  de parkeersituatie;

11.  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming,  wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

c.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of   bedrijfs­activiteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-         30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebou­wing op het bouwperceel, of

-         50 m²;

f.     het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

 

 

 

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.5.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.     de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A2’  en/of ‘Tuin’;

b.    de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.    de oppervlakte van het bouwvlak niet  groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

2.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

4.5.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 4.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

1.    het straat- en bebouwingsbeeld;

2.    de milieusituatie;

3.    de woonsituatie;

4.    de landschappelijke waarden;

5.    de cultuurhistorische waarden;

6.    de archeologische waarden;

7.    de natuurwaarden;

8.    de verkeersveiligheid;

9.    de ontsluitingssituatie;

10.  de parkeersituatie;

11.  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


 

Artikel 5 Waarde - Landschap (Open landschap)

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Landschap (Open landschap)’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het open landschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het open ­land­schap.

5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.2.1 Omgevingsvergunningplicht

a.     Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende wer­ken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoe­ren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toe­pas­sing zijnde bestemmingen:

1.    het aanplanten van houtopstanden over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en/of over een lengte van meer dan 50 m, met dien verstande dat:

a.     een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een aanvraag die in overeenstemming is met de uitgangspunten voor het  landschapstype 'klei op veenlandschap' zoals die zijn beschreven in de bij deze regels opgenomen bijlage “landschappelijke waarden open landschap”.

5.2.2 Uitzonderingen op vergunningplicht

Het bepaalde in lid 5.2.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: 

a.     het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

5.2.3 Criteria

De in lid 5.2.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan:

a.     de cultuurhistorische, landschappe­lijke en/of natuurwaarden van het gebied;

b.    de rust en de openheid van voor weidevogels geschikte gebieden.

5.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.3.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

de dubbelbestemming ‘Waarde – Landschap (Open landschap)’ wordt verwijderd.

5.3.2 Criterium

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 5.3.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het open landschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het open ­land­schap.

 


 

 

Artikel 6 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

a.     werken ten behoeve van de waterstaat, waaronder kaden en dijken;

 

met de daarbij behorende:

b.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder sluizen en gemalen.

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere geldende bestemming(en)

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

6.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

-         de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen.

6.2.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 en toestaan dat de in de andere bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, mits:

a.     vooraf is geadviseerd door de betreffende beheerder van de waterstaatkundige functie;

b.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende (neven)functie van de gronden.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en):

a.     het ophogen en afgraven van de gronden ten opzichte van het bestaande maaiveld.

 

 

6.3.2 Uitzonderingen op vergunningplicht

Het bepaalde in lid 6.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: 

a.     het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

6.3.3 Criterium

De in lid 6.3.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien:

-         geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de waterkerende (neven)functie van de gronden.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.4.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

-         de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterstaatkundige functie’ wordt verwijderd, mits:

-         de waterstaatkundige functie van de gronden is vervallen.

 

 

 

 


 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 


 

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

8.1 Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

8.2 Windturbines

Er zullen geen  windturbines worden gebouwd.


 

 

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;

b.    het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;

c.     het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;;

d.    het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

e.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

 


 

 

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor een lichte horecafunctie, mits:

a.     de horecafunctie ondergeschikt is aan de bedrijfs- of woonfunctie;

b.    de de oppervlakte van de horecafunctie ten hoogste 50 m2 bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 10 m2 van de horecafunctie binnen een gebouw mag worden uitge­oefend;

c.     het aantal zitplaatsen maximaal 20 bedraagt;

d.    uitsluitend niet - alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt;

e.     de locatie ligt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een toeristische wandel-, fiets-, auto-  en/of vaarroute.

 

 


 

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.     in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van antennemasten wordt aangegeven, mits:

-         de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 25 m zal bedragen;

b.    de bestemming 'Verkeer - Verblijf' wordt aangebracht, mits:

1.    de verbreding, de verlegging of de bochtafsnijding van een weg, of de kruispuntverbetering om verkeerstechnische redenen noodzakelijk is;

2.    de verbreding, de verlegging of de bochtafsnijding van een weg ten hoogste een gebied van 1 ha betreft;

3.    de aanleg of de verlegging van een utilitair fietspad om verkeerstechnische redenen nodig is;

4.    de aanleg van een recreatief fietspad met het oog op het bevorderen van het recrea­tief medegebruik van het buitengebied, o.a. in het kader van gebiedsontwikkeling, wenselijk is;

5.    hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woon­si­tu­atie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeolo­gische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangren­zende gronden;

6.    de geluidsbelasting van geluidgevoelige objecten als gevolg daarvan niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;

c.     de bestemming 'Water' wordt aangebracht, mits:

1.    de verbreding, de verlegging of de bochtafsnijding van een vaarweg om nautische redenen noodzakelijk is;

2.    de verbreding, verlegging of de bochtafsnijding van een vaarweg ten hoogste een gebied van 1 ha betreft;

3.    de aanleg of de verlegging van een waterloop noodzakelijk is voor het maken van een verbinding met een andere waterloop ten behoeve van de kleine vaarrecreatie;

4.    de aanleg of de verlegging van een waterloop noodzakelijk is ten behoeve van een goede waterhuishouding;

5.    de aanleg of verlegging van een waterloop ten hoogste een gebied van 1 ha betreft;

6.    hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woon­si­tu­atie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeolo­gische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangren­zende gronden;

d.    de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt aangebracht, indien:

-         door onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen.

 

Artikel 12 Overige regels

Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen

Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen en/of aanduidingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels en/of de dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels van toepassing als bedoeld in de bijlage 4.

 

 

 

 

 


 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- SLOTREGELS

 

Artikel 13 Overgangsrecht

 

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

a.     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.    gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.    na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.    Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.

c.     Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

a.     Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.    Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.     Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.    Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het Bestemmingsplan Tergracht 7, Wyns

van de gemeente Tytsjerksteradiel.

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 21-05-2015.

 

De voorzitter,                                                                                 De griffier,

 

 

 

……………….                                                                                      ……………

 


 

Bedrijvenlijst

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

 

Lijst met beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis

 

 

BEROEPS- EN BEDRIJFSACTIVITEITEN AAN HUIS

 

Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder:

individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, lichaamsverzorging, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, dierenarts, alternatieve geneeswijzen enz.

 

Stoffeerderijbedrijven, waaronder:

(maat)kledingmakerij, kledingverstelbedrijf, meubelstoffeerderij, woningstof­feer­derij, waarbij detailhandel in stoffen en stofferingen in ieder geval is uitgesloten.

 

Kantoorfunctie voor bedrijvigheid die elders wordt uitgeoe­fend, zoals:

schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook voor bijvoorbeeld een detail- of groothandelsbedrijf of een aannemersbedrijf.

 

Reparatiebedrijfjes, waaronder:

schoen-/lederwarenreparatiebedrijf, uurwerkreparatiebedrijf, goud- en zilverwerk­reparatiebedrijf, reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen, reparatie van muziekinstrumenten, computerservice- en informatie­tech­nolo­gie­bedrijf, enz.

In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd.

 

Horeca:

logiesverstrekking in de vorm van bêd en brôchje (bieden logies- en ontbijtgelegenheid).

 

Advies- en ontwerpbureaus, waaronder:

reclameontwerp, grafisch ontwerp, tuinontwerp- en advies, (binnenhuis)architect, (steden)bouwkundig ontwerp, juridisch advies, financieel advies, milieukundig advies, enz.

 

(Zakelijke) dienstverlening, waaronder:

notaris, advocaat, accountant, assurantie-/ verzekeringsbemiddeling, administratiekantoor,  vertaalbureau, exploitatie en handel in onroerende zaken, enz.

 

Overige dienstverlening, waaronder:

kappersbedrijf, schoonheidssalon, fotograaf, foto– en filmontwikkelbedrijf, kinderopvang (i.c. gastouder of kindercentrum met een capaciteit van < 10 kinderen), enz.

 

Onderwijs, waaronder:

autorijschool, onderwijs, niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of labora­torium.

 

 

 

 

 


 

 

 

 

Landschappelijke waarden open landschap

 

 

Landschappelijke waarden

Het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

-         grootschalig open (weide)landschap;

-         verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

-         perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

-         verspreid voorkomende bosschages van beperkte omvang (v.m. eendenkooien, moeras­bosjes), rietvelden;

-         relatief grofmazig netwerk van soms hoger gelegen wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;

-         grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende water­lopen, alsmede meren.

 

In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het open landschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het open landschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig. Daarom worden in Tytsjerksteradiel binnen het open landschap de volgende  landschappelijk deelgebieden onderscheiden:

het klei op veen landschap, het meren- en kanalenlandschap en het veenweidelandschap.

Klei op veen landschap

Het klei op veen landschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

-         zeer grootschalig open (weide)landschap

-         regelmatige en onregelmatige blokverkaveling;

-         onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;

-         perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

-         verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

-         kwelderwal langs de Dokkumer Ie en verspreid voorkomende terpen en terprestanten;

-         grofmazig netwerk van hoofdzakelijk oost – west lopende wegen en paden;

-         grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende water­lopen.

 

Meren- en kanalenlandschap

Het meren- en kanalenlandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

-         meer met oeverbegroeiing in de vorm van rietkragen en moerasbosjes;

-         grootschalige openheid, weinig opgaande beplanting;

-         opstrekkende verkaveling of onregelmatige verkavelingsrichting;

-         perceelsgrenzen worden gevormd door sloten en door singels of dykswâlen in de overgang naar het woudenlandschap;

-         incidenteel voorkomende bebouwing.

 

Veenweidelandschap

Het veenweidelandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

-         grootschalig open (weide)landschap;

-         hoofdzakelijk rationele verkaveling en plaatselijk opstrekkende verkaveling;

-         perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;

-         verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;

-         enkele terprestanten en een droogmakerij met ringvaart en kade;

-         verspreid voorkomende bosschages en plassen / poelen van beperkte omvang (onder andere vm. eendenkooien, moeras­bosjes), rietvelden;

-         relatief grofmazig netwerk van wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;

-         grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende water­lopen, alsmede meren.

 

Op de kaart met landschappelijke waarden open landschap zijn de landschappelijke deelgebieden weergegeven.

 

 

 


 

BIJLAGE Toe te passen regels bij toepassing wijzigingsbevoegdheden

 

 

 

 

 

 

Artikel 15 Wonen - A2 (vrijstaande woningen)

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - A2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     gebouwen en overkappingen ten behoeve van het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

 

met daaraan ondergeschikt:

b.    groenvoorzieningen;

c.     parkeervoorzieningen;

d.    speelvoorzieningen;

e.     wegen, straten en paden;

f.     water;

g.    openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

h.    tuinen, erven en verhardingen;

i.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.     het aantal woonhuizen per bouwvlak zal ten hoogste één bedragen;

b.    de gebouwen zullen met ten minste 60% van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

c.     de goot- en bouwhoogte zal ten hoogste  12 m bedragen met dien verstande dat:

-         de goothoogte binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit de voorgevelrooilijn, ten hoogste 8 m zal bedragen.

15.2.2 Bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak

1.    Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.     de goot- en bouwhoogte van niet-vrijstaande gebouwen zal ten hoogste 12 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 3 m gerekend vanuit het verlengde van de voorgevelrooilijn, ten hoogste 3 m zal bedragen;

2.    de goothoogte van gebouwen binnen een afstand van 2 m gerekend vanuit de zijdelingse bouwperceelgrens, ten hoogste 3 m zal bedragen;

b.    de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 3 respectievelijk 6 m zal bedragen;

c.     de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,5 m bedragen;

d.    de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel zal ten hoogste 30% van de oppervlakte van het "hiem", met een maximum van 100 m², bedragen;

e.     de oppervlakte van een vrijstaand gebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen.

15.2.3 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 15.1 onder i. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

1.    de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

2.    de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.     lid 15.2.2 onder 1.d en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bouwperceel ten hoogste 150 m² zal bedragen, mits die gezamenlijk oppervlakte van gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het "hiem";

b.    lid 15.2.2 onder 1.e en toestaan dat de oppervlakte van een vrijstaand gebouw ten hoogste 100  m² zal bedragen.

15.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 33.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

1.    het straat- en bebouwingsbeeld;

2.    de milieusituatie;

3.    de woonsituatie;

4.    de landschappelijke waarden;

5.    de cultuurhistorische waarden;

6.    de archeologische waarden;

7.    de natuurwaarden;

8.    de verkeersveiligheid;

9.    de ontsluitingssituatie;

10.  de parkeersituatie;

11.  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming,  wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

c.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

e.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of   bedrijfs­activiteit aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan

-         30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

-         50 m²;

f.     het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

15.5.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.     de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) ‘Wonen – A1’  en/of ‘Tuin’;

b.    de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

1.    de oppervlakte van het bouwvlak niet  groter wordt dan ten hoogste 150 m²;

2.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

15.5.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 15.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

1.    het straat- en bebouwingsbeeld;

2.    de milieusituatie;

3.    de woonsituatie;

4.    de landschappelijke waarden;

5.    de cultuurhistorische waarden;

6.    de archeologische waarden;

7.    de natuurwaarden;

8.    de verkeersveiligheid;

9.    de ontsluitingssituatie;

10.  de parkeersituatie;

11.  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.