behorende bij het bestemmingsplan ‘Stad Veere’ van de gemeente Veere.

 

 

Hoofdstuk 1

Inleidende regels

Artikel 1

Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1      bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0717.0032BPVeere-VG02 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

 

1.2      aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

 

1.3      aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.4      aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

 

1.5      aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning of in een bijbehorend bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning en het woonperceel in overwegende mate hun woonfunctie behouden en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.6      achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

 

1.7      afdekfolie

folie die op de bodem wordt aangebracht ter verbetering van de microklimatologische omstandigheden om de groei van gewassen onder de folie te bevorderen.

 

1.8      agrarisch bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van agrarische producten door middel van:

a.    het telen van gewassen, waaronder begrepen fruit- en houtteelt;

b.    het houden of fokken van dieren;

nader te onderscheiden in:

c.    grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan 1 meter;

d.    kassenbedrijf: een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;

e.    niet-grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel, waaronder begrepen:

1.    intensieve veehouderij: zijnde een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt van slacht-, fok-, leg-, of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang;

2.    intensieve tuinbouw in gebouwen: zijnde een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel in gebouwen en (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;

3.    de teelt van slakken, wormen;

f.     aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen, waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen.

 

1.9      agrarisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het agrarisch gebied, zoals de agrarische adviescommissie voor de provincie Zeeland.

 

1.10    agrarische randzone

een agrarisch gebied gelegen in de directe nabijheid van aanwezige woonkernen of verblijfsrecreatieve terreinen dan wel te verwachten uitbreidingen hiervan.

 

1.11    antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

 

1.12    antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

 

1.13    archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.

 

1.14    archeologisch onderzoek

onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

 

1.15    archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden, gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

 

1.16    bebouwing

één of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.17    bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

 

1.18    bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van de exploitatie en het beheer van een complex voor verblijfsrecreatie, gericht op het als onderneming aan meerdere, steeds wisselende, personen per jaar aanbieden van recreatief verblijf.

 

1.19    bedrijfsvloeroppervlak (bvo)

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

 

1.20    bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

 

1.21    bestaande bouwwerken

bouwwerken die bestaan of kunnen worden gebouwd op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

 

1.22    bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.23    bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.24    Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

 

1.25    bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

1.26    bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.27    bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is, met uitsluiting van vertrekken onder de begane grondvloer, zoals een kelder, souterrain en onderbouw.

 

1.28    bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

1.29    bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.30    bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

 

1.31    bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.32    bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.33    bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

1.34    consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

 

1.35    containervelden

al dan niet verharde percelen ten behoeve van de teelt van planten in potten.

 

1.36    cultuurhistorisch waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

 

1.37    dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen.

 

1.38    dakopbouw

Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt.

 

1.39    detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en / of leveren van goederen, met inbegrip van afhaal, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

1.40    detailhandel in volumineuze goederen

a.    brand- of explosiegevaarlijke goederen;

b.    auto's, motoren, keukens, badkamers, boten, caravans en landbouwwerktuigen;

c.    tuinbenodigdheden;

d.    grove bouwmaterialen;

e.    meubels en woninginrichtingsartikelen;

en in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en / of materialen.

 

1.41    dienstverlening

het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en / of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes, autorijscholen en videotheken.

 

1.42    evenementen

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak zoals grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen en thematische markten met de daarbij behorende detailhandelsactiviteiten en horeca-activiteiten uit ten hoogste categorie 1 b van de Staat van horeca-activiteiten.

 

1.43    gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.44    gestapeld

een hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven, beneden dan wel naast elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is.

 

1.45    hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

1.46    horecabedrijf

een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

a.    het verstrekken van dranken en / of etenswaren, teneinde deze ter plaatse te nuttigen, al dan niet in combinatie met:

b.    het exploiteren van zaalaccommodatie;

c.    het verstrekken van nachtverblijf.

 

1.47    inwoning

het (ondergeschikte) gebruik van een deel van een aanwezige woning voor de mantelzorg zonder dat daarbinnen (de mogelijkheid van) een nieuwe zelfstandige woning ontstaat.

 

1.48    kantoor / praktijk(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig / bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.

 

1.49    kampeermiddel

niet als een bouwwerk aan te merken tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

 

1.50    kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning of in een bijbehorend bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning en het woonperceel in overwegende mate hun woonfunctie behouden met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

 

1.51    kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

 

1.52    landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beďnvloeding van niet-levende en levende natuur.

 

1.53    landschaps- en natuurdeskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van landschap en natuur.

 

1.54    lessenaarsdak

een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild, dat onder een zekere helling is aangebracht.

 

1.55    mantelzorg

de zorg bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald wordt verleend door gezinsleden, buren of vrienden aan personen die – door welke oorzaak dan ook – vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben.

 

1.56    milieudeskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van milieu.

 

1.57    molendeskundige

de vereniging De Zeeuwse Molen of de Hollandsche Molen danwel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake molens.

 

1.58    natuurwaarde

een aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezig flora en fauna.

 

1.59    NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

 

1.60    nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, waterhuishoudkundige voorzieningen, telefooncellen, abri's en apparatuur voor telecommunicatie.

 

1.61    overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

 

1.62    peil

a.    de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt;

b.    bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;

c.    in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

1.63    pension

een gebouw, bestemd om gelijktijdig door meerdere gezinnen of daarmee gelijk te stellen groepen van personen te worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

 

1.64    platte dakafdekking

een horizontaal of nagenoeg horizontaal vlak met een dakhelling van maximaal 3° ter afdekking van een gebouw.

 

1.65    recreatiewoning

Een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

 

1.66    samenhangend straat- en bebouwingsbeeld

a.    een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

b.    een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;

c.    een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

d.    de cultuurhistorisch samenhang van de omgeving.

 

1.67    seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

 

1.68    Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die deel uitmaakt van deze regels.

 

1.69    Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels.

 

1.70    standplaats voor kampeermiddel

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen, waarbij de standplaatsen voor kampeermiddelen nader zijn te onderscheiden in:

a.    permanente standplaats:

een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel en twee bijzettentjes van maximaal 6 m˛, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

b.    toeristische standplaats:

een standplaats bestemd voor het plaatsen van één of meerdere kampeermiddelen, niet zijnde een stacaravan, ten behoeve van recreatief nachtverblijf, nader te onderscheiden in:

-      één kampeermiddel met maximaal twee bijzettentjes, van maximaal 6 m˛ of;

-      maximaal drie tentjes van maximaal 6 m˛.

 

1.71    terrasoverkapping

de overkapping van een terras van een horecagelegenheid.

 

1.72    verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf zoals een recreatiewoning, logeergebouw, of kampeermiddel, door personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

 

1.73    verkoopvloeroppervlak (vvo)

de verkoopruimte, dat wil zeggen de voor het winkelend publiek toegankelijke ruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbanken en kassa's.

 

1.74    voorgevel van een gebouw

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw. Indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel), bepaalt het bevoegd gezag welke zijde als voorgevel moet worden beschouwd.

 

1.75    voorgevelrooilijn

een denkbeeldige dan wel met de aanduiding 'gevellijn' aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.

 

1.76    Wooneenheden

Een tot bewoning bestemd gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, blijvend is bestemd voor permanente bewoning door één particulier huishouden.

 

1.77    Wgh-inrichtingen

bedrijven als genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

 

 

Artikel 2

Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1      afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

 

2.2      bouwhoogte van een antenne-installatie

a.    ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;

b.    ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

 

2.3      bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.4      breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

 

2.5      dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.6      goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.7      hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

2.8      inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.9      oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.10    vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

 

 

Hoofdstuk 2

Bestemmingsregels

 

Artikel 3

Agrarisch

3.1         Bestemmingsomschrijving

3.1.1     Bestemming

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    grondgebonden agrarische bedrijven, alsmede voor toeristisch-recreatief medegebruik zoals fietsen, wandelen en paardrijden;

b.    ter plaatse van de aanduiding ‘natuur- en landschapswaarden’: mede ter behoud en versterking van de aanwezige natuur- en landschapswaarden;

c.    ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen ‘de Koe’ als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;

d.    ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – bunker’: tevens een bunker ten behoeve van de opslag van explosieven;

e.    de volgende niet-agrarische neventakken:

1.    verkoop van boerderij- en streekproducten

2.    opslag van strandhuisjes en kleedcabines;

3.    opslag van kampeermiddelen en boten;

4.    opslag van agrarische producten;

5.    stalling van paarden.

f.     bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen.

3.2         Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

3.2.1     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

a.    in het bouwvlak: bouwwerken;

b.    buiten het bouwvlak: terreinafscheidingen;

met inachtneming van het volgende:

 

3.2.2     Algemeen

a.    bouwwerken zijn slechts toegestaan indien dit gelet op aard, omvang en inrichting van het bedrijf noodzakelijk is voor de continuďteit dan wel voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

b.    de afstand van bouwwerken, niet zijnde terreinafscheidingen, tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m.

 

3.2.3     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

c.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

d.    de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 15 m;

e.    de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m;

f.     de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;

g.    de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;

h.    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 6 m.

3.3         Afwijken van de bouwregels

3.3.1     Oprichten van stellingen en overkappingsconstructies

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b voor het oprichten van stellingen en overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

a.    overkappingsconstructies zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van fruitteelt;

b.    de teeltondersteunende voorzieningen staan ten dienste aan en zijn bedrijfseconomisch ondergeschikt aan het grondgebonden agrarisch bedrijf;

c.    de hoogte van de teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 4 m;

d.    stellingen zijn uitsluitend toegestaan in aansluiting op agrarische bouwvlakken;

e.    de oppervlakte van stellingen en overkappingsconstructies bedraagt per agrarisch bedrijf ten hoogste 1 ha;

f.     de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikt/verleend indien:

1.    bebouwing gelet op de aard, omvang en inrichting van het bedrijf noodzakelijk is voor de continuďteit dan wel voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

2.    de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien dit leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bouwvlakken;

3.    voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, met dien verstande dat:

a.    de landschappelijke inpassing dient te waarborgen dat de betreffende ontwikkelingen ook in de winterperiode grotendeels aan het zicht worden onttrokken;

b.    het bevoegd gezag bij toepassing van deze bevoegdheid verlangen dat een privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente wordt afgesloten, waarin wordt verwezen naar een opgesteld plan waarin de ruimtelijke kwaliteitswinst is vormgegeven en waarin de realisering en het beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing worden vastgelegd;

c.    de landschappelijke inpassing bestaat uit twee rijen beplanting met regelmatige plantafstand bestaande uit hoog opgaande streekeigen soorten;

g.    alvorens omtrent de bevoegdheid tot afwijken te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van:

1.    de agrarisch deskundige omtrent de vraag of het bouwplan betrekking heeft op een volgens dit artikel toelaatbaar bedrijf en de vraag of voldaan wordt aan het bepaalde onder 3.1.1, sub e.1;

2.    de landschaps- en natuurdeskundige omtrent de vraag of wordt voorzien in een adequate landschappelijke inpassing als bedoeld in het bepaalde onder 3.1.1, sub e.3.

 

3.3.2     Afstand tot zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2. onder b met betrekking tot de afstand tot de perceelsgrens, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien dit leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bouwvlakken;

b.    De bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikt indien bebouwing gelet op de aard, omvang en inrichting van het bedrijf noodzakelijk is voor de continuďteit dan wel voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

3.4         Specifieke gebruiksregels

3.4.1     Gebruik van gronden en bouwwerken

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    fruitteelt ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 m van woningen van derden, of terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie (minicampings daaronder inbegrepen) is niet toegestaan;

b.    containervelden buiten een bouwvlak zijn niet toegestaan;

c.    het aanbrengen van afdekfolies is niet toegestaan, behalve voor een aaneengesloten jaarlijkse periode van 4 maanden;

d.    mestbassins of waterbassins te realiseren en te gebruiken is niet toegestaan;

e.    evenementen zijn toegestaan;

f.     niet-agrarische neventakken zijn uitsluitend toegestaan als ondergeschikte neventak.

3.5         Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.5.1     Aanlegverbod aanbrengen afdekfolies zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

a.    het aanbrengen van afdekfolies anders dan voor containervelden,

met inachtneming van de volgende bepaling:

b.    het verbod geldt niet voor het aanbrengen van afdekfolies anders dan voor containervelden, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.5.1, voor een aaneengesloten jaarlijkse periode van 4 maanden.

 

 

Artikel 4

Bedrijf

4.1         Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    bedrijven uit ten hoogste categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’;

b.    ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend opslagactiviteiten behorend tot ten hoogste categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

c.    ter plaatse van de aanduiding ‘brandweerkazerne’: uitsluitend een brandweerkazerne;

d.    ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen ‘de Koe’ als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;

e.    bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en afvalverzamelvoorzieningen.

4.2         Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

4.2.1     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

 

4.2.2     Algemeen

a.    gebouwen en overkappingen worden gebouwd in het bouwvlak;

b.    de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.    indien gebouwen worden afgedekt door een constructie van één of meer hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven, ten hoogste 55°.

 

4.2.3     Gebouwen

a.    de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;

b.    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte;

c.    de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, mits de breedte niet meer draagt dan indien:

1.    50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak;

2.    70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.

 

 

4.2.4     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

c.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

d.    de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 15 m;

e.    de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m;

f.     de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;

g.    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

4.3         Specifieke gebruiksregels

4.3.1     Gebruik van gronden en bouwwerken

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

b.    de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten is niet toegestaan;

c.    ondergeschikte verkoop van consumentenvuurwerk en de opslag daarvan is niet toegestaan;

d.    ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is het tevens toegestaan de gronden te gebruiken voor stalling;

e.    ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is het niet toegestaan de onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen, bouwstoffen en daarmee vergelijkbare materialen met een hoogte van meer dan 1,5 m.

f.     Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;

g.    zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;

h.    het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;

i.      evenementen zijn toegestaan.

4.4         Afwijken van de gebruiksregels

4.4.1     Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1:

a.    om bedrijven toe te laten uit een categorie hoger dan in lid 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 4.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’;

b.    om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’ zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 4.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

c.    Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

d.    opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

e.    Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;

f.     activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;

g.    de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikt indien de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;

h.    alvorens omtrent de bevoegdheid tot afwijken te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de milieudeskundige omtrent de vraag of aan de genoemde criteria voor het afwijken van de gebruiksregels is voldaan.

 

Artikel 5

Detailhandel

5.1         Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    detailhandel;

b.    bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.

5.2         Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

5.2.1     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

 

5.2.2     Algemeen

a.    hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak;

b.    de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.    ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen gronden voor ten hoogste 50% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met een maximum van 60 m˛;

d.    indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte ingevolge het bepaalde onder c minder bedraagt dan 30 m˛ is een bebouwingspercentage van 75% tot een maximum van 30 m˛ toegestaan;

e.    indien gebouwen worden afgedekt door een constructie van één of meer hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven, ten hoogste 65°.

 

5.2.3     Gebouwen

a.    de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;

b.    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte;

c.    in afwijking van het bepaalde onder a de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;

d.    de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, mits de breedte niet meer draagt dan indien:

1.    50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak;

2.    70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.

 

5.2.4     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

c.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

d.    de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 15 m;

e.    de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m;

f.     de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;

g.    de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;

h.    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

5.3         Afwijken van de bouwregels

5.3.1     Bebouwen van erf tot 75%

van het bepaalde in lid 5.2.2 onder c voor het bebouwen van de gronden met de aanduiding 'erf' tot ten hoogste 75%, met inachtneming van de volgende regels:

a.    er blijven voldoende mogelijkheden op het perceel over om te voorzien in de opslagbehoefte en afvalverwerking en er is voldoende ruimte voor vluchtwegen en dergelijke;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

5.4         Specifieke gebruiksregels

5.4.1     Gebruik van gronden en bouwwerken

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;

b.    opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

c.    verkooppunten van motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;

d.    het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;

e.    per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;

f.     het verhuren van kamers in bedrijfswoningen door particulieren is toegestaan, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan het in lid 5.1 toegestane gebruik;

g.    horeca is toegestaan voor zover:

1.    dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 5.1 genoemde bestemming;

2.    voorkomend in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;

3.    het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak, met een maximum van 30 m˛;

h.    evenementen zijn toegestaan.

 

 

Artikel 6

Gemengd - 1

6.1         Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    detailhandel;

b.    wonen;

c.    ter plaatse van de aanduiding ‘terras’: tevens een terras;

d.    ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – pension’: tevens een pension;

e.    ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen ‘de Koe’ als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;

f.     bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, sport-, speel- en nutsvoorzieningen.

6.2         Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

6.2.1     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

 

6.2.2     Algemeen

a.    hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak;

b.    de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.    ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen gronden voor ten hoogste 50% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met een maximum van 60 m˛;

d.    indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte ingevolge het bepaalde onder c minder bedraagt dan 30 m˛ is een bebouwingspercentage van 75% tot een maximum van 30 m˛ toegestaan;

e.    indien gebouwen worden afgedekt door een constructie van één of meer hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven, ten hoogste 65°.

 

6.2.3     Gebouwen

a.    de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;

b.    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte;

c.    in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 3,5 m;

d.    in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 7 m.

e.    de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, mits de breedte niet meer draagt dan indien:

1.    50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak;

2.    70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.

 

6.2.4     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

c.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

d.    de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 15 m;

e.    de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m;

f.     de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;

g.    de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;

h.    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

6.3         Afwijken van de bouwregels

6.3.1     Bebouwen van erf tot 75%

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder c voor het bebouwen van de gronden met de aanduiding 'erf' tot ten hoogste 75%, met inachtneming van de volgende regels:

a.    er blijven voldoende mogelijkheden op het perceel over om te voorzien in de opslagbehoefte en afvalverwerking en er is voldoende ruimte voor vluchtwegen en dergelijke;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

6.4         Specifieke gebruiksregels

6.4.1     Gebruik van gronden en bouwwerken

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

b.    detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;

c.    opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

d.    Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;

e.    verkooppunten van motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;

f.     gebruik van achtererven van detailhandelsbedrijven als terras en/of speeltuin is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘terras’;

g.    het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;

h.    het verhuren van kamers in (bedrijfs)woningen door particulieren is toegestaan, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan het in lid 6.1 toegestane gebruik;

i.      evenementen zijn toegestaan.

 

6.4.2     Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    ten hoogste 40 m˛ mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;

b.    het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;

c.    het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;

d.    het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;

e.    het gebruik leidt niet tot een nadelige beďnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

f.     de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;

g.    reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

6.4.3     Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf

Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf is toegestaan bij een woning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten minste 22 m˛ en ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor recreatief nachtverblijf toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 6.2.3 is bepaald;

e.    op eigen terrein dient te worden voorzien in parkeerruimte voor minimaal één auto;

f.     de aanvrager dient eigenaar en bewoner van het pand te zijn waarbij een ruimte voor verblijfsrecreatie wordt gerealiseerd;

g.    verblijfsrecreatie wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent door de eigenaar worden bewoond;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

6.5         Afwijken van de gebruiksregels

6.5.1     Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 en medewerking verlenen voor het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 6.2 is bepaald;

e.    mantelzorg wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent worden bewoond;

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;

g.    afwijken is alleen toegestaan wanneer een doktersverklaring (CIZ-verklaring) is afgegeven.

 

 

Artikel 7

Gemengd - 2

7.1         Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    bedrijven uit ten hoogste categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’;

b.    wonen;

c.    ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen ‘de Koe’ als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;

d.    bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, sport-, speel- en nutsvoorzieningen.

7.2         Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

7.2.1     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

 

7.2.2     Algemeen

a.    hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak;

b.    de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.    ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen gronden voor ten hoogste 50% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met een maximum van 60 m˛, uitgezonderd daar waar een percentage op de verbeelding is opgenomen;

d.    indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte ingevolge het bepaalde onder c minder bedraagt dan 30 m˛ is een bebouwingspercentage van 75% tot een maximum van 30 m˛ toegestaan;

e.    indien gebouwen worden afgedekt door een constructie van één of meer hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven, ten hoogste 65°.

 

7.2.3     Gebouwen

a.    de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;

b.    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte;

c.    in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 3,5 m;

d.    in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 7 m.

e.    de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, mits de breedte niet meer draagt dan indien:

1.    50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak;

2.    70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.

 

7.2.4     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

c.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

d.    de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 15 m;

e.    de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m;

f.     de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;

g.    de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;

h.    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

7.3         Afwijken van de bouwregels

7.3.1     Bebouwen van erf tot 75%

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder c voor het bebouwen van de gronden met de aanduiding 'erf' tot ten hoogste 75%, met inachtneming van de volgende regels:

a.    er blijven voldoende mogelijkheden op het perceel over om te voorzien in de opslagbehoefte en afvalverwerking en er is voldoende ruimte voor vluchtwegen en dergelijke;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

7.4         Specifieke gebruiksregels

7.4.1     Gebruik van gronden en bouwwerken

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

b.    opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

c.    Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;

d.    verkooppunten van motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;

e.    het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;

f.     het verhuren van kamers in (bedrijfs)woningen door particulieren is toegestaan, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan het in lid 7.1 toegestane gebruik;

g.    evenementen zijn toegestaan.

 

7.4.2     Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    ten hoogste 40 m˛ mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;

b.    het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;

c.    het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;

d.    het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;

e.    het gebruik leidt niet tot een nadelige beďnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

f.     de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;

g.    reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

7.4.3     Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf

Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf is toegestaan bij een woning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten minste 22 m˛ en ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor recreatief nachtverblijf toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 7.2.3 is bepaald;

e.    op eigen terrein dient te worden voorzien in parkeerruimte voor minimaal één auto;

f.     de aanvrager dient eigenaar en bewoner van het pand te zijn waarbij een ruimte voor verblijfsrecreatie wordt gerealiseerd;

g.    verblijfsrecreatie wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent door de eigenaar worden bewoond;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

7.5         Afwijken van de gebruiksregels

7.5.1     Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1:

a.    om bedrijven toe te laten uit een categorie hoger dan in lid 7.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 7.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’;

b.    om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten  functiemenging’ zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 7.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

c.    Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

d.    opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

e.    Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;

f.     activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;

g.    De bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikt indien de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;

h.    alvorens omtrent de bevoegdheid tot afwijken te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de milieudeskundige omtrent de vraag of aan de genoemde criteria voor het afwijken van de gebruiksregels is voldaan.

 

7.5.2     Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 en medewerking verlenen voor het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 7.2 is bepaald;

e.    mantelzorg wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent worden bewoond;

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;

g.    afwijken is alleen toegestaan wanneer een doktersverklaring (CIZ-verklaring) is afgegeven.

 

 

Artikel 8

Gemengd - 3

8.1         Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;

b.    wonen;

c.    ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1a': uitsluitend horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;

d.    ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1c': uitsluitend horecabedrijven tot ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;

e.    uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ is detailhandel toegestaan;

f.     ter plaatse van de aanduiding ‘wonen uitgesloten’ is wonen niet toegestaan;

g.    ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 1c': uitsluitend horecabedrijven uit categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;

h.    ter plaatse van de aanduiding ‘terras’: tevens een terras;

i.     ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen ‘de Koe’ als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;

j.    bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, sport-, speel- en nutsvoorzieningen.

8.2         Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

8.2.1     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

 

8.2.2     Algemeen

a.    hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak;

b.    de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.     ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen gronden voor ten hoogste 50% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met een maximum van 60 m˛;

d.    indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte ingevolge het bepaalde onder c minder bedraagt dan 30 m˛ is een bebouwingspercentage van 75% tot een maximum van 30 m˛ toegestaan;

e.     indien gebouwen worden afgedekt door een constructie van één of meer hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven, ten hoogste 65°.

 

8.2.3     Gebouwen

a.    de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;

b.    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte;

c.    in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 3,5 m;

d.    in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 7 m.

e.    de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, mits de breedte niet meer draagt dan indien:

1.    50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak;

2.    70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.

 

8.2.4     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

c.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

d.    de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 15 m;

e.    de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m;

f.     de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;

g.    de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;

h.    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

8.3         Afwijken van de bouwregels

8.3.1     Bebouwen van erf tot 75%

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2 onder c voor het bebouwen van de gronden met de aanduiding 'erf' tot ten hoogste 75%, met inachtneming van de volgende regels:

a.    er blijven voldoende mogelijkheden op het perceel over om te voorzien in de opslagbehoefte en afvalverwerking en er is voldoende ruimte voor vluchtwegen en dergelijke;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

8.4         Specifieke gebruiksregels

8.4.1     Gebruik van gronden en bouwwerken

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

b.    Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;

c.    gebruik van achtererven van horecabedrijven als terras en/of speeltuin is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘terras’;

d.    het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;

e.   het verhuren van kamers in (bedrijfs)woningen door particulieren is toegestaan, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan het in lid 8.1 toegestane gebruik;

f.    evenementen zijn toegestaan.

 

8.4.2     Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    ten hoogste 40 m˛ mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;

b.    het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;

c.    het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;

d.    het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;

e.    het gebruik leidt niet tot een nadelige beďnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

f.     de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;

g.    reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

8.4.3     Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf

Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf is toegestaan bij een woning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten minste 22 m˛ en ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor recreatief nachtverblijf toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 8.2.3 is bepaald;

e.    op eigen terrein dient te worden voorzien in parkeerruimte voor minimaal één auto;

f.     de aanvrager dient eigenaar en bewoner van het pand te zijn waarbij een ruimte voor verblijfsrecreatie wordt gerealiseerd;

g.    verblijfsrecreatie wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent door de eigenaar worden bewoond;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

8.5         Afwijken van de gebruiksregels

8.5.1     Afwijken voor hogere categorie Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 onder a voor het toelaten van een horecabedrijf dat voorkomt in één categorie hoger dan toelaatbaar in de Staat van Horeca-activiteiten, met inachtneming van de volgende regels:

a.    het bedrijf kan naar aard en invloed op de omgeving worden geacht te behoren tot de in lid 8.1 onder a genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

8.5.2     Overige horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 onder a voor de uitoefening van een horecabedrijf dat niet in de Staat van Horeca-activiteiten is genoemd, met inachtneming van de volgende regels:

a.    het bedrijf kan naar aard en invloed op de omgeving worden geacht te behoren tot de in lid 8.1 onder a genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

8.5.3     Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 en medewerking verlenen voor het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 8.2 is bepaald;

e.    mantelzorg wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent worden bewoond;

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;

g.    afwijken is alleen toegestaan wanneer een doktersverklaring (CIZ-verklaring) is afgegeven.

 

8.5.4     Realisatie van een terras of speeltuin

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4.1 onder c voor het realiseren van een terras of speeltuin op het achtererf van horecabedrijven, met inachtneming van de volgende bepaling:

a.    De bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikt indien de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

 

Artikel 9

Gemengd - 4

9.1         Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    kantoren;

b.    wonen;

c.    bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, sport-, speel- en nutsvoorzieningen.

9.2         Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

9.2.1     Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

 

9.2.2     Algemeen

a.    hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak;

b.    de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.    ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen gronden voor ten hoogste 50% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met een maximum van 60 m˛;

d.    indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte ingevolge het bepaalde onder c minder bedraagt dan 30 m˛ is een bebouwingspercentage van 75% tot een maximum van 30 m˛ toegestaan;

e.    indien gebouwen worden afgedekt door een constructie van één of meer hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven, ten hoogste 65°.

 

9.2.3     Gebouwen

a.    de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;

b.    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte;

c.    in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 3,5 m;

d.    in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 7 m.

e.    de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, mits de breedte niet meer draagt dan indien:

1.    50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak;

2.    70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.

 

 

9.2.4     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

c.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

d.    de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 15 m;

e.    de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m;

f.     de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;

g.    de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;

h.    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

9.3         Afwijken van de bouwregels

9.3.1     Bebouwen van erf tot 75%

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 onder c voor het bebouwen van de gronden met de aanduiding 'erf' tot ten hoogste 75%, met inachtneming van de volgende regels:

a.    er blijven voldoende mogelijkheden op het perceel over om te voorzien in de opslagbehoefte en afvalverwerking en er is voldoende ruimte voor vluchtwegen en dergelijke;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

9.4         Specifieke gebruiksregels

9.4.1     Gebruik van gronden en bouwwerken

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;

b.    het verhuren van kamers in (bedrijfs)woningen door particulieren is toegestaan, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan het in lid 9.1 toegestane gebruik;

c.    evenementen zijn toegestaan.

 

9.4.2     Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    ten hoogste 40 m˛ mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;

b.    het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;

c.    het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;

d.    het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;

e.    het gebruik leidt niet tot een nadelige beďnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

f.     de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;

g.    reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

9.4.3     Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf

Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf is toegestaan bij een woning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten minste 22 m˛ en ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor recreatief nachtverblijf toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 9.2.3 is bepaald;

e.    op eigen terrein dient te worden voorzien in parkeerruimte voor minimaal één auto;

f.     de aanvrager dient eigenaar en bewoner van het pand te zijn waarbij een ruimte voor verblijfsrecreatie wordt gerealiseerd;

g.    verblijfsrecreatie wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent door de eigenaar worden bewoond;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

9.5         Afwijken van de gebruiksregels

9.5.1     Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 en medewerking verlenen voor het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 9.2 is bepaald;

e.    mantelzorg wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent worden bewoond;

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;

g.    afwijken is alleen toegestaan wanneer een doktersverklaring (CIZ-verklaring) is afgegeven.

 

 

Artikel 10

Gemengd - 5

10.1      Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    maatschappelijk;

b.    wonen;

c.    bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, sport-, speel- en nutsvoorzieningen.

10.2      Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

10.2.1   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

 

10.2.2   Algemeen

a.    hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak;

b.    de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.    ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen gronden voor ten hoogste 50% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met een maximum van 60 m˛;

d.    indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte ingevolge het bepaalde onder c minder bedraagt dan 30 m˛ is een bebouwingspercentage van 75% tot een maximum van 30 m˛ toegestaan;

e.    indien gebouwen worden afgedekt door een constructie van één of meer hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven, ten hoogste 65°.

 

10.2.3   Gebouwen

a.    de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;

b.    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte;

c.    in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 3,5 m;

d.    in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 7 m.

e.    de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, mits de breedte niet meer draagt dan indien:

1.    50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak;

2.    70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.

 

 

10.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

c.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

d.    de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 15 m;

e.    de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m;

f.     de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;

g.    de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;

h.    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

10.3      Afwijken van de bouwregels

10.3.1   Bebouwen van erf tot 75%

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder c voor het bebouwen van de gronden met de aanduiding 'erf' tot ten hoogste 75%, met inachtneming van de volgende regels:

a.    er blijven voldoende mogelijkheden op het perceel over om te voorzien in de opslagbehoefte en afvalverwerking en er is voldoende ruimte voor vluchtwegen en dergelijke;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

10.4      Specifieke gebruiksregels

10.4.1   Gebruik van gronden en bouwwerken

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 10.1 genoemde bestemming;

b.    het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;

c.    het verhuren van kamers in (bedrijfs)woningen door particulieren is toegestaan, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan het in lid 10.1 toegestane gebruik;

d.    evenementen zijn toegestaan.

 

10.4.2   Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    ten hoogste 40 m˛ mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;

b.    het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;

c.    het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;

d.    het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;

e.    het gebruik leidt niet tot een nadelige beďnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

f.     de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;

g.    reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

10.4.3   Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf

Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf is toegestaan bij een woning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten minste 22 m˛ en ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor recreatief nachtverblijf toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 10.2.3 is bepaald;

e.    op eigen terrein dient te worden voorzien in parkeerruimte voor minimaal één auto;

f.     de aanvrager dient eigenaar en bewoner van het pand te zijn waarbij een ruimte voor verblijfsrecreatie wordt gerealiseerd;

g.    verblijfsrecreatie wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent door de eigenaar worden bewoond;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

10.5      Afwijken van de gebruiksregels

10.5.1   Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 en medewerking verlenen voor het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 10.2 is bepaald;

e.    mantelzorg wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent worden bewoond;

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;

g.    afwijken is alleen toegestaan wanneer een doktersverklaring (CIZ-verklaring) is afgegeven.

 

 

Artikel 11

Gemengd - 6

11.1      Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;

b.    detailhandel;

c.    wonen;

d.  ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1c': uitsluitend horecabedrijven tot ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;

e.    ter plaatse van de aanduiding ‘terras’: tevens een terras;

f.    bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, sport-, speel- en nutsvoorzieningen.

11.2      Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

11.2.1   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

 

11.2.2   Algemeen

a.    hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak;

b.    de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.    ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen gronden voor ten hoogste 50% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met een maximum van 60 m˛;

d.    indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte ingevolge het bepaalde onder c minder bedraagt dan 30 m˛ is een bebouwingspercentage van 75% tot een maximum van 30 m˛ toegestaan;

e.    indien gebouwen worden afgedekt door een constructie van één of meer hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven, ten hoogste 65°.

 

11.2.3   Gebouwen

a.    de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;

b.    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte;

c.    in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 3,5 m;

d.    in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 7 m.

e.    de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, mits de breedte niet meer draagt dan indien:

1.    50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak;

2.    70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.

 

11.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

c.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

d.    de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 15 m;

e.    de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m;

f.     de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;

g.    de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;

h.    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

11.3      Afwijken van de bouwregels

11.3.1   Bebouwen van erf tot 75%

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.2 onder c voor het bebouwen van de gronden met de aanduiding 'erf' tot ten hoogste 75%, met inachtneming van de volgende regels:

a.    er blijven voldoende mogelijkheden op het perceel over om te voorzien in de opslagbehoefte en afvalverwerking en er is voldoende ruimte voor vluchtwegen en dergelijke;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

11.4      Specifieke gebruiksregels

11.4.1            Gebruik van gronden en bouwwerken

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

b.    Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;

c.    detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;

d.    opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

e.    verkooppunten van motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;

f.     gebruik van achtererven van horecabedrijven als terras en/of speeltuin is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘terras’;

g.    het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;

h.    het verhuren van kamers in (bedrijfs)woningen door particulieren is toegestaan, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan het in lid 11.1 toegestane gebruik;

i.      evenementen zijn toegestaan.

 

11.4.2   Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    ten hoogste 40 m˛ mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;

b.    het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;

c.    het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;

d.    het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;

e.    het gebruik leidt niet tot een nadelige beďnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

f.     de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;

g.    reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

11.4.3   Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf

Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf is toegestaan bij een woning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten minste 22 m˛ en ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor recreatief nachtverblijf toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 11.2.3 is bepaald;

e.    op eigen terrein dient te worden voorzien in parkeerruimte voor minimaal één auto;

f.     de aanvrager dient eigenaar en bewoner van het pand te zijn waarbij een ruimte voor verblijfsrecreatie wordt gerealiseerd;

g.    verblijfsrecreatie wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent door de eigenaar worden bewoond;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

11.5      Afwijken van de gebruiksregels

11.5.1   Afwijken voor hogere categorie Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 onder a voor het toelaten van een horecabedrijf dat voorkomt in één categorie hoger dan toelaatbaar in de Staat van Horeca-activiteiten, met inachtneming van de volgende regels:

a.    het bedrijf kan naar aard en invloed op de omgeving worden geacht te behoren tot de in lid 11.1 onder a genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

11.5.2   Overige horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 onder a voor de uitoefening van een horecabedrijf dat niet in de Staat van Horeca-activiteiten is genoemd, met inachtneming van de volgende regels:

a.    het bedrijf kan naar aard en invloed op de omgeving worden geacht te behoren tot de in lid 11.1 onder a genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

11.5.3   Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 en medewerking verlenen voor het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 11.2 is bepaald;

e.    mantelzorg wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent worden bewoond;

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;

g.    afwijken is alleen toegestaan wanneer een doktersverklaring (CIZ-verklaring) is afgegeven.

 

11.5.4   Realisatie van een terras of speeltuin

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.4.1 onder f voor het realiseren van een terras of speeltuin op het achtererf van horecabedrijven, met inachtneming van de volgende bepaling:

a.    De bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikt indien de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

 

 

Artikel 12

Gemengd - 7

12.1      Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 7' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;

b.    cultuur en ontspanning;

c.    ter plaatse van de aanduiding ‘terras’: tevens een terras;

d.    bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, sport-, speel- en nutsvoorzieningen.

12.2      Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

12.2.1   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

 

12.2.2   Algemeen

a.    hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak;

b.    de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.    ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen gronden voor ten hoogste 50% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met een maximum van 60 m˛;

d.    indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte ingevolge het bepaalde onder d minder bedraagt dan 30 m˛ is een bebouwingspercentage van 75% tot een maximum van 30 m˛ toegestaan;

e.    indien gebouwen worden afgedekt door een constructie van één of meer hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven, ten hoogste 65°.

 

12.2.3   Gebouwen

a.    de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;

b.    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte;

c.    in afwijking van het bepaalde onder a de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;

d.    de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, mits de breedte niet meer draagt dan indien:

1.    50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak;

2.    70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.

 

 

12.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

c.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

d.    de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 15 m;

e.    de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m;

f.     de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;

g.    de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;

h.    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

12.3      Afwijken van de bouwregels

12.3.1   Bebouwen van erf tot 75%

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2 onder d voor het bebouwen van de gronden met de aanduiding 'erf' tot ten hoogste 75%, met inachtneming van de volgende regels:

a.    er blijven voldoende mogelijkheden op het perceel over om te voorzien in de opslagbehoefte en afvalverwerking en er is voldoende ruimte voor vluchtwegen en dergelijke;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

12.4      Specifieke gebruiksregels

12.4.1   Gebruik van gronden en bouwwerken

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    gebruik van achtererven van horecabedrijven als terras en/of speeltuin is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘terras’;

b.    ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca-horeca in kelder’: is horeca uitsluitend in de kelder toegestaan.

c.    detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 12.1 genoemde bestemming;

d.    het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;

e.    evenementen zijn toegestaan.

12.5      Afwijken van de gebruiksregels

12.5.1   Afwijken voor hogere categorie Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 onder a voor het toelaten van een horecabedrijf dat voorkomt in één categorie hoger dan toelaatbaar in de Staat van Horeca-activiteiten, met inachtneming van de volgende regels:

a.    het bedrijf kan naar aard en invloed op de omgeving worden geacht te behoren tot de in lid 12.1 onder a genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

12.5.2   Overige horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 onder a voor de uitoefening van een horecabedrijf dat niet in de Staat van Horeca-activiteiten is genoemd, met inachtneming van de volgende regels:

a.    het bedrijf kan naar aard en invloed op de omgeving worden geacht te behoren tot de in lid 12.1 onder a genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

12.5.3   Realisatie van een terras of speeltuin

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.4.1 onder a voor het realiseren van een terras of speeltuin op het achtererf van horecabedrijven, met inachtneming van de volgende bepaling:

a.    De bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikt indien de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

 

 

Artikel 13

Gemengd - 8

13.1      Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 8' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    detailhandel;

b.    kantoor;

c.    bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

d.    bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, sport-, speel- en nutsvoorzieningen.

13.2      Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

13.2.1   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

 

13.2.2   Algemeen

a.    hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak;

b.    de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.    de oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen, bedraagt ten hoogste 200 m˛ en de inhoud ten hoogste 750 mł;

d.    ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen gronden voor ten hoogste 50% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met een maximum van 60 m˛;

e.    indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte ingevolge het bepaalde onder d minder bedraagt dan 30 m˛ is een bebouwingspercentage van 75% tot een maximum van 30 m˛ toegestaan;

f.     indien gebouwen worden afgedekt door een constructie van één of meer hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven, ten hoogste 65°.

 

13.2.3   Gebouwen

a.    de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;

b.    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte;

c.    in afwijking van het bepaalde onder a de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;

d.    in afwijking van het bepaalde onder b de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 7 m.

e.    de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, mits de breedte niet meer draagt dan indien:

1.    50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak;

2.    70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.

 

13.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

c.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

d.    de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 15 m;

e.    de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m;

f.     de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;

g.    de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;

h.    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

13.3      Afwijken van de bouwregels

13.3.1   Bebouwen van erf tot 75%

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.2 onder d voor het bebouwen van de gronden met de aanduiding 'erf' tot ten hoogste 75%, met inachtneming van de volgende regels:

a.    er blijven voldoende mogelijkheden op het perceel over om te voorzien in de opslagbehoefte en afvalverwerking en er is voldoende ruimte voor vluchtwegen en dergelijke;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

13.4      Specifieke gebruiksregels

13.4.1   Gebruik van gronden en bouwwerken

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

b.    detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;

c.    opslag van en detailhandel in consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

d.    Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;

e.    verkooppunten van motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;

f.     gebruik van achtererven van detailhandelsbedrijven als terras en/of speeltuin is niet toegestaan;

g.    het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;

h.    per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;

i.      het verhuren van kamers in (bedrijfs)woningen door particulieren is toegestaan, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan het in lid 13.1 toegestane gebruik;

j.     evenementen zijn toegestaan.

 

13.4.2   Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    ten hoogste 40 m˛ mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;

b.    het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;

c.    het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;

d.    het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;

e.    het gebruik leidt niet tot een nadelige beďnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

f.     de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;

g.    reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

13.4.3   Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf

Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf is toegestaan bij een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten minste 22 m˛ en ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor recreatief nachtverblijf toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 13.2.3 is bepaald;

e.    op eigen terrein dient te worden voorzien in parkeerruimte voor minimaal één auto;

f.     de aanvrager dient eigenaar en bewoner van het pand te zijn waarbij een ruimte voor verblijfsrecreatie wordt gerealiseerd;

g.    verblijfsrecreatie wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent door de eigenaar worden bewoond;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

13.5      Afwijken van de gebruiksregels

13.5.1   Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 en medewerking verlenen voor het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een bedrijfswoning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 13.2 is bepaald;

e.    mantelzorg wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent worden bewoond;

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;

g.    afwijken is alleen toegestaan wanneer een doktersverklaring (CIZ-verklaring) is afgegeven.

 

 

Artikel 14

Groen

14.1      Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    groen, water, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen en voet- en fietspaden;

b.    ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’: tevens een parkeerterrein;

c.    ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen ‘de Koe’ als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;

d.    bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen.

14.2      Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

14.2.1   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen worden gebouwd: gebouwen voor nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van het volgende:

 

14.2.2   Algemeen

a.    de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 15 m˛;

b.    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;

c.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;

d.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

e.    de bouwhoogte van overig straatmeubilair bedraagt ten hoogste 6 m;

f.     de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 15 m;

g.    de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;

h.    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

14.3      Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    evenementen zijn toegestaan.

 

 

Artikel 15

Horeca

15.1      Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;

b.    ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1a': horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;

c.    ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1c': horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;

d.    ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 1c': uitsluitend horecabedrijven uit categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;

e.    ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ en ‘specifieke vorm van detailhandel - 1’: tevens detailhandel;

f.     bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

g.    bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.

15.2      Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

15.2.1   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

 

15.2.2   Algemeen

a.    hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak;

b.    de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.    de oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen, bedraagt ten hoogste 200 m˛ en de inhoud ten hoogste 750 mł;

d.    ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen gronden voor ten hoogste 50% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met een maximum van 60 m˛;

e.    indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte ingevolge het bepaalde onder d minder bedraagt dan 30 m˛ is een bebouwingspercentage van 75% tot een maximum van 30 m˛ toegestaan;

f.     indien gebouwen worden afgedekt door een constructie van één of meer hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven, ten hoogste 65°.

 

15.2.3   Gebouwen

a.    de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;

b.    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte;

c.    in afwijking van het bepaalde onder a de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;

d.    in afwijking van het bepaalde onder b de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 7 m.

e.    de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, mits de breedte niet meer draagt dan indien:

1.    50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak;

2.    70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.

 

15.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

c.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

d.    de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 15 m;

e.    de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m;

f.     de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;

g.    de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;

h.    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

15.3      Afwijken van de bouwregels

15.3.1   Bebouwen van erf tot 75%

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.2 onder d voor het bebouwen van de gronden met de aanduiding 'erf' tot ten hoogste 75%, met inachtneming van de volgende regels:

a.    er blijven voldoende mogelijkheden op het perceel over om te voorzien in de opslagbehoefte en afvalverwerking en er is voldoende ruimte voor vluchtwegen en dergelijke;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

15.4      Specifieke gebruiksregels

15.4.1   Gebruik van gronden en bouwwerken

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    gebruik van achtererven van horecabedrijven te gebruiken als terras en / of speeltuin is niet toegestaan;

b.    ter plaatse van de aanduiding ‘specifiek vorm van detailhandel - 1’ is ondergeschikte detailhandel toegestaan tot een maximum van 100 m˛;

c.    het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;

d.    per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;

e.    het verhuren van kamers in bedrijfswoningen door particulieren is toegestaan, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan het in lid 15.1 toegestane gebruik;

f.     evenementen zijn toegestaan.

 

15.4.2   Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    ten hoogste 40 m˛ mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;

b.    het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;

c.    het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;

d.    het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;

e.    het gebruik leidt niet tot een nadelige beďnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

f.     de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;

g.    reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

15.4.3   Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf

Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf is toegestaan bij een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten minste 22 m˛ en ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor recreatief nachtverblijf toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 15.2.3 is bepaald;

e.    op eigen terrein dient te worden voorzien in parkeerruimte voor minimaal één auto;

f.     de aanvrager dient eigenaar en bewoner van het pand te zijn waarbij een ruimte voor verblijfsrecreatie wordt gerealiseerd;

g.    verblijfsrecreatie wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent door de eigenaar worden bewoond;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

15.5      Afwijken van de gebruiksregels

15.5.1   Afwijken voor hogere categorie Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 onder a, b, c en d voor het toelaten van een horecabedrijf dat voorkomt in één categorie hoger dan toelaatbaar in de Staat van Horeca-activiteiten, met inachtneming van de volgende regels:

a.    het bedrijf kan naar aard en invloed op de omgeving worden geacht te behoren tot de in lid 15.1 onder a, b, c en d genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

15.5.2   Overige horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 voor de uitoefening van een horecabedrijf dat niet in de Staat van Horeca-activiteiten is genoemd, met inachtneming van de volgende regels:

a.    het bedrijf kan naar aard en invloed op de omgeving worden geacht te behoren tot de in lid 15.1 onder a genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;

b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

15.5.3   Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 en medewerking verlenen voor het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een bedrijfswoning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 15.2 is bepaald;

e.    mantelzorg wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent worden bewoond;

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;

g.    afwijken is alleen toegestaan wanneer een doktersverklaring (CIZ-verklaring) is afgegeven.

 

15.5.4   Realisatie van een terras of speeltuin

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.4.1 onder a voor het realiseren van een terras of speeltuin op het achtererf van horecabedrijven, met inachtneming van de volgende bepaling:

a.    De bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikt indien de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

 

 

Artikel 16

Maatschappelijk

16.1      Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven, religie;

b.    ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – molen’: uitsluitend een molen en maximaal 1 woning;

c.    ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen ‘de Koe’ als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;

d.    bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

e.    bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, jongerenontmoetingsplaatsen, sport-, speel- en nutsvoorzieningen.

16.2      Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

16.2.1   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

 

16.2.2   Algemeen

a.    gebouwen en overkappingen worden gebouwd in het bouwvlak;

b.    de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.    de oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen, bedraagt ten hoogste 200 m˛ en de inhoud ten hoogste 750 mł;

d.    de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 60 m˛;

e.    indien gebouwen worden afgedekt door een constructie van één of meer hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven, ten hoogste 65°.

 

16.2.3   Gebouwen

a.    de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;

b.    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte, tenzij anders op de kaart is weergegeven;

c.    in afwijking van het bepaalde onder a de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 3,5 m;

d.    in afwijking van het bepaalde onder b de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 7 m.

e.    de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, mits de breedte niet meer draagt dan indien:

1.    50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak;

2.    70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.

 

16.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

c.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

d.    de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 16 m;

e.    de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m;

f.     de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;

g.    de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;

h.    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

16.3      Specifieke gebruiksregels

16.3.1   Gebruik van gronden en bouwwerken

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 16.1 genoemde bestemming;

b.    horeca is uitsluitend toegestaan voor zover:

1.    dit een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 16.1 genoemde bestemming;

2.    voorkomend in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;

3.    het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak, met een maximum van 30 m˛;

c.    per maatschappelijke voorziening als bedoeld in lid 16.1 onder a is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;

d.    het verhuren van kamers in bedrijfswoningen door particulieren, voor zover dit rechtstreeks samenhangt met en ondergeschikt is aan het in lid 16.1 toegestane gebruik;

 

16.3.2   Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen gelden de volgende regels:

a.    ter plaatse van de aanduiding ‘cultuur en ontspanning’ zijn evenementen toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

1.    geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;

2.    het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze leidt tot een nadelige beďnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

3.    het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) dient in acht genomen te worden.

 

16.3.3   Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    ten hoogste 40 m˛ mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;

b.    het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;

c.    het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;

d.    het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;

e.    het gebruik leidt niet tot een nadelige beďnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

f.     de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;

g.    reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

16.3.4   Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf

Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf is toegestaan bij een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten minste 22 m˛ en ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor recreatief nachtverblijf toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 16.2.3 is bepaald;

e.    op eigen terrein dient te worden voorzien in parkeerruimte voor minimaal één auto;

f.     de aanvrager dient eigenaar en bewoner van het pand te zijn waarbij een ruimte voor verblijfsrecreatie wordt gerealiseerd;

g.    verblijfsrecreatie wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent door de eigenaar worden bewoond;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

16.4      Afwijken van de gebruiksregels

16.4.1   Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 en medewerking verlenen voor het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een bedrijfswoning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 16.2 is bepaald;

e.    mantelzorg wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent worden bewoond;

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;

g.    afwijken is alleen toegestaan wanneer een doktersverklaring (CIZ-verklaring) is afgegeven.

 

Artikel 17

Natuur

17.1      Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    voor het behoud en/of herstel van de aanwezige landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;

b.    ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch’: tevens voor agrarisch;

c.    ter plaatse van de aanduiding ‘bos’: tevens bos;

d.    ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’: tevens dagrecreatie;

e.    ter plaatse van de aanduiding ‘water’: tevens water;

f.     bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, wandelpaden en nutsvoorzieningen

17.2      Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a.    op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;

c.    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

17.3      Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.3.1   Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

a.    het aanbrengen van paden, wegen en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

b.    het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties en apparatuur;

c.    het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

d.    het vellen of rooien van houtgewas;

e.    het bebossen of beplanten van gronden;

f.     het graven of afdammen van sloten of greppels met een bodemdiepte van meer dan 0,50 m beneden het maaiveld, het aanbrengen van drainage dan wel het diepploegen;

g.    het blijvend omzetten van grasland in bouwland;

h.    het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;

i.      het gebruik van bestrijdings- en / of bemestingsmiddelen;

j.     het storten en lozen van specie;

k.    het zuigen en baggeren van specie en schelpen.

 

 

17.3.2   Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 17.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.    normaal beheer of onderhoud ten dienste van de bestemming betreffen;

b.    reeds op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn.

 

17.3.3   Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

a.    De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 17.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de in lid 17.1, sub a genoemde waarden en wezenlijke kenmerken van de gronden:

1.    niet onevenredig worden aangetast;

2.    per saldo niet significant worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden getroffen.

b.    alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurdeskundige over de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de betreffende waarden van het gebied, met dien verstande dat het inwinnen van advies niet vereist is indien planvorming op basis van het Natuurbeheerplan Zeeland plaatsvindt.

 

 

Artikel 18

Recreatie - Verblijfsrecreatie-1

18.1      Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie-Verblijfsrecreatie-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein;

b.    bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals centrale voorzieningen ten dienste van beheer en onderhoud en in de vorm van fietsverhuur, sport-, spel- en speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.

18.2      Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

18.2.1   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

 

18.2.2   Algemeen

a.    gebouwen en overkappingen worden gebouwd in het bouwvlak;

b.    de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.    indien gebouwen worden afgedekt door een constructie van één of meer hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven, ten hoogste 65°;

d.    maximaal 15 standplaatsen en 35 toeristische standplaatsen zijn toegestaan.

 

18.2.3   Gebouwen

a.    de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;

b.    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte;

c.    in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 3,5 m;

d.    in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 7 m.

e.    de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, mits de breedte niet meer draagt dan indien:

1.    50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak;

2.    70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.

 

18.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;

c.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

d.    de bouwhoogte van overig straatmeubilair bedraagt ten hoogste 6 m;

e.    de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 15 m;

f.     de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m;

g.    de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;

h.    de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;

i.      de bouwhoogte van ballenvangers bedraagt ten hoogste 10 m;

j.     de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

 

 

Artikel 19

Sport

19.1      Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    sportvelden, sporthal, tennisbanen;

b.    bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, parkeervoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen en (ontsluitings)wegen.

19.2      Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

19.2.1   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

 

19.2.2   Algemeen

a.    gebouwen en overkappingen worden gebouwd in het bouwvlak;

b.    de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

c.    indien gebouwen worden afgedekt door een constructie van één of meer hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven, ten hoogste 65°.

 

19.2.3   Gebouwen

a.    de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;

b.    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte;

c.    de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, indien:

1.    50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak;

2.    70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.

 

19.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

c.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

d.    de bouwhoogte van overig straatmeubilair bedraagt ten hoogste 6 m;

e.    de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m;

f.     de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;

g.    de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m

h.    de bouwhoogte van ballenvangers bedraagt ten hoogste 10 m;

i.      de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

19.3      Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    horeca is uitsluitend toegestaan voor zover:

1.    dit een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 19.1 genoemde bestemming;

2.    voorkomend in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;

b.    evenementen zijn toegestaan.

 

 

Artikel 20

Verkeer

20.1      Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstroken, waarbij opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld;

b.    voet- en fietspaden;

c.    verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;

d.    ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen ‘de Koe’ als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;

e.    bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals pleinen, horecaterrassen, markten, niet permanente vent- en standplaatsen voor ambulante handel, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport-, en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen en reclame-uitingen.

20.2      Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

20.2.1   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen worden gebouwd: gebouwen voor nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van het volgende:

 

20.2.2   Gebouwen

De oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 15 m˛ en de bouwhoogte ten hoogste 3,5 m.

 

20.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    een terrasoverkapping ten behoeve van horeca vóór de voorgevel van het aansluitende gebouw is niet breder dan de voorgevel van het betreffende gebouw zoals deze op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aanwezig was;

b.    een terrasoverkapping zoals bedoeld in lid a heeft ten hoogste drie wanden, de gevel van het aansluitende gebouw daarbij inbegrepen;

c.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;

d.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

e.    de bouwhoogte van overig straatmeubilair bedraagt ten hoogste 6 m;

f.     de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;

g.    de bouwhoogte van ballenvangers bedraagt ten hoogste 10 m;

h.    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

20.3      Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.    evenementen zijn toegestaan.

 

 

Artikel 21

Water

21.1      Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    voor waterlopen, waterpartijen, vaarwater voor plezier- en beroepsvaart, de visserij en waterbeheersing, waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende voorzieningen

b.    ter plaatse van de aanduiding ‘natuur’: alsmede voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden zoals deze zijn opgenomen in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit tot Natura 2000 gebied, bekend als PDN/N 2010-119.

c.    ter plaatse van de aanduiding ‘natuur- en landschapswaarden’ en ‘cultuurhistorische waarden’: uitsluitend voor waterhuishouding met behoud en versterking van de aanwezige natuur-, cultuur- en landschapswaarden;

d.    ter plaatse van de aanduiding ‘watersport’: tevens voor watersport;

e.    ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen ‘de Koe’ als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;

f.     bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals bermen, bermsloten en beplantingen.

21.2      Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

21.2.1   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

 

21.2.2   Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met

 

21.2.3   Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a.    op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met uitzondering van overkappingen;

b.    ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximum aantal ligplaatsen’: is het maximum aantal ligplaatsen bepaald;

c.    de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 m.

 

 

Artikel 22

Waterstaatswerken

22.1      Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaatswerken’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    waterkering en waterbeheersing;

b.    alsmede voor verkeer indien dit uit oogpunt van waterstaatsbelang toelaatbaar is;

c.    bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals bermen en beplantingen.

22.2      Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

22.2.1   Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen worden gebouwd: gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van het volgende:

 

22.2.2   Gebouwen

a.    de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;

b.    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte;

c.    de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, indien:

1.    50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak;

2.    70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.

 

22.2.3   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;

b.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

c.    de bouwhoogte van overig straatmeubilair bedraagt ten hoogste 6 m;

d.    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

 

 

Artikel 23

Wonen

23.1      Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    wonen;

b.    ter plaatse van de aanduiding ‘atelier’: tevens een atelier;

c.    ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend voor garages en bergplaatsen ten behoeve van de stalling van vervoermiddelen en huishoudelijke berg- en werkruimte;

d.    ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk: tevens voor maatschappelijke doeleinden;

e.     ter plaatse van de aanduiding 'erf': voor erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

f.    ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen ‘de Koe’ als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;

g.    bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, parkeervoorzieningen, water en nutsvoorzieningen.

23.2      Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

 

23.2.1   Algemeen

a.    binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

b.    ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;

c.    ter plaatse van gronden buiten het bouwvlak en zonder aanduiding mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde worden gebouwd;

d.    de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

e.    gronden met de aanduiding 'erf' mogen voor ten hoogste 50% worden bebouwd, met een maximum van 60 m˛ per bouwperceel, uitgezonderd daar waar een percentage op de kaart is weergegeven;

f.     indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte ingevolge het bepaalde onder e minder bedraagt dan 30 m˛ is een bebouwingspercentage van 75% tot een maximum van 30 m˛ toegestaan;

g.    indien gebouwen worden afgedekt door een constructie van één of meer hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven, ten hoogste 65°;

h.    de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen en gelijksoortige vormen, niet zijnde een topgevel, mits de breedte niet meer draagt dan indien:

1.    50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak;

2.    70% van de breedte van de onderliggende gevel in het achtergeveldakvlak.

 

23.2.2   Hoofdgebouwen

a.    hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak;

b.    ter plaatse van de aanduiding ‘maximaal aantal eenheden’ zijn maximaal het aantal op de verbeelding weergegeven wooneenheden toegestaan;

c.    gestapelde hoofdgebouwen zijn niet toegestaan;

d.    de afstand tussen de hoofdgebouwen en de zijdelingse perceelsgrens zal minimaal bedragen bij:

‘vrijstaand’                   3 meter;

‘twee-aaneen’               3 meter (aan één zijde);

‘geschakeld’                 3 meter (aan één zijde).

e.    de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;

f.     de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte van hoofdgebouwen, tenzij op de verbeelding anders is weergegeven.

 

23.2.3   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

a.    de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;

b.    de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 7 m;

c.    de voorgevel van een aan- en uitbouw en van een bijgebouw wordt bij twee-aaneen gebouwde en geschakelde hoofdgebouwen ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd.

 

23.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.    de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3,5 m;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevelrooilijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m;

c.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

d.    de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 16 m;

e.    de bouwhoogte van antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes bedraagt ten hoogste 15 m;

f.     de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 6 m;

g.    de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;

h.    de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;

i.      de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

23.3      Specifieke gebruiksregels

23.3.1   Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een woning, met inachtneming van de volgende regels:

a.    ten hoogste 40 m˛ mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;

b.    het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;

c.    het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;

d.    het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;

e.    het gebruik leidt niet tot een nadelige beďnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

f.     de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;

g.    reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

 

23.3.2   Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf

Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten minste 22 m˛ en ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor recreatief nachtverblijf toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 23.2.3 is bepaald;

e.    op eigen terrein dient te worden voorzien in parkeerruimte voor minimaal één auto;

f.     de aanvrager dient eigenaar en bewoner van het pand te zijn waarbij een ruimte voor verblijfsrecreatie wordt gerealiseerd;

g.    verblijfsrecreatie wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent door de eigenaar worden bewoond;

h.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

23.4      Afwijken van de gebruiksregels

23.4.1   Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.1 en medewerking verlenen voor het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

a.    de oppervlakte bedraagt ten hoogste 40 m˛;

b.    op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

c.    per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg toegestaan;

d.    de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in lid 23.2 is bepaald;

e.    mantelzorg wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent worden bewoond;

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;

g.    afwijken is alleen toegestaan wanneer een doktersverklaring (CIZ-verklaring) is afgegeven.

 

23.5      Wijzigingsbevoegdheid

23.5.1   Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van realisatie 1 woning aan de Wijngaardstraat

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘Wro-zone – wijzigingsgebied’ de bestemming ‘Wonen’ (zonder bouwaanduiding) te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’, met inachtneming van de volgende regels:

a.    maximaal één vrijstaande woning mag worden opgericht;

b.    de afstand tussen de woning en de zijdelingse bouwvlakgrens bedraagt minimaal 5 meter aan weerszijden;

c.    de bouwdiepte bedraagt maximaal 14 meter;

d.    de maximale breedte van de woning bedraagt maximaal 6,5 meter;

e.    de goothoogte bedraagt minimaal 3,5 meter en maximaal 4,5 meter;

f.     de bouwhoogte bedraagt maximaal 8,5 meter;

g.    de nokrichting dient haaks op de weg (Wijngaardstraat) te zijn gesitueerd;

h.      De voorgevel van de nieuwe woning staat in of achter de doorgetrokken gevellijn van de aanbouw van de bestaande woning met huisnummer 23. Dit komt overeen met een positie van tenminste circa 1,30 meter achter de doorgetrokken voorgevellijn van de bestaande woning met huisnummer 21.

i.      minimaal 2 parkeerplaatsen dienen op eigen terrein aanwezig te zijn;

j.     de regels van de bestemming ‘Wonen’ zijn van overeenkomstige toepassing.

 

 

Artikel 24

Leiding-Riool

24.1      Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding-Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse aardgastransportleiding en een ondergrondse hoofdtransportleiding water.

24.2      Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.    op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

b.    ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de instandhouding van de leiding (leidingbelang) hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.

c.    alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wint bevoegd gezag schriftelijk advies in van de leidingbeheerder omtrent de toelaatbaarheid van de voorgenomen bouw.

24.3      Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.3.1   Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;

b. het verlagen van de bodem, afgraven of ophogen van de grond;

c. het beplanten van gronden met houtgewassen;

d. het indrijven van voorwerpen.

 

24.3.2   Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van artikel 24.3.1 is niet van toepassing, indien het werken betreft welke het normale onderhoud en beheer overeenkomstig de (sub)bestemming of het normale agrarisch onderhoud en beheer betreffen.

De werken, of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover het leidingenbelang hierdoor niet onevenredig wordt of kan worden benadeeld.

 

24.3.3   Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 24.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien bevoegd gezag schriftelijk advies inwint van de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet worden geschaad en omtrent de eventueel ter voorkoming daarvan te stellen voorwaarden.

 

 

Artikel 25

Waarde - Archeologie

25.1      Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische monumenten.

25.2      Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.    op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;

b.    ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien voldaan wordt aan de regels zoals gesteld in de Monumentenwet 1988

 

 

Artikel 26

Waarde - Archeologie-1

26.1      Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie-1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

26.2      Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.    op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;

b.    ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

1.    burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;

2.    niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

3.    de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;

c.    het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

1.    vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

2.    een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m˛;

3.    een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;

4.    een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

26.3      Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

26.3.1   Aanlegverbod zonder vergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie-1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.    het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen;

b.    het ophogen van gronden tot een hoogte van ten minste 2 m;

c.    het verlagen of verhogen van het waterpeil;

d.    het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

e.    het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

26.3.2   Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 26.3.1 is niet van toepassing, indien:

a.    de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 26.2 in acht is genomen;

b.    de werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan reeds in uitvoering zijn;

c.    de werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;

d.    de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 50 m˛;

e.    burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen aanlegvergunning  als bedoeld in lid 26.3.1. nodig is.

 

26.3.3   Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 26.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

a.    de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aange­toond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie in voldoende mate is vastgesteld;

b.    de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mo­gelijke schade wordt voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbin­den, gericht op:

c.    het behoud van archeologische resten in de bodem;

d.    het doen van opgravingen;

e.    begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

26.4      Sloopvergunning

26.4.1   Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie-1' zonder of in afwijking van een sloopvergunning van burgemeester en wethouders bouwwerken te slopen.

26.4.2   Uitzonderingen sloopvergunning

Het verbod als bedoeld in lid 26.4.1 is niet van toepassing indien:

a.    de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 26.2 in acht is genomen;

b.    de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

c.    de diepte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 40 cm bedraagt;

d.    de oppervlakte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 50 m˛ bedraagt;

e.    Burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen sloopvergunning  als bedoeld in lid 26.4.1. nodig is.

 

26.4.3   Voorwaarden voor een sloopvergunning

Een sloopvergunning, zoals in lid 26.4.1 bedoeld, kan slechts worden verleend indien:

a.    de aanvrager van de sloopvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aange­toond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie in voldoende mate is vastgesteld;

b.    de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mo­gelijke schade wordt voorkomen door aan de sloopvergunning regels te verbin­den, gericht op:

c.    het behoud van archeologische resten in de bodem;

d.    begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

26.5      Wijzigingsbevoegdheid

26.5.1   Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak met de in lid 26.1 genoemde bestemming verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

k.    uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

l.      op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het be­stemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;

m.  alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk ad­vies in bij de archeologisch deskundige.

 

26.5.2   Wijzigingen vorm bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak met de in lid 26.1 genoemde bestemming veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

a.    wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

b.    er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

c.    alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk ad­vies in bij de archeologisch deskundige.

 

 

Artikel 27

Waarde - Archeologie-3

27.1      Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie-3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

27.2      Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.    op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;

b.    ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

1.    het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;

2.    niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

3.    de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;

c.    het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

1.    vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

2.    een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m˛;

3.    een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;

4.    een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

27.3      Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

27.3.1   Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie-3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.    het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen;

b.    het ophogen van gronden tot een hoogte van ten minste 2 m;

c.    het verlagen of verhogen van het waterpeil;

d.    het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

e.    het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

27.3.2   Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 27.3.1 is niet van toepassing, indien:

a.    de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 27.2 in acht is genomen;

b.    de werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan reeds in uitvoering zijn;

c.    de werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;

d.    de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 500 m˛;

e.    het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning  als bedoeld in lid 27.3.1. nodig is.

 

27.3.3   Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 27.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

a.    de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie in voldoende mate is vastgesteld;

b.    de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

1.    het behoud van archeologische resten in de bodem;

2.    het doen van opgravingen;

3.    begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

27.4      Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

27.4.1   Sloopverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie-3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk bouwwerken te slopen.

27.5      Wijzigingsbevoegdheid

27.5.1   Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak met de in lid 27.1 genoemde bestemming verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

a.    uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b.    op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;

c.    alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

27.5.2   Wijzigingen vorm bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak met de in lid 27.1 genoemde bestemming veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

a.    wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

b.    er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

c.    alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

 

Artikel 28

Waarde-Cultuurhistorie

28.1      Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel, versterking en bevordering van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing, zoals deze staan beschreven in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit tot beschermd stadsgezicht d.d. 12 maart 1970.

28.2      Bouwregels

28.2.1 Algemeen

Op de voor deze bestemming aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd, indien de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht niet worden aangetast en vooraf advies is ingewonnen bij de Walcherse Monumenten- en Welstandcommissie en verder:

a.    hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

b.    geveldoorbrekingen moeten verticaal gericht zijn met een breedte van ten hoogste 1,5 meter; op de begane grond van als winkel in gebruik zijnde panden mogen de geveldoorbrekingen horizontaal gericht zijn, mits hierin een verticale geleding is aangebracht;

c.    de nokrichting van gebouwen hebben de richting zoals aangegeven op bijlage 4 ‘Kaart Beschermd Stadsgezicht Veere, nokrichtingen’;

d.    daken van hoofdgebouwen moeten met een schuine kap worden afgedekt met dien verstande dat de dakhelling minimaal 45˚ en ten hoogste 60˚ bedraagt;

e.    gebouwen moeten worden geplaatst in de naar de weg gekeerde grens van een bouwvlak;

f.     hoofdgebouwen moeten geheel aaneen worden gebouwd, waarbij onder aaneengebouwde gebouwen ook worden verstaan gebouwen met een onderlinge afstand van ten hoogste 1,5 meter;

g.    de breedte van een dakkapel bedraagt ten hoogste 1 meter;

h.    voor zover in dit lid geen bouwregels zijn opgenomen, worden de bouwregels van de andere op deze gronden geldende bestemming van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

28.2.2   Specifiek bouwregels Kaai en Markt

Op de voor deze bestemming aangewezen gronden mag, met inachtneming van en in aanvulling op lid 28.2.1, uitsluitend worden gebouwd, indien de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht niet worden aangetast en vooraf advies is ingewonnen bij de Walcherse Monumenten- en Welstandcommissie en verder:

a.    gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;

b.    voorgevels van de gebouwen moeten voor wat betreft afmetingen, vorm en indeling in overeenstemming zijn met de in bijlage 3, ‘Kaart Beschermd Stadsgezicht Veere, geveltekeningen en dakvormen’, opgenomen geveltekening voor de Kaai en de Markt.

c.    dakvorm van de gebouwen moet in overeenstemming zijn met de in de in bijlage 3, ‘Kaart Beschermd Stadsgezicht Veere, geveltekeningen en dakvormen’, opgenomen dakvormen voor de Kaai en de Markt met dien verstande dat de dakhelling minimaal 45˚ en maximaal 60˚ bedraagt.

 

28.2.3   Specifieke regels ten aanzien van materialen en kleuren

Voor de uitvoering van bouwwerkzaamheden als bedoeld in de leden 28.2.1 en 28.2.2 gelden de volgende regels ten aanzien van gebruiksmaterialen en kleuren:

a.    de gevels van de gebouwen mogen uitsluitend worden uitgevoerd in baksteen (handvorm, ongeglazuurd), natuursteen (hardsteen, zandsteen of kalksteen), hout of pleisterwerk;

b.    de daken van gebouwen mogen uitsluitend worden afgedekt met ongeglazuurde gebakken pannen, leisteen of riet;

c.    de wegverhardingen met inbegrip van de bij de aangrenzende bebouwing behorende stoepen mogen uitsluitend worden uitgevoerd in gebakken klinkers of natuursteen;

d.    pleisterwerk mag uitsluitend worden uitgevoerd in de kleuren wit, grijs of crčme;

e.    verfwerk mag uitsluitend plaatsvinden met dekkende verven, niet in de kleur bruin;

f.     kozijnen, ramen en deuren mogen uitsluitend worden uitgevoerd in hout;

g.    de goten en bijbehorende afvoer mogen bovengronds uitsluitend worden uitgevoerd in hout, zink of koper;

h.    aan de naar de openbare weg gekeerde gevels mag geen buitenverlichting worden aangebracht, waarvan het uiterlijk en/of bevestigingsmiddelen uit kunststof bestaat.

 

28.2.4   Specifieke regels ten aanzien van reclame-uitingen

Reclameborden- en opschriften mogen uitsluitend worden aangebracht aan de voorgevel van een gebouw ten behoeve van de daarin uitgeoefende activiteiten, met dien verstande dat:

a.    de borden en opschriften slechts op zodanige wijze mogen worden aangebracht dat zij een hoogte van 4 meter niet overschrijden;

b.    het gebruik van lichtreclame is niet toegestaan.

28.3      Afwijken van de (bouw)regels

28.3.1   Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in de leden 28.2.1 tot en met 28.2.4 indien:

a.    geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel of bevordering is verzekerd van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht;

b.    de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadgezicht in redelijkheid niet te handhaven zijn;

c.    vooraf, in gevallen onder a en b, advies is ingewonnen bij de Walcherse Monumenten- en Welstandscommissie.

28.4      Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

28.4.1   Vergunningvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.    het aanleggen, wegnemen, veranderen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, trottoirs, stoepen, parkeergelegenheden, het aanpassen van de wegindeling en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

b.    het afgraven, ophogen, dempen of uitbaggeren.

c.    het aanbrengen of veranderen van vegetatie.

d.    het vellen, rooien of aanbrengen van houtopstanden en heggen.

e.    het schilderen of pleisteren van gevelonderdelen die vanaf de weg zichtbaar zijn met inachtneming van lid 28.2.3.

 

28.4.2   Uitzonderingsregel

Het in lid 28.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

a.    werken en/of werkzaamheden die het normaal onderhoud en beheer betreffen;

b.    voor het aanbrengen van maximaal 20 m˛ verharding per bouwperceel op gronden met de aanduiding ‘erf’;

c.    werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn.

 

28.4.3   Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 28.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht niet worden aangetast en vooraf advies is ingewonnen bij de Walcherse Monumenten- en Welstandcommissie.

28.5      Omgevingsvergunning voor het slopen

28.5.1   Vergunningsvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor de activiteit slopen de volgende sloopwerkzaamheden te verrichten:

a.    het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen, sluizen, kadermuren, tuinmuren, steigers en andere voorkomende bouwwerken, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;

b.    de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht dan wel van de omringende bebouwing tot gevolg heeft. Hierover dient vooraf advies te zijn ingewonnen bij de Walcherse Monumenten- en welstandcommissie.

 

 

Artikel 29

Waterstaat-Waterkering

29.1      Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - primair bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen, zoals waterkering, waterbeheersing, kaden, dijksloten, opslag en onderhoud ten behoeve van vaar- en waterwegen, wegen, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.

29.2      Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a.    op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

b.    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;

c.    ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

29.3      Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 onder c met inachtneming van de volgende regels:

a.    bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;

b.    de waterstaatkundige belangen worden door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;

c.    alvorens omtrent de bevoegdheid tot afwijken te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

 

 

Hoofdstuk 3

Algemene regels

 

Artikel 30

Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 31

Algemene bouwregels

31.1      Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt en de breedte ten hoogste 3 m.

31.2      Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

a.    Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt:

1.    bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

2.    bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

b.    In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

c.    Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

 

 

Artikel 32

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

a.    bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;

b.    brandweeringang;

c.    bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d.    de ruimte tussen bouwwerken;

e.    parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

 

 

Artikel 33

Algemene aanduidingsregels

33.1      Molenbiotoop

33.1.1   In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de volgende regels:

a.    binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;

b.    binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/50 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;

c.    in afwijking van het bepaalde onder lid 33.1.1, sub a en b is bebouwing met een grotere hoogte in de volgende gevallen toegestaan:

1.    het betreft (vervanging van) een bestaand bouwwerk met een grotere hoogte;

2.    het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

§  de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;

§  het oprichten van een bouwwerk is uitsluitend toegestaan, voor zover dit mogelijk is op basis van de overige voor deze bestemming geldende bestemming.

d.    het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 33.1.1, sub a, indien:

1.    de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;

2.    toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en hoogtematen de belangen van de molen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;

e.    indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge lid 33.1.1, onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

 

33.1.2   Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

a.      het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting;

b.      het ophogen van gronden.

 

33.1.3   Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 33.1.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.      reeds op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;

b.      noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend;

c.      het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting die als zij volgroeid is, niet hoger is dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte van de gebouwen op het zelfde bouwperceel zoals in het plan is toegestaan of het laagste punt van een zuiver verticaal staande wiek van de molen de Koe.

 

33.1.4   Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

a.      de werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de belangen van de molen als werktuig en als beeldbepalend element.

b.      alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de molendeskundige over de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan het huidige en / of toekomstige functioneren van de molen de Koe als werktuig door windbelemmering en / of de waarde van de molen als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element onevenredig in gevaar brengen of kunnen brengen.

33.2      Veiligheidszone - bevi

33.2.1   Binnen de als ‘Veiligheidszone – bevi’ aangewezen gronden is het oprichten van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat het risico in verband met de veiligheid niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde. Als grenswaarde wordt de plaatsgebonden risicoafstand van 10-6 gehanteerd. De plaatsgebonden risiconormen gelden als ondergrens. Alleen bij zeer zwaarwegende motieven, zoals bijvoorbeeld een voor de specifieke locatie zeer belangrijke ontwikkeling, wordt verslechtering toegestaan.

33.3      Wro-zone- centrumgebied

33.3.1   Het bevoegd gezag kan binnen de als ‘Wro-zone-centrumgebied’ aangewezen gronden bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in artikel 5, 6, 8, 11, 12, 13 en 15 voor het toelaten van verblijfsrecreatie boven horeca en detailhandel met inachtneming van het volgende:

a.    verblijfsrecreatie is niet toegestaan op de begane grond van gebouwen.

b.    op eigen terrein of aantoonbaar elders is voorzien in ten minste 1 parkeerplaats per verblijfsrecreatieve eenheid.

c.    er moet worden aangetoond dat de exploitatie van verblijfsrecreatie gekoppeld is aan de bedrijfsvoering van de horeca of detailhandelsfunctie en als zodanig samen economische eenheid vormen.

d.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

 

Artikel 34

Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

a.    afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

b.    overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

c.    de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

Artikel 35

Algemene wijzigingsregels

35.1      Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

 

 

Artikel 36

Overige regels

36.1      Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

 

 

Hoofdstuk 4

Overgangs- en slotregels

 

Artikel 37

Overgangsrecht

37.1      Overgangsrecht bouwwerken

a.    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen , en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.    gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.    na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.    Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

c.    Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

37.2      Overgangsrecht gebruik

a.    Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.    Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.    Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.    Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 38

Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ´Stad Veere´.