direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Verlenging derde baan SnowWorld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00029-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt ten westen van Zoetermeer in het Buytenpark. De planbegrenzing betreft het perceel van SnowWorld Zoetermeer, plus de benodigde ruimte voor de uitbreiding en de daarmee samenhangende landschappelijke inpassing. Ook het gebied tussen de sportvelden en de Meerpolder is onderdeel van het plangebied (vanwege de bestemmingswijziging van Groen naar Natuur). Zie figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00029-0003_0001.png"

Ligging plangebied in Zoetermeer   Begrenzing plangebied  

Figuur 1.1 Ligging en begrenzing plangebied

1.2 Aanleiding planherziening

SnowWorld heeft plannen voor de uitbreiding van de bestaande locatie in Zoetermeer. Doel van de uitbreiding is het aantal bezoekers te verhogen en om bestaande bezoekers beter/langer te binden en daarmee de toekomst van het complex veilig te stellen. In eerste instantie zijn plannen uitgewerkt voor een geheel nieuwe vierde skibaan. Op 14 december 2009 heeft de raad onder voorwaarden besloten zijn medewerking te verlenen aan een deze uitbreiding van SnowWorld (zie voor het besluit bijlage 23 van de plantoelichting). De beoogde uitbreiding met een nieuwe vierde skibaan en de daarmee samenhangende maatregelen en aanpassingen aan het complex bleken in de huidige markt echter financieel niet haalbaar. Als alternatief uitbreidingsplan wordt nu ingezet op het verlengen van de bestaande derde baan. De raad heeft op 16 december 2013 besloten medewerking te verlenen aan het nieuwe uitbreidingsplan van SnowWorld (zie voor dit besluit bijlage 1 bij de ontheffingsaanvraag van de provinciale Verordening Ruimte die is opgenomen in bijlage 5 van de plantoelichting).

De verlenging van deze derde baan past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Om de beoogde ontwikkeling toch mogelijk te maken is dit bestemmingsplan opgesteld.

1.3 Huidige juridische planregelingen

Voor het plangebied is op dit moment het bestemmingplan Buytenpark (december 2012 vastgesteld) van kracht. Het huidige SnowWorld-complex met de bestaande drie banen is daarin opgenomen met de bestemming Sport - Skibaan. De beoogde uitbreiding is niet voorzien in dit bestemmingsplan. De locatie van de beoogde uitbreiding heeft de bestemming Natuur (+ aanduiding puinstort). Het gebied tussen de sportvelden en de Meerpolder heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming Groen. Zie figuur 1.2. De verlenging van de derde baan is in strijd met het vigerende bestemmingplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00029-0003_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan

1.4 Coördinatie bestemmingsplan en omgevingsvergunning

In het kader van de verlenging van de derde baan wordt de coördinatieregeling toegepast. Met de coördinatie van bestemmingsplan, de omgevingsvergunning en de watervergunning vinden de voorbereiding, de terinzageleggingen voor de zienswijzenprocedure en de beroepsprocedure gelijktijdig plaats (zie figuur 1.3). Dit leidt niet alleen tot snellere besluitvorming, maar voor belanghebbenden heeft deze coördinatie als voordeel dat exact duidelijk op welke wijze het bouwplan is uitgewerkt binnen de kaders die het bestemmingsplan biedt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00029-0003_0003.png"

Figuur 1.3 Coördinatieregeling bestemmingsplan en omgevingsvergunning (de watervergunning wordt op dezelfde wijze gecoördineerd)

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nota "Anders omgaan met water" (2000)

In de Nota "Anders omgaan met water; waterbeleid in de 21ste eeuw" (2000) onderschrijft het kabinet de noodzaak om te anticiperen op de verwachte klimaatsverandering en bodemdaling. De veiligheid moet gewaarborgd blijven, de kans op overstromingen mag niet toenemen. Meer ruimte voor water naast technische maatregelen en taakstellende afspraken tussen verschillende overheden zijn essentieel voor het slagen van dit beleid. Tevens moet een "watertoets" voorkomen dat de bestaande ruimte voor water geleidelijk afneemt.

Ook in dit bestemmingsplan is rekening gehouden met water. In paragraaf 5.5 is de watertoets opgenomen.

2.1.2 Barro en Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.

Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd.

Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet. Het plangebied ligt binnen de Zuidvleugel/Zuidholland. Het planvoornemen is zichtbaar vanuit het Groene hart (Nationaal Landschap). Daarom is bij de ontwikkeling van de plannen ook gekeken naar de impact van de verlengde baan voor het Groene Hart (zie hiervoor ook hoofdstuk 4 en 5 van de plantoelichting). De plangebied ligt niet in de ecologische hoofdstructuur. Het planvoornemen is niet in strijd met de nationale belangen die zijn opgenomen in de SVIR of Barro.

2.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (SER-ladder).

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins; en
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De bezoekersaantallen van SnowWorld lopen de afgelopen jaren steeds verder terug. In 2008 bedroeg het aantal pistebezoekers nog circa 300.000, in 2011 circa 224.000 pistebezoekers en in 2013 is dit aantal verder gedaald. Dit is onder andere gevolg van het feit dat het aanbod van recreatieve voorzieningen nog steeds toeneemt. Aangezien de vraag niet in hetzelfde tempo meegroeit, is de concurrentie de afgelopen jaren steeds groter geworden. Dit betekent dat aanbieders zich steeds meer moeten inspannen om bezoekers te trekken. Om de dalende trend tot staan te brengen en de attractiviteit van het complex te behouden heeft SnowWorld Zoetermeer behoefte aan uitbreiding met een langere skibaan. Met een verlenging van de derde baan kan enerzijds het aantal bezoekers worden verhoogd en kunnen anderzijds de bestaande bezoekers beter/langer worden gebonden. Binnen het verzorgingsgebied (een gebied dat ligt binnen een straal van 75 km) van SnowWorld liggen drie andere indoorskibanen. De bestaanszekerheid van deze banen zal door de uitbreiding niet in het geding komen. Na de uitbreiding verwacht Snowworld circa 280.000 pistebezoekers. In 2008 had SnowWorld 300.000 pistebezoekers. Op dat moment waren deze indoorskibedrijven ook in bedrijf.

De uitbreiding is noodzakelijk om de toekomst van het complex veilig te stellen. De uitbreiding van SnowWorld Zoetermeer is noodzakelijk om de aantrekkingskracht van de faciliteiten ten opzichte van een toenemend aantal concurrenten te behouden. Daarnaast is de uitbreiding van belang voor de stad Zoetermeer en de regio. SnowWorld biedt immers aanzienlijk werkgelegenheid voor de regio (momenteel 113 fte). In het hoogseizoen werken bij SnowWorld Zoetermeer circa 400 mensen, waaronder veel jongeren uit de regio. Naar verwachting zal de uitbreiding 15 nieuwe banen (fte's) opleveren. Naast de directe werkgelegenheid, zorgt SnowWorld ook voor indirecte werkgelegenheid door een groot deel van haar inkoopbudget (exclusief energie) in Zoetermeer en de regio te besteden. Ten slotte draagt SnowWorld als grootste leisurevoorziening in Zoetermeer sterk bij aan het imago van Zoetermeer als leisurestad en levert het een groot aandeel in het leisure- en sportaanbod in de stad en de regio. Uit het jaarlijkse aantal pistebezoekers blijkt dat SnowWorld voorziet in een regionale behoefte om indoor te skiën. Voor de aantrekkelijkheid van het complex en een duurzame exploitatie van het bedrijf is een uitbreiding van het complex noodzakelijk.

Gezien de situering van het bestaande complex kan niet worden voorzien in deze behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied. Het verlengen van de bestaande derde baan is op dit moment de meest logische optie om te komen tot een uitvoerbaar uitbreidingsplan. De bereikbaarheid van de locatie is goed en het extra verkeer dat de door de uitbreiding wordt gegenereerd kan op een goede manier worden afgewikkeld. In de oplegnotitie bij de mer-beoordeling (bijlage 4) is nader ingegaan op de bereikbaarheid en daarmee samenhangende verkeersaspecten.

Voor een uitgebreidere onderbouwing wordt verwezen naar bijlage 19 van deze toelichting.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Visie Ruimte en Mobiliteit (2014)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.

4 rode draden

In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:

1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,

2. vergroten van de agglomeratiekracht,

3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,

4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Ad 1. Beter benutten en opwaarderen
De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik.

Ad 2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht)
Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer. Detailhandel is een belangrijke drager voor levendige centra. De VRM concentreert winkels zoveel mogelijk in bestaande winkelgebieden om leegstand in de binnenstad te voorkomen.

Ad 3. Versterken ruimtelijke kwaliteit
Het provinciale landschap valt onder te verdelen in drie typen, gekenmerkt door veenweiden, rivieren en kust. Het verstedelijkingspatroon, de natuurwaarden en het agrarisch gebruik sluiten daarop aan. De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads – en dorpsgebied te realiseren.

De voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het om een integrale benadering waarbij de samenhang tussen bruikbaarheid, duurzaamheid én belevingswaarde in acht wordt genomen.

Ad 4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving
In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.

De uitbreiding van SnowWorld past binnen de provinciale visie Ruimte en Mobiliteit. De provincie zet in op een toename van kwalitatief hoogwaardige recreatiemogelijkheden in en nabij de stad. Deze opgave richt zich met name op verbetering van het groenblauwe routenetwerk en het verbeteren en voltooien van het aanbod aan recreatiegebieden. In paragraaf 2.2.2 is beschreven op welke wijze wordt voldaan aan de provinciale voorwaarden voor ontwikkelingen buiten bestaand stads – en dorpsgebied.

2.2.2 Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland"

In samenhang met de structuurvisie is de Verordening ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Buytenpark met de locatie van SnowWorld ligt in een gebied dat op kaart 7 van de Verordening Ruimte is aangeduid als 'Groene Buffer' en 'Recreatiegebied' vallend onder 'Beschermingscategorie 2'. SnowWorld is een bestaand niet agrarisch bedrijf buiten het bestaand stadsgebied. De uitbreiding van niet agrarische bedrijven buiten het bestaand stadsgebied is onder voorwaarden toegestaan. De uitbreiding van SnowWorld beslaat meer dan 10% van het huidige oppervlakte van het complex. Gelet op het bepaalde in artikel 2.3.3 van de Verordening moet een dergelijke uitbreiding beschouwd worden als 'aanpassen' als bedoeld in artikel 2.2.1, eerste lid van de Verordening.

Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking, Lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  • c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die:
    • 1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld;
    • 2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is, en zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

 Actuele behoefte

Voor de onderbouwing van de actuele behoefte wordt verwezen naar paragraaf 2.1.3 en bijlage 19 van de plantoelichting.

Stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stads- en dorpsgebied

Het SnowWorld-complex is een bestaand bedrijf buiten het bestaande stedelijke gebied. Uitbreiding van het complex vindt daardoor automatisch ook buiten bestaand stads- en dorpsgebied plaats. Dit betekent dat dient te worden voldaan aan voorwaarden met betrekking tot de ontsluiting en ruimtelijke kwaliteit. Een uitbreiding binnen het bestaande stadsgebied zou een complete verplaatsing van SnowWorld betekenen. Dit is financieel onhaalbaar.

Verschillende middelen van vervoer en passend ontsloten

SnowWorld is voor autoverkeer ontsloten door de Buytenparklaan vanaf de Amerikaweg. Op de T-splitsing Buytenparklaan-Amerikaweg is in 2011 een rotonde aangelegd, waardoor de verkeersveiligheid en doorstroming van het verkeer verbeterd zijn. De wegen hebben voldoende capaciteit om de verkeerstroom van en naar het Buytenpark op een goede wijze af te wikkelen. Er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen (zie paragraaf 4.3).

SnowWorld is ook met het openbaar vervoer bereikbaar. Op 500 meter van SnowWorld is een bushalte gelegen langs de Amerikaweg ter hoogte van de Buytenparklaan. Hier halteren de openbaarvervoersdiensten in de richtingen van Den Haag en Zoetermeer Centrum West. Ook is er een bestaande bushalte aan de Hoflaan. Deze halte ligt op ongeveer 900 meter vanaf SnowWorld. Daarnaast stoppen RandstadRail 3 en 4 op de halte Voorweg. Het station ligt op ongeveer 1,5 kilometer van SnowWorld.

Passend in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart

Op grond van het bepaalde in artikel 2.2.1 is bepaald dat een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Hierbij gelden wel voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit. Voor een ruimtelijke ontwikkeling die beschouwd moet worden als 'aanpassen' geldt, op grond van artikel 2.2.1, lid 1, onder b, dat deze uitsluitend zijn toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo minstens gelijk blijft door:

Zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart en het zo nodig treffen van ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid van artikel 2.2.1.

Op grond van artikel 2.2.1. lid 3 kunnen aanvullende ruimtelijke maatregelen bestaan uit (een combinatie van) onder andere:

  • 1. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen en
  • 2. andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert.

Deze maatregelen worden in beginsel getroffen binnen hetzelfde plangebied als de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling, tenzij kan worden gemotiveerd dat dit niet mogelijk is. In dat geval kunnen ook ruimtelijke maatregelen elders in de motivering inzake ruimtelijke kwaliteit worden betrokken.

Verder dient op grond van artikel 2.2.1, vierde lid het bestemmingsplan een beeldkwaliteitsparagraaf te bevatten.

Ten aanzien van deze voorwaarden kan het volgende worden opgemerkt.
SnowWorld is een bestaand indoorskicomplex in het Buytenpark. Het complex neemt reeds een prominente plek in het Buytenpark en ook de huidige derde baan is zichtbaar vanuit het omliggende polderlandschap. De derde baan maakt onderdeel uit van het aanwezige stedelijk silhouet van Den Haag, Zoetermeer en Leiden dat ook een belangrijke invloed heeft op de beleving van het landschap in de polder. Er is dus geen sprake van een maagdelijke situatie.

Voor de verlenging van de derde baan geldt dat het bouwwerk door zijn omvang nog duidelijker zichtbaar zal zijn vanuit het polderlandschap. Het is niet mogelijk om deze baan aan het zicht te onttrekken. Dit betekent dat het architectonisch ontwerp van het gebouw van groot belang is. Gelet op dit belang is het Beeldkwaliteitsplan SnowWorld (dat onderdeel uitmaakt van de Welstandsnota) opgesteld waarin zeven criteria zijn opgenomen waaraan het ontwerp van het gebouw zal moeten voldoen (zie ook de beeldkwaliteitsparagraaf 4.4). Dit beeldkwaliteitsplan is door de gemeenteraad op 18 mei 2015 vastgesteld.

Voor de inpassing van het gebouw in het Buytenpark zelf is het compensatieplan opgesteld (zie bijlage 6) Rondom de derde baan wordt beplanting aangebracht waardoor de baan op maaiveldniveau wordt ingepast. Daarnaast worden enkele paden verlegd. Verder zorgen beheermaatregelen ervoor dat het gebied aantrekkelijker wordt voor muizen en vogels. Het vergroten van de aantrekkelijkheid van het gebied voor muizen is goed voor de aanwezige uilen in het Buytenpark.

Daarnaast zal het verlies aan het areaal natuurkerngebied gecompenseerd worden door aangrenzende gronden van het Buytenpark toe te voegen aan het natuurkerngebied. In dit deel zullen ook beheermaatregelen (vernatting) genomen worden waardoor het gebied interessanter wordt voor weidevogels en (waterspits)muizen.

Verder zal de verlenging van de derde baan voorzien worden van een uitkijkpunt. Alle bezoekers aan het Buytenpark mogen hier gebruik van maken. Dit biedt de bezoeker een nieuwe en unieke mogelijkheid om van de omgeving te genieten.

Door deze maatregelen zal de kwaliteit van het gebied ten minste gelijk blijven en wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Verordening Ruimte.

Verleende ontheffing Verordening Ruimte

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de uitbreiding van SnowWorld voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de Verordening Ruimte. Wanneer dit niet het geval zou zijn, valt de de ontwikkeling onder het overgangsbeleid van de Verordening. In artikel 3.5, tweede lid is opgenomen dat verleende ontheffingen op basis van de vorige Verordening worden aangemerkt als een ontheffing als bedoeld in artikel 3.2 van de nieuwe Verordening. Voor de uitbreiding van SnowWorld met de verlenging van de derde baan hebben Gedeputeerde Staten op 23 juni 2014 een ontheffing verleend van de Verordening Ruimte (op 9 juli 2014 vervangen door een nieuwe Verordening). Als voorwaarde aan deze ontheffing is gekoppeld dat een voorwaardelijke verplichting voor het aanbrengen en onderhouden van beplanting rondom de derde baan opgenomen wordt in het bestemmingsplan. In artikel 5.4.1 van de regels van het bestemmingsplan is de gevraagde voorwaardelijke verplichting opgenomen. De verleende ontheffing is opgenomen in bijlage 2, de onderliggende aanvraag in bijlage 5.

2.2.3 Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland

De visie Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland omvat richtlijnen voor topgebieden van cultureel erfgebied, archeologie en molens in Zuid-Holland. Deze visie is op 13 april 2010 vastgesteld door gedeputeerde staten. De wijze van sturing, op welke wijze omgegaan dient te worden met de regioprofielen, is opgenomen in de provinciale structuurvisie die is vastgesteld door provinciale staten op 2 juli 2010.

Op basis van bestaande cultuurhistorische waardenkaarten zijn zestien topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland aangewezen. Voor elk van deze topgebieden is een regioprofiel opgesteld. Deze regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen.

Het plangebied ligt niet in een van deze topgebieden. De aangrenzende Zoetermeersche Meerpolder is wel topgebied.

Volgens de provinciale kaart van de Cultuurhistorische hoofdstructuur is er geen trefkans op archeologische sporen binnen het plangebied. In de gemeentelijke Rapportage "Archeologisch waardevolle gebieden in Zoetermeer" is het plangebied evenmin aangewezen als archeologisch waardevol gebied. Ten noorden van het plangebied is de Ringvaart aangewezen als beschermd archeologisch monument. Nader onderzoek is dan ook niet nodig. In paragraaf 3.3 wordt nader op ingegaan op het aspect cultuurhistorie.

2.2.4 Gebiedsprofiel Land van Wijk en Wouden

Het Buytenpark ligt in het gebied Wijk en Wouden. Voor dit gebied is het gebiedsprofiel Land van Wijk en Wouden opgesteld. Hierin zijn de kwaliteiten van het gebied beschreven en zijn ook de ambities voor het gebied vastgelegd. Het gebied is onderverdeeld in verschillende deelgebieden. Het Buytenpark behoort tot de zuidrand dat gevormd wordt door park en groenstructuren langs de stadsrand. Het Recreatiegebied Buytenpark wordt in de visie omschreven als een natuur- en recreatiegebied dat gelegen is op een voormalige puinstort. Het hooggelegen bergachtige park, met daarin de hal van SnowWorld, is van afstand zichtbaar. De ambities voor dit deelgebied zijn:

  • Stedelijk groen en recreatiegebieden horen bij de stad en stadsrand. Ze vormen aantrekkelijke groene randen van het gebied. Eventueel nieuw te ontwikkelen groen en recreatiegebied past dan ook het beste aan de randen van dit gebied, langs de stadsrand van Zoetermeer, en eventueel op de Oeverwal van de Oude Rijn.
  • Recreatiegebieden aan de randen van de stad bieden de mogelijkheid om het contrast tussen de drukke randen van het gebied en het open polderlandschap te versterken. Dus dichte groene randen en een open middengebied.
  • De inrichting, maat en schaal van recreatieterreinen passen bij de karakteristieken van het landschap waarin ze liggen. Een recreatiegebied in de polder ziet er anders uit dan een recreatiegebied op de Oeverwal van de Oude Rijn.

Het gebiedsprofiel geeft verder nog de volgende handreikingen: versterken van de randen van het gebied en de mate van kwaliteit en diversiteit binnen die randen en het behouden en versterken van het herkenbare open middengebied van de polders, met relaties met de landschappen buiten Wijk en Wouden. De ambitie is dat ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand bijdragen aan het realiseren van een rand met overgangskwaliteit. De stadsrand vormt een herkenbaar en aantrekkelijk silhouet naar het polderlandschap door een gelaagde opbouw: een groene parkachtige rand met daarachter de stad met accenten in de vorm van hoogbouw.

2.2.5 Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010

Het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 geeft aan hoe de provincie Zuid-Holland de komende jaren haar beleid op de terreinen groen, water en milieu vorm geeft. Het plan is de opvolger van het Beleidsplan Milieu en Water 2000-2006 en omvat het Milieubeleidsplan (Wet milieubeheer) en het Waterhuishoudingsplan (Wet op de waterhuishouding). In het beleidsplan zijn de kaders en doelstellingen opgenomen voor de periode 2006-2010 en is een doorkijk gegeven tot 2020 en voor enkele onderwerpen tot 2040. Het plan bestaat uit vier delen: een Visiedeel, een Groendeel, een Waterdeel en een Milieudeel.

  • Het Visiedeel bevat de strategische integrale beleidsvisie voor groen, water en milieu.
  • Het Groendeel bevat het beleidskader voor het algemene groenbeleid, de biodiversiteit en gaat in op de programma's Ecologische Hoofdstructuur (EHS), Groen In en Om de Stad (GIOS) en Vitaal Platteland.
  • Het Waterdeel gaat in op het waterbeleid in Zuid-Holland voor waterveiligheid, waterbeheersing, schoon water en grond- en drinkwater. Daarnaast komt de relatie tussen water en ruimtelijke ordening aan de orde.
  • Het Milieudeel gaat over de thema's 'gezond en veilig', 'energie en klimaat' en 'economie en innovatie'. Onderwerpen zijn: luchtkwaliteit, verzuring, geluidskwaliteit, externe veiligheid, lichthinder, mobiliteit en infrastructuur, luchtvaart, bodem- en grondwaterkwaliteit, energiebesparing, duurzame glastuinbouw en bedrijventerreinen en beheer van bouwgrondstoffen.

Deze onderdelen worden uitgewerkt in de betreffende paragrafen in hoofdstuk 5. De uitbreiding van SnowWorld is niet in strijd met dit beleidsplan.

2.2.6 Compensatiebeginsel Natuur, Recreatie en Landschap

Het provinciale groenbeleid is gericht op het beschermen, in stand houden, herstellen en ontwikkelen van de natuur-, recreatie- en landschapswaarden in Zuid-Holland. Compensatie is het sluitstuk in de bescherming van deze waarden. Met het provinciale compensatiebeleid wordt voorkomen dat areaal, kwaliteit en/of samenhang van de beschermde gebieden en kwaliteiten door ingrepen in het landelijk gebied per saldo verder afnemen. Daarbij gaat het om:

  • de EHS;
  • de belangrijke weidevogelgebieden;
  • de recreatiegebieden in de Zuidvleugel;
  • de karakteristieke landschapselementen.

In deze gebieden zijn geen nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen toegestaan die een significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied tenzij daarmee een groot openbaar belang gediend is en er geen reële alternatieven voorhanden zijn. In dat geval moet de schade zoveel mogelijk beperkt worden door het treffen van mitigerende maatregelen en moet de resterende schade gecompenseerd worden. In het algemeen vindt de compensatie plaats:

  • aansluitend aan of nabij het aangetaste gebied, met dien verstande dat een duurzame situatie ontstaat;
  • door realisering van kwalitatief gelijkwaardige waarden of fysieke compensatie op afstand van het gebied als fysieke compensatie aansluitend aan of nabij het gebied niet mogelijk is; of
  • op financiële wijze als zowel fysieke compensatie als compensatie door kwalitatief gelijkwaardige waarden op korte termijn redelijkerwijs onmogelijk is.

Deze beleidsregel is echter niet van toepassing op de vestiging of uitbreiding van (zeer) intensieve recreatieve functies (zoals SnowWorld) en bebouwing in recreatiegebieden in de Zuidvleugel, voor zover toelaatbaar op grond van de Verordening Ruimte (artikel 3 lid 3).

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Hoogheemraadschap van Rijnland

Waterbeheerplan 2010-2015

Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomst vast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op de website: www.rijnland.net/plannen/waterbeheerplan.

Keur en Beleidsregels 2009

Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die per 27 mei 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:

  • 1. waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • 2. watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
  • 3. andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keur en Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: www.rijnland.net/regels/keur_algemene.

Waterplan Zoetermeer

Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft in samenwerking met de gemeente Zoetermeer en het Hoogheemraadschap Schieland en het Waterschap Wilck en Wiericke het Waterplan Zoetermeer opgesteld dat in februari 2002 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het plan wordt in paragraaf 2.4.5 van deze plantoelichting nader toegelicht.

2.3.2 Stadsgewest Haaglanden

Het Stadsgewest Haaglanden heeft per 1 januari 2015 zijn werkzaamheden ontbonden en is opgegaan in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). Voor de volledigheid wordt in de hiernavolgende alinea's het beleid van het voormalige Stadgewest Haaglanden aangehaald omdat dit beleid vigerend was ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan.

Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020

Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP) vastgesteld.

Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden richt zich op 2020 (met een doorkijk naar 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen.

Op kaart 1 'Ontwikkelingsbeeld Haaglanden 2030' van het RSP is het plangebied aangewezen als 'leisurevoorziening' binnen de 'Leisure-as (van Scheveningen tot Zoetermeer)'. Volgens het RSP verdienen de actieve sportbeoefening en andere vormen van vrijetijdsbesteding een steviger ruimtelijke basis; voor zover de voorzieningen een (boven)regionale reikwijdte hebben, zoals deze vooral te vinden zijn op de "leisure-as" tussen Den Haag en Zoetermeer. Bestaande leisurevoorzieningen, waaronder SnowWorld, kunnen zich doorontwikkelen. Het planvoornemen is niet in strijd met het RSP. In het RSP is juist specifiek opgenomen dat o.a. SnowWorld ruimte geboden moet worden voor doorontwikkeling.

Verstedelijkingsafspraken regio Haaglanden

De regio Haaglanden heeft met de Verstedelijkingsafspraken 2010-2020 samen met het rijk de verstedelijkingsambities voor de komende periode geformuleerd. Deze verstedelijkingsafspraken zijn afgestemd op de schaal van de Zuidvleugel en komen overeen met de ambities van het Regionaal Structuurplan en de regionale Woonvisie. Belangrijke onderdelen van deze afspraken zijn de ambitie voor binnenstedelijk bouwen en het opstellen van een woonmilieubalans om de kwalitatieve vraag en aanbod naar woonmilieus meer in evenwicht te brengen.

2.3.3 Nota bodembeheer Midden-Holland en Zoetermeer

In de Nota Bodembeheer zijn milieuhygiënische eisen opgenomen voor het nuttig hergebruik van grond en bagger. Uitgangspunten hierbij zijn de karakterisering van de regio en de opgaven waar de regio voor staat:

  • als gevolg van bodemdaling is veel grond benodigd ten behoeve van ophogingen, terwijl er weinig gebiedseigen grond beschikbaar is. De Nota voorziet erin om grond zo optimaal mogelijk her te gebruiken in nuttige toepassingen;
  • voor een goede afwatering is er veel oppervlaktewater, dat op diepte wordt gehouden door te baggeren. Hierbij komt veel bagger vrij. De Nota voorziet erin om zo veel mogelijk bagger te kunnen hergebruiken zonder dat er risico's ontstaan.

Voor grond wordt aangesloten bij de functie: in woonwijken moet toe te passen grond voldoen aan de Klasse Wonen, op bedrijfsterreinen aan Klasse Industrie en in het landelijk gebied mag alleen grond worden toegepast die voldoet aan de Klasse Landbouw/Natuur. Het maakt hierbij niet uit of de grond van binnen of buiten de regio afkomstig is. Wel is van belang dat de toepassing nuttig is. Bewijsmiddel voor de kwaliteit van vrijkomende grond is een partijkeuring of een bodemkwaliteitskaart.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Stadsvisie 2030

De Stadsvisie 2030, die op 15 december 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad van Zoetermeer, verwoordt negen opgaven die in de periode tot 2030 moeten worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven. De potentie die Zoetermeer heeft opgebouwd als belangrijke leisurestad moet verder worden ontwikkeld tot kennis- en expertisecentrum op het gebied van leisure, met daaraan mbo- en hbo-leisureopleidingen. Het planvoornemen voorziet in de uitbreiding van een bestaande leisurevoorziening en sluit hier op aan.

2.4.2 Stedelijk Beleidskader Economie (2011)

Op 10 januari 2011 heeft de gemeenteraad het beleidsdocument Stedelijk Beleidskader Economie vastgesteld. De lijn van het huidige economische beleid wordt doorgezet. Het beleid heeft drie doelstellingen:

  • 1. het creëren van werkgelegenheid door middel van het aantrekken van nieuwe bedrijven in voor Zoetermeer kansrijke sectoren, het stimuleren van (innovatieve) startende bedrijvigheid, het behouden van bestaande bedrijvigheid en het verbinden van onderwijs met het bedrijfsleven;
  • 2. het realiseren van een aantrekkelijk, gevarieerd en duurzaam vestigingsmilieu voor bedrijven;
  • 3. het aanbieden van een brede, kwalitatief goede en op de toekomst gerichte voorzieningenstructuur (leisure, horeca en detailhandel) in Zoetermeer.

Voor deze doelstellingen afzonderlijk zijn beleidsmaatregelen geformuleerd die in de periode 2010 tot en met 2014 uitgevoerd zullen worden. Het bestemmingsplan is in lijn met het beleid van het Stedelijk Beleidskader Economie. Het planvoornemen betreft het uitbreiden van een bestaande leisure voorziening, waardoor een kwalitatief beter en een op de toekomst gerichte voorziening wordt gerealiseerd.

2.4.3 Hoogbouwvisie (2004)

De Hoogbouwvisie geeft antwoord op de vragen waar in de stad hoogbouw -gebouw van 30 meter of hoger- mogelijk, gewenst of ongewenst is. In de visie zijn aan de verschillende zones, knooppunten en assen in de stad maximale bouwhoogten toegekend. De visie laat zich daarmee kenschetsen als een “zoneringsplan” en is uitdrukkelijk geen locatieonderzoek. Dit betekent dat initiatieven voor hoogbouw -ook al is deze gesitueerd in de aangegeven zones en ook al wordt voldaan aan de opgenomen indicatieve maximale bouwhoogten- altijd moeten passen in een voor die locatie op te stellen stedebouwkundig plan en bestemmingsplan. De consequenties van hoogbouw voor de omgeving (o.a. windhinder, bezonning, uitzicht, privacy en zichtlijnen) moeten in deze planvormen aan de orde komen. De Hoogbouwvisie doet geen uitspraken over het Buytenpark. De Hoogbouwvisie geldt voor de oude lintstructuren (zoals de Voorweg, de woonwijken en het centrum van Zoetermeer) en heeft dus vooral betrekking op functies als wonen en werken (kantoren). Het feit dat de Hoogbouwvisie geen uitspraken doet over het Buytenpark neemt niet weg dat de hoogte van SnowWorld wel belangrijk is voor de beleving van het bouwwerk vanuit het Buytenpark en het omliggende polderlandschap. In de bestaande situatie maakt SnowWorld onderdeel uit van de skyline van Zoetermeer. De uitbreiding van SnowWorld versterkt dit (zie ook hoofdstuk 4 van de plantoelichting).

2.4.4 Groentrilogie

De Groenkaart en de visie Biodiversiteit vormen samen met het bomenbeleid de zogeheten groentrilogie; de uitwerking van het collegeprogramma 2010-2014 voor het beleid rond het groen in de stad.

Visie Biodiversiteit

Zoetermeer heeft 180 beschermde plant- en diersoorten. Deze en alle andere soorten wil de gemeente behouden en waar mogelijk de verscheidenheid aan soorten vergroten. Om dit te bereiken heeft de gemeente de visie Biodiversiteit gemaakt. Met deze visie wil het college ook de trots en waardering voor groen en natuur bij inwoners en bedrijven verder vergroten en samen met hen werken aan een duurzame groene stad. Komende jaren zet de gemeente zich in voor het behoud en vergroten van het leefgebied voor beschermde soorten die het moeilijk hebben, zoals gebouwbewonende vogel- en vleermuissoorten. Samen met de waterschappen gaat de gemeente zich ook inzetten voor het verbeteren van nat leefgebied voor soorten in en om het water waaronder moerasvogels, amfibieën en libellen.

Bomenbeleid

Het bomenbeleid is gericht op het handhaven van het groene karakter van de gemeente Zoetermeer. Dit houdt in dat zorgvuldig om wordt gegaan met alle bomen en boomstructuren in de stad. Gestreefd wordt naar het realiseren van een boomwaardige standplaats, waarbij de boom zowel ondergronds als bovengronds voldoende ruimte heeft om uit te groeien.

De verlenging van de derde baan vindt plaats in het begrazingsgebied van het Buytenpark. Dit deel van het Buytenpark is aangewezen als natuurkern op de Groenkaart van de gemeente Zoetermeer (vastgesteld door de gemeenteraad september 2013). Deze inbreuk zal op twee wijzen gecompenseerd worden, te weten kwantitatief en kwalitatief.

De kwantitatieve compensatie houdt in dat de oppervlakte aan natuurkerngebied dat door de uitbreiding van SnowWorld verloren gaat aan de noordwestzijde van het Buytenpark wordt gecompenseerd door het natuurkerngebied op deze locatie met dezelfde oppervlakte te vergroten.

De kwalitatieve compensatie, die mogelijk wordt gemaakt door de financiële bijdrage van SnowWorld, bestaat uit de kwaliteitsverbetering van het Buytenpark. De padenstructuur wordt verlegd en rondom de verlengde baan zullen bosschages worden aangeplant, zodat de baan op maaiveldniveau wordt ingepast. Daarnaast wordt ter plaatse van de kwantitatieve compensatie ook geïnvesteerd in de verhoging van de biodiversiteit.

Groenkaart

Zoetermeer is een compacte groene stad, direct gelegen aan het Groene Hart. Belangrijke oude structuren, zoals de weteringen en oude linten zijn opgenomen in de stad. Om de groene kwaliteit van de stad te waarborgen is een afwegingskader nodig voor de ontwikkeling van de groene ruimte van Zoetermeer: de Groenkaart. De Groenkaart geeft inzicht in het huidige groen op stads-, wijk- en buurtniveau en bevat spelregels over hoe om te gaan met dit groen. De belangrijkste spelregels zijn dat natuurkernen worden beschermd en dat eventuele ontwikkelingen in regionale recreatiegebieden worden gecompenseerd.

Uitbreiding of toevoeging van functies is in principe mogelijk mits het karakter en de draagkracht van het gebied dit toelaat. Conform het raadsbesluit van 16 december 2013 is uitbreiding van SnowWorld in het Buytenpark mogelijk, onder voorbehoud van (onder andere) natuurcompensatie. De natuurkern Buytenpark wordt hier te zijner tijd herbegrensd.

De grenzen van het natuurkerngebied Buytenpark zijn voor de uitbreiding van SnowWorld aangepast. De gewijzigde Groenkaart is door de gemeenteraad op 18 mei 2015 vastgesteld. De gronden die nodig zijn voor de verlenging van de derde baan behoren niet meer tot het natuurkerngebied. Ten westen van het Buytenpark zijn gronden toegevoegd aan het natuurkerngebied. Hierdoor is het areaal aan natuurkerngebied gelijk gebleven.

In paragraaf 5.8 zijn de gevolgen van het bestemmingsplan de flora en fauna nader beschreven.

Compensatieplan Verlengde derde baan SnowWorld

Op 16 december 2013 heeft de gemeenteraad aangegeven onder voorwaarden te willen meewerken aan de uitbreiding van SnowWorld met een verlenging van de derde baan. Eén van deze voorwaarden is dat het verlies aan groen gecompenseerd dient te worden. Hiervoor is het Compensatieplan Verlengde derde baan SnowWorld opgesteld. Het plan met het twee kolommenstuk behorende bij de participatie van het Kwaliteitsteam Buytenpark inzake dit compensatieplan zijn opgenomen in bijlage 6 van deze plantoelichting.

Met het plan wordt uitsluitend beoogd invulling te geven aan het gemeentelijk beleid en de randvoorwaarde van de gemeenteraad. Uit de ecologische onderzoeken (zie paragraaf 5.8) volgt namelijk dat er geen sprake is van een wettelijke verplichting tot compensatie van de natuurwaarden.

In het plan is aangegeven welke (inpassings)maatregelen worden genomen om te kunnen voldoen aan het gemeentelijke beleid en de door de gemeenteraad gestelde randvoorwaarden. In de eerste plaats is dat door de herbegrenzing van het natuurkerngebied, waardoor als gevolg van de uitbreiding van SnowWorld het areaal aan natuurkerngebied niet verkleind wordt. Op de tweede plaats zullen er maatregelen getroffen worden in de directe omgeving van de verlenging van de derde baan om de uitbreiding op een zorgvuldige wijze in te passen in het park. Dit gebeurt door het verleggen van paden en door het aanbrengen van beplanting. Deze beplanting heeft niet als doel de baan aan het zicht te onttrekken, maar heeft als doel de baan op maaiveldniveau goed in te passen. Verder zorgt deze beplanting (in de vorm van zeeuwse haag) voor voedselrijkheid en schuilmogelijkheden. Hierdoor zijn deze hagen aantrekkelijk voor vogels en muizen. Dit heeft vervolgens ook positieve gevolgen voor de uilen die in het Buytenpark voorkomen.

Op de derde plaats zal in het gebied dat door de herbegrenzing van het natuurkerngebied tot het natuurkerngebied is gaan behoren ander beheer worden toegepast. Hier en elders in het Buytenpark wordt gekozen voor het vernatten van het gebied. Het westelijk weidegebied wordt hierdoor aantrekkelijk voor weidevogels en (waterspits)muizen.

Op grond van artikel 5.4.1 van de regels moeten de maatregelen uit het Compensatieplan Verlengde derde baan SnowWorld (met uitzonderingd van de minimale hoogte van 2 meter van het struweel) gerealiseerd zijn uiterlijk 1 jaar na in gebruik name van de verlengde derde baan.

Toevoeging van de bestemming Natuur elders in het Buytenpark is niet nodig om te kunnen voldoen aan het beleid zoals opgenomen in de Groenkaart. Om tegemoet te komen aan de bezwaren van het Kwaliteitsteam Buytenpark is ervoor gekozen ook het areaal met de bestemming Natuur in het Buytenpark te vergroten. Om deze reden is in dit bestemmingsplan de bestemming van het eiland dat ligt tussen de sportvelden en de Meerpolder gewijzigd (Natuur in plaats van Groen). Hiermee wordt ook het verlies aan areaal met de bestemming Natuur ruimschoots gecompenseerd.

2.4.5 Waterplan Zoetermeer (2002)

Het Waterplan Zoetermeer is opgesteld door de gemeente Zoetermeer tezamen met het voormalige waterschap Wilck en Wiericke (dat inmiddels deel uitmaakt van het Hoogheemraadschap van Rijnland) en het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is. Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te behouden, moet meer ruimte voor water worden gerealiseerd. In het Waterplan Zoetermeer is afgesproken dat bij herontwikkeling gestreefd wordt naar het realiseren van extra water in het gebied dat (her)ontwikkeld wordt. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding of het realiseren van vegetatiedaken.

In de paragraaf 5.5 wordt verder ingegaan op welke wijze in dit plan rekening is gehouden met het aspect water. De conclusie is dat dit plan geen nadelige gevolgen heeft voor het behouden en het versterken van een duurzaam watersysteem.

2.4.6 Nota Duurzaam Bouwen (2009)

De Nota Duurzaam Bouwen (vastgesteld door de gemeenteraad 21 september 2009) besteedt aandacht aan nieuwbouw, bestaande bouw en gemeentelijke gebouwen. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan klimaatbeleid, omdat het een speerpunt is binnen het Programma Duurzaam Zoetermeer. In de Nota is bepaald dat voor projecten vanaf 25 woningen of vergelijkbare grootte de ontwikkelaar van het vastgoed een energievisie dient uit te werken. Daarnaast geldt voor nieuwbouwlocaties met meer dan 1 woning dat GPR-gebouw wordt toegepast. Voor overige locaties zal voor alle labels van het instrument GPR een ambitieniveau van minimaal 7 worden gehanteerd. Voor 6 locaties die in het programma Duurzaam Zoetermeer waren aangewezen als innovatieve gebieden of projecten (Stadsboerderij Oosterheem, Paltelaan, Denenmarkenlaan, Bleizo, Culturele as en Vlek A Oosterheem) blijven scherpe ambities gelden op energiebeleid. Dit bestemmingsplan betreft niet een van deze projecten.

Het verbruik van elektriciteit zal niet toenemen als gevolg van het verlengen van de derde baan. De verlengde derde baan heeft dezelfde isolatiewaarden als de bestaande derde baan. Ondanks de extra koeling die noodzakelijk is voor de extra m2 sneeuw neemt het energieverbruik per saldo niet toe door:

  • a. nieuwe besturing van alle apparatuur;
  • b. ombouw van de bestaande R22-installaties worden vervangen door een ammoniakgekoelde installatie;
  • c. een verandering in het ontdooi systeem;
  • d. het gebruik van restwarmte.

Het gebruik van restwarmte zal leiden tot een halvering van het gasverbruik.

2.4.7 Horecanota (2004 - 2008)

De Horecanota dient als kader voor het horecabeleid van de gemeente Zoetermeer. De nota omvat onder meer per horecasector een analyse van het aantal, de omvang en de situering van de horecavestigingen. Op basis daarvan is per sector aangegeven of er moet worden gestreefd naar groei, inkrimping of handhaving van het aantal en/of omvang van het huidige aanbod. Tevens zijn aanbevelingen opgenomen over de meest aangewezen locaties waar een eventuele verdere groei zou moeten of kunnen plaatsvinden. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de projectgebieden en locaties zoals gedefinieerd in het beleidskader Leisure.

Op grond van deze nota zijn in het Buytenpark, als onderdeel van de Leisure-as, dag-, avond- en nachthoreca mogelijk.

2.4.8 Beleidskader Leisure (2003)

Het Beleidskader Leisure geeft de hoofdrichting aan voor het Leisurebeleid in Zoetermeer. Gericht investeren in leisure versterkt de identiteit en de economie van de stad. Het beleidskader geeft de kansen weer die in de stad aanwezig zijn en de plekken en voorzieningen waar de aandacht op moet worden gericht.

In het beleidskader Leisure is een onderverdeling gemaakt van verschillende typen leisure, waaronder:

  • doelgerichte leisure (fun-attractie, ICT-attractie);
  • groene leisure (recreatieve activiteiten in het groen);
  • sfeergerichte leisure (culturele instelling, horeca en detailhandel);
  • basis leisure (sport en spel).

Het Buytenpark maakt deel uit van de groene hoepel (gevormd door verschillende parken) rondom Zoetermeer. Daarnaast behoort SnowWorld tot de Leisure-as die Zoetermeer doorkruist van west naar oost. De leisure-as is een stedelijke strip van doelgerichte leisurevoorzieningen die verder moet worden ontwikkeld als regionaal en bovenregionaal leisuregebied. Verder wordt in de beleidsnota onderscheid gemaakt tussen vijf projectgebieden. Het Buytenpark ligt in het projectgebied "Kopgebied Westzijde". In de programmatische visie staan de sportieve recreatie en commerciële sporten centraal.

De uitbreiding van SnowWorld past binnen het Beleidskader Leisure.

2.4.9 Structuurvisie Detailhandel 2006-2010

Met de Structuurvisie Detailhandel 2006-2010 geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen tot 2010 nodig zijn om de detailhandel gezond te houden en de fijnmazige winkelstructuur in stand te houden. Ontwikkelingen in de detailhandel kunnen daarbij zowel verbeteringen als uitbreidingen betreffen, waardoor de bestaande ruimtelijk-economische winkelstructuur gehandhaafd blijft en waar mogelijk versterkt kan worden. Onder meer door uitbreiding en modernisering van de stedelijke winkelcentra Stadshart, Woonhart en Dorpsstraat wordt gestreefd naar een toename van het (recreatief) winkelen in het centrumgebied van de stad. Ook een betere en meer aantrekkelijke verbinding tussen de bovengenoemde winkelcentra wordt daartoe wenselijk geacht.

Op dit moment is in het complex van SnowWorld een wintersportzaak gevestigd. De bestaande situatie wordt in dit plan wederom vastgelegd. Het plan voorziet niet in een toename van detailhandel.

2.4.10 Parkeerbeleid (2012)

Op 21 mei 2012 heeft de gemeenteraad de Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer en de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels opgesteld. Deze nota's vervangen het vorige parkeerbeleid uit 2005.

Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer

De Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer geeft uitwerking aan het parkeerbeleid. Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel) en sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers.

Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels

In de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen. Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zoetermeer is dan ook bedoeld om parkeeroverlast door nieuwe ontwikkelingen te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen in de toepassing van de parkeernormen. Hiertoe bevat de nota uitvoeringsregels welke kunnen worden toegepast. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Indien nader onderbouwd, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat parkeercapaciteit zoveel mogelijk binnen de ontwikkelkavel (op eigen terrein) moet worden aangelegd. Als dat in alle redelijkheid en billijkheid niet lukt, dan kan gekeken worden of de gemeente binnen de kaders van de overige beleidsuitgangspunten de restvraag aan parkeerplaatsen in het openbare gebied kan realiseren.

Per 29 november 2014 is de grondslag voor het opnemen van stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening komen te vervallen. Alle stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening moeten worden opgenomen in bestemmingsplannen. Dat geldt ook voor parkeernormen. In paragraaf 4.3 is ingegaan op de gevolgen van het verlengen van de derde baan voor het aantal benodigde parkeerplaatsen en de wijze waarop hier in het bestemmingsplan in wordt voorzien.

2.4.11 Actieplan fiets (2014)

Zoetermeer streeft naar een duurzame mobiliteit in de stad. Het Actieplan Fiets beoogt om met nieuwe acties en maatregelen invulling te geven aan het verder stimuleren van het fietsgebruik in Zoetermeer. Uit de acties vloeien uitgangspunten en projecten voort, welke de positie van de fietser verbeteren, binnen het streven naar een duurzame mobiliteit.

2.4.12 Actieplan Verkeersveiligheid (2013)

Het Actieplan Verkeersveiligheid 2013 beoogt om met concrete projecten invulling te geven aan het verder verbeteren van de verkeersveiligheid. De projecten zijn onderverdeeld in participatie, voorlichting, handhaving, educatie en infrastructuur. Het Actieplan Verkeersveiligheid is op 30 september 2013 door de gemeenteraad vastgesteld.

2.4.13 Welstandsnota 2012

Bouwplannen moeten worden getoetst aan 'redelijke eisen van welstand', zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan, is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld.

De Welstandsnota heeft een duidelijke relatie met de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan beschrijft naast de toegelaten functies in stedenbouwkundige termen de toegestane bouwmassa's in een gebied en de plaats waar deze mogen worden gebouwd. Het is de taak van welstandsbeleid te borgen dat bij veranderingen de verschijning van de bouwmassa's passend is en blijft in de omgeving. De Welstandsnota verdeelt de gemeente hierbij op basis van de opbouw en ontstaansgeschiedenis in tien verschillende soorten gebieden, met ieder hun eigen gebiedsgerichte criteria. Daarbij maakt de Welstandsnota onderscheid in drie niveaus, afgestemd op functie en karakter van de omgeving. Het zwaarste niveau heeft betrekking op de belangrijke stedelijke elementen. Het lichtste, welstandsvrije niveau op delen van bedrijventerrein en terreinen die nauwelijks of geen relatie met het openbaar gebied hebben. De meeste gebieden kennen het gemiddelde niveau; een voldoende kwaliteit is hier de norm. Daarnaast kent de Welstandsnota uniforme 'loketcriteria' voor een aantal veelvoorkomende kleine licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken.

Voor het gehele plangebied geldt regulier welstandsbeleid. In reguliere welstandsgebieden dient rekening gehouden te worden met de hoofdkarakteristieken van de structuur en is de architectuur uitgangspunt. De samenhang van structuur en bebouwingsbeeld staat voorop. Het gebied valt onder gebied 15 'Parken'. De gebouwen die in de parken staan, zijn voor het merendeel gebouwd in een niet-stijlgebonden utiliteitsbouw of in het meer representatieve postmodernisme/consumentisme. Ook historische stijlen (omgeving Plassengebied) komen voor. Er zijn geen aanvullende welstandscriteria opgenomen voor het Buytenpark. De architectuur van de verlengde baan is van groot belang, aangezien de verlengde derde baan een prominentere plaats in zal nemen in de skyline van Zoetermeer. Daarom is het Beeldkwaliteitsplan SnowWorld als een aanvulling op de Welstandsnota opgesteld (zie bijlage 20). Hierin zijn de volgende zeven criteria vastgelegd die van belang zijn voor de architectonische vormgeving van de de verlengde derde baan:

  • 1. het landschap reageert op de baan;
  • 2. De constructie is zo transparant en regelmatig mogelijk. Onder de baan blijft er zicht op de lucht. De draagconstructie wordt aanvaard zoals die nu is.
  • 3. Verbijzondering van de kop, voorkant naar het landschap maken. De kop en de trap worden de blikvangers van de verlengde derde baan. De vormgeving van de constructie is terughoudend, net als het kleurgebruik van de baan.
  • 4. Lichte kleur van het hoofdvolume van de baan.
  • 5. Eenduidig vormconcept, robuust, strak en “industrieel”. De verlengde derde baan vormt én geheel. De vorm (doorsnede), materiaal en kleur van de bestaande derde baan is uitgangspunt.
  • 6. Expressie van snelheid, benadrukken van de lengterichting in één materiaal.
  • 7. Goede aansluiting op de voorgebouwen, zijkant van de baan loopt door tot het vloerniveau.

Deze criteria zijn vervolgens verder uitgewerkt in het beeldkwaliteitsplan. Het ontwerp beeldkwaliteitsplan SnowWorld heeft ter inzage gelegen, waarbij een ieder in de gelegenheid is gesteld hierop te reageren. Op 18 mei 2015 is het Beeldkwaliteitsplan SnowWorld vastgesteld door de raad en daarmee maakt het beeldkwaliteitsplan onderdeel uit van de Welstandsnota. In artikel 5.2, lid 5.2.1, onder f, van de planregels is bepaald dat de architectonische vormgeving van het gebouw ten behoeve van de verlenging van de derde baan zal moeten voldoen aan de criteria die opgenomen zijn in het Beeldkwaliteitsplan SnowWorld. Op deze manier is ook in het bestemmingsplan geborgd dat het bouwplan moet voldoen aan de beeldkwaliteitseisen.

In de beeldkwaliteitsparagraaf in de toelichting (paragraaf 4.4) is ingegaan op de zeven criteria, de vormgeving van de verlengde derde baan en de daarmee samenhangende landschappelijke effecten.

2.4.14 Nota Grondbeleid 2011

De gemeenteraad heeft op 3 oktober 2011 de Nota Grondbeleid 2011 “Veranderde stad, nieuwe koers, nieuw beleid” vastgesteld. De nota Grondbeleid schetst de uitgangspunten van het grondbeleid van de gemeente Zoetermeer, binnen de kaders van het ruimtelijk en sectoraal beleid. In de nota staat hoe de gemeente omgaat met grondverwerving, gronduitgifte, kostenverhaal en risicomanagement. Ook staat in de nota hoe ruimtelijk-fysieke ontwikkelingen financieel worden beheerd. Ten slotte is in de nota vastgelegd hoe winst uit het Grondbedrijf wordt genomen en op welke manier de gemeente verliesgevende projecten financiert.

2.4.15 De Beheervisie Openbare Ruimte 2009-2020

De Beheervisie wordt vijfjaarlijks vastgesteld door de raad en benoemt de middellange tot lange termijn doelstellingen voor het beheer. Bij het vaststellen van de Beheervisie 2005-2015 is afgesproken dat de Beheervisie na 5 jaar zou worden geëvalueerd en geactualiseerd.

De actualisatie zou daarom niet eerder dan 2010 hoeven plaatsvinden. Om meerdere redenen is ervoor gekozen de actualisatie toch al in 2008 uit te voeren:

  • actualisatie in 2008 levert tijdig de juiste en actuele cijfers en uitgangspunten voor de begrotingsbehandeling;
  • de vaststelling van de Visie Openbare Ruimte in 2008, waardoor de wens bestaat om de samenhang tussen de VOR en Beheervisie te verduidelijken;
  • de vaststelling van de Basis Inrichting Openbare Ruimte (BIOR) als uitwerking van de VOR;
  • de langere termijnen waarover de beheerbudgetten zijn geraamd;
  • maatschappelijke en andere ontwikkelingen en beleidsdoelstellingen die gevolg hebben voor de wijze waarop het beheer van de openbare ruimte plaatsvindt of zou moeten plaatsvinden.

Hoofdstuk 3 Bestaande situatie

3.1 Ontstaansgeschiedenis en huidig gebruik

Ontstaan van de huidige faciliteiten

Het terrein waarop SnowWorld Zoetermeer en een groot deel van het Buytenpark zijn gelegen, is tot aan de jaren '80 in gebruik geweest als puinstort. Daarna is het terrein door Westerbreker B.V. in gebruik geweest voor het breken van bouw- en sloopafval. In 1993 zijn deze breekactiviteiten gestaakt. Het gestorte afval en het puingruis zijn aan de bovenkant afgedekt met een laag grond. Gebruikmakend van het gecreëerde heuvellandschap is in 1996 op het terrein van Westerbreker B.V. een skibaan gerealiseerd, bestaande uit twee banen (met een lengte van 160 meter). In 2001 is daar nog een 3e baan aan toegevoegd (met een lengte van 210 meter). Zodoende bestaan de huidige faciliteiten van SnowWorld Zoetermeer uit drie skibanen, horecavoorzieningen, vergaderzalen, een fitnesscentrum met bijbehorende fysiotherapiepraktijk, een winkel voor skibenodigdheden en 450 parkeerplaatsen. De top van de bestaande baan ligt op 32,2 meter + NAP. Het parkeerterrein ligt op circa 4,0 meter - NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00029-0003_0004.jpg"

Figuur 3.1 Huidige situatie SnowWorld-complex

Ruimtelijke situering

SnowWorld is gelegen aan de noordwestzijde van Zoetermeer. Het complex ligt in het midden van het Buytenpark. Het Buytenpark is ontstaan in de jaren zeventig en tachtig. Bij de inrichting speelde de stortlocatie van puin en sloopafval een belangrijke rol. Het oudste gedeelte tegen de wijk Buytenwegh aan fungeert tevens als wijkpark. In het centrale deel bevinden zich vrij grootschalige sport- en recreatievoorzieningen en aan de zuidzijde een begraafplaats met landschappelijke aanleg. Het westelijke deel is ruig begraasd gebied en bestemd voor de natuurgerichte recreant. De waterlopen in dit park zijn van oorsprong de tochtsloten uit het oude polderlandschap.

3.2 Verkeer en vervoer

3.2.1 Autoverkeer

SnowWorld wordt voor autoverkeer ontsloten door de Buytenparklaan vanaf de Amerikaweg. Ter plaatse van de aansluiting Buytenparklaan-Amerikaweg is in 2011 een rotonde aangelegd, waardoor de verkeersveiligheid en doorstroming zijn verbeterd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00029-0003_0005.png"

Figuur 3.2: Huidige autowegenstructuur in (de omgeving van) het plangebied

In Zoetermeer worden de wegen volgens het principe van Duurzaam Veilig vormgegeven. Dit betekent dat wegen worden verdeeld in categorieën. Aan deze categorieën zijn snelheid en inrichting gekoppeld. Doel is het verhogen van de herkenbaarheid en de verkeersveiligheid. In het Buytenpark komen de volgende categorieën voor:

Stroomwegen zijn onderdeel van het hoofdwegenstelsel van Zoetermeer. De wegen hebben als functie het snel verwerken van doorgaand verkeer. De wegen verbinden wijken met elkaar en leiden het verkeer naar de A12 en de provinciale wegen. De snelheid op stroomwegen bedraagt overwegend 70 km/uur en de intensiteit kan meer dan 15.000 motorvoertuigen per etmaal bedragen. De Amerikaweg (in rood aangegeven op figuur 3.2) is een stroomweg.

Stille gebiedsontsluitingswegen hebben tot doel woningen, winkels en bedrijven bereikbaar te maken. Op deze wegen is een maximale snelheid toegestaan van 50 km/uur en de intensiteit ligt tussen de 3.500 en 6.000 mvt/etm. De Buytenparklaan (in oranje aangegeven op figuur 3.2) is een stille gebiedsontsluitingsweg.

Erftoegangswegen (in geel aangegeven op figuur 3.2) hebben als functie het rechtstreeks ontsluiten van woningen, winkels en/of bedrijven. De bestemmingsfunctie staat centraal zodat op deze wegen geen sprake is van een hoog percentage doorgaand verkeer. De intensiteit is bij voorkeur lager dan 3.500 mvt/etmaal, maar kan ook incidenteel hoger zijn in het geval van 30 km/h-traverses. Het deel van de Buytenparklaan dat de sportcomplexen ten oosten van SnowWorld ontsluit is een erftoegangsweg.

3.2.2 Fietsverkeer

In Zoetermeer worden verschillende fietsnetwerken onderscheiden op basis van functie, vormgeving en gebruik. Onderscheid wordt onder meer gemaakt tussen hoofdnetwerk, verbindend netwerk en recreatieve fietsroutes. Een deel van het hoofdfietsnetwerk maakt daarnaast onderdeel uit van het regionale netwerk van het Stadsgewest Haaglanden. Figuur 3.3 laat een uitsnede zien van de fietsnetwerkkaart zoals opgenomen in het Actieplan Fiets.

De fietspaden in het Buytenpark behoren grotendeels tot het verbindend netwerk en recreatieve fietsroutes. Het fietspad langs de Amerikaweg maakt onderdeel uit van het regionale netwerk. Het fietspad en de wegen in het zuidoostelijke deel van het Buytenpark behoren tot het verbindend netwerk. Deze fietspaden zijn daarnaast belangrijk voor de bereikbaarheid van de (sport)voorzieningen in het park, waaronder SnowWorld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00029-0003_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00029-0003_0007.png"

Figuur 3.3 Uitsnede fietsnetwerkkaart (Actieplan Fiets)

3.2.3 Openbaar vervoer

SnowWorld is ook met het openbaar vervoer bereikbaar. Op 500 m van SnowWorld is een bushalte gelegen langs de Amerikaweg ter hoogte van de Buytenparklaan. Hier halteren de openbaar vervoerdiensten in de richtingen van en naar Den Haag en Zoetermeer Centrum West via Leidschendam-Voorburg. Tevens zijn op circa 1.000 meter afstand de RandstadRailhaltes Voorweg-Laag en Voorweg-Hoog gelegen die verbinding geven met het RandstadRailnetwerk in Zoetermeer en de regio.

3.2.4 Parkeren

Het gemeentelijk parkeerbeleid is beschreven in paragraaf 2.4.10. Het aantal parkeerplaatsen op het eigen terrein van SnowWorld bedraagt 450. Gedurende het overgrote deel van het jaar is dit ruim voldoende. Op piekdagen komt SnowWorld in de huidige situatie parkeerplaatsen tekort. Bezoekers parkeren dan in de omgeving (o.a. langs de Buytenparklaan, bij Ayers Rock en bij de begraafplaats).

3.3 Cultuurhistorie en archeologie

In augustus 2003 is in Zoetermeer een aantal archeologisch waardevolle vindplaatsen aangewezen. Binnen het plangebied zijn geen waardevolle vindplaatsen aangewezen. Ten noorden van het plangebied is de Ringvaart aangewezen als beschermd archeologisch monument.

In het plangebied zijn geen gemeentelijke en rijksmonumenten te vinden. Het monumentenbeleid richt zich op de bescherming van individuele panden van voor 1945.

Het Buytenpark grenst aan de west-, noord- en oostzijde respectievelijk aan de Nieuwe Driemanspolder, de Drooggemaakte Grote Polder en de aan het plangebied grenzende Zoetermeersche Meerpolder. Deze gebieden hebben grotendeels nog wel een oorspronkelijke rechthoekige verkaveling van de droogmakerijen en kenmerken zich door een grote mate van openheid. Dit uit zich in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van Zuid-Holland in landschappelijke vlakken van redelijk hoge tot hoge waarde. De polders zijn in de provinciale structuurvisie ook aangewezen als Topgebied cultureel erfgoed. De Zoetermeersche Meerpolder is door de gemeente aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht.

De aanleg van een verlengde derde baan heeft geen directe aantasting tot gevolg van de cultuurhistorische waarden van het beschermd stads- en dorpsgezicht en topgebied, omdat de ontwikkeling niet in deze gebieden zelf is geprojecteerd. Wel is vastgesteld dat de uitbreiding van SnowWorld met een verlengde derde baan leidt tot een beperkte toename van de visuele verstedelijking van het landschap, waardoor het open landschap meer verstoord wordt dan in de huidige situatie. Deze toename van de verstoring is echter beperkt.

Hoofdstuk 4 Beschrijving plan

4.1 Voorgeschiedenis in het kort

SnowWorld werkt al sinds 2007 aan plannen voor de uitbreiding van de bestaande locatie in Zoetermeer. Het oorspronkelijke plan ging uit van de realisatie van een volledig nieuwe, vierde skibaan. Gelet op de schaal, de gevoelige locatie van de uitbreiding en de mogelijk daarmee samenhangende milieueffecten heeft SnowWorld, mede in overleg met de gemeente, er destijds voor gekozen een mer-beoordeling uit te laten voeren (zie bijlage 3). Het betrof een vrijwillige mer-beoordeling; de uitbreiding met een vierde baan was op grond van de toen geldende regelgeving formeel niet mer-beoordelingsplichtig. Op basis van de mer-beoordelingsnotitie heeft de gemeenteraad in Zoetermeer op 31 januari 2011 het besluit genomen geen mer-procedure te doorlopen voor de uitbreiding van SnowWorld. De nieuwe vierde baan was opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan Buytenpark dat begin 2011 door de gemeente Zoetermeer in procedure is gebracht. De beoogde uitbreiding met een nieuwe vierde skibaan en de daarmee samenhangende maatregelen en aanpassingen aan het complex bleken echter financieel niet haalbaar. Uiteindelijk is in het verdere verloop van de bestemmingsplanprocedure voor het Buytenpark de uitbreiding van SnowWorld uit het plan gehaald en alleen het bestaande complex positief bestemd.

4.2 Ontwerp verlengde derde baan

Kenmerken

Als alternatief voor de vierde baan heeft SnowWorld plannen uitgewerkt voor het verlengen van de derde baan. Met de beoogde uitbreiding wordt de bestaande derde baan die een lengte heeft van 210 meter, verlengd tot ruim 300 meter. De baan heeft een breedte van ongeveer 30 meter, waardoor sprake is van een uitbreiding met circa 3.100 m² sneeuw (het huidige sneeuwoppervlak van de drie bestaande banen bedraagt in totaal 12.400 m²). De verlengde derde baan heeft evenals de bestaande baan een hellingshoek van circa 14 graden. De uitbreiding vindt plaats op het vlakke deel bovenop de puinstort. De top van de verlengde derde baan komt op 68.7 meter +NAP te liggen (de bestaande top van de derde baan ligt op 32.2 meter +NAP). Bij het oorspronkelijke plan voor de nieuwe vierde baan lag de top op circa 63 meter +NAP. Het hoogteverschil tussen de verlengde derde baan en de oorspronkelijke vierde baan is te verklaren door verschillen in de hellingshoek en het ontwerp van de kop. Figuur 4.1 geeft een overzicht van de situering van de uitbreiding ten opzichte van het bestaande complex. Op de kop van de verlengde derde baan worden een uitkijktoren en panoramabalkon gerealiseerd die vanaf de buitenzijde vrij toegankelijk zijn. De trap wordt voor bezoekers van de uitkijktoren en het panoramabalkon afgesloten na zonsondergang. Vanzelfsprekend blijft de trap als vluchtroute bij een eventuele calamiteit voor gebruikers van het SnowWorld-complex wel toegankelijk na zonsondergang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00029-0003_0008.png"

Figuur 4.1 Plattegrond beoogde situatie na uitbreiding


Bezoekersaantallen

Met het verlengen van de derde baan zullen de bezoekersaantallen toenemen. Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verwachte toename van het aantal bezoekers. Daarbij is een vergelijking gemaakt met de situatie in 2011. In de afgelopen jaren is het aantal bezoekers verder gedaald. In 2013 bedroeg het totale aantal bezoekers 461.618. In de oplegnotitie mer-beoordeling (bijlage 4) is een nadere toelichting opgenomen op deze prognoses en de daarmee samenhangende verkeersgeneratie. De verwachte toename van het aantal bezoekers zal naar verwachting niet in één jaar gerealiseerd worden. Het vergt immers enige tijd voordat bij alle potentiële klanten bekend is geworden dat de uitbreiding is gerealiseerd. SnowWorld verwacht dat in het eerste jaar 70% van de groei wordt gerealiseerd en het restant in het jaar daarna.

Tabel 4.1 Verwacht toekomstig aantal bezoekers

  Huidig aantal (2011)   Toename piste-
bezoekers  
Toename horeca-
bezoekers  
Toename personeel   Totaal toekomst  
totaal per jaar   498.676   54.789   27.394   3.547   584.407  
daggemiddelde gehele jaar   1.366   150   75   10   1.601  
daggemiddelde drukste 10 dagen   3.855   533   267   35   4.690  

4.3 Verkeer en parkeren

Verkeersgeneratie

Door de verlenging van de derde baan zal naar verwachting het aantal en de verblijfsduur van de piste- en horecabezoekers toenemen. Dit kan gevolgen hebben voor de verkeersafwikkeling en de bereikbaarheid van het gebied.

In de oplegnotitie mer-beoordeling is een overzicht opgenomen van het aantal bezoekers en de verkeersgeneratie in zowel de huidige situatie als de toekomstige situatie. Hierbij is uitgegaan van de bezoekersaantallen in 2011. De bezoekersaantallen in 2013 zijn lager dan in 2011 (in totaal 461.618 bezoekers in 2013 tegenover 498.676 bezoekers in 2011). In onderstaande tabel is een korte samenvatting opgenomen van het aantal verkeersbewegingen op basis van de bezoekersaantallen in 2011 en het verwachte aantal auto's van en naar SnowWorld na verlenging van de derde baan.

Tabel 4.2 Overzicht aantal auto's (op basis van 2,5 inzittende per auto, zie oplegnotie mer-beoordeling, bijlage 4)

  huidige situatie 2011   verwachting toekomst
 
toename  
totaal per jaar   187.747   219.570   31.823  
daggemiddelde gehele jaar   514   601
 
87  
daggemiddelde drukste 10 dagen   1.428   1.738
 
310  

Uit de voorgaande tabel kan geconcludeerd worden dat op een gemiddelde dag in de huidige situatie 514 auto's naar SnowWorld komen en in de toekomstige situatie 601 auto's. Dit leidt tot een toename in het aantal verkeersbewegingen van 174 (2x 87) mvt/etmaal. Op de drukste tien dagen is sprake van een toename van maximaal 620 (2x310) mvt/etmaal.

Het verkeer zal in de toekomst net als in de huidige situatie gebruikmaken van de Buytenparklaan. Vanaf de Buytenparklaan zal het overgrote deel van het verkeer via de Amerikaweg ten oosten van de Buytenparklaan rijden. Het verkeer verdeelt zich als volgt: 60% van het verkeer in oostelijke richting (A12) en 40% van het verkeer in westelijke richting (A4). De rotonde van de Buytenparklaan met de Amerikaweg heeft voldoende capaciteit om ook het extra verkeer in de toekomst af te kunnen wikkelen (ook op piekdagen). De beperkte toename aan verkeersbewegingen, die hoofdzakelijk buiten de ochtend- en avondspits zal optreden, geeft geen aanleiding tot infrastructurele aanpassing.

Parkeren

Voor het uitbreidingsplan van SnowWorld met een vierde baan zijn twee onderzoeken gedaan voor het bepalen van de parkeerbehoefte. Deze onderzoeken zijn:

  • SnowWorld Zoeterrmeer Verkeersonderzoek topdag, DTV Consultans, van 1 maart 2010 (zie bijlage 7);
  • Memo Stand van zaken Integraal parkeerbehoefteonderzoek Buytenpark van 12 april 2011 (zie bijlage 8).

Deze onderzoeken zijn nog steeds voldoende actueel voor het bepalen van de parkeerbehoefte (zie bijlage 22).

Het aantal parkeerplaatsen op het eigen terrein van SnowWorld bedraagt 450. Gedurende het overgrote deel van het jaar is het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein toereikend. Door de verwachte toename van het aantal bezoekers en de verwachte langere gemiddelde verblijfsduur neemt ook de behoefte aan parkeerplaatsen toe. Uitgaande van een autobezetting van 2.5 inzittenden per auto (op basis van het onderzoek dat eind 2009 / begin 2010 is uitgevoerd door DTV Consultants, zie bijlage 7), bedraagt het aantal benodigde parkeerplaatsen op een topdag maximaal 718 (zie nadere onderbouwing in bijlage 1 bij de oplegnotitie mer-beoordeling). Dit aantal ligt 268 parkeerplaatsen boven het aantal parkeerplaatsen dat op eigen terrein beschikbaar is. In de praktijk zullen echter geen parkeerproblemen ontstaan als gevolg van het verlengen van de derde baan, omdat er in de directe omgeving voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn om dit tekort op te vangen (zie onderzoek dat opgenomen is in bijlage 8). Gelet hierop is het niet nodig om het parkeerterrein van SnowWorld aan te passen (zoals wel was voorzien bij het plan voor de vierde baan, waarbij de capaciteit van het parkeerterrein werd vergroot naar van 450 parkeerplaatsen naar 540 parkeerplaatsen).

Bestaande parkeerterreinen in de omgeving

In het Buytenpark zijn verschillende parkeerterreinen die kunnen worden benut om op de topdagen de pieken in de omgeving op te vangen. Zie voor een overzicht hiervoor het integraal parkeerbehoefteonderzoek Buytenpark d.d. 12 april 2011 (zie bijlage 8). Uit dit overzicht blijkt dat er 376 parkeerplaatsen in het Buytenpark zijn gelegen. In dit onderzoek is de beschikbaarheid van parkeerplaatsen bezien in relatie tot de parkeerbehoefte van de aanwezige voorzieningen en functies. Deze voorzieningen en functies zijn:

  • SnowWorld;
  • Ayers Rock;
  • begraafplaats;
  • Noord-Westerhal (sporthal);
  • Tennisvereniging Buytenwegh;
  • Fiets(cross)vereniging Zoetermeer '77 (inmiddels genaamd BMX Zoetermeer);
  • IJsvereniging Zoetermeer;
  • Stichting Hondenschool Zoetermeer;
  • Motorclub Zoetermeer;
  • Voetbalverenigingen (Real en Oosterheem);
  • Algemene bezoekers Buytenpark (o.a. wandelaars en mountainbikers);
  • Intratuin.

SnowWorld heeft overleg gevoerd met zowel Ayers Rock als een vertegenwoordiger van de begraafplaats. Hieruit komt naar voren dat voor het overgrote deel van de topdagen SnowWorld gebruik kan maken van de parkeerplaatsen van Ayers Rock en de begraafplaats voor wat betreft de overloop.

De situatie beschreven in het memo d.d. 12 april 2011 (bijlage 8) gaat nog uit van de uitbreiding van SnowWorld met een vierde baan en de aanpassing van het parkeerterrein. Met de verlenging van de derde baan bedraagt de parkeerbehoefte van SnowWorld niet meer 820 parkeerplaatsen, maar 718. Het parkeerterrein van SnowWorld voorziet niet in 540 parkeerplaatsen, maar in 450 . Op 338 dagen van het jaar kan SnowWorld op eigen terrein voorzien in de parkeerbehoefte. Op 27 dagen is er een tekort aan parkeerplaatsen op het eigen parkeerterrein van SnowWorld (zie bijlage 1 van de oplegnotitie mer-beoordeling, bijlage 4).

Dit tekort aan parkeerplaatsen bedraagt maximaal 268 parkeerplaatsen (718-450). De parkeerterreinen in het Buytenpark (excl. Intratuin) beschikken over een capaciteit van 376 parkeerplaatsen. Rekening houdend met de parkeerbehoefte van de andere voorzieningen in het Buytenpark (in totaal 209 parkeerplaatsen), kunnen hiervan 167 parkeerplaatsen (=376-209) gebruikt worden ten behoeve van SnowWorld (zie bijlage 8). Op enkele dagen in het jaar zal dit ook niet voldoende zijn. Het maximale tekort op deze topdagen bedraagt dan 101 parkeerplaatsen (=268-167). In het bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden door het opnemen van nieuwe parkeervoorzieningen.

Nieuwe parkeervoorzieningen in het bestemmingsplan SnowWorld

In het bestemmingplan SowWorld wordt op een tweetal manieren overloopcapaciteit ten behoeve van het parkeren mogelijk gemaakt:

  • In het vigerende bestemmingsplan Buytenpark is het parkeerterrein geregeld met een specifieke aanduiding, waardoor het bestemmingsplan weinig flexibiliteit biedt. In het bestemmingsplan SnowWorld wordt parkeren algemeen mogelijk gemaakt binnen de bestemming Sport - Skibaan en niet specifiek aangeduid op de verbeelding. Deze wijze van bestemmen biedt mogelijkheden om eventueel in de toekomst als de situatie daar om vraagt alsnog het terrein aan de voorzijde van het complex aan te passen om op de manier het aantal parkeerplaatsen te vergroten;
  • Een deel van de groenbestemming langs de Buytenparklaan, direct ten zuiden van het SnowWorld-complex, wordt mede bestemd voor parkeren. Hier is langs de Buytenparklaan reeds een aantal parkeerplaatsen aanwezig. De groenstrook ten zuidwesten van de watergang kan in pieksituaties worden benut voor tijdelijk parkeren. De locatie heeft een omvang van ruim 5.000 m². Op basis van een grove schets bedraagt het aantal mogelijke overloopparkeerplaatsen ter plaatse circa 175. Wanneer rekening wordt gehouden met een tweerichtingenfietspad kan het terrein voorzien in 134 overloopparkeerplaatsen. Dit is ruim voldoende om het potentiële tekort aan 101 parkeerplaatsen op topdagen op te vangen.

Het bestemmingsplan biedt voldoende flexibiliteit om, indien er parkeerproblemen ontstaan, parkeeroplossingen te vinden op het eigen terrein van SnowWorld en langs de Buytenparklaan. Daarvoor is er een extra aanduiding 'parkeren' opgenomen op de verbeelding. Ter plaatse van deze extra aanduiding ligt een halfverhard terrein dat ingezet kan worden als extra overloopgebied.

4.4 Beeldkwaliteitsparagraaf en ruimtelijke inpassing

Ontwerp

Voor de verlengde derde baan is in aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Op basis van (onder andere) het advies van het Kwaliteitsteam Groene Hart (zie bijlage 1) zijn criteria geformuleerd waaraan het ontwerp dient te voldoen. Het advies van het Kwaliteitsteam had betrekking op de uitbreiding van SnowWorld met een vierde baan. Bekeken is welke onderdelen van het advies ook bruikbaar zijn voor een verlenging van de bestaande derde baan. De criteria zijn in het Beeldkwaliteitsplan SnowWorld (zie bijlage 20) verder uitgewerkt:

  • 1. Het landschap reageert op de baan; De baan wordt op de heuvel omgeven door struweel. Dit struweel sluit aan op de beplanting in de omgeving van de baan in het Buytenpark. Het gebied onder de baan is onaantrekkelijk voor publiek, onder andere door de constructie en de horizontale verbanden. Dit gebied wordt daarom ontoegankelijk voor publiek, ook visueel (althans gezien vanaf maaiveldniveau in het park). De paden in het park worden om de baan heen geleid en aangesloten op de uitzichttoren. Zo ontstaat een aantrekkelijk en compleet netwerk van paden. De technische toegankelijkheid wordt aan het oog onttrokken.
  • 2. De constructie is zo transparant en regelmatig mogelijk. Onder de baan blijft er zicht op de lucht. De draagconstructie wordt aanvaard zoals die nu is. In het ontwerp bestaat regelmaat tussen het bestaande en het nieuwe gedeelte. De draagconstructie neemt in het totaalbeeld een ondergeschikte plaats in en mag dus niet overheersen. De kleur is donkergrijs en materiaaleigen.
  • 3. Verbijzondering van de kop, voorkant naar het landschap maken. De kop en de trap worden de blikvangers van de verlengde derde baan. De vormgeving van de constructie is terughoudend, net als het kleurgebruik van de baan. De kop en de trap moeten daarom het aanzien waard zijn en niet worden vormgegeven als een blinde gevel,of een noodtrap. Het beeld van de kop is dat van een teruggelegde glasgevel die ruim wordt overhuifd, met daarin het panoramabalkon. In het ontwerp worden de lichtuitstraling en spiegeling van de glasgevel zoveel mogelijk beperkt. De trap naar het panoramaterras moet in zijn vormgeving uitnodigen tot gebruik. Deze trap heeft een afwijkende vormgeving ten opzichte van de hoofddraagconstructie en de baan. De materialen behoren qua sfeer bij het park. De trap staat qua positie los van de baan. Trappartij en platform zijn in elk geval overdag openbaar toegankelijk. De aanlanding en toegankelijkheid vanuit het park worden zorgvuldig ontworpen.
  • 4. Lichte kleur van het hoofdvolume van de baan. Nederland kent overwegend lichte wolkenluchten. Een gebouw van witte en/of lichte metallicachtige kleuren valt zo min mogelijk op tegen deze achtergrond, signaalkleuren zouden juist contrasteren en daardoor nadrukkelijker zichtbaar zijn. De kleur van de zijkant moet passend zijn bij het dak en de onderzijde van de baan. Ook de onderkant wordt uitgevoerd in een lichte kleur, bij voorkeur wit.
  • 5. Eenduidig vormconcept, robuust, strak en “industrieel”. De verlengde derde baan vormt één geheel. De vorm (doorsnede), materiaal en kleur van de bestaande derde baan is uitgangspunt. De overgang van de bestaande baan naar de uitbreiding is niet zichtbaar. Dit zowel qua vorm en doorsnede als qua materiaal en kleur. Dak, wand en vloer vormen een geheel en zijn geen afzonderlijk te onderscheiden bouwelementen.
  • 6. Expressie van snelheid, benadrukken van de lengterichting in één materiaal. De functie van de derde baan is ‘skibaan’. In het ontwerp moet deze functie herkenbaar zijn. Dit gebeurt door het accentueren van de lengterichting, de afdalingsrichting van de skiërs. Dit is wat de skibaan anders maakt dan andere hoge gebouwen in de omgeving. Er wordt gefocust op eenvoud en eerlijkheid in de vormgeving. De verbijzondering van de kop sluit aan op het materiaalgebruik van de zijkanten.
  • 7. Goede aansluiting op de voorgebouwen, zijkant van de baan loopt door tot het vloerniveau. Op de parkeerplaats wordt een visuele afscheiding gemaakt die vanaf de parkeerplaats het zicht op de opslag en op de donkere ruimte onder de baan beperkt. Zo ontstaat een minder rommelig beeld, vooral op de parkeerplaats naast de bestaande derde baan. Dit wordt in één materiaal vormgegeven met de zijgevel.

In artikel 5.2, lid 5.2.1, onder f, van de planregels is bepaald dat de architectonische vormgeving van het gebouw ten behoeve van de verlenging van de derde baan zal moeten voldoen aan de criteria die opgenomen zijn in het Beeldkwaliteitsplan SnowWorld. Op deze manier is ook in het bestemmingsplan geborgd dat het bouwplan moet voldoen aan de beeldkwaliteitseisen.

Figuur 4.2 geeft een beeld van de beoogde verlengde derde baan. In het ontwerp is bij de vormgeving, materiaalkeuze en kleurstelling rekening gehouden met de voorgenoemde criteria. In hoofdstuk 5 is nader ingegaan op de verschillende hinderaspecten, waaronder windgeluid (fluittonen) en windhinder (zie paragraaf 5.6.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00029-0003_0009.png"

Figuur 4.2 Verlengde derde baan met panoramabalkon en uitkijktoren

De open constructie met kolommen wordt ingepast door middel van bosschages. De padenstructuur wordt verlegd en de rondom de verlengde baan zullen bosschages worden aangeplant, zodat de baan op maaiveldniveau ingepast wordt. Gekozen wordt voor de soorten van de zogenoemde Zeeuwse haag. Dit zijn soorten die van oudsher in Nederland voorkomen en ook in het Buytenpark veel zijn terug te vinden. De Zeeuwse haag bestaat uit: Sleedoorn, meidoorn, veldesdoorn, aangevuld met onder andere hondsroos, egelantier en vlier.

Door het verlengen van de bestaande derde baan ontstaat een compact en samenhangend complex. Het ruimtebeslag blijft zo beperkt mogelijk. Doordat de verlengde derde baan wordt ingepast in het landschap, vooral vanwege de doorzichten die (gezien vanaf een afstand) mogelijk zijn onder de baan door, blijft de ruimtelijke kwaliteit behouden. Door te kiezen voor wit/metallic materiaal krijgt het gebouw een zelfbewuste uitstraling, maar gaat het ook enigszins op in de lucht. Met het loskomen van het gebouw van het landschap ontstaat transparantie onder de baan, wat de visuele impact beperkt ten opzichte van een gebouw dat doorloopt tot op de grond.

Met het panoramabalkon wordt een voorkant/gezicht gemaakt naar het park. Ook voegt het een bijzonder uitzicht toe over het Groene Hart, de kust en de steden Den Haag en Leiden vanaf grote hoogte. Doordat het Groene Hart zo 'plat' van karakter is, zijn er weinig faciliteiten die het mogelijk maken om het Groene Hart van boven te bekijken. Het balkon op de kop van de verlengde derde baan biedt hiervoor een goede mogelijkheid.

Landschap

De uitbreiding van de derde baan, waarbij de top uitkomt op een hoogte van ca. 68,7 meter + NAP heeft onvermijdelijk invloed op de beleving van het park en het omringende landschap. Met betrekking tot de beleving zijn drie landschappen te onderscheiden waarin SnowWorld een verschillende rol vervult. Deze drie - als het ware over elkaar gelegen - landschappen bepalen elk een eigen context waarin SnowWorld steeds in een andere beleving voorkomt:

  • a. de snelwegen A4/A12;
  • b. het omringende cultuurlandschap;
  • c. het Buytenpark.

Voor de uitbreiding van de derde baan zijn visualisaties gemaakt, die zijn opgenomen in bijlage 2 van de oplegnotitie mer-beoordeling (zie bijlage 4 van de plantoelichting).

Snelwegen A4/A12

Vanaf de snelwegen gezien ligt SnowWorld op de achtergrond. De afstand tot de A12 is 2 km, tot de A4 3 km. Als gevolg daarvan is SnowWorld wel zichtbaar, maar niet in detail. SnowWorld is te zien als een ver weg liggend gebouw van grote omvang dat onderdeel is van het stedelijke decor dat langs dit deel van het snelwegennet algemeen is. Vanwege de ijle constructie kan ook onder het gebouw door gekeken worden. Een van de visualisaties laat de verlengde derde baan vanaf de A4 zien. Op dit schaalniveau is er geen sprake van visuele verstedelijking of aantasting van de openheid.

Omringend cultuurlandschap

SnowWorld ligt in het Buytenpark, op beperkte afstand van het oude cultuurlandschap van de omringende polders. Openheid betekent in het Groene Hart vooral 'zicht op de horizon'. Vanuit de Nieuwe Driemanspolder en de Zoetermeersche Meerpolder is er in de huidige situatie door het heuvelachtige karakter van het Buytenpark en de huidige banen van SnowWorld reeds sprake van belemmering van zicht op de horizon en een verstedelijkt beeld. Op de achtergrond, met name vanuit de Drooggemaakte Grote Polder, is tevens het stedelijke gebied van Zoetermeer zichtbaar. De visualisaties geven ook een overzicht van het bestaande beeld vanuit de omliggende polders.

Vanuit het landschap van de oude polders vormt SnoWorld een contrast: een afwijkend element, dat bovendien op alle aspecten een andere wereld vertegenwoordigt dan het polderlandschap: groot, gebouwd, 'modern'. In deze context kan de uitbreiding van SnowWorld worden beschouwd als een (extra) verstoring van het polderlandschap, vergelijkbaar met de windmolens bij Leiden en Alphen aan den Rijn en de skyline van Den Haag. Bepalend daarvoor zijn de omvang van het gebouw en de mate van dominantie over het groene cultuurlandschap, die samenhangt met de hoogte, de architectuur en de kleur van de uitbreiding.

De uitbreiding van de derde baan is in de directe omgeving en vanuit de polders duidelijk waarneembaar en herkenbaar. De uitbreiding van SnowWorld leidt in het omringende cultuurlandschap tot een extra visuele verstedelijking. Doordat de uitbreiding plaatsvindt op een ijle constructie kan er goed onder de baan doorgekeken worden. Dit leidt tot een beperkte aantasting van de beleving van de openheid. De visualisaties geven een beeld van de verlengde derde baan vanuit de omliggende polders.

De uitbreiding van SnowWorld leidt niet tot aantasting van de hoge cultuurhistorische waarden van de Zoetermeersche Meerpolder en de Drooggemaakte Grote Polder zelf. De Meerpolder is door de gemeente aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht, omdat het de oudste droogmakerij van Rijnland is. Beide polders zijn Topgebied Cultureel Erfgoed. De aanleg van een verlengde derde baan heeft geen directe aantasting tot gevolg van de cultuurhistorische waarden van het beschermd stads- en dorpsgezicht en topgebied, omdat de ontwikkeling niet in deze gebieden zelf is geprojecteerd. Wel is vastgesteld dat de uitbreiding van SnowWorld met een verlengde derde baan leidt tot een toename van de visuele verstedelijking van het landschap, waardoor het open landschap meer verstoord wordt dan in de huidige situatie. Deze toename van de verstoring is echter beperkt.

Buytenpark

Het Buytenpark is opgebouwd uit landschapselementen die een natuurlijke uitstraling ambiëren, hoewel de vormen duidelijk kunstmatig zijn (afgevlakte toppen). In de context van het Buytenpark is er sprake van ruimtelijke dominantie van het gebouw over het park: dichtbij SnowWorld en op de heuvels overheerst het gebouw de omgeving.

De uitbreiding zal vanwege de hoogte en de lengte meer en over grotere afstand in het Buytenpark waarneembaar zijn dan de huidige banen en leidt daarmee tot een zekere extra visuele verstedelijking van het Buytenpark. De uitbreiding ligt ook meer over het park heen en het gebouw is dominant voor de beleving van het park. De visualisaties geven een beeld van de verlengde derde baan vanuit verschillende posities binnen het Buytenpark. Door de uitkijktoren naast en het panoramabalkon op de kop van de derde baan wordt er ook een extra beleving van het Groene Hart voor de recreanten in het Buytenpark toegevoegd.

Behoud en ontwikkeling landschappelijke karakteristiek

Ter plaatse van de uitbreiding zijn geen waardevolle landschappelijke en cultuurhistorische waarden aanwezig. In de omgeving zijn wel waardevolle lijnen en vlakken gelegen, zoals de Ringsloot van de Zoetermeersche Meerpolder. De historische waarde van de linten zit met name in de continuïteit van de lijn (weg en wetering, dijklichaam, verspreide kleinschalige bebouwing, kwelsloot) en de historische bebouwing die hier vaak nog is te vinden. De bebouwing van Zoetermeer en SnowWorld ligt echter duidelijk achter de historische linten, waarbij de bebouwing en de contouren van de linten zijn gerespecteerd. Ondanks dat de verlengde derde baan meer in het oog zal springen, is deze niet van invloed op de beeldkarakteristiek van de linten.

4.5 Groencompensatie

De verlenging van de derde baan vindt plaats in het begrazingsgebied van het Buytenpark. Dit deel van het Buytenpark is aangewezen als natuurkern op de Groenkaart van de gemeente Zoetermeer (vastgesteld door de gemeenteraad op 16 september 2013, zie ook paragraaf 2.4.4 en voor het Compensatieplan Verlengde derde baan SnowWorld bijlage 6). Op 16 december 2013 heeft de gemeenteraad aangegeven onder voorwaarden te willen meewerken aan de uitbreiding van SnowWorld met een verlenging van de derde baan. Eén van deze voorwaarden is dat het verlies aan groen gecompenseerd dient te worden. Hiervoor is het Compensatieplan Verlengde derde baan SnowWorld opgesteld. Met het plan wordt uitsluitend beoogd invulling te geven aan het gemeentelijk beleid en de randvoorwaarde van de gemeenteraad. Uit de ecologische onderzoeken (zie paragraaf 5.8) volgt namelijk dat er geen sprake is van een wettelijke verplichting tot compensatie van de natuurwaarden.

De gemeentelijke compensatie is tweeledig: kwantitatief en kwalitatief. De kwantitatieve compensatie houdt in dat de oppervlakte aan natuurkerngebied dat door de uitbreiding van SnowWorld verloren gaat aan de noordwestzijde van het Buytenpark wordt gecompenseerd door het natuurkerngebied op deze locatie met dezelfde oppervlakte te vergroten. Daartoe heeft de gemeenteraad op 18 mei 2015 besloten de Groenkaart te wijzigen.

De kwalitatieve compensatie, die mogelijk wordt gemaakt door de financiële bijdrage van SnowWorld, betreffen mitigerende en inpassingsmaatregelen die als doel hebben een kwaliteitsverbetering van het Buytenpark. De padenstructuur wordt verlegd en rondom de verlengde baan zullen bosschages worden aangeplant, zodat de baan op maaiveldniveau wordt ingepast. Daarnaast worden beheermaatregelen genomen die een verhoging van de biodiversiteit tot gevolg hebben. Het gebied zal aantrekkelijker gemaakt worden voor vogels en muizen. Door het vergroten van de aantrekkelijkheid van het gebied voor muizen, zal dit ook gunstig zijn voor de uilenpopulatie in het Buytenpark.

Op grond van artikel 5.4.1 van de regels moeten de maatregelen uit het Compensatieplan Verlengde derde baan SnowWorld (met uitzondering van de minimale hoogte van 2 meter van het struweel) gerealiseerd zijn uiterlijk 1 jaar na in gebruik name van de verlengde derde baan.

Toevoeging van de bestemming Natuur elders in het Buytenpark is niet nodig om te kunnen voldoen aan het beleid zoals opgenomen in de Groenkaart. Om toch tegemoet te komen aan de bezwaren van het Kwaliteitsteam Buytenpark is ervoor gekozen ook het areaal met de bestemming Natuur in het Buytenpark te vergroten. Om deze reden is in dit bestemmingsplan de bestemming van het eiland dat ligt tussen de sportvelden en de Meerpolder gewijzigd (Natuur in plaats van Groen). Hiermee wordt ook het verlies aan areaal met de bestemming Natuur ruimschoots gecompenseerd.

4.6 Conclusie

Uit het voorgaande blijkt dat de uitbreiding van SnowWorld met een verlenging van de derde baan niet zal leiden tot onaanvaardbare situaties. De daarvoor noodzakelijke randvoorwaarden en uitgangspunten zijn deels in het bestemmingsplan vastgelegd (bijvoorbeeld als het gaat om het verruimen van de parkeercapaciteit) en worden deels in een ander kader vastgelegd (bijvoorbeeld in het beeldkwaliteitsplan).

Hoofdstuk 5 Milieu en leefkwaliteit

5.1 Milieueffectrapportage

Er zijn twee Europese richtlijnen met betrekking tot het instrument milieueffectrapportage. Ten eerste de m.e.r.-richtlijn (Richtlijn 85/337/EEG, Pb. EG 1985 L 175, pp. 42 e.v., zoals herzien middels Richtlijn 97/11/EEG, Pb. EG 1997 L 73, pp. 5 e.v., Richtlijn 2003/35/EG, Pb. EG 2003 L 156, pp. 17 e.v. en Richtlijn 2009/31/EG, Pb. EG 2009 L 120, p. 5 e.v.) en ten tweede de smb-richtlijn (Richtlijn 2001/42/EG, Pb. EG 2001 L 197, pp. 30 e.v.). Beide richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Nederlandse m.e.r.-regelgeving die grotendeels is vervat in hoofdstuk 7 Wet milieubeheer en het ter uitvoering daarvan vastgestelde Besluit milieueffectrapportage (het Besluit m.e.r.; tot 1 april 2011 werd deze algemene maatregel van bestuur aangeduid als het Besluit m.e.r. 1994). Ingevolge het Besluit m.e.r. kan de m.e.r.-(beoordelings)plicht voor bepaalde activiteiten verbonden zijn aan de vaststelling van een bestemmingsplan.

Op grond van categorie D10 in de D-lijst bij het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage is 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van skihellingen' mer-beoordelingsplichtig in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 250.000 bezoekers of een oppervlakte van 25 hectare of meer (of 10 hectare in gevoelig gebied). Volgens de toelichting bij het Besluit milieueffectrapportage vallen ook kunstmatige skihellingen onder deze categorie D10. De uitbreiding met de verlengde derde baan leidt tot maximaal 86.000 extra bezoekers (inclusief personeel). Formeel is voor de beoogde uitbreiding van SnowWorld dan ook geen sprake van een mer-beoordelingsplicht. Voor activiteiten onder de drempelwaarden is echter de zogenaamde 'vormvrije mer-beoordeling' geïntroduceerd. Dit betekent dat ook voor projecten onder de drempelwaarden dient te worden beoordeeld of sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen, waardoor het opstellen van een volwaardig milieueffectrapport wenselijk of noodzakelijk is.

In het verleden is voor de uitbreiding van SnowWorld met een vierde baan een mer-beoordelingsnotitie opgesteld (zie bijlage 3). Op basis van de mer-beoordelingsnotitie heeft de gemeenteraad in Zoetermeer op 31 januari 2011 het besluit genomen geen mer-procedure te doorlopen voor de uitbreiding van SnowWorld. Voor de beoordeling van de mogelijk gevolgen van de verlengde derde baan is een oplegnotitie bij de oorspronkelijke mer-beoordelingsnotitie opgesteld. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan de vormvrije mer-beoordeling. De oplegnotitie vormt een bijlage bij het voorliggende bestemmingsplan (zie bijlage 4). De conclusie van de mer-beoordeling is dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden die het doorlopen van een mer-procedure noodzakelijk maken. Op 3 juni 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten dat er geen MER opgesteld hoeft te worden, omdat er geen belangrijke negatieve milieueffecten te verwachten zijn (zie bijlage 15). In de navolgende sectorale paragrafen wordt waar mogelijk verwezen naar de informatie en onderzoeksgegevens uit de mer-beoordeling (2009) en de oplegnotitie (2014).

5.2 Geluidhinder

De Wet geluidhinder, en het hierop gebaseerde Besluit geluidhinder, bevatten normen en regels ter voorkoming of beperking van geluidhinder tengevolge van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai, industrielawaai afkomstig van een gezoneerd industrieterrein. Aangegeven wordt welke objecten bescherming genieten tegen geluid. Naast woningen gaat het onder meer om scholen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, psychiatrische ziekenhuizen. Woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonschepen worden aangemerkt als geluidsgevoelig terrein.

Het bestemmingsplan maakt geen geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk. Wel kan de uitbreiding van SnowWorld leiden tot een verkeerstoename op de ontsluitende wegen, wat gevolgen kan hebben voor de geluidbelasting. Uit de oplegnotitie bij de mer-beoordeling blijkt dat de te verwachten toename van de geluidbelasting ten gevolge van de uitbreiding van SnowWorld, verwaarloosbaar klein is. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is om deze reden niet noodzakelijk. In paragraaf 5.6.3 (Milieuzonering in het plan) wordt nader ingegaan op mogelijk optreden van fluittonen als gevolg van de wind en de mogelijke effecten daarvan. In paragraaf 5.8 (Natuurwaarden) wordt ingegaan op de akoestische situatie als gevolg van de activiteiten in het indoorskicomplex in relatie tot de aanwezige natuurwaarden.

5.3 Bodemkwaliteit

Mede ter beoordeling van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, is inzicht vereist in de kwaliteit van de bodem. Omdat de bodemkwaliteit medebepalend is voor de vraag welke nieuwe functies in een gebied realiseerbaar zijn, is onderzoek naar eventuele beperkingen aan het bodemgebruik noodzakelijk.

Uitgangspunt bij de uitbreiding van SnowWorld is dat voorkomen moet worden dat de puinstort wordt aangetast. Bij het ontwerp van de fundering zal ervoor worden gewaakt dat het geotextiel, dat dient als bovenafdichting van de oorspronkelijke bodem, niet beschadigd zal raken of dat eventuele beschadigingen worden hersteld. De uiteindelijke definitieve uitwerking zal zo worden gerealiseerd dat het drainagesysteem zoveel mogelijk wordt ontzien en in stand gehouden. De monitorings- en onderhoudsputten blijven te allen tijde bereikbaar. Indien nodig wordt het systeem (riool, drainage en monitoringssysteem) plaatselijk omgelegd ten behoeve van deze instandhouding. De uitbreiding van de derde baan wordt zo gerealiseerd dat geen sprake is van negatieve milieueffecten voor de bodemopbouw.

Tijdens werkzaamheden zal het grondwater, net als in de huidige situatie, gecontroleerd worden afgevoerd naar de RWZI via het drainagesysteem. Zodoende heeft de beoogde ontwikkeling geen gevolgen voor de milieuhygiënische bodemkwaliteit in de omgeving van het studiegebied.

Indien bij de bouw van de derde baan stortmateriaal vrijkomt dient dit vooraf door middel van een BUS-melding (Besluit Uniforme Saneringen) te worden gemeld bij de provincie Zuid-Holland (bevoegd gezag Wet bodembescherming). Uitgangspunt hierbij is dat vrijkomend materiaal door middel van “herschikking” op de voormalige puinstort zelf kan worden verwerkt en dat de leeflaag altijd en overal wordt hersteld.

5.4 Luchtkwaliteit

5.4.1 Luchtkwaliteitseisen

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Deze wijziging van de Wet milieubeheer is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wijziging houdt in dat de in Nederland toegepaste koppeling tussen ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit voor een deel wordt ontkoppeld. Dit maakt het mogelijk om niet voor elk ruimtelijk plan te hoeven toetsen aan de normen. Hierbij is met name het begrip 'in betekende mate' (NIBM) van belang.

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Sinds de verlening van derogatie door de Europese Unie en de inwerkingtreding van het NSL per 1 augustus 2009 is de definitie van NIBM een bijdrage van niet meer dan 3% aan de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 van zowel PM10 als NO2.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk gemaakt kan worden dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Om versnippering van 'in betekenende mate' projecten in meerdere NIBM-projecten te voorkomen is een anti-cumulatieartikel opgenomen. De bijdrage van NIBM-projecten aan de luchtverontreiniging wordt binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) gecompenseerd met algemene maatregelen.

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit is de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel alle ruimtelijke ontwikkelingen die 'in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als een bundeling van alle maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Deze maatregelen, zowel rijksmaatregelen als lokale, meer gebiedsgerichte, maatregelen, moeten leiden tot een verbetering van de luchtkwaliteit waardoor de 'in betekenende mate' ontwikkelingen alsnog doorgang kunnen vinden.

Op basis van bovenstaande volgt dat bestuursorganen een ruimtelijk plan kunnen vaststellen als:

  • wordt voldaan aan de in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarden, of
  • een plan (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, of
  • een plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt, of
  • een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit als gevolg van een ontwikkeling wordt gecompenseerd met een verbetering door een als gevolg van dat plan optredend effect of een met het besluit samenhangende maatregel (saldering zoals bedoeld in art. 5.16 lid 1 onder b Wet milieubeheer), of
  • de ontwikkeling is opgenomen in het NSL.
5.4.2 Luchtkwaliteitsonderzoek

Uit de oplegnotitie bij de mer-beoordeling blijkt dat de uitbreiding van SnowWorld 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Daarnaast blijkt uit de gepresenteerde gegevens die afkomstig zijn uit de monitoringstool (monitoringsronde 2013) dat langs de ontsluitende wegen ruimschoots wordt voldaan aan de geldende grenswaarden. De wet- en regelgeving staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

5.5 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Verordening Ruimte
  • Provinciale Structuurvisie

Waterschapsbeleid

Waterbeheerplan 2010-2015

Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekeninghoudend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op de website: www.rijnland.net/plannen/waterbeheerplan.

Keur en Beleidsregels 2009

Per 22 december 2009 is de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland in werking getreden. De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
  • andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keur en Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: www.rijnland.net/regels/keur_algemene.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat uit SnowWorld aan de Buytenparklaan te Zoetermeer.

Bodem en grondwater

SnowWorld is gelegen op een voormalige puinstort. Het plangebied staat voornamelijk onder invloed van kwel. In het plangebied zijn de volgende kenmerkende grondwaterstanden bepaald:

gemiddeld hoogste grondwaterstand   circa 0,1 m onder maaiveld  
gemiddelde grondwaterstand   circa 0,7 m onder maaiveld  
gemiddels laagste grondwaterstand   circa 1,2 m tot 1,7 m onder maaiveld  

Het plangebied kent vanwege de puinstort met een onderafdichting een specifieke situatie met betrekking tot de grondwaterstromingen. De puinstort is een gesloten systeem waar geen kwel optreedt. Doordat een geohydrologisch drainagesysteem is toegepast, worden verontreinigingen afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Door de onderafdichting van de puinstort met folie, kunnen bodemvervuilingen niet uitlogen naar het diepere grondwater.

Waterkwantiteit

Het plangebied ligt in de Nieuwe Driemanspolder. Het gebied heeft een waterpeil van NAP -5,8 m. In de directe omgeving van het plangebied zijn primaire en overige polderwatergangen gelegen. Rondom de watergangen liggen beschermingszones waarbinnen beperkingen gelden voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. De beschermingszones reiken niet tot het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00029-0003_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00029-0003_0011.png"

Figuur 5.1 Watergangen rondom het plangebied

Watersysteemkwaliteit en ecologie

De aanwezige watergangen behoren niet tot de Kaderrichtlijn Water (KRW)-lichamen.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt niet binnen de kern-/beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

De beoogde ontwikkeling bestaat uit de verlenging van de derde skibaan.

Grondwater

De verlenging van de derde baan wordt geheel gerealiseerd ter plaatse van de aanwezige puinstort. Gezien de kunstmatige grondwaterbeheersing in het gesloten systeem van de puinstort zal de verlenging van de skibaan naar verwachting geen effecten hebben op grondwaterstanden, -stroming en -kwaliteit. Aangezien de voormalige puinstort ook na de uitbreiding van de skibaan geïsoleerd zal blijven, treden geen negatieve effecten op met betrekking tot de kwaliteit van het grondwater (en het kwelwater in de omgeving).

Waterkwantiteit

In overleg met de waterbeheerder is bezien of compensatie van de toename in verharding door de beoogde ontwikkeling nodig is. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de uitbreiding van de bestaande derde baan met circa 3.100 m2. Volgens de eis van het Hoogheemraadschap van Rijnland dient bij een toename in verharding van meer dan 500 m2 15% van deze toename te worden gecompenseerd door de aanleg van functioneel open water. In overleg met het Waterschap is afgesproken dat met met het extra water dat is gerealiseerd rondom de volkstuinen reeds is voorzien in de benodigde watercompensatie. Deze watercompensatie is ruim voldoende.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Veiligheid en waterkeringen

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Riolering en afkoppelen

Overeenkomstig het rijksbeleid (de voorkeursvolgorde uit Wm art 29 a en de doelmatigheidsdoelstelling uit het bestuursakkoord waterketen 2007) geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:

  • A. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • B. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • C. afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
  • D. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren getransporteerd;
  • E. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d:
  • 1. zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
  • 2. lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht;

De gemeente kan gebruikmaken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.

Zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater

Voor de behandeling van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen. Door bijvoorbeeld:

  • duurzaam bouwen;
  • het toepassen van berm- of bodempassage;
  • toezicht en controle tijdens de aanlegfase en handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
  • het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand-slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
  • adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
  • het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
  • de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
  • het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.

Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of – als laatste keus – aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe'-aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.

Conclusie

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

5.6 Bedrijven en milieuzonering

5.6.1 Begrip milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Deze milieuzonering dient aldus twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het bieden van voldoende ruimte en zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen (blijven) uitoefenen.

Een vergaande scheiding van functies kan echter ook leiden tot inefficiënt ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit. Een gemengd gebied met een mix van wonen en werken, winkels en horeca stimuleert een levendig straatbeeld, een hogere sociale veiligheid en extra draagvlak voor voorzieningen.

5.6.2 VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering

De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering is een handreiking voor milieuzonering in ruimtelijke plannen. Het boekje vormt een hulpmiddel voor gemeenten om de afstanden tussen bedrijvigheid en woningen voor een locatie concreet in te vullen. Het doel van de publicatie is om te komen tot maatwerk op lokaal niveau. Dit betekent dat gemaakte keuzes zorgvuldig moeten worden afgewogen en verantwoord.

De in de publicatie opgenomen richtafstanden zijn echter niet bedoeld om de aanvaardbaarheid te toetsen van situaties waarbij bestaande bedrijven in de nabijheid van bestaande woningen liggen. Het is dus niet bedoeld om bestaande situaties te beoordelen.

De in de publicatie opgenomen richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van buurtgerichte voorzieningen, zoals basisscholen komen er vrijwel geen andere functies voor, behalve aan huis verbonden beroep of bedrijf.

Anders dan rustige woonwijken, zijn er ook gebieden met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen, komen andere functies voor zoals winkels, horeca en of kleine bedrijven en voorzieningen. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.

Indien sprake is van een gemengd gebied kunnen deze richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen, komen andere functies voor zoals winkels, horeca en of kleine bedrijven en voorzieningen. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.

5.6.3 Milieuzonering in het plan

De beoogde uitbreiding van SnowWorld betreft de verlenging van de reeds aanwezige derde baan. Op basis van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) geldt voor kunstskibanen een richtafstand van 50 m tot een rustige woonwijk in verband met het aspect gevaar (SBI-code 2008: 931.I). Aangezien de meest nabijgelegen woning op een afstand van minstens 340 m van het terrein van SnowWorld is gelegen, wordt ruimschoots aan de richtafstanden uit de VNG-brochure voldaan. Dit zal ook het geval zijn na verlenging van de derde baan. De uitbreiding van SnowWorld zal dan ook in geen geval leiden tot een onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van woningen.

Activiteiten binnen de inrichtingen kunnen gevolgen hebben voor de geluidbelasting in de directe omgeving. Op grond van de VNG-publicatie bedraagt voor kunstskibanen de richtafstand voor het aspect geluid 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk. De uitbreiding zal ten opzichte van de bestaande situatie geen relevante gevolgen hebben voor de geluidssituatie. Zo leidt het verlengen van de derde baan niet tot de plaatsing van extra koeltorens of andere (potentieel) geluidhinderlijke installaties aan de buitenzijde van de baan. Verder is van belang dat het aantal skiërs dat gelijktijdig op de derde baan aanwezig is niet toeneemt als gevolg van de verlenging. Dit is het gevolg van het feit dat ondanks de toename van de totale oppervlakte sneeuw, de benodigde vierkante meters sneeuw per pistebezoekers toenemen door het verlengen van de derde baan en de benodigde veiligheid. De activiteiten binnen het complex (waaronder de skiërs , skilift, muziek) kunnen in de zone direct onder en langs de verlengde derde baan een beperkte geluidbelasting met zich meebrengen. Dit kan met name van belang zijn vanwege de aanwezige natuurwaarden. Hierop is nader ingegaan in paragraaf 5.8.

Rond hoge gebouwen of constructies kan op maaiveld windhinder ontstaan. Doordat in het ontwerp voor de verlengde derde baan is uitgegaan van een constructie met kolommen, krijgt de lucht geen kans om langs het gebouw naar beneden te stromen. In het gebied onder en rond de verlengde baan zal dan ook geen windhinder ontstaan als gevolg van de realisatie van de beoogde uitbreiding.

Hoge gebouwen kunnen geluid (fluittonen) als gevolg van de wind veroorzaken. In het Akoestisch onderzoek SnowWorld te Zoetermeer uitgevoerd door BK Geluid & Trillingen en gerapporteerd op 24 juni 2015 is het risico op fluittonen ten gevolge van wind rondom de voorgenomen uitbreiding van de derde piste onderzocht (zie bijlage 21 van de plantoelichting). Uit dit onderzoek blijkt dat de skibaan bij windkracht 7 of hoger fluittonen kan veroorzaken. Deze windsnelheid komt gemiddeld 4 uur per maand voor (circa 1% van de tijd per maand). Voor de uitkijktoren/trap geldt dat mogelijk fluittonen kan optreden bij windkracht 5 of hoger. Deze windsnelheden komen circa 95 uur per maand voor (circa 12% van de tijd per maand). Of er ook daadwerkelijk fluittonen optreden is echter afhankelijk van de windhoek en de montage van het gebouw/bouwwerk.

De fluittonen zullen volgens het onderzoek niet leiden tot hinder bij geluidgevoelige bestemmingen. Er zijn namelijk in de directe nabijheid van SnowWorld geen geluidgevoelige bestemmingen gelegen.

Blijkens het onderzoek is het niet waarschijnlijk dat de fluittonen die mogelijk als gevolg van de skibaan kunnen optreden voor uilen nadelige effecten hebben. De fluittonen zullen alleen bij hoge windsnelheden optreden. Op dergelijke moment zullen uilen niet meer vliegen. Daarnaast worden op een afstand groter dan 75 meter de fluittonen gecamoufleerd door het geluid van de wind. Gelet op het voorgaande en de beperkte tijd dat de windkracht 7 of hoger is, wordt de kans op mogelijke geluidhinder minimaal geacht.

Voor de uitkijktoren/trap geldt dat op voorhand moeilijk is aan te geven of en hoelang fluittonen kun optreden. Dit komt door de zeer specifieke situatie en de benodigde combinatie van factoren een bepaalde windhoek en de montage. Ook hiervoor geldt dat op een afstand groter dan 75 meter de fluittonen worden gecamoufleerd door het geluid van de wind. In het geval fluittonen optreden zal gelet hierop hooguit een klein deel van het foerageergebied beperkt worden.

Mochten de skibaan dan wel trap/uitkijktoren fluittonen veroorzaken, dan is het mogelijk na realisatie maatregelen te nemen, zoals kunststof afrondingen en beplating. De roosters van de trap kunnen indien nodig voorzien worden van (transparante platen) waardoor de wind geen kans krijgt fluittonen te veroorzaken. Het is blijkens het onderzoek niet zinvol om op voorhand aanpassingen aan het ontwerp door te voeren, omdat moeilijk is aan te geven of en hoelang fluittonen kun optreden. Dit laatste is namelijk afhankelijk van de zeer specifieke situatie en de benodigde combinatie van factoren een bepaalde windhoek en de montage. Geadviseerd wordt deze maatregelen, indien deze nodig mochten zijn, na de bouw van de skibaan en trap/uitkijktoren te nemen, zodat deze heel specifiek kunnen worden uitgevoerd.

Gelet op het voorgaande is de conclusie van het onderzoek dat de kans op geluidhinder als gevolg van wind zal optreden minimaal is. Mocht echter na realisatie van de baan en trap/uitkijktoren blijken dat er wel sprake is van geluidhinder dan kunnen maatregelen genomen worden om dit te verhelpen. In de omgevingsvergunning is de voorwaarde opgenomen dat er maatregelen moeten worden genomen als blijkt dat er fluittonen optreden die een significante verstoring van de fauna (vastgesteld op basis van een ecologisch onderzoek) tot gevolg hebben.

5.7 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag, en vervoer van gevaarlijke stoffen (zoals vuurwerk, lpg, en munitie) over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Op grond van het Bevi zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) voor dergelijke bedrijven vaste veiligheidsafstanden opgenomen.

5.7.1 Inrichtingen

Met verlenging van de derde baan zal de huidige koel/vriesapparatuur bij SnowWorld worden vervangen door installaties die gebruikmaken van ammoniak als koelmiddel. De inhoud van deze installatie zal minder dan 1.500 kg ammoniak bedragen, waardoor het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) niet van toepassing is op SnowWorld (dit wijkt af van het uitgangspunt zoals gehanteerd in de oplegnotitie bij de mer-beoordeling waarin nog was uitgegaan van een capaciteit van meer van 1.500 kg ammoniak). Er zal geen sprake zijn van relevante risico's (PR of GR).

In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen die een beperking vormen voor de uitbreiding van SnowWorld.

5.7.2 Transport gevaarlijke stoffen

Alle rijkswegen en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd. De gemeente Zoetermeer heeft een dergelijke route gevaarlijke stoffen niet vastgesteld wat tot gevolg heeft dat het vervoer van gevaarlijke stoffen in principe altijd via de snelste weg moet plaatsvinden. Over de Amerikaweg en de Voorweg vindt transport van LPG plaats. Deze transportroutes zijn op meer dan 400 meter van het SnowWorld-complex gelegen. Gezien het feit dat het aantal transportbewegingen beperkt is, kan op een dergelijke afstand zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat geen sprake is van ruimtelijke beperkingen. Het transport van LPG over de Amerikaweg en de Voorweg zal geen belemmering vormen voor de beoogde uitbreiding van SnowWorld.

5.7.3 Buisleidingen

In het plangebied en de directe omgeving daarvan bevinden zich geen risicorelevante leidingen. Op enige afstand ligt een gasdrukregelstation (ten noorden van de Amerikaweg nabij de de T-splitsing Amerikaweg – Buytenparklaan). Vanuit dit gasdrukregelstation loopt een hogedruk aardgastransportleiding (kenmerk W-514-19-KR-004 t/m 007) met een ontwerpdruk van 40 bar en een diameter van 22 centimeter (8,63 inch). Deze buisleiding ligt ten noorden van de Amerikaweg en ten noordoosten van de Voorweg. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied voor het groepsrisico. De leiding zal niet leiden tot ruimtelijke beperkingen ter plaatse van de locatie voor de verlengde derde baan.

5.8 Natuurwaarden

5.8.1 Flora- en Faunawet

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet biedt een integraal wettelijk kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten. Met deze wet is het soorten beschermingsbeleid van de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving verwerkt. De Flora- en faunawet kent geen koppeling met het Ruimtelijke Ordeningsbeleid. Dat doet niet af aan het feit dat bezien moet worden of de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat. Dit brengt met zich mee dat, als er een redelijk vermoeden bestaat dat beschermde planten- en diersoorten in het plangebied kunnen voorkomen in het kader van de planprocedure onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van deze soorten (ABRvS, 23 februari 2005, Leeuwarden).

5.8.2 Natuurwaardenonderzoek

In 2009 (bijlage 9 en bijlage 10) en 2010 (bijlage 11) is in het kader van de vierde baan uitgebreid ecologisch onderzoek uitgevoerd. Voor een beschrijving van de resultaten wordt verwezen naar de oplegnotitie bij de mer-beoordeling (bijlage 4). In 2014 zijn de veldonderzoeken geactualiseerd en toegespitst op de verlengde derde baan (bijlage 12). Op basis van het geactualiseerde onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • ter plaatse van de verlengde derde baan zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen. In het sloottalud bij de locatie langs de Buytenparklaan die in het bestemmingsplan is voorzien om eventuele pieken in de verkeersbelasting op te vangen, zijn wel rietorchissen aangetroffen. Het oevertalud zal in de huidige staat worden gehandhaafd, zodat het bestemmingsplan op dit punt geen negatieve gevolgen heeft.
  • tijdens het veldonderzoek is opnieuw de ransuil aangetroffen. Dit is de enige vogelsoort met jaarrond beschermde status binnen het onderzoeksgebied. De ransuil gebruikt het Buytenpark als broedgebied, overwinteringsgebied, rustgebied en foerageergebied. Met het verlengen van de derde baan verdwijnen geen bestaande broedplaatsen, ook leidt het verlengen van de derde baan niet tot negatieve effecten ter plaatse van de bestaande nestlocaties. In het bestemmingsplan zijn voorwaarden opgenomen om lichthinder ter plaatse van de broeplaatsen te voorkomen. Uit het onderzoek blijkt ook dat het verlengen van de derde baan geen gevolgen heeft voor de in 2010 aangetroffen winterroestplaats. Wel leidt de realisatie van de verlengde derde baan tot een afname van het foergeergebied van de ransuil. De totale oppervlakte beschikbaar foerageergebied in het Buytenpark neemt echter slechts met een fractie af. Er blijft voldoende (kwalitatief goed) foerageergebied over voor de ransuil. De functionaliteit van het gebied als jachtterrein voor de ransuil wordt niet significant aangetast. Verstoring van de ransuil is ook uitgesloten. Geluid van skiërs en skilift zijn buiten zeer beperkt hoorbaar. In de huidige en toekomstige situatie zal geluidsuitstraling bestaan uit muziek die vanuit de skibaan klinkt. Vooral in het gebied direct onder de verlengde derde baan en hieraan grenzend zal na de uitbreiding de geluidsbelasting hoger zijn geworden. De huidige geluidsuitstraling heeft eerder niet geleid tot verstoring van de Ransuilen en verwacht wordt dat dit na de uitbreiding zo zal blijven. Dat geldt ook voor eventuele akoestische gevolgen van de wind die langs de constructie onder de verlengde derde baan waait.
  • Tijdens het veldonderzoek zijn geen verblijfplaatsen of vaste vliegroutes aangetroffen. Het Buytenpark fungeert enkel als foerageergebied voor verschillende soorten vleermuizen, waarbij met name de gewone dwergvleermuis in hoge aantallen van het gebied gebruik maakt. Op de locatie waar de verlengde derde baan gepland is, worden weinig foeragerende vleermuizen aangetroffen. Met name de meervleermuis kan gevoelig zijn voor lichthinder. Deze soort foerageert aan de randen van het Buytenpark. In het bestemmingsplan zijn voorwaarden opgenomen om lichthinder ter plaatse van de foerageergebieden van lichtgevoelige vleermuizen te voorkomen. De uitstraling van geluid is en blijft beperkt, en is niet van een hoedanigheid dat verwacht wordt dat dit foeragerende vleermuizen zal kunnen verstoren (zie ook paragraaf 5.6.3 voor de kans op fluittonen als gevolg van de wind en de effecten daarvan). Van de twee nabij de huidige baan foeragerende dwergvleermuissoorten zijn veel waarnemingen gedaan van foeragerende dieren in een meer lawaaiige stedelijke omgeving (eigen waarnemingen bSR). De overige soorten foerageren hoofdzakelijk op een dergelijke afstand van de baan dat de geluiden uit de skibaan verwaarloosbaar zijn.

Ecologische beoordeling aanlegfase baan SnowWorld Zoetermeer

In de notitie 'Ecologische beoordeling aanlegfase baan SnowWorld Zoetermeer' van 5 juni 2015 heeft bureau Stadsnatuur (bSR) nader bekeken of de aanlegfase van de baan stuit op bezwaren vanuit de wet- en regelgeving met betrekking tot de flora en fauna (zie voor de notitie bijlage 24 van de plantoelichting). De conclusie van deze beoordeling is dat de uitvoer van de werkzaamheden voor de aanleg en bouw van de baan mogelijk is. Wanneer de aanbevelingen in het rapport in acht worden genomen, zal de aanleg en bouw niet strijdig zijn met de bepalingen uit de Flora- en faunawet en de Gedragscode van de gemeente Zoetermeer.

Er zullen geen wettelijk beschermde plantensoorten worden aangetast, omdat deze op de bouwlocatie en op de aanvoerroute van materialen niet aanwezig zijn. Ook de verstoring van de fauna blijft beperkt. De struwelen waarin nesten zijn gevonden van de Ransuil vallen buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden. Aangezien de bouwactiviteiten overdag zullen plaatsvinden, zal verlichting geen verstorende factor vormen voor de Ransuil. Het geluid afkomstig van de bouwactiviteiten zal waarschijnlijk hoorbaar zijn een afsand van honderden meters. Verwacht wordt het geluid niet zal leiden een vermindering van het broedsucces van de Ransuilen. Ook de afname van het areaal foerageergebied voor de Ransuil dat gepaard gaat met het aanleggen van de baan is marginaal en heeft vrijwel zeker geen invloed op de instandhouing van de soort in het gebied.
Voor vleermuizen geldt dat in het plangebied geen verblijfplaatsen en vaste vliegroutes zijn aangetroffen. Ongeacht de aanvoerroute en bouwplaats is er dus geen negatief effect te verwachten. De aanleg van een (tijdelijke) bouwplaats en aanvoerroute van materialen zal niet leiden tot een wezenlijke afname van de oppervlakte foerageergebied. Aangezien de bouwwerkzaamheden overdag zullen plaatsvinden, is verstoring van vleermuizen door bouwverlichting niet aan de orde. Dit geldt ook voor eventueel geluid van passerende voertuigen en geluid van bouwwerkzaamheden zelf.

Conclusie

Op basis van de onderzoeksgegevens wordt geconcludeerd dat de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Inleidende regels

Conform de SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de Begripsbepalingen (artikel 1) en de Wijze van meten (2). In de regels is vastgelegd dat de hoogte van gebouwen en bouwwerken in principe wordt gemeten vanaf peil. Het hoofdgebouw van SnowWorld wordt (conform het vigerende bestemmingsplan Buytenpark) echter gemeten vanaf 0 m N.A.P. Dit betekent dat de maximale hoogte voor bijvoorbeeld de ijsbaan (in de winterperiode) en de containers (naast de derde baan) op een andere wijze wordt bepaald dan het aangrenzende hoofdgebouw. Dit geldt ook voor de uitzichttoren en trap (geen hoofdgebouw).

6.2 Bestemmingsregels

Groen (artikel 3)
De bestemming Groen is bedoeld voor groenvoorzieningen waarin langzaamverkeersroutes, ondergeschikte sport- en speelvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen zijn toegestaan, die van wijkoverstijgend c.q. lokaal belang zijn en die een belangrijke functie in de oriëntatie hebben. Gebouwen zijn over het algemeen niet toegestaan, wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De bestemming is overeenkomstig de vigerende bestemming Groen. Alleen de aanduiding voor parkeervoorzieningen (groenparkeren) is verruimd om indien nodig de parkeerbehoefte op piekdagen op te kunnen vangen. Dit parkeerterrein mag maximaal 12 dagen in het jaar gebruikt worden.

Natuur (artikel 4)
De gronden waar nu de landschappelijke inpassing van de skibaan hebben de bestemming Natuur gekregen. Ook het gebied tussen de sportvelden en de Meerpolder heeft deze bestemming gekregen. De gronden met de bestemming zijn onder andere bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, ecologische waarden en landschappelijke waarden, waterpartijen en waterlopen, langzaam verkeersroutes, extensieve recreatie.

Tevens is aan een deel van de gronden de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - struweel': Hier dient (op grond van artikel 5.4.1 van de planregels) struweel ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de verlengde derde skibaan aangelegd te worden.

Sport-Skibaan (artikel 5)
De vigerende bestemmingsregeling is overgenomen. Ten opzichte van de vigerende regeling wordt het totale pisteoppervlakte vergroot met 12.400 m2 tot 15.500 m2. Het bouwvlak van de bestaande derde baan is verlengd en op het verlengde stuk is een grotere bouwhoogte toegestaan. Op de locatie waar de trap / uitkijktoren wordt gerealiseerd is een specifieke bouwaanduiding opgenomen, waarmee ook voor dit bouwwerk een grotere bouwhoogte wordt toegestaan. Voor de uitbreiding van SnowWord met een verlenging van de derde baan is opgenomen dat de architectonische vormgeving van het gebouw zal moeten voldoen aan de criteria in het Beeldkwaliteitsplan SnowWorld welke als bijlage 20 is toegevoegd bij de plantoelichting.

Omdat SnowWorld het gebied rondom het bestaande complex laat begrazen door dieren, is beweiding toegestaan. Vanwege de ligging van het complex op de puinheuvel, is het moeilijk om het gebied rondom het complex met machines te maaien. Voor de hulpdiensten is het echter noodzakelijk dat ook de achterkant van het complex bereikbaar is en dat er geen sprake is van een overwoekerd terrein. Daarom heeft SnowWorld gekozen voor begrazing door dieren.

In artikel 5.4.1 van de planregels is de landschappelijke inpassing geregeld. Op grond hiervan wordt onder gebruik in strijd met de bestemming verstaan het niet uitvoeren van de maatregelen die genoemd zijn in het Compensatieplan Verlengde derde baan SnowWorld (zie bijlage 6 van plantoelichting). Deze maatregelen dienen uiterlijk 1 jaar na in gebruik name van de verlengde derde baan te zijn gerealiseerd en in stand worden gelaten. Aangezien voor het groeien van het struweel meer tijd nodig is, is hiervoor een uitzondering opgenomen van de genoemde termijn van 1 jaar. Voor het struweel geldt dat onder gebruik in strijd met de bestemming wordt verstaan het niet realiseren en in stand houden van een struweel van ten minste 2 meter hoogte binnen de gehele aanduiding 'specifieke vorm van natuur-struweel' (zoals bedoeld in artikel 3, lid 3.1), uiterlijk binnen 5 jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Dit struweel mag uitsluitend worden onderbroken ten behoeve van het gebruik van de in- en uitritten voor incidenteel gebruik door hulpdiensten.

Het plaatsen van een zendmast is mogelijk via afwijking mits de waarden en belangen van de omgeving niet worden geschaad en de mast past binnen het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld ter plaatse.

Water (artikel 6)
De bestemming Water geldt voor de gronden die zijn aangewezen voor waterhuishouding en water- en oeverrecreatie met daaraan ondergeschikt oeververbindingen ten behoeve van het langzaam verkeer. Er mogen uitsluitend andere bouwwerken van geringe omvang worden gerealiseerd.

6.3 Algemene regels

Antidubbeltelregel (artikel 7)
De antidubbeltelbepaling is een verplichte regel die voortkomt uit het Besluit ruimtelijke ordening.

Algemene aanduidingsregel (artikel 8)
Dit artikel bevat de voorwaarden die betrekking hebben op werken of werkzaamheden ter plaatse van de puinstort.

Algemene afwijkingsregels (artikel 9)
Dit artikel bevat de algemeen gebruikelijke afwijkingsmogelijkheden. Deze afwijkingsmogelijkheden gelden voor het gehele plangebied.

Overige regels (artikel 10)
In het voorontwerpplan werd voor de toetsing van de parkeerbehoefte in dit artikel verwezen naar de gemeentelijke bouwverordening. Door de inwerkingtreding van de 'Reparatiewet BZK 2014' (Staatsblad 2014, 458) per 29 november 2014 is de bouwverordening voor dit bestemmingsplan niet meer van toepassing. De regeling van parkeerbepaling in de bouwverordening is daarom materieel overgenomen in dit bestemmingsplan. Een en ander leidt niet tot een inhoudelijke wijziging van de beoogde toetsing. De verlenging van de derde baan is in dit geval getoetst aan de parkeerbehoefte zoals uitgewerkt in bijlage 1 bij de Oplegnotitie mer-beoordeling (zie bijlage 4).

6.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 11)
Deze artikelen regelen de bebouwing en het gebruik van gronden en opstallen, die op tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in strijd zijn met de bestemming of de of met beide.

Slotregel (artikel 12)
In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Financiële uitvoerbaarheid

7.1.1 Grondexploitatie (artikel 6.12 Wro)

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het onderhavige bestemmingsplan is een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorzien.

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • 1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld via gronduitgifte, een anterieure overeenkomst over grondexploitatie);
  • 2. het niet noodzakelijk is een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen;
  • 3. het stellen van eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijpmaken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied, dan wel het stellen van regels omtrent het uitvoeren van die werkzaamheden, dan wel een uitwerking van de regels met betrekking tot de uitvoerbaarheid niet nodig is.

De gronden waarop in het onderhavige bestemmingsplan een bouwplan, als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, is voorgenomen zijn in eigendom bij de gemeente. Het verhaal van kosten van grondexploitatie is hierdoor anderszins verzekerd via de gronduitgifte. De erfpachtovereenkomst die is afgesloten tussen de gemeente Zoetermeer en SnowWorld ten behoeve van de uitbreiding van SnowWorld is opgenomen in bijlage 13.

7.1.2 Economische uitvoerbaarheid

Het project wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de realisatie van het project zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het volgen van de procedure zullen via het erfpachtcontract aan de initiatiefnemer worden doorberekend. Het bouwproject wordt gefinancierd uit eigen middelen van de initiatiefnemer. Ook de kosten die voorvloeien uit de groencompensatie worden door SnowWorld betaald. SnowWorld krijgt een korting op de grondprijs vanwege de openbare trap die de toegang vormt tot het pamoramabalkon.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op 3 juni 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten om het vooroverleg met de betrokken overleginstanties ex artikel 3.1.1. Bro, alsmede de inspraakperiode op grond van de gemeentelijke Participatie- en inspraakverordening te starten, over het voorontwerp bestemmingsplan Verlenging derde baan SnowWorld (zie bijlage 15). De resultaten van inspraak en overleg ex artikel 3.1.1 Bro zijn samengevat en beantwoord in een nota van beantwoording inspraak- en overlegreacties (bijlage 14).

Op 27 januari 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met het ontwerpbestemmingsplan Verlenging derde baan SnowWorld en besloten het ontwerpbestemmingsplan met bijbehorende stukken gedurende een periode van 6 weken ter inzage te leggen (zie bijlage 16 voor het besluit van B&W).

Op 27 januari 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders tevens besloten toepassing te geven aan de gemeentelijke coördinatieregeling ex artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening voor het project Verlenging derde baan SnowWorld. Dit betekent dat tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan ook de ontwerpomgevingsvergunning en ontwerpwatervergunning met bijbehorende stukken ter inzage zijn gelegd.

Met ingang van 6 februari 2015 kon gedurende een periode van 6 weken een zienswijze worden ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan en de bijbehorende ontwerpbesluiten. Hiervan is op de gebruikelijke wijze kennis gegeven door een publicatie in de Staatscourant en Zoetermeer Dichtbij van 5 februari 2015.

Er is een rectificatie van de publicatie gepubliceerd, omdat de publicatie van 5 februari ten onrechte niet is gepubliceerd in een huis-aan-huisblad in de gemeente Leidschendam-Voorburg. De rectificatie van de publicatie is gepubliceerd in Het Krantje van 18 februari 2015, Zoetermeer Dichtbij van 19 februari 2015 en de Staatscourant van 19 februari 2015. De stukken hebben vervolgens met ingang van 20 februari 2015 tot en met 2 april 2015 ter inzage gelegen met de mogelijkheid tot het indienen van schriftelijke en mondelinge zienswijzen.

Tijdens deze termijn zijn 14 zienswijzen ingebracht. Volgens de aanhef van de zienswijzen hebben alle zienswijzen betrekking op het ontwerpbestemmingsplan en 10 van de 14 zienswijzen hebben ook betrekking op de ontwerpomgevingsvergunning. Tegen de ontwerpwatervergunning zijn geen zienswijzen ingebracht.

De zienswijzen tegen het bestemmingsplan zijn samengevat en beantwoord in de Nota Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Verlenging derde baan SnowWorld (zie hiervoor bijlage 17).

Ambtshalve en naar aanleiding van de zienswijze is het bestemmingsplan aangepast. Voor een overzicht van deze aanpassingen wordt verwezen naar bijlage 18.

Op 25 augustus 2015 heeft de hoorzitting in de raadscommissie Stad plaatsgevonden. Een verslag van deze hoorzitting is bijgevoegd als Bijlage 25 bij deze plantoelichting.

De gemeenteraad heeft vervolgens op 14 september 2015 de Nota Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Verlenging derde baan SnowWorld en het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Het raadsbesluit is bijgevoegd bij het bestemmingsplan (zie  Besluit raad 14 september 2015).

Hoofdstuk 8 Handhaving

Op 9 mei 2011 heeft de gemeenteraad de beleidsnota 'Niet alleen Handhaven', Handhavingsbeleid 2011-2014 vastgesteld. Dit beleid ziet onder meer op het handhaven van bestemmingsplannen. Een belangrijk uitgangspunt in dit beleid is de dubbele regelkring. Dit betekent dat er van wordt uitgegaan dat toezicht en handhaving niet alleen wettelijke taken zijn, maar vooral ook instrumenten om beleidsdoelen te realiseren.

Voor de handhaving is een prioritering ingevoerd. Daarbij zijn weegfactoren benoemd op basis waarvan de onderwerpen die het belangrijkst worden gevonden, het zwaarst worden gewogen. Fysieke veiligheid geldt als belangrijkste weegfactor. Natuur en duurzaamheid is de minst zware weegfactor. Vervolgens zijn voor de handhaving per taakveld bouwen, milieu en openbare ruimte prioriteiten gesteld. De handhaving van bestemmingsplannen valt onder het taakveld bouwen. Bij elk taakveld is een rangschikking ontstaan van zeer grote risico's tot zaken die nauwelijks risico's in zich herbergen. De prioritering wordt vervolgens in jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma's vertaald naar aandachtsgebieden, bijvoorbeeld extra aandacht voor illegale dakopbouwen, dakkapellen of illegaal gebruik.

Handhaving kan plaatsvinden via de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Het college van Burgemeester en Wethouders is bevoegd om met bestuursrechtelijke sancties op te treden tegen overtredingen van regels van bestemmingsplannen. De bestuursrechtelijke sancties bestaan uit de bestuursdwang en het opleggen van last onder dwangsom. Door middel van het privaatrecht kan de gemeente op indirecte wijze het bestemmingsplan handhaven. Dat kan door gebruikmaking van haar bevoegdheden als eigenaar of van contractuele bevoegdheden.

De strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Overtredingen op grond van bestemmingsplanregels vallen met ingang van 13 september 2004 onder de Wet op de economische delicten. Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. De Wet op de economisch delicten biedt verder de mogelijkheid bij het opleggen van de straf rekening te houden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald. Ook biedt de wet de mogelijkheid de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken.