Regels

 


 

Inhoudsopgave

1.         Inleidende regels  1

Artikel 1               Begrippen  1

Artikel 2               Wijze van meten  6

2.         Bestemmingsregels  7

Artikel 3               Groen  7

Artikel 4               Verkeer - Verblijfsgebied  8

Artikel 5               Water 9

Artikel 6               Wonen  10

3.         Algemene regels  12

Artikel 7               Anti-dubbeltelregel 12

Artikel 8               Algemene bouwregels  13

Artikel 9               Algemene gebruiksregels  15

Artikel 10             Algemene ontheffingsregels  16

Artikel 11             Algemene wijzigingsregels  17

Artikel 12             Algemene procedureregels  18

Artikel 13             Overige regels  19

4.         Overgangs- en slotregels  20

Artikel 14             Overgangsrecht 20

Artikel 15             Slotregel 21

 

 

 

 


1.  Inleidende regels

Artikel 1         Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1       bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0595.DeVenenOost10-BP80;

1.2       plan:
het bestemmingsplan "De Venen Oost" van de gemeente Reeuwijk;

1.3       plankaart:
de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.0595.DeVenenOost10-BP80;

1.4       aan- of uitbouw:
een aan een (bedrijfs)woning gebouwd gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning.

1.5       aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6       aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7       aan-huis-gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8       achtererf:
de gronden die behoren bij een (bedrijfs)woning en gelegen zijn achter de achtergevel en tussen de zijgevellijnen.

1.9       antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennemast, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10     bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11     bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.12     bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.13     bestaand gebruik:
gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.14     bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel tot stand kunnen komen krachtens een bouwvergunning.

1.15     bestaande bouwwerken:
bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning.

1.16     bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.

1.17     bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18     bijgebouw:
een gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning (bijvoorbeeld garages, bergingen etc.).

1.19     bouwen:
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20     bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.

1.21     bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelderlagen, onderbouw en kapverdiepingen.

1.22     bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23     bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.

1.24     bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.25     bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26     commerciële dienstverlening:
het bedrijfsmatig en tegen betaling aanbieden en verlenen van op publiek gerichte diensten, niet zijnde goederen, zoals banken, uitzend- en reisbureaus

1.27     dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.28     detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling voor verkoop), verkopen en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29     dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.

1.30     erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.31     gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32     hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.33     kap:
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.34     maatschappelijke dienstverlening:
het verlenen van diensten ten behoeve van maatschappelijke activiteiten;

1.35     nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.36     opslag:
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.37     overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

1.38     peil:
het peil:

a.   voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b.  in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.39     platte afdekking:
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.

1.40     praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.41     seksuele dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;

1.42     steiger:
constructie aan of loodrecht op een oever, die tot ligplaats dient voor één of meerdere pleziervaartuigen.

1.43     straatmeubilair:
voorwerpen die in de openbare ruimte staan, zoals verkeerszuilen, lichtmasten, bewegwijzeringen, afvalbakken, telefooncellen, brievenbussen, banken en daarmee gelijk te stellen voorwerpen.

1.44     tuinmeubilair:
voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair, verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.45     voorgevel:
de gevel van een (bedrijfs)woning die naar aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.

1.46     voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een (bedrijfs)woning en vanaf de hoeken van de (bedrijfs)woning evenwijdig aan de weg loopt.

1.47     woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.48     woongebouw:
een gebouw dat meerdere geheel of gedeeltelijk naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden en waarvan in ieder geval een gedeelte van de tot het gebouw behorende woningen niet direct toegankelijk is vanaf het aangrenzende maaiveld;

1.49     woonschip:
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of als recreatieverblijf.

1.50     zakelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, zoals administratie, informatie- en communicatietechnologie, marketing, reclame, advocaten, makelaars, advies- en ingenieursbureau en training;

1.51     zijerf:
de gronden die behoren bij een (bedrijfs)woning en gelegen zijn tussen de zijgevellijn en de aan die zijde van die (bedrijfs)woning gelegen erfgrens.

1.52     zijgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een (bedrijfs)woning loopt tot aan de erfgrens.

 

 

Artikel 2         Wijze van meten

2.1       Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.   de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
b.  de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
c.   de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren)en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
d.  de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
e.   de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
f.   de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenste verticale projecties van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

 

2.  Bestemmingsregels

Artikel 3         Groen

Bestemmingsomschrijving

3.1       De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   beplantingen, groenstroken, plantsoenen en bermen;
b.  bij deze functies behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, voet- en fietspaden en andere verhardingen, nutsvoorzieningen en water.

 

Bouwregels

3.2       Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

a.   gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
b.  bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

 

3.3       Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de maximaal toelaatbare bouwhoogten zoals opgenomen in Artikel 8 (Algemene bouwregels), lid 8.4.

 

 

Artikel 4         Verkeer - Verblijfsgebied

Bestemmingsomschrijving

4.1       De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   wegen, woonstraten en fiets- en voetpaden;
b.  bij deze functies behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, straatmeubilair, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en parkeervoorzieningen, bruggen en landhoofden.

 

Bouwregels

4.2       Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

 

4.3       Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal toelaatbare bouwhoogten zoals opgenomen in Artikel 8 (Algemene bouwregels), lid 8.4.

 

 

Artikel 5         Water

Bestemmingsomschrijving

5.1       De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   de waterhuishouding, waaronder vaarwegen, waterlopen en waterberging;
b.  bij deze functie behorende voorzieningen, zoals duikers, bruggen en landhoofden, steigers, bermen, keermuren, oevers/oeverbeschoeiingen, rietkragen en taluds.

 

Bouwregels

5.2       Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zoals duikers, bruggen, steigers, keermuren, oeverbeschoeiingen en taluds worden gebouwd.

 

5.3       Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a.   er mogen steigers ten behoeve van ligplaatsen gerealiseerd worden, met dien verstande dat:
1.   er maximaal 10 steigers zijn toegestaan;
2.   per steiger maximaal 2 ligplaatsen zijn toegestaan;
3.   de afmetingen van een ligplaats in de breedte maximaal 4 meter en in de lengte maximaal 7 meter zijn;
4.   de vrije doorvaarbreedte minimaal 10 meter dient te bedragen.
5.   de hoogte van een steiger niet meer bedraagt dan 1 meter boven het waterpeil;
b.  voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal toelaatbare bouwhoogten zoals is opgenomen in Artikel 8 (Algemene bouwregels), lid 8.4.

 

 

Artikel 6         Wonen

Bestemmingsomschrijving

6.1       De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   woongebouwen;
b.  aan-huis-gebonden beroepen;
c.   tuinen en erven;
d.  een zorginstelling;
e.   dienstverlening;
f.   bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verhardingen.

 

Bouwregels

6.2       Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

a.   hoofdgebouwen;
b.  kelders;
c.   bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.3       Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          gebouwen

a.   gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

 

          bouwwerken, geen gebouwen zijnde

b.  voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal toelaatbare bouwhoogten zoals is opgenomen in artikel 8 (Algemene bouwregels), lid 8.4.

 

Specifieke gebruiksregels

6.4       Het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen is toegestaan, voor zover:

a.   het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, met een maximum van 60 m²;
b.  ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, conform de richtlijn van het CROW (ASVV);
c.   deze geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep.

 

6.5       Het gebruik ten behoeve van:

a.   een zorginstelling als bedoeld in lid 6.1, sub d is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
b.  commerciële, maatschappelijke en/of zakelijke dienstverlening als bedoeld in lid 6.1, e is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', met dien verstande dat:
1.   deze functies uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond;
2.   hiervoor niet meer dan 500 m² b.v.o. mag worden gebruikt;
3.   ten behoeve van deze functie in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, conform de richtlijn van het CROW (ASVV).

 

 

 

3.  Algemene regels

Artikel 7         Anti-dubbeltelregel

7.1       Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 8         Algemene bouwregels

Hoogteaanduiding

gebouwen

8.1       Voor de maximaal toelaatbare hoogten van gebouwen dienen hetgeen in hoofdstuk 2 van de regels is bepaald en de aangegeven hoogten in acht genomen te worden.

 

8.2       De maximaal toelaatbare hoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk 2 van de regels anders is bepaald.

 

8.3       Voor zover noch in het bestemmingsplan geen regels zijn opgenomen ten aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. Voor zover een platte afdekking wordt toegepast, geeft de maximaal toelaatbare goothoogte de maximaal toelaatbare hoogte van het boeibord van het platte dak aan.

 

bouwwerken, geen gebouwen zijnde

8.4       Tenzij in het bestemmingsplan anders is bepaald, bedraagt de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

a.   1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
b.  2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw, met dien verstande dat deze erfafscheidingen uitsluitend binnen de bestemming "Wonen" mogen worden gebouwd;
c.   3 meter voor tuinmeubilair;
d.  3 meter voor schotelantenne-installaties, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd;
e.   5 meter voor antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties;
f.   3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Overschrijding bouwgrenzen

8.5       De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen binnen de bestemmingsgrenzen in afwijking van het bestemmingsplan, uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, afdaken, erkers, serres en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

 

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

8.6       De regels van stedenbouwkundige aard van hoofdstuk 2 paragraaf 5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

a.   bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
b.  brandweeringang;
c.   bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d.  de ruimte tussen bouwwerken;
e.   parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

 

Bestaande afstanden en andere maten

8.7       Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 van de regels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

8.8       In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 van de regels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

8.9       In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 8.7 en 8.8 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

Parkeergarage

8.10     Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is de bouw van een parkeergarage toegestaan, waarbij de diepte onder maaiveld niet meer bedraagt dan 5 meter.

 

 

Artikel 9         Algemene gebruiksregels

9.1       Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksuele dienstverlening.

 

 

Artikel 10      Algemene ontheffingsregels

Afwijkende maten en overschrijding bouwgrenzen

10.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd -tenzij op grond van hoofdstuk 2 van de regels reeds ontheffing kan worden verleend- binnen de bestemmingsgrenzen ontheffing te verlenen van de regels in het bestemmingsplan voor:

a.   afwijkingen van maten met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is voor het vergroten van oppervlaktematen (waaronder percentages);
b.  overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 

10.2     Ontheffing als bedoeld in lid 10.1 wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

Artikel 11      Algemene wijzigingsregels

11.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 

 

Artikel 12      Algemene procedureregels

Procedure ontheffingsbevoegdheid

12.1     Bij het toepassen van ontheffingsbevoegdheden is de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare voorbereidingsprocedure).

 

Procedure wijzigingsbevoegdheid

12.2     Bij het toepassen van wijzigingsbevoegdheden is de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare voorbereidingsprocedure).

 

 

Artikel 13      Overige regels

Werking wettelijke regels

13.1     De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit bestemmingsplan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

 

 

 

4.  Overgangs- en slotregels

Artikel 14      Overgangsrecht

Overgangsrecht bouwwerken

14.1     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.  na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

14.2     Eenmalig kan ontheffing worden verleend van lid 14.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 met maximaal 10%.

 

14.3     Lid 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Overgangsrecht gebruik

14.4     Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

14.5     Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

14.6     Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.4, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

14.7     Lid 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat bestemmingsplan.

 

Hardheidsclausule

14.8     Voor zover toepassing van lid 14.1 tot en met 14.7 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

 

Artikel 15      Slotregel

15.1     Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Venen Oost