In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het
GML-bestand NL.IMRO.0595.DeVenenOost10-BP80;
1.2
plan:
het bestemmingsplan "De Venen Oost" van de gemeente Reeuwijk;
1.3
plankaart:
de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.0595.DeVenenOost10-BP80;
1.4
aan- of uitbouw:
een aan een (bedrijfs)woning gebouwd gebouw, dat in bouwkundig opzicht
ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning.
1.5
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden.
1.6
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aan-huis-gebonden
beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend,
waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat
een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is.
1.8
achtererf:
de gronden die behoren bij een (bedrijfs)woning en gelegen zijn achter de
achtergevel en tussen de zijgevellijnen.
1.9 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennemast, de bedrading en de al
dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende
bevestigingsconstructie.
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft
dat maximaal mag worden bebouwd.
1.12 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken,
installeren of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen
van diensten, waarbij detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig
onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter
plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in
rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.13 bestaand
gebruik:
gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.14 bestaande
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel
tot stand kunnen komen krachtens een bouwvergunning.
1.15 bestaande
bouwwerken:
bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een
bouwvergunning.
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bouwen:
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.21 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelderlagen,
onderbouw en kapverdiepingen.
1.22 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en
de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is
gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling voor verkoop),
verkopen en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen
die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.29 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen
van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of
afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan
te merken.
1.33
kap:
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en
minder dan 65°.
1.34 maatschappelijke
dienstverlening:
het verlenen van diensten ten behoeve van maatschappelijke activiteiten;
1.35 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes,
gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties,
gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse)
afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.36 opslag:
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen
zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel
en/of activiteiten van administratieve aard.
1.37 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten
hoogste één zijde een gesloten wand.
a. voor
bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die
weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. in andere
gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.39 platte
afdekking:
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van
het grondvlak van het gebouw beslaat.
1.40 praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen
van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch,
medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen
gebied.
1.42 steiger:
constructie aan of loodrecht op een oever, die tot ligplaats dient voor één of
meerdere pleziervaartuigen.
1.43 straatmeubilair:
voorwerpen die in de openbare ruimte staan, zoals verkeerszuilen, lichtmasten,
bewegwijzeringen, afvalbakken, telefooncellen, brievenbussen, banken en daarmee
gelijk te stellen voorwerpen.
1.44 tuinmeubilair:
voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair,
verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels en
daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
1.45 voorgevel:
de gevel van een (bedrijfs)woning die naar aard, functie, constructie dan wel
gelet op uitstraling en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan
worden aangemerkt.
1.46 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een (bedrijfs)woning en
vanaf de hoeken van de (bedrijfs)woning evenwijdig aan de weg loopt.
1.47 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden.
1.48 woongebouw:
een gebouw dat meerdere geheel of gedeeltelijk naast elkaar en/of geheel of
gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, dat qua uiterlijke
verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden en waarvan in ieder
geval een gedeelte van de tot het gebouw behorende woningen niet direct
toegankelijk is vanaf het aangrenzende maaiveld;
1.49 woonschip:
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt
gebruikt als woning of als recreatieverblijf.
1.50 zakelijke
dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, zoals administratie,
informatie- en communicatietechnologie, marketing, reclame, advocaten,
makelaars, advies- en ingenieursbureau en training;
1.51 zijerf:
de gronden die behoren bij een (bedrijfs)woning en gelegen zijn tussen de
zijgevellijn en de aan die zijde van die (bedrijfs)woning gelegen erfgrens.
1.52 zijgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een (bedrijfs)woning loopt
tot aan de erfgrens.
2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
b. de goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord,
of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
c. de inhoud
van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren)en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
d. de bouwhoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
e. de
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
f. de
oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenste verticale projecties van het dakvlak, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
Artikel 3
Groen
Bestemmingsomschrijving
3.1
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. beplantingen,
groenstroken, plantsoenen en bermen;
b. bij deze
functies behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, voet- en fietspaden
en andere verhardingen, nutsvoorzieningen en water.
Bouwregels
3.2
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden
gebouwd:
a. gebouwen
ten behoeve van nutsvoorzieningen;
b. bouwwerken, geen
gebouwen en geen overkappingen zijnde.
Artikel 4
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
a. wegen,
woonstraten en fiets- en voetpaden;
b. bij deze
functies behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen,
straatmeubilair, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen,
speelvoorzieningen, water en parkeervoorzieningen, bruggen en landhoofden.
Bouwregels
4.2
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken,
geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
4.3
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal
toelaatbare bouwhoogten zoals opgenomen in Artikel 8 (Algemene bouwregels), lid
8.4.
Artikel 5
Water
Bestemmingsomschrijving
5.1
De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de
waterhuishouding, waaronder vaarwegen, waterlopen en waterberging;
b. bij deze functie
behorende voorzieningen, zoals duikers, bruggen en landhoofden, steigers,
bermen, keermuren, oevers/oeverbeschoeiingen, rietkragen en taluds.
Bouwregels
5.2
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zoals duikers, bruggen,
steigers, keermuren, oeverbeschoeiingen en taluds worden gebouwd.
5.3
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende
regels:
a. er mogen
steigers ten behoeve van ligplaatsen gerealiseerd worden, met dien verstande
dat:
1. er
maximaal 10 steigers zijn toegestaan;
2. per
steiger maximaal 2 ligplaatsen zijn toegestaan;
3. de
afmetingen van een ligplaats in de breedte maximaal 4 meter en in de lengte maximaal 7 meter zijn;
4. de vrije
doorvaarbreedte minimaal 10 meter dient te bedragen.
5. de hoogte
van een steiger niet meer bedraagt dan 1 meter boven het waterpeil;
b. voor overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal toelaatbare bouwhoogten
zoals is opgenomen in Artikel 8 (Algemene bouwregels), lid 8.4.
Artikel 6
Wonen
Bestemmingsomschrijving
a. woongebouwen;
b. aan-huis-gebonden
beroepen;
c. tuinen en
erven;
f. bij deze
functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen,
water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verhardingen.
Bouwregels
6.2
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden
gebouwd:
a. hoofdgebouwen;
b. kelders;
c. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
6.3
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen
a. gebouwen
mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
b. voor bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal toelaatbare bouwhoogten zoals is
opgenomen in artikel 8 (Algemene bouwregels), lid 8.4.
Specifieke gebruiksregels
6.4
Het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden
beroepen is toegestaan, voor zover:
a. het
vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten niet groter is dan
25% van het vloeroppervlak van de woning, met een maximum van 60 m²;
b. ten behoeve van
de kantoor- en praktijkruimten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien,
conform de richtlijn van het CROW (ASVV);
c. deze geen
nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet
gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt
is aan de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep.
6.5
Het gebruik ten behoeve van:
a. een
zorginstelling als bedoeld in lid 6.1, sub d is uitsluitend toegestaan ter
plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
b. commerciële, maatschappelijke
en/of zakelijke dienstverlening als bedoeld in lid 6.1, e is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', met dien verstande dat:
1. deze
functies uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond;
2. hiervoor
niet meer dan 500 m² b.v.o. mag worden gebruikt;
3. ten behoeve
van deze functie in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, conform de
richtlijn van het CROW (ASVV).
7.1
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij
de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoogteaanduiding
gebouwen
8.1
Voor de maximaal toelaatbare hoogten van gebouwen dienen hetgeen in
hoofdstuk 2 van de regels is bepaald en de aangegeven hoogten in acht genomen
te worden.
8.2
De maximaal toelaatbare hoogten mogen worden overschreden door
antenne-installaties, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere
ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk 2 van de regels anders is
bepaald.
8.3
Voor zover noch in het bestemmingsplan geen regels zijn opgenomen ten
aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met een kap als
plat worden afgedekt. Voor zover een platte afdekking wordt toegepast, geeft de
maximaal toelaatbare goothoogte de maximaal toelaatbare hoogte van het boeibord
van het platte dak aan.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a. 1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
b. 2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw, met dien verstande dat
deze erfafscheidingen uitsluitend binnen de bestemming "Wonen" mogen
worden gebouwd;
c. 3 meter voor tuinmeubilair;
d. 3 meter voor schotelantenne-installaties, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd;
e. 5 meter voor antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties;
f. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Overschrijding bouwgrenzen
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
8.6
De regels van stedenbouwkundige aard van hoofdstuk 2 paragraaf 5 van de
bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
a. bereikbaarheid
van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
b. brandweeringang;
c. bereikbaarheid
van gebouwen voor gehandicapten;
d. de ruimte tussen
bouwwerken;
e. parkeergelegenheid
en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Bestaande afstanden en andere maten
8.9
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 8.7 en 8.8 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Parkeergarage
8.10 Ter
plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is de bouw van een parkeergarage toegestaan,
waarbij de diepte onder maaiveld niet meer bedraagt dan 5 meter.
Afwijkende maten en overschrijding bouwgrenzen
10.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd -tenzij op grond van hoofdstuk 2 van de regels reeds ontheffing
kan worden verleend- binnen de bestemmingsgrenzen
ontheffing te verlenen van de regels in het bestemmingsplan voor:
a. afwijkingen
van maten met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze bepaling niet van
toepassing is voor het vergroten van oppervlaktematen (waaronder percentages);
b. overschrijding
van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is
voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks
noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de
overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
10.2 Ontheffing
als bedoeld in lid 10.1 wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden en bouwwerken.
11.1 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te
wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover
zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of
bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de
werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer
dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden
vergroot.
Procedure ontheffingsbevoegdheid
12.1 Bij
het toepassen van ontheffingsbevoegdheden is de procedure van Afdeling 3.4 van
de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare
voorbereidingsprocedure).
Procedure wijzigingsbevoegdheid
12.2 Bij
het toepassen van wijzigingsbevoegdheden is de procedure van Afdeling 3.4 van
de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare voorbereidingsprocedure).
Werking wettelijke regels
13.1 De
wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit bestemmingsplan wordt verwezen,
gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.
Overgangsrecht bouwwerken
a. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet
gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits
de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop
het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Eenmalig
kan ontheffing worden verleend van lid 14.1 voor het vergroten van de inhoud
van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 met maximaal 10%.
14.3 Lid
14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in
strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van
dat plan.
Overgangsrecht gebruik
14.5 Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
14.6 Indien
het gebruik, bedoeld in lid 14.4, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan
voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit
gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
14.7
Lid 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd
was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsregels van dat bestemmingsplan.
Hardheidsclausule
14.8 Voor
zover toepassing van lid 14.1 tot en met 14.7 leidt tot een onbillijkheid van
overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en
wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht
ontheffing verlenen.
15.1 Deze
regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Venen Oost