Artikel 18  Wonen

18.1    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.        wonen;

b.        aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;

c.         tuinen en erven;

d.        gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’;

e.        dienstverlening ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’;

f.          moskee ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’;

g.        kantoor ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’;

h.        atelier ter plaatse van de aanduiding ‘atelier’;

i.           aan de functie als bedoeld onder a, b, d, e, f, g, h en i gebonden (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

j.          bij de bestemming behorende voorzieningen, waaronder groen, water en paden;

k.         onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’;

l.           garageboxen ter plaatse van de aanduiding ‘garage’;

m.       parkeergarage ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’.

18.2    Bouwregels

18.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen uitsluitend worden gebouwd:

a.        hoofdgebouwen in de vorm van grondgebonden woningen;

b.        hoofdgebouwen in de vorm van gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’;

c.         bijbehorende bouwwerken;

d.        andere bouwwerken.

18.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.        hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b.        het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal woningen ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’;

c.         de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan staat aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’;

d.        onder het hoofdgebouw mogen kelders met één bouwlaag worden gebouwd.

e.        ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ mag pas vanaf 3 m boven het maaiveld gebouwd worden.

18.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

a.        aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen niet  bij gestapelde woningen;

b.        de hoogte van een aan- of uitbouw aan de achter- of zijgevel is maximaal 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;

c.         de breedte van een aan- of uitbouw aan de zijgevel mag niet meer bedragen dan 2,5 m gerekend vanaf de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw;

d.        de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3m respectievelijk 4,5 m;

e.        de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot het openbaar toegankelijk gebied mag niet minder bedragen dan 1 m;

f.          de afstand van een bijbehorend bouwwerk vanaf de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 1 m;

g.        in afwijking van het bepaalde onder e. en f. geldt voor bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel dat:

1.        deze uitsluitend zijn toegestaan binnen het voor ‘Wonen’ aangewezen bestemmingsvlak;

2.        de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m, tenzij ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan een andere bouwhoogte is gerealiseerd;

h.        het bij het oorspronkelijk hoofdgebouw behorende achtererfgebied mag als gevolg van alle bijbehorende bouwwerken voor niet meer dan 50% worden bebouwd, met dien verstande dat:

1.      de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken bij aaneengesloten woningen mag niet meer bedragen dan 45m²;

2.      de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken bij (half)vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan 60m².

18.2.4 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

a.        uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘garage’;

b.        de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

18.2.5 Dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:

a.        bij meerdere dakkapellen op één dakvlak of op meerdere aaneengesloten dakvlakken zijn de dakkapellen regelmatig gerangschikt op horizontale lijn, dus niet boven elkaar;

b.        bij een individueel hoofdgebouw is een dakkapel gecentreerd in het dakvlak of gelijk aan geleding gevel;

c.         de onderzijde van een dakkapel is meer dan 0,5 m en minder dan 1,0 m boven de dakvoet;

d.        de bovenzijde van een dakkapel is meer dan 0,5 m onder de daknok. Uitzondering mogelijk voor plaatsing in het achterdakvlak;

e.        op een mansardedak is een dakkapel alleen toegestaan in het onderste deel van het dakvlak, met de bovenkant gelijnd aan de knik in het dakvlak;

f.          op het voordakvlak geldt dat:

1.         niet meer dan één dakkapel per hoofdgebouw;

2.         de zijkanten van een dakkapel zijn meer dan 0,80 m uit het hart van de woning-scheidende bouwmuur of vanaf de buitenzijde van de zijgevel. Bij twee-onder-één-kap woningen is ook één gecentreerde dakkapel op het gezamenlijke dakvlak mogelijk;

3.         de hoogte van een dakkapel is maximaal 1,50 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeibord of de daktrim;

4.         de breedte van een dakkapel is maximaal 2/3 van de breedte van het dakvlak gemeten tussen het hart van de woningscheidende bouwmuren of buitenzijde van de gevels;

a.        op het zijdakvlak geldt dat:

1.         de zijkanten van een dakkapel zijn meer dan 0,50 m uit het hart van de scheidende bouwmuur of vanaf de buitenzijde van de gevel;

2.         de hoogte van een dakkapel is maximaal 1,75 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeibord of de daktrim;

3.         de breedte van een dakkapel is maximaal 2/3 van de breedte van het dakvlak gemeten tussen het hart van de woningscheidende bouwmuren of de buitenzijde van de gevels.

18.2.6 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a.        andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

b.        de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding mag 1 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 m en daarvoor niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van de tuinmuur ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – tuinmuur’ niet meer mag bedragen dan 2 m;

c.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.


18.3    Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder lid 18.2.3 ten behoeve van het realiseren van een dakterras bovenop een éénlaagse uitbouw, waarbij:

a.        de boeiboordhoogte niet meer bedraagt dan 0,5m;

b.        de hoogte van terrashekjes en (dak)terrasafscheidingen niet meer bedraagt dan 1,5 m.

18.4        Specifieke gebruiksregels

Voor de in het lid 18.1 genoemde gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.        voor aan-huis-verbonden beroep en bedrijf geldt:

1.         de woonfunctie blijft als hoofdfunctie gehandhaafd;

2.         uitsluitend worden activiteiten uitgevoerd als bedoeld in categorie 1 en 2 van de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' dan wel activiteiten die naar hun aard en omvang gelijk te stellen zijn aan de genoemde categorieën;

3.         de bedrijfs/beroepsactiviteiten worden door de bewoner(s) uitgeoefend;

4.         maximaal 1/3e deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, wordt gebruikt ten behoeve van de bedrijfs/beroepsactiviteiten, met een maximum van 50 m2;

5.         horeca en/of detailhandel zijn niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel;

6.         bed & breakfast en gastouderopvang zijn toegestaan;

7.         buitenopslag ten behoeve van de activiteit is niet toegestaan

8.         lichtreclame is niet toegestaan;

9.         het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

b.        ter plaatse van de aanduiding 'garage' is bewoning uitgesloten;

c.         het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning is niet toegestaan, met uitzondering van bijgebouwen die zijn gelegen binnen een bouwvlak.

18.5        Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied’ te wijzigen ten behoeve van het mogelijk maken van horeca van categorie 6 dan wel zorgwoningen, mits:

a.        de bebouwing niet toeneemt;

b.        er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

c.         op eigen terrein in de parkeerbehoefte wordt voorzien, waarbij parkeervoorzieningen op het zuidelijke gedeelte van de bestemming ‘Tuin’ gerealiseerd mogen worden;

d.        de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.