Inhoudsopgave
Planregels
Artikel 7 Maatschappelijk – Militaire luchthaven
Artikel 11 Verkeer - Luchthaven
Aanvullende bestemmingsbepalingen
Artikel 15 Leiding - Leidingstrook
Artikel 16 Waterstaat - Waterkering
Artikel 17 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 18 Algemene gebruiksregels
Artikel 19 Algemene aanduidingsregels
Artikel 20 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 21 Overgangsbepalingen
In deze regels wordt verstaan onder:
1. plan :
het Bestemmingsplan Luchthaven 2013 van de gemeente Den Helder;
2. bestemmingsplan :
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0400.812BPLCHTHV2013-VST1;
3. aanbouw :
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
4. aanduiding :
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
5. aanduidingsgrens :
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
6. aangebouwd bijgebouw :
een bijgebouw welke aan het hoofdgebouw gebouwd is of gesitueerd is binnen 1 meter van het hoofdgebouw;
7. aangrenzende percelen :
percelen die grenzen aan het perceel waarop het bouwwerk wordt uitgevoerd ( waarbij de eerste 2 meter van brandgangen, stegen of openbaar groen wordt meegerekend niet zijnde het aangrenzende perceel.);
8. aan-huis-gebonden beroep ;
Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (één van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn, en geen betrekking hebbend op detailhandel (met uitzondering van internetdetailhandel) of horecagerelateerde activiteiten, dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse;
9. achtererf :
het terrein gelegen op 1 meter achter het verlengde van de oorspronkelijke achtergevel, tot de achterperceelsgrens;
10. agrarisch bedrijf :
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen)en/of het houden van dieren;
een landbouwbedrijf en/of een veeteeltbedrijf vallen onder het begrip agrarisch bedrijf;
11. agrarische bedrijfswoning :
een woning al dan niet een gebouw, noodzakelijk voor de agrarische bestemming op het perceel;
12. agrarisch dienstverlenend bedrijf :
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;
13. ander bouwwerk :
bouwwerken, geen gebouw zijnde;
14. antenne installatie :
antennedrager en antenne tbv de mobile telecommunicatie;
15. bebouwing :
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;
16. bebouwingspercentage :
een in het bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
17. Bed & Breakfast (B&B) :
Particuliere verstrekking tegen betaling, met een niet bedrijfsmatig karakter in een woonhuis, aan derden van uitsluitend logies (met ontbijt) zonder dienstverlening – niet zijnde uitoefening van het hotel, pension of ander bedrijf- waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal 4 slaapplaatsen verdeeld over maximaal 2 kamers;
18. bedrijfsgebouw :
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
19. bedrijfs-/dienstwoning :
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;
20. beperkt kwetsbaar object :
Een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
21. bestaand :
a. bij bouwwerken:
- bestaand, in uitvoering of vergund ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
b. bij gebruik:
- bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
22. bestaande bebouwing :
een bouwwerk, dat ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, dan wel na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens een bouw/omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met het plan, niet mag worden geweigerd;
23. bestemmingsgrens :
de grens van een bestemmingsvlak;
24. bestemmingsvlak :
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
25. bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
26. bijgebouw :
een op zichzelf staand (van het hoofdgebouw gescheiden), al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw [1] ;
27. bouwen :
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
28. bouwgrens :
de grens van een bouwvlak;
29. bouwlaag :
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
30. bouwland :
land voor akkerbouw, uitgezonderd hooi- en weiland;
31. bouwperceel :
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
32. bouwperceelgrens :
een grens van een bouwperceel;
33. bouwstede :
agrarisch bouwperceel;
34. bouwvlak :
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
35. bouwwerk :
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
36. café :
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;
37. cafetaria/snackbar :
een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;
38. crèche :
een dienstverlenend bedrijf dat voorziet als oppascentrum voor kinderen;
39. dagrecreatie :
dagrecreatie staat voor het geheel van ontspannende/recreatieve activiteiten dat buiten de onmiddellijke omgeving van de woning plaatsvindt, waarmee geen overnachting gepaard gaat, en geen sprake is van een primair gebruik voor sport en/of horeca;
40. daghorecabedrijf :
een horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag (gedurende de openingstijden van de naastgelegen winkels plus twee uur) verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
41. dak :
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
42. dakkapel :
uitspringend dakvenster, waarbij de afstanden tot de noklijn, en/of dakranden minimaal 0,5 meter is;
43. dakopbouw :
een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak en/of goot, die het silhouet van het oorspronkelijke dak veranderd;
44. dakvenster :
opening waardoor het daglicht naar binnen kan, afgesloten met een glazen plaat gelegen in het dakvlak, waarbij de afstanden tot de noklijn, en/of dakranden minimaal 0,5 meter is;
45. detailhandel :
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
46. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling :
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
47. discotheek/bar-dancing :
een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren voor overwegend mechanische, maar ook live muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen (geen daghorecabedrijf);
48. erf :
het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
49. erker :
een overwegend (60% van het gevelvlak) glazen uitgebouwde overdekte ruimte gelegen voor
de voorgevellijn van een als woning gebruikt gebouw;
50. erotisch getinte vermaaksfunctie :
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertonen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
51. evenement :
een vorm van recreatief medegebruik inhoudende een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het regulier gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de openlucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of een daarbij gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals e.d.;
52. extensieve dagrecreatie:
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen. Onder extensieve dagrecreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;
53. gebouw :
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
54. glastuinbouwbedrijf:
een agrarisch bedrijf waarbij de teelt of bewerking van gewassen (zoals bloemen, groente of fruit) in een kas (een glazen, staande constructie) plaatsvindt onder gecontroleerde omstandigheden;
55. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering :
een agrarische bedrijfsvoering, die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;
56. groothandel :
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in andere bedrijfsactiviteit;
57. hogere grenswaarde :
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidshinder en/of het Besluit geluidshinder;
58. hoofdgebouw :
een gebouw dat, gelet op de bestemming, zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
59. horecabedrijf :
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfunctie.
60. horecabedrijf categorie 1 :
een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en tearooms, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
61. horecabedrijf categorie 2 :
een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants;
62. horecabedrijf categorie 3 :
een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren als dranken of combinatie van beiden, zoals eetcafés, cafetaria’s, snackbars, automatieken en shoarmazaken;
63. horecabedrijf categorie 4 :
een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken, zoals cafés, bars en discotheken;
64. horecabedrijf categorie 5 :
een bedrijfsactiviteit waarbij de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;
65. ILS:
Instrument Landing System apparatuur ;
66. Internetdetailhandel:
Een bedrijf, die vanaf een perceel detailhandelsactiviteiten ontplooid welke louter via internet verloopt, en geen ruimtelijke uitstraling heeft.
Onder dit begrip vallen :
a. internetwinkels waar alleen een elektronische transactie tot stand komt;
b. internetwinkels met opslag- en verzendfunctie.
en alleen binnen de bestemming ‘Bedrijf’:
c. internetwinkel met (beperkte) afhaal- en afrekenmogelijkheid;
niet binnen dit begrip valt een internetwinkel met afhaalmogelijkheid en mogelijkheid de goederen ter plaatse te bekijken.
67. kampeermiddel :
a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
68. kantoor :
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
69. kas :
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaat uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
70. kleine windturbine:
een windmolen/turbine van beperkte afmetingen die bedoeld zijn om te voorzien in de energievoorziening van het naastgelegen gebouw.
71. luchthavengebonden bedrijvigheid:
bedrijven en diensten die:
a. functioneel aan de luchthaven gerelateerd zijn vanwege het feit dat een substantieel deel van de goederen en/of personeel door de lucht wordt vervoerd (offshore, olie- en gasbedrijven), en;
b. een producten en/of diensten bieden die rechtstreeks in relatie staan met het functioneren van de luchthaven;
72. luifel :
een niet zelfstandig dragende horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een scheidingsconstructie tegen weersinvloeden;
73. maatschappelijke voorzieningen :
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
74. minicamping :
Een seizoensgebonden camping met van beperkte omvang (maximaal 20 toeristische plaatse) en beperkte voorzieningen welke is gelegen bij een agrarisch bedrijf, en ondergeschikt is aan dat bedrijf.
75. niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering :
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond;
76. nutsvoorzieningen :
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
77. overkapping :
een horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een scheidingsconstructie tegen weersinvloeden;
78. peil :
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst en waarvan het hoogte verschil binnen het bouwvlak minder dan 0,50 meter bedraagt:
- de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de gemiddelde hoogte van het op het gebouw aansluitende afgewerkte terrein;
c. Indien in of op het water wordt gebouwd:
- de gemiddelde hoogte van het water ter plaatse;
79. permanente bewoning :
bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf;
80. platform gebonden bedrijvigheid:
bedrijven/diensten die direct gerelateerd zijn aan het opstijgen en landen van luchtvaartuigen en de daarmee rechtstreeks verbonden functies, hieronder vallen ook hangars en onderhoudsruimten voor luchtvaart gerelateerde voertuigen.
81. praktijk- en/of kantoorruimte :
een niet voor bewoning bestemd gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf;
82. productiegebonden detailhandel :
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
83. restaurant :
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaats, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
84. rest-inn
een gebouw welke bedoeld is als overnachtingsplek voor maximaal 2 personen en zich kenmerkt door het ontbreken van een fundering en de mogelijkheid om binnen enkele uren te verplaatsen. Het maximale oppervlak bedraagt 25m2 en de maximale hoogte 3,5 meter.
85. recreatie :
kleinschalige vormen van dag- en verblijfsrecreatie;
86. recreatief medegebruik :
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen die recreatieve gebruik is toegestaan;
87. recreatieve bewoning :
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
88. risicovolle inrichting :
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
89. Schuilhut:
Een gebouw voor alleen het huisvesting, voeden en verzorgen voor dieren op een agrarisch perceel, waarbij binnen een afstand van 1 km geen bij het agrarisch perceel behorende gebouwen aanwezig zijn;
Het gebouw mag geen opslagmogelijkheden bieden voor het opslaan van mest, gereedschap en andere materialen.
90. seizoensgebonden :
het op het bouwwerk betrekking hebbende seizoen loopt van 1 maart tot 1 oktober;
91. seksinrichting :
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
92. serre :
een overwegend glazen uitgebouwde overdekte ruimte gelegen op minimaal 1 meter achter de
voorgevellijn van een als woning gebruikt gebouw;
93. stacaravan :
een caravan, die als gebouw valt aan te merken;
94. teeltondersteunend glas:
glasopstanden dienstbaar aan een vollegronds landbouwbedrijf en bestemd voor het broeien of opkweken van plantmateriaal;
96. trekkershut:
Een trekkershut is een kleien houten verblijfplaats waarin maximaal 4 personen kunnen overnachten op een camping.
97. tuinbouwbedrijf :
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waarbij de productie geheel of gedeeltelijk in kassen plaats vindt;
98. uitbouw :
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
99. voorerf:
het gedeelte van het erf welke is gelegen voor de voorgevel of het verlengde daarvan van de oorspronkelijke woning;
100.voorgevel :
De naar de weg gekeerde gevel of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die als zodanig moet worden aangemerkt, bijvoorbeeld door een gevellijn op de verbeelding
101.vrijkomende agrarische bebouwing :
bebouwing op een bestaand agrarisch bouwperceel dat door (gedeeltelijke) beëindiging van het agrarische bedrijf vrij komt voor vestiging van een niet-agrarische functie;
102.vuurwerkbedrijf :
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
103.woning[2]:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
104.woongebouw :
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
105.woonhuis :
een gebouw, dat één woning omvat;
106.zijerf :
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen tussen het verlengde van de voorgevel en het verlengde van de achtergevel;
107.Zware horeca :
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
Zoals een dancing, een discotheek, een nachtclub en/of een partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen;
108.Zwembad :
zweminrichting voorzien van een zwembassin, en aan de zweminrichting gerelateerde activiteiten/bouwwerken waaronder: sauna‘s, ondergeschikte horecavoorzieningen, verenigingsruimten en ruimte(s) voor fitness.
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de bouw-/ nokhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend.
Indien de breedte van een dakkapel of dakopbouw meer dan 50% de breedte van het dakvlak is, dient de bovenkant van de goot van de betreffende dakkapel of dakopbouw te worden gehanteerd;
c. de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
(bij mansarde kappen indien de dakhellingen van de dakvlakken onderling niet meer dan 30 graden verschillen de gemiddelde dakhelling van de beide dakvlakken);
d. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
e. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
f. de (horizontale) diepte van een gebouw:
de buitenwaartse lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
g. de breedte van een bouwwerk:
tussen de buitenzijde van beide zijgevels en/of harten van scheidsmuren gezien vanaf de voorgevel of het verlengde daarvan;
h. de afstand tot de (achter/zijdelingse) perceelsgrens;
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (achter/zijdelingse) perceelgrens;
i. de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (gemiddelde) ashoogte van de windturbine;
2.2 Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 meter wordt overschreden.
3.1 Bestemmingomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de uitvoering van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering met uitzondering van glastuinbouwbedrijven;
b. gebouwen ten behoeve van:
1. het agrarische bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, uitgezonderd gebouwen ten behoeve van de glastuinbouw, intensieve veehouderij en veredelingsbedrijven;
2. bedrijfswoningen;
c. bijgebouwen bij een bedrijfswoning;
d. ter plekke van de aanduiding ‘manege’, is een manege toegestaan;
e. ter plekke van de aanduiding ‘opslag’, is een stal toegestaan;
f. paden;
g. schuilhutten;
met de daarbij behorende:
h. agrarische gronden;
i. nutsvoorzieningen;
j. waterlopen en waterpartijen;
k. bouwwerken, geen gebouw zijnde (zoals onder andere bruggen en bewegwijzering, terreinafscheiding etc.).
met daaraan ondergeschikt:
l. recreatief medegebruik;
3.2 Bouwregels
3.2.0 Algemeen
Ten aanzien van de bouwhoogten in artikel 3.2 geldt dat de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde:
a. niet meer mag bedragen dan middels een aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ op de verbeelding staat aangegeven, of;
b. indien er geen hoogte op de verbeelding staat aangegeven:
· 0,9 meter+ NAP bedragen indien het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-1 en
· 0,0 meter bedragen indien het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-2 ‘.
of;
c. de in het sub artikel vermelde hoogte mag bedragen, indien:
· binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-1, uit advies van het daartoe bevoegd orgaan blijkt dat de werking van de ILS niet op een onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed, en
· binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-2, uit advies van het daartoe bevoegd orgaan blijkt dat de werking van de langeafstandsradar niet op een onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed, of
· het bouwwerk is gelegen buiten de gebiedsaanduiding vrijwaringszone – radar 1 en 2 of;
d. voor gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde waarvan de bestaande hoogte hoger is dan 0,0 meter de bestaande hoogte bedragen.
3.2.1 Bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
a. alleen binnen de gronden van het bouwvlak mogen bij de bestemming behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, worden gebouwd met uitzondering van het gestelde in lid c en d;
b. nieuwbouw mag alleen plaatsvinden achter de gevellijn;
c. op of in deze gronden buiten een bouwvlak mogen alleen schuilhutten en bij de bestemming behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
d. Op of in de gronden met de aanduiding ‘agrarisch bedrijf’ mogen bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning worden gebouwd.
e. De goothoogte binnen de aanduiding ‘opslag’ mag niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 meter;
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a. de goothoogte mag niet meer dan 6,50 meter bedragen;
b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 11 meter bedragen;
c. de dakhelling mag niet minder dan 15 o en niet meer dan 45 o bedragen;
3.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a. per agrarisch bedrijf mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
b. de bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd tegelijk met of na het bouwen van de voor de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijke gebouwen;
c. het oppervlak van een bedrijfswoning mag niet meer dan 120m2 bedragen;
d. de goothoogte mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
e. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen;
f. de dakhelling mag niet minder dan 30 o en niet meer dan 50 o bedragen, danwel de bestaande dakhelling;
3.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 100m2 bedragen;
b. de goothoogte mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
c. de bouwhoogte mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
d. In tegenstelling tot het bepaalde onder c geld dat voor het bouwen van trek- of hobbykassen dat de bouwhoogte niet meer dan 6,00 meter mag bedragen.
3.2.5 Schuilhutten
Voor het bouwen van schuilhutten gelden de volgende regels:
a. er mag maximaal 1 schuilhut per agrarisch perceel worden gebouwd;
b. het oppervlak mag niet meer dan 30m2 bedragen;
c. de goothoogte mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
d. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 meter bedragen.
3.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte voor palen en masten mag niet meer dan 9,00 meter bedragen;
b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gelegen gevel van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
c. een kleine windturbine mag uitsluitend worden geplaatst en/of gebouwd binnen een terreinmaat;
d. een kleine windturbine mag uitsluitend worden geplaatst onder de voorwaarde dat de afstand van de windturbine tot gevoelige bestemmingen minimaal vier maal de hoogte van de windturbine bedraagt;
e. de hoogte van kleine windturbines mag niet meer dan 7,00 meter bedragen, en de rotordiameter mag niet meer dan 5 meter bedragen;
f. de bouwhoogte en oppervlak van overkappingen mag niet meer dan 4 meter resp. 24m2 bedragen
g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1,50 meter bedragen, met uitzondering van bruggen welke maximaal 2,5 meter mag bedragen;
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de:
· milieusituatie;
· de verkeersveiligheid;
· de vliegveiligheid;
· de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
3.4 Afwijking van de bouwregels
het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
· de verkeersveiligheid;
· het straat- en bebouwingsbeeld;
· de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 3.2.3, onder c en e, en toestaan dat een agrarische bedrijfswoning met een groter volume en bouwhoogte wordt gebouwd mits:
1. het oppervlak van de bedrijfswoning minimaal 12 x 12 meter en maximaal 15 x 15 meter bedraagt, en
2. de bedrijfswoning bestaat uit één bouwlaag met een piramide- of schilddak en;
3. de hellingshoek van de kap minimaal 45 0 bedraagt.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een gebruik met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, uitgezonderd 100m2 per terreinmaat voor zorglandbouw, natuureducatie of kinderopvang;
b. het niet bedrijfsmatig bewonen van de bij het bedrijf behorende bedrijfswoning;
c. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
d. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van producten bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd de verkoop en het ten verkoop aanbieden van agrarische producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf alsmede direct hieraan gerelateerde producten, tot een oppervlak van maximaal 50m2 per terreinmaat;
e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning of recreatieve overnachting;
f. het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen of woningen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
g. het plaatsen van kampeermiddelen, buiten het bouwvlak;
3.5.2 Toegestaan gebruik
Tot een gebruik van de gronden en bouwwerken in overeenstemming met de bestemming, zoals artikel 3.1 wordt in ieder geval gerekend;
a. het gebruik van agrarische bedrijfspanden voor het stallen van kampeermiddelen gedurende de periode 1 september tot 1 april;
b. het gebruik van de agrarische bedrijfswoning ten behoeve van “bed en breakfast”;
c. teeltondersteunend glas.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
3.7.1 Voor de volgende werken, geen bouwwerk zijnde , en werkzaamheden is een omgevingsvergunning verreist:
a. het graven of dempen van sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
b. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenrijbakken.
3.7.2 Het onder 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a. zijn aan te merken als normaal onderhoud, gebruik en beheer van de gronden in overeenstemming met lid 3.1;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
3.7.3 De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige inbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden, alsmede het waterbergend vermogen van het terrein.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage C onder de categorieën 1,2 en 3, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven, en (grootschalige)detailhandel zijn niet toegestaan;
al den niet in combinatie met:
2. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel in voedings- en genotsmiddelen;
3. een bedrijfs-/dienstwoning;
4. internetdetailhandel;
b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfs-/dienstwoningen;
met de daarbij behorende:
c. tuinen, erven en terreinen;
d. parkeervoorzieningen;
e. groenvoorzieningen;
f. wegen, straten en paden;
g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.0 Algemeen
Ten aanzien van de bouwhoogten in artikel 4.2 geldt dat de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde:
a. niet meer mag bedragen dan middels een aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ op de verbeelding staat aangegeven, of;
b. indien er geen hoogte op de verbeelding staat aangegeven:
· 0,9 meter+ NAP bedragen indien het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-1 en
· 0,0 meter bedragen indien het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-2 ‘.
of;
c. de in het sub artikel vermelde hoogte mag bedragen, indien:
· binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-1, uit advies van het daartoe bevoegd orgaan blijkt dat de werking van de ILS niet op een onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed, en
· binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-2, uit advies van het daartoe bevoegd orgaan blijkt dat de werking van de langeafstandsradar niet op een onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed, of
· het bouwwerk is gelegen buiten de gebiedsaanduiding vrijwaringszone – radar 1 en 2 of;
d. voor gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde waarvan de bestaande hoogte hoger is dan 0,0 meter de bestaande hoogte bedragen.
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van een gebouw zal niet meer dan 8 meter bedragen en de goothoogte van een gebouw zal niet meer dan 5 meter bedragen, danwel de bestaande goot- en/of bouwhoogte;
c. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien wordt voldaan aan de parkeernorm, zoals die in bijlage B staat opgenomen;
4.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfs-/dienstwoningen gelden de volgende regels:
a. een bedrijfs-/dienstwoning mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;
b. het aantal bedrijfs- of dienstwoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
c. de oppervlakte van de bedrijfs- of dienstwoning mag niet meer dan 325 m2 bedragen;
d. voor een niet inpandige bedrijfs- of dienstwoning geldt het volgende:
1. de goothoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
2. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
e. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd indien wordt voldaan aan de parkeernorm, zoals die in bijlage B staat opgenomen;
4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a. het gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfs- of dienstwoning niet meer dan 45 m2 bedragen;
b. de goothoogte van een aan- en uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
c. de nokhoogte van een aan- en uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
d. de dakhelling voor een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 45 graden bedragen;
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 10,00 m bedragen;
c. de bouwhoogte van speelobjecten en speelwerktuigen mag niet meer dan 6,00 m bedragen;
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,50 m bedragen, met een maximum oppervlak voor overkappingen van 15m2.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de verkeersveiligheid;
b. de vliegveiligheid;
c. de sociale veiligheid;
d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
e. de milieusituatie;
f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
g. de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik ten behoeve van bewoning van de bedrijfs-/dienstwoning anders dan door de eigenaar van het bijbehorende bedrijf, met uitzondering van de bewoning van als zodanig aangeduide bedrijfs- of dienstwoningen;
b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen, en bedrijfsgebouwen voor bewoning;
c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage C, onder categorie 1 tm 3;
e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en/of grootschalige detailhandel met uitzondering van internetdetailhandel;
4.6 Afwijking van de gebruiksregels
het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
· de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
· de milieusituatie,
met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5. onder d en toestaan dat bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven die zijn genoemd zijn in bijlage C onder categorie 1 toten met 3 mits:
a. de afstand welke wordt aangehouden tot een geluidsgevoelige bestemming groter is dan de minimale afstand welke veroorzaakt kan worden door stankhinder, geluidshinder, stofhinder;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzen de gronden niet beperkt worden;
c. voorzien wordt in compensatie van het verloren gaan van parkeergelegenheid;
d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid behorende bij de bedrijvigheid.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- binnen een bouwvlak de bestemming “Bedrijf” kan worden gewijzigd in de bestemming “Wonen” en “Tuin” mits:
a. sprake is van een volledige beëindiging van de bedrijfsfunctie;
b. het bouwvlak minimaal gelegen is op een afstand van 30 meter van een agrarisch bouwvlak en/of terreinmaat alsmede de nieuwe functie de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende agrarische bedrijven niet beperkt;
c. de wijziging betrekking heeft op het totale bouwvlak;
d. de verhouding tussen de bestemming “Wonen” en “Tuin” 25% - 75% is;
e. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige bebouwing niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
f. voor het overige de bepalingen van de artikel 14 voor de bestemming Wonen en artikel 9 voor de bestemming Tuin worden toegepast;
g. Binnen de gebieden met een gewijzigde bestemming gelden de volgende (op de bestemming Wonen) aanvullende voorschriften:
a. Binnen een bestemmingsvlak Wonen mag maximaal één woning aanwezig zijn;
b. de buitenruimtes mogen niet worden gebruikt voor buitenopslag.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. horecabedrijven tot en met van categorie 3;
2. dienstverlening voor zover het de eerste bouwlaag betreft:
met daaraan ondergeschikt:
b. wegen, paden en bermen;
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
e. tuinen, erven(onbebouwd) en terreinen;
f. (niet overdekt) terrassen;
g. bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder één reclamemast.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen;
c. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag maximaal 25% bedragen;
d. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien wordt voldaan aan de parkeernorm, zoals die in bijlage B staat opgenomen;
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 meter mag bedragen;
b. de hoogte van sport- en speelobjecten zal ten hoogste 5 meter bedragen;
c. binnen het bestemmingsvlak mag ten hoogste één reclamemast worden gebouwd;
d. de bouwhoogte van palen en (vlagge)masten zal ten hoogste 10,00 meter bedragen;
e. de bouwhoogte van een reclamemast zal ten hoogste 18,00 meter bedragen;
f. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal niet meer dan 4,00 meter bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten aanzien van:
a. de verkeersveiligheid;
b. de sociale veiligheid;
c. de vliegveiligheid;
d. de milieusituatie;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
f. de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, nachtclub, discotheek en koffieshop;
b. het gebruik van de onbebouwde gronden als locatie voor fustopslag en emballage;
c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan aan de bij horeca behorende ondergeschikte detailhandel;
d. het gebruik van een gebouw voor bewoning;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken strijdig met de parkeernormen, zoals deze zijn opgenomen in bijlage B.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. kantoren;
2. dienstverlening voor zover het de eerste bouwlaag betreft.
met de daarbij behorende:
b. ondergeschikte horeca
c. wegen, paden en bermen;
d. groenvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f. kleine windmolens;
g. water;
h. tuinen, erven(onbebouwd) en terreinen;
i. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ aangeven hoogte bedragen;
c. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien wordt voldaan aan de parkeernorm, zoals die in bijlage B staat opgenomen;
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
c. een kleine windturbine mag uitsluitend worden geplaatst en/of gebouwd binnen het bestemmingsvlak;
d. een kleine windturbine mag uitsluitend worden geplaatst onder de voorwaarde dat de afstand van de windturbine tot gevoelige bestemmingen minimaal vier maal de hoogte van de windturbine bedraagt;
e. de hoogte van bestaande kleine windturbines mag niet meer dan 15,00 meter bedragen,
f. de hoogte van nieuwe kleine windturbines mag niet meer bedragen dan 7,00 meter;
g. het wiekendiameter van een kleine windturbine mag niet meer dan 5 meter bedragen
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten aanzien van:
a. de verkeersveiligheid;
b. de vliegveiligheid;
c. de sociale veiligheid;
d. de milieusituatie;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
f. de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, nachtclub, discotheek en koffieshop;
b. het gebruik van een gebouw voor bewoning en/of huisvesting;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken strijdig met de parkeernormen, zoals deze zijn opgenomen in bijlage B.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk – Militaire luchthaven ’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. militaire doeleinden;
b. aan militaire doeleinden en/of luchthaven,-vaart gerelateerde civiele bedrijven danwel (overheids)diensten;
c. verkeersdoeleinden ten behoeve van het luchtvaartverkeer;
d. praktijkonderwijs, gerelateerd aan het luchtvaartverkeer en het ruimtevaartverkeer;
e. een start- en landingsbaan, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - start- en landingsbaan”;
f. een golfbaan, ter plaatse van de aanduiding “golfbaan”;
g. een bij de golfbaan behorend verenigingsgebouw, ter plaatse van de aanduiding “verenigingsleven”;
h. recreatief medegebruik t.b.v. modelvliegen;
met de daarbij behorende
i. gebouwen;
j. platforms;
k. wegen;
l. paden;
m. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
n. bijzondere opstellingen in verband met de luchthavenoperatie en het luchtvaartverkeer zoals een verkeerstoren, radar, licht- en antenneopstellingen;
o. een brandweergarage;
p. een brandweeroefenplaats;
q. militaire oefenfaciliteiten en -voorzieningen
r. een voorziening voor het proefdraaien van vliegtuig- en/of helikoptermotoren, binnen het gezoneerde industrieterrein;
s. groenvoorzieningen;
t. water;
u. terreinen;
v. nutsvoorzieningen;
w. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1. Gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
a. gebouwen mogen alleen binnen een bouw- en/of functieaanduidingsvlak worden gebouwd;
b. het bebouwingspercentage van het bouwperceel voor gebouwen mag niet meer bedragen dan 80%;
c. de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde mag:
1. niet meer mag bedragen dan middels een aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ op de verbeelding staat aangegeven, of;
2. indien er geen hoogte op de verbeelding staat aangegeven:
· 0,9 meter+ NAP bedragen indien het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-1 en
· de hoogte welke op de ILS kaart welke als bijlage D bij deze regels indien het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-1a en
· 0,0 meter bedragen indien het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-2 ‘.
of;
3. 15 meter bedragen , indien:
· binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-1 en 1a, uit advies van het daartoe bevoegd orgaan blijkt dat de werking van de ILS niet op een onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed, en
· binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-2, uit advies van het daartoe bevoegd orgaan blijkt dat de werking van de langeafstandsradar niet op een onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed, of
· het bouwwerk is gelegen buiten de gebiedsaanduiding vrijwaringszone – radar 1, 1a en 2 of;
4. voor gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde de bestaande hoogte bedragen;.
5. voor erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 3,00 m bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten aanzien van:
a. de verkeersveiligheid;
b. de vliegveiligheid;
c. de sociale veiligheid;
d. de milieusituatie, en;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a volkstuinen;
met de daarbij behorende:
b gebouwen bestaande uit tuinhuisjes en ter plekke van het bouwvlak, verenigingsgebouw;
c wegen en paden;
d water;
e parkeervoorzieningen;
f groenvoorziening;
g. gebouwen, geen gebouw zijnde.
8.2 Toegestane bouwwerken
8.2.1 Op de gronden als bedoeld in lid 8.1 met een kaveloppervlakte van tenminste 200 m2, is per kavel uitsluitend de bebouwing toegestaan zoals weergegeven in onderstaand schema:
Bebouwing |
Aantal maximaal |
|
|
Tuinhuisje |
1 |
Broeibak |
1 |
Broeikasje |
1 |
8.2.2 Op de gronden als bedoeld in lid 10.1 met een kaveloppervlakte van minder dan 200 m2, is uitsluitend de bebouwing toegestaan zoals weergegeven in onderstaand schema:
Bebouwing |
Aantal maximaal |
|
|
Tuinhuisje |
geen |
Broeibak |
1 |
Broeikasje |
1 |
8.2.3 Binnen het bestemmingsvlak is één verenigingsgebouw toegestaan;
8.3 Bouwregels
8.3.1 Verenigingsgebouw
Voor het bouwen van een verenigingsgebouw gelden de volgende regels:
Bebouwing |
Max. Goothoogte in m1 |
Max. nokhoogte in m1 |
Dakhelling |
|
|
|
|
min. |
Max. |
Verenigingsgebouw |
3,5 |
6,0 |
10o |
45o |
a.
b. Het gebouw dient gebouwd te worden binnen bestemmingsvlak;
c. Dit gebouw dient te worden voorzien van een kap;
d. per nieuw te bouwen/ of uitbreiding van een gebouw dient binnen de bestemming voorzien te worden in parkeermogelijkheden conform de parkeernorm zoals opgenomen in bijlage B;
8.3.2 Overige gebouwen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
Bebouwing |
Maximaal Vloeroppervlak in m2 |
Maximale hoogte in m1 |
Dakhelling |
|
|
|
|
min. |
max. |
Tuinhuisje |
12,0 |
3,5 |
10o |
45o |
Broeibak |
10,0 |
0,6 |
10o |
45o |
Broeikasje/opslag |
8,0 |
2,5 |
10o |
45o |
8.3.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m bedragen, met uitzondering van masten en palen die 10 meter hoog mogen zijn;
c. per nieuw te bouwen/ of uitbreiding van een gebouw dient binnen de bestemming voorzien te worden in parkeermogelijkheden conform de parkeernorm zoals opgenomen in bijlage B;
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:
a. detailhandel;
b. horeca anders dan ondergeschikt;
c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, anders dan stacaravans;
d. wonen.
e. het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen , behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
f. het gebruik van het tuinhuisje als recreatiewoning;
g. het stallen en opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
h. het gebruik van de gronden en bouwwerken strijdig met de parkeernormen, zoals deze zijn opgenomen in bijlage B.
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen.
b. Bij woningen erkers voor de voorgevel;
c. bijgebouwen;
d. overkappingen;
e. ter plekke van de aanduiding ‘opslag’, is een gebouw ten behoeve van opslag en/of garage toegestaan, alsmede ter plekke van de Rijksweg 24, het stallen van kampeermiddelen;
met de daarbij behorende
f. parkeergelegenheid
g. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen algemeen
a. het gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen (uitgezonderd de gronden binnen de aanduiding ‘opslag’) op een bouwperceel mag, indien niet anders op de verbeelding staat aangegeven:
1. niet meer dan 45m2 bedragen met een maximum van 50% van het oppervlak van het achtererf of;
2. niet meer dan 10% van het achtererf bedragen met een maximum van 100m2 of,
3. niet meer dan het bestaande met vergunning bebouwde oppervlak bedragen.
9.2.2 Gebouwen achter de oorspronkelijke voorgevel
Voor het bouwen van gebouwen achter de oorspronkelijke voorgevel (of het verlengde daarvan) van de bijbehorende woning gelden de volgende regels:
a. er mogen uitsluitend bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd;
b. vrijstaande bijgebouwen mogen alleen worden gebouwd 1 meter achter de oorspronkelijke voorgevel;
c. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 4,5 meter bedragen.
d. een dakhelling van bijgebouwen mag niet meer dan 50 graden bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte op de perceelsgrens maximaal 3 meter bedraagt;
e. Ter plekke van de aanduiding ‘opslag’, mag een gebouw worden gebouwd met een goothoogte van maximaal 3 meter en een nokhoogte van maximaal 5 meter;
9.2.3 Gebouwen voor de oorspronkelijke voorgevel
Voor het bouwen van gebouwen vóór de oorspronkelijke voorgevel (of het verlengde daarvan) van de bijbehorende woning gelden de volgende regels:
a. gebouwen mogen niet gebouwd worden voor de oorspronkelijke voorgevel of het verlengde daarvan, uitgezonderd het gestelde onder b;
b. voor het bouwen van uitbouwen vóór de naar de weg gelegen voorgevel gelden de volgende bepalingen:
1. de maximale breedte van uitbouw mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
2. de maximale diepte mag niet meer bedragen dan:
· 1/4 van de breedte van de uitbouw en;
· 1/4 van de afstand van de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw tot de bestemmingen Verkeer, Verkeer-Verblijf, Groen of Water, en;
· 1,50 meter;
3. De maximale goothoogte mag niet meer dan de bovenkant van de 1e verdiepingsvloer bedragen;
4. De maximale nokhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
5. het dak van de uitbouw dient plat te zijn of indien de uitbouw van een kap wordt voorzien dient de helling gelijk te zijn aan die van het hoofdgebouw;
6. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
9.2.4 Overkappingen
Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende voorwaarden:
a. voor het bouwen van overkappingen achter de voorgevel of het verlengde daarvan gelden de volgende voorwaarden:
1. overkappingen mogen alleen worden gerealiseerd op 1 meter achter de oorspronkelijke voorgevel van de bijbehorende woning en;
2. de afstand tussen een overkapping en de bestemming Verkeer of Verkeer-Verblijf dient minimaal 3 meter te bedragen;
3. ze mogen maximaal één bouwlaag hoog zijn, met een maximale hoogte van 3,5 meter;
b. voor het bouwen van overkappingen voor de voorgevel van bestaande gebouwen gelden de
volgende voorwaarden:
1. de overkapping mag alleen geplaatst worden aan de voorgevel van de woning;
2. de overkapping mag niet breder zijn dan het kozijn ter plaatse van de voordeur + 50 cm aan weerszijde;
3. de overkapping mag geen grotere diepte hebben dan 1 meter.
9.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde met uitzondering van overkappingen,
gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen met dien verstande dat:
1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gelegen gevel c.q. het verlengde daarvan:
a. niet meer dan 1 meter mag bedragen of;
b. niet meer dan 1,5 meter met dien verstande dat deze boven de 0,75 meter transparant is, danwel voorzien is van een gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm;
2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel of het verlengde daarvan maar binnen 1 meter vanaf de grens met de bestemmingen Verkeer en Verkeer-Verblijf mag niet meer dan 1 meter bedragen met daarop een gaasconstructie als drager voor winterhard groen, geen harmonicagaas, met een minimale maaswijdte van 10 cm tot een maximale hoogte van 2 meter.
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken |
Max. hoogte |
Overige andere bouwwerken, geen palen en masten zijnde |
2,0 m1 |
palen en masten |
10,0 m1 |
windturbines (ashoogte) maximaal rotordiameter |
7,0 m1 5,0 m1 |
c. een kleine windturbine mag uitsluitend worden geplaatst en/of gebouwd achter de bij de tuin op de bestemming Wonen behorende achtergevel van een hoofdgebouw;
d. een kleine windturbine mag uitsluitend worden geplaatst onder de voorwaarde dat de afstand van de windturbine tot gevoelige bestemmingen minimaal vier maal de hoogte van de windturbine bedraagt;
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten aanzien van:
a. de verkeersveiligheid;
b. de vliegveiligheid;
c. de sociale veiligheid;
d. de milieusituatie;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
f. de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
b. het gebruik als staan- of ligplaats voor bewoning;
c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel met uitzondering van internetdetailhandel;
d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte voor de aan-huis-gebonden beroepen meer bedraagt dan:
1. 30% van de totale gezamenlijke begane grondoppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel of,
2. meer bedraagt dan 35m2.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
· de verkeersveiligheid;
· het straat- en bebouwingsbeeld;
· de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 13.4, onder d, en toestaan dat het oppervlak op het perceel voor het uitoefenen van een aan- huis gebonden beroep wordt vergroot tot maximaal 40% van de totale gezamenlijke begane grondoppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m2 mits:
· het plan dient te voldoen aan de parkeernorm door te voorzien in 0,575 parkeerplaatsen per 50m2 bruto vloer oppervlak op het eigen terrein.
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen, straten en paden;
b. voet- en rijwielpaden;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorziening;
d. nutsvoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f. sloten en bermen;
g. water;
met de daarbij behorende:
h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, tunnels, viaducten, dammen en/of duikers.
10.2 Bouwregels
10.2.0 Algemeen
Ten aanzien van de bouwhoogten in artikel 10.2 geldt dat de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde:
a. niet meer mag bedragen dan middels een aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ op de verbeelding staat aangegeven, of;
b. indien er geen hoogte op de verbeelding staat aangegeven:
· 0,9 meter+ NAP bedragen indien het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-1 en
· de hoogte welke op de ILS kaart welke als bijlage D bij deze regels indien het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-1a, en
· 0,0 meter bedragen indien het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-2 ‘.
of;
c. de in het sub artikel vermelde hoogte mag bedragen, indien:
· binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-1 en 1a, uit advies van het daartoe bevoegd orgaan blijkt dat de werking van de ILS niet op een onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed, en
· binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-2, uit advies van het daartoe bevoegd orgaan blijkt dat de werking van de langeafstandsradar niet op een onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed, of
· het bouwwerk is gelegen buiten de gebiedsaanduiding vrijwaringszone – radar 1, 1a en 2 of;
d. voor gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde waarvan de bestaande hoogte hoger is dan 0,0 meter de bestaande hoogte bedragen.
10.2.1 Algemeen 2
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd afgezien van gebouwen voor :
a. nutsvoorzieningen en/of;
b. beheer en onderhoud van wegen en bijbehorende infrastructuur.
10.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
b. het maximale oppervlak mag niet meer dan 20m2 bedragen.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regels:
a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 9,00 m bedragen;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 4,00 m bedragen.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten aanzien van:
a. de verkeersveiligheid;
b. de vliegveiligheid;
c. de sociale veiligheid;
d. de milieusituatie;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
f. de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het inrichten van de gronden in afwijking van het aangegeven dwarsprofiel;
b. het gebruik als staanplaats voor onderkomens;
c. het storten van puin en vuil;
d. het stallen en opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
e. het plaatsen van kampeermiddelen.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegde gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.4, sub a en toestaan dat van het aangegeven dwarsprofiel wordt afgeweken, mits geen wezenlijke verslechtering van de geluidssituatie voor aanliggende geluidsgevoelige bebouwing optreedt.
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Luchthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verkeersdoeleinden ten behoeve van het luchtvaartverkeer;
b. praktijkonderwijs, gerelateerd aan het luchtvaartverkeer en het ruimtevaartverkeer;
c. terminals, met inbegrip van daaraan ondergeschikte kantoren, detailhandel, cafés en restaurants, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - terminal”;
d. platformgebonden bedrijvigheid, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - platformgebonden bedrijvigheid",
e. luchthavengebonden bedrijvigheid, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - luchthavengebonden bedrijvigheid",
f. evenementen;
met de daarbij behorende:
f. gebouwen;
g. platforms;
h. wegen en paden;
i. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
j. bijzondere opstellingen in verband met de luchthavenoperatie en het luchtvaartverkeer zoals een verkeerstoren, licht- en antenneopstellingen;
k. een brandweergarage;
l. een brandweeroefenplaats;
m. groenvoorzieningen;
n. water;
o. nutsvoorzieningen;
p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten en reclamemasten.
11.2 Bouwregels
11.2.1. Gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
a. gebouwen mogen alleen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 80%, de overige 20% dient vanaf de openbare weg bereikbaar te blijven;
c. de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde mag:
1. niet meer mag bedragen dan middels een aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ op de verbeelding staat aangegeven, of;
2. indien er geen hoogte op de verbeelding staat aangegeven:
· 0,9 meter+ NAP bedragen indien het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-1 en
· 0,0 meter bedragen indien het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-2 ‘.
of;
3. 20 meter bedragen , indien:
· binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-1, uit advies van het daartoe bevoegd orgaan blijkt dat de werking van de ILS niet op een onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed, en
· binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-2, uit advies van het daartoe bevoegd orgaan blijkt dat de werking van de langeafstandsradar niet op een onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed, of
· het bouwwerk is gelegen buiten de gebiedsaanduiding vrijwaringszone – radar 1 en 2 of;
4. voor gebouwen en bouwwerken gebouwzijden de bestaande hoogte bedragen;.
d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens moet ten minste 3,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is;
e. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien voldaan wordt aan de parkeernorm, zoals deze in bijlage B staat opgenomen.
11.3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de landschappelijke inpassing, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de vliegveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
11.4. Afwijken van de bouwregels
a. Er kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke inpassing, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en voor zover hiertegen geen onevenredige bezwaren bestaan vanuit de luchtvaart, met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.1,
sub b in die zin dat het bebouwingspercentage mag worden verhoogd naar 100%;
11.5. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan platformgebonden bedrijven ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - platformgebonden bedrijvigheid”;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan luchthavengebonden bedrijven ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer – luchthavengebonden bedrijvigheid";
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken strijdig met de parkeernormen, zoals deze zijn opgenomen in bijlage B.
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van:
1. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende (bedrijfs-)activiteiten.
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer – Verblijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen, straten, paden;
b. sloten, grachten en bermen;
c. parkeervoorzieningen
d. groenvoorzieningen;
e. evenementen;
met daaraan ondergeschikt:
f. nutsvoorzieningen
g. speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. bouwwerken, geen gebouw zijnde waaronder bruggen, duikers en tunnels;
12.2 Bouwregels
12.2.0 Algemeen
Ten aanzien van de bouwhoogten in artikel 12.2 geldt dat de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde:
a. niet meer mag bedragen dan middels een aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ op de verbeelding staat aangegeven, of;
b. indien er geen hoogte op de verbeelding staat aangegeven:
· 0,9 meter+ NAP bedragen indien het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-1 en
· 0,0 meter bedragen indien het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-2 ‘.
of;
c. de in het sub artikel vermelde hoogte mag bedragen, indien:
· binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-1, uit advies van het daartoe bevoegd orgaan blijkt dat de werking van de ILS niet op een onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed, en
· binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-2, uit advies van het daartoe bevoegd orgaan blijkt dat de werking van de langeafstandsradar niet op een onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed, of
· het bouwwerk is gelegen buiten de gebiedsaanduiding vrijwaringszone – radar 1 en 2 of;
d. voor gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde waarvan de bestaande hoogte hoger is dan 0,0 meter de bestaande hoogte bedragen.
12.2.1 Algemeen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd afgezien van gebouwen voor :
a. nutsvoorzieningen en/of;
b. beheer en onderhoud van wegen en bijbehorende infrastructuur.
12.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
b. het maximale oppervlak mag niet meer dan 20m2 bedragen.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regels:
a. de bouwhoogte mag niet meer dan 10,00 m bedragen;
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten aanzien van:
a. de verkeersveiligheid;
b. de vliegveiligheid;
c. de sociale veiligheid;
d. de milieusituatie;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
f. de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik als staanplaats voor onderkomens;
b. het storten van puin en vuil;
c. het stallen en opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
d. het plaatsen van kampeermiddelen.
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
b. oever, bermen en beplanting;
c. waterpartijen;
d. aanleggelegenheid;
met daaraan ondergeschikt:
e. wegen, straten en paden;
f. groenvoorzieningen;
g. nutsvoorzieningen
met de daarbij behorende:
h. bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
13.2 Bouwregels
13.2.0 Algemeen
Ten aanzien van de bouwhoogten in artikel 13.2 geldt dat de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde:
a. niet meer mag bedragen dan middels een aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ op de verbeelding staat aangegeven, of;
b. indien er geen hoogte op de verbeelding staat aangegeven:
· 0,9 meter+ NAP bedragen indien het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-1 en
· de hoogte welke op de ILS kaart welke als bijlage D bij deze regels indien het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-1a, en
· 0,0 meter bedragen indien het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-2 ‘.
of;
c. de in het sub artikel vermelde hoogte mag bedragen, indien:
· binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-1 en 1a, uit advies van het daartoe bevoegd orgaan blijkt dat de werking van de ILS niet op een onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed, en
· binnen de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-radar-2, uit advies van het daartoe bevoegd orgaan blijkt dat de werking van de langeafstandsradar niet op een onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed, of
· het bouwwerk is gelegen buiten de gebiedsaanduiding vrijwaringszone – radar 1, 1a en 2 of;
d. voor gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde waarvan de bestaande hoogte hoger is dan 0,0 meter de bestaande hoogte bedragen.
13.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:
a. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer alsmede voor verkeer mogen niet meer dan 5 meter bedragen gemeten vanaf het bijbehorende landhoofd;
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 4,5 meter bedragen.
13.3 Gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats voor woonschepen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. Woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
1. een aan-huis-gebonden beroep/bedrijf;
met daaraan ondergeschikt:
b. aan- en uitbouwen en (aangebouwde) bijgebouwen;
c. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
d. tuinen en erven;
e. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b. een hoofdgebouw met bijbehorende aan- en uitbouwen en aangebouwd bijgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c. per bouwvlak mag behalve daar waar dit anders staat aangeduid maximaal één woonhuis worden gebouwd;
d. de voorkant van een hoofdgebouw dient in de richting van de aanduiding “gevellijn” te worden gebouwd;
e. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mogen de goot- en bouwhoogte van een gebouw niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen, danwel de bestaande goot- en/of bouwhoogte;
f. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien wordt voldaan een de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in bijlage B.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer dan 10,00 m bedragen;
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 m bedragen met dien verstande dat:
1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gelegen gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel of het verlengde daarvan maar binnen 1 meter vanaf de grens met de bestemmingen ‘Verkeer - Verblijf’ en ‘Verkeer’ mag niet meer dan 1 meter bedragen met daarop een openconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm tot een maximale hoogte van 2,00 m t.o.v peil.
c. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende voorwaarden:
1. overkappingen mogen alleen worden gerealiseerd op 1,00 m achter de oorspronkelijke voorgevel van de bijbehorende woning en;
2. de afstand tussen een overkapping en de bestemming Verkeer of Verkeer-Verblijf dient minimaal 3,00 m te bedragen;
3. ze mogen maximaal één bouwlaag hoog zijn, met een maximale hoogte van 3,50 m;
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 1,50 meter bedragen.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten aanzien van:
a. de verkeersveiligheid;
b. de vliegveiligheid;
c. de sociale veiligheid;
d. de milieusituatie;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
f. de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel met uitzondering van internetdetailhandel;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte voor de aan-huis-gebonden beroepen meer bedraagt dan:
1. 30% van de totale gezamenlijke begane grondoppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel of,
2. meer bedraagt dan 35m2,
c. het gebruik van de gronden en gebouwen strijdig met de parkeernormen, zoals die zijn opgenomen in bijlage B.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
· de verkeersveiligheid;
· het straat- en bebouwingsbeeld;
· de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 18.4, onder b, en toestaan dat het oppervlak op het perceel voor het uitoefenen van een aan- huis gebonden beroep wordt vergroot tot maximaal 40% van de totale gezamenlijke begane grondoppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m2 mits:
· het plan dient te voldoen aan de parkeernorm door te voorzien in 0,575 parkeerplaatsen per 50m2 bruto vloer oppervlak op het eigen terrein.
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Leidingstrook’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van:
a. een strook ten behoeve van ondergrondse transportleiding;
met de daarbij behorende:
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen
In afwijking van het bepaalde voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
· de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van het veilig en doelmatig functioneren van de leidingen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de plaats en de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 het bevoegde gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2 voor de bouw van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen de basisbestemming, mits:
a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten; en
b. vooraf advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
a. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
1. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
2. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
3. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen;
4. het aanleggen van geluidswallen.
5. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
6. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
b. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
1. zijn aan te merken als normaal onderhoud, gebruik en beheer van de gronden;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:
1. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de, in het lid 15.1. genoemde, leiding ontstaat of kan ontstaan;
2. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.
16.1 Bestemmingsomschrijving
De met de bestemming Waterstaat-Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a. waterkering;
met de daarbij behorende:
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemmingen, geen gebouwen worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande gebouwen.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemmingen, geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de waterkerende functie, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
16.4 Regels inzake afwijking van de bouwregels
het bevoegde gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2.1 en 16.2.2 voor de bouw van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen de basisbestemming, mits:
· er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de dijk;
· vooraf positief advies is ontvangen van het Hoogheemraadschap.
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
a. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
1. het ophogen en afgraven van gronden;
2. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen;
b. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
1. zijn aan te merken als normaal onderhoud, gebruik en beheer van de gronden;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
3. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterkering.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden voor opslag van (aan de oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
c. het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht beheer van de gronden;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “seksinrichting”;
e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
f. het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens.
19.1 Algemeen
Het gestelde binnen de aanduidingsregels van dit artikel gaan voor boven het gestelde in de bestemmingsregels
19.2 Geluidszone - Industrie 1 tm 3
19.2.1 bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
- een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
19.2.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.
19.3.1 Aanduidingomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone -luchtvaart' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige objecten als gevolg van landende en opstijgende luchtvaartuigen.
19.3.2 Verbodsbepaling
In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen, in te richten of te gebruiken ter plaatse van de aanduidingen:
- "geluidzone - luchtvaart 55-60 Ke", te weten het gebied tussen de 55 en 60 Ke-lijn;
- "geluidzone - luchtvaart 50-55 Ke", te weten het gebied tussen de 50 en 55 Ke-lijn;
- "geluidzone - luchtvaart 45-50 Ke", te weten het gebied tussen de 45 en 50 Ke-lijn;
- "geluidzone - luchtvaart 40-45 Ke", te weten het gebied tussen de 40 en 45 Ke-lijn;
- "geluidzone - luchtvaart 35-40 Ke", te weten het gebied tussen de 35 en 40 Ke-lijn;
allen behorende bij het vliegveld.
19.3.3 Regels inzake afwijking van de bouw- en gebruiksregels
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bouw- en gebruiksverbod als bepaalde in lid 19.3.2 teneinde het oprichten van geluidsgevoelige objecten en/of het aanleggen, inrichten of gebruiken van geluidsgevoelige terreinen ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemmingen toe te staan ter plaatse van de aanduidingen:
- "geluidzone - luchtvaart 55-65 Ke" of;
- "geluidzone - luchtvaart 50-55 Ke" of;
- "geluidzone - luchtvaart 45-50 Ke" of;
- "geluidzone - luchtvaart 40-45 Ke" of ;
- "geluidzone - luchtvaart 35-40 Ke",
mits hierbij wordt voldaan aan de wet- en regelgeving omtrent geluidsbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen per aangeduid Ke-gebied.
19.4.1 Aanduiding omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van het geurhinder veroorzakend object.
19.4.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen, zijn geen nieuwe geurgevoelige objecten toegestaan.
19.4.3 Ontheffing van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 19.4.2 voor het bouwen van nieuwe woningen overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits de geurhinder veroorzakende activiteiten van het geurhinder veroorzakende object feitelijk zijn geëindigd en het niet langer mogelijk dan wel toegestaan is om ter plaatse geurhinder veroorzakende activiteiten uit te voeren.
19.4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van en met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de aanduidingen 'milieuzone - geurzone' te verwijderen indien de geurhinder veroorzakende activiteiten ter plaatse blijvend zijn beëindigd.
19.5.1 veiligheidszone – bevi – 1
Functie
a. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – bevi - 1' zijn de gronden tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.
Bouwregels
b. In afwijking tot het bepaalde in de bouwregels mogen in of op deze gronden geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op nieuwe beperkt kwetsbare objecten met een functionele binding met de (militaire) luchthaven;
d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op aanwezige, geprojecteerde of nieuwe kwetsbare objecten met een functionele binding met de risicovolle inrichting waarvoor de veiligheidszone geldt;
Gebruiksregels
e. de 10-6/jaar-contour van een risicovolle bedrijf, behorende bij de aanduiding 'veiligheidszone – bevi 1', mag niet liggen buiten de aanduiding 'veiligheidszone – bevi 1';
f. in afwijking van het bepaalde onder d. zijn binnen de aanduiding 'veiligheidszone – bevi 1' functies specifiek voor minder zelfredzame niet toegestaan.
19.5.2. veiligheidszone - bevi - 2
Functie
a. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – bevi - 2' zijn de gronden tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.
Bouwregels
b. In afwijking tot het bepaalde in de bouwregels mogen in of op deze gronden geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bestaande kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten met een functionele binding met de (militaire)luchthaven of risicovolle inrichting waarvoor de veiligheidszone geldt;
Gebruiksregels
e. de 10-8/jaar-contour van een risicovolle bedrijf, behorende bij de aanduiding 'veiligheidszone – bevi 1', mag niet liggen buiten de aanduiding 'veiligheidszone – bevi 2';
f. in afwijking van het bepaalde onder d. zijn binnen de aanduiding 'veiligheidszone – bevi 2' functies specifiek voor minder zelfredzame niet toegestaan.
Afwijken van de veiligheidszone - 2
g. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid b. teneinde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toe te staan, met dien verstande dat toename van het aantal personen ten gevolge van het toestaan van deze functies dient te worden verantwoord, waarbij het groepsrisico in het invloedsgebied van een risicovolle inrichtingen niet onacceptabel wordt vergroot;
h. de 'veiligheidszone – bevi 1 en 2’ niet wordt vergroot;
i. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in van de regionale brandweer en/of de Veiligheidsregio omtrent het afwijken van de toepasselijke richtwaarden en de verantwoording van het groepsrisico.
19.6 Veiligheidszone - munitie
19.6.1 Bouwregels
a. Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone–Munitie A’ gelegen gebieden mogen geen gebouwen worden gerealiseerd;
b. Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone - Munitie B’ gelegen gebieden mogen geen gebouwen waarin zich regelmatig personen bevinden worden gebouwd;
c. Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone - Munitie C’ gelegen gebieden mogen geen gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie alsmede grote glasoppervlakken worden gerealiseerd;
19.6.2 Specifieke gebruiksregels
a. Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone-Munitie A’ gelegen gebieden mogen de gronden niet worden gebruikt ten behoeve van wegen, parkeerterreinen en recreatie.
b. Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone-Munitie B’ gelegen gebieden mogen de gronden niet worden gebruikt ten behoeve van,
1. hoofdverkeerswegen (wegen met beperkt verkeer zijn toegestaan);
2. gebouwen waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels, kantoren, werkplaatsen, cafés, enz.;
3. recreatieve voorzieningen welke grote aantal recreantentrekken, bijvoorbeeld sportvelden, jachthavens, zwembaden, kampeerterreinen en caravanparken, enz.
c. Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone-Munitie A, B, of C’ gelegen gebieden mogen activiteiten plaatsvinden die over en weer hetzij direct een onevenredig gevaar voor de veiligheid vormen of kunnen vormen.
19.6.3 Uitzondering
Het bepaalde in lid 19.6.2. is niet van toepassing op gebruik welke reeds aanwezig was op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
19.6.4 Regels inzake afwijking van de gebruiksregels
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het gebruiksverbod als bepaalde in lid 19.6.2 indien:
a. het nieuwe gebruik zal leiden tot een afname van het aantal personen binnen de betreffende aanduiding;
b. een verklaring van geen bezwaar van het ministerie van defensie wordt overlegd dat zij instemmen met het gewijzigd gebruik.
Aanduiding omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone –radar 1(a) en 2' zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van de veiligheid van het luchtverkeer. Waarbij beide radarzones voorzien in een toetsingsvlak waarbinnen na overleg met het bevoegde orgaan gekeken kan worden of obstakels opgericht kunnen worden.
Indien de hoogte van een bouwplan één of beide toetsingsvlakken doorsnijdt, dient advies te worden ingewonnen bij de betreffende bevoegde orgaan over het effect van de doorsnijding op de goede werking van de radarsystemen.
De Vrijwaringszone-radar-1(a) beschermd de werking van de ILS radar en de Vrijwaringszone-radar-2 beschermd de werking van de Lange afstandsradar.
20.1 het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
· de verkeersveiligheid;
· de vliegveiligheid;
· de woonsituatie;
· de milieusituatie;
· het straat- en bebouwingsbeeld;
· de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien:
1. tijdens of na de realisatie van een bouwwerk blijkt dat het bouwwerk niet voldoet aan de voorgeschreven maten, afmetingen of percentages, en/of;
2. na vaststelling van het plan gewijzigde bouwregelgeving hiertoe noodzaak geeft en/of;
3. sprake is van een algemeen belang of van een verbetering van het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d. de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 46 meter;
f. de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de parkeernormen, zoals die in bijlage B staat opgenomen, mits
1. het voldoen aan die regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
g. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
1. de oppervlakte van de verhoging niet meer dan 6 m2 bedraagt;
2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 1,5 meter bedraagt.
20.2 Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.1, kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de ontheffing kan worden voorkomen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels deel uitmakend van het bestemmingsplan
‘Luchthaven 2013’
van de Gemeente Den Helder
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 14 oktober 2013.
De voorzitter,
………………
|
De raadsgriffier,
…………………
|
[1] van een bijgebouw is geen sprake indien dit door afwezigheid van scheidende binnenmuren als uitbreiding van het hoofdgebouw moet worden gezien;
[2] toelichting: Deze definitie brengt tot uiting dat een woning zich niet steeds in een gebouw hoeft te bevinden, zoals bij een woonschip. Bij een woning gaat het voorts om een kleinst mogelijke zelfstandige eenheid binnen een gebouw of andere ruimte. Indien er sprake is van een gemeenschappelijke woonruimte dan is de leefgemeenschap de afzonderlijke huishouding.
In een hoofdgebouw kunnen zich meerdere woningen bevinden. Als men dit niet wenselijk acht, dan zal dit eventueel geregeld kunnen worden in de regels, door een maximaal aantal woningen per hoofdgebouw op te nemen.