13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
-
bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen;
-
detailhandel in muziekinstrumenten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke van wonen - detailhandel 1";
-
vervaardiging en verkoop van tuinbeelden en verkoop van smeedijzeren tuinhekken, alsmede de bijbehorende kleinschalige opslag daarvan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - detailhandel 2”;
-
een kantoor- en winkelruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “gemengd”;
-
opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "opslag",
en daaraan ondergeschikt:
-
wegen, woonstraten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ten aanzien van de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven geldt dat een hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken op gronden mogen worden gebruikt in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke vloeroppervlakte op de begane grond van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m², dan wel niet meer dan het bestaande percentage en bestaande oppervlak indien dit meer bedraagt;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van horeca en/of detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel;
-
het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt.
13.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen erkers buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
de breedte van een erker ten hoogste over 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
-
de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen.
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
per bouwvlak zal ten hoogste 1 woonhuis worden gebouwd, dan wel ten hoogste het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”;
-
de voorgevel van een woning zal in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
-
het hoofdgebouw krijgt een diepte van maximaal 20 m, gerekend vanaf de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat de oppervlakte van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal bedragen;
-
de afstand van de niet-aaneengebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3 m bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
-
de maatvoering van een hoofdgebouw zal voldoen aan de in het volgende bouwschema gestelde eisen:
goothoogte in meters |
bouwhoogte in meters |
dakhelling in ° |
dakhelling in ° |
maximaal |
maximaal |
minimaal |
maximaal |
3,50 |
8 |
25 |
55 |
-
ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zal de maatvoering van een hoofdgebouw de bestaande maatvoering en kapvorm zijn.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw zal ten hoogste 120 m² bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
-
de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met uitzondering van:
-
erkers, in welk geval het bepaalde van lid 13.2, sub a, onder 2 van toepassing is;
-
ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” in welk geval ter plaatse van de aanduiding een bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd;
-
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de (bedrijfs)woning, dan wel niet meer dan 0,30 m hoger dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de (bedrijfs)woning;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5 m bedragen;
-
de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 55° bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m zal bedragen;
-
de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
een goede waterhuishouding;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 13.2, sub a, onder 2b en toestaan dat een erker over de gehele breedte van de gevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd,
-
het bepaalde in lid 13.2, sub b, onder 5 en toestaan dat een niet-aaneengebouwde zijde van een hoofdgebouw op minder dan 3 m tot de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 13.2, sub b, onder 6 en 7, en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt verlaagd dan wel een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
-
het bepaalde in lid 13.2 sub c, onder 3 en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, mits de ruimtelijke structuur en het ruimtelijke beeld ter plaatse niet worden aangetast;
-
het bepaalde in lid 13.2, sub d onder 1 en toestaan dat een erf- en terreinafscheiding met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m vóór een naar de weg gekeerde zijde van een gebouw wordt gebouwd.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en bed and breakfast;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed and breakfast;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, met uitzondering van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduidingen "detailhandel 1", “detailhandel 2” en “gemengd” en met uitzondering van aan-huis-verbonden-beroepen en bedrijven, zoals aangegeven in lid 13.1;
-
het gebruik van woonhuizen voor meer dan 1 woning;
-
het gebruik van hoofdgebouwen en de bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte;
-
het gebruik van gronden ten behoeve van paardenbakken.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
een goede waterhuishouding;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 13.4 sub b en c en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke vloeroppervlakte op de begane grond van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
-
de functie bed and breakfast niet in vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van horeca en/of detailhandel, anders dan ondergeschikte en/of productiegebonden detailhandel;
-
de activiteit wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt.
-
het bepaalde in lid 13.4 sub d en toestaan dat in een woning ruimte wordt geboden voor de huisvesting van maximaal 9 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen;
-
het bepaalde in lid 13.4 sub e en toestaan dat een deel van het hoofdgebouw dan wel een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een aan- of uitbouw tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt mits:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
mantelzorg wordt verleend aan ten hoogste 2 personen per hoofdgebouw;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik van een deel van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte ongedaan gemaakt wordt.
-
het bepaalde in lid 13.4 sub f en toestaan dat een paardenbak met een oppervlakte van niet meer dan 800 m² en voorzien van een omheining met een hoogte van niet meer dan 1,5 m wordt gerealiseerd, met dien verstande dat de paardenbak:
-
op ten minste 30 m afstand van een woning van derden dient te worden gesitueerd;
-
op ten minste 5 m afstand uit de zijdelingse perceelsgrens dient te worden gesitueerd;
-
ten hoogste 4 lichtmasten ten behoeve van het verlichten van een paardenbak zijn toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen en waarbij het verlichtingsniveau geen hinder of overlast voor de omgeving met zich mee brengt.