Artikel 20 |
Wonen
|
20.1 |
Bestemmingsomschrijving
|
20.1.1 |
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
|
- wonen;
- aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig het bepaalde in lid 25.1;
- mantelzorg in een afhankelijke woonruimte;
- een schilder/glazenzetterij ter plaatse van de functieaanduiding ' dienstverlening';
- een glazenwasser ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-glazenwasser';
- het hobbymatig houden van paarden ter plaatse van de functieaanduiding 'paardenhouderij';
- een wellnesscenter ter plaatse van de functieaanduiding 'wellness';
- een zorginstelling ter plaatse van de functieaanduiding 'zorginstelling';
|
|
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, wegen en paden, parkeer- en groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
|
20.2 |
Bouwregels
|
20.2.1 |
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
|
|
- gebouwd binnen het bouwvlak;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
- uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand' zijn als hoofdgebouwen vrijstaande of in blokken van twee aaneengebouwde woningen in ten hoogste twee bouwlagen toegestaan met in achtneming van de volgende regels:
|
|
1. hetgeen gesteld onder sub a, b en c;
|
|
2. woningen boven elkaar zijn niet toegestaan;
|
|
3. de inhoud van het hoofdgebouw, indien het een vrijstaande woning betreft, niet
|
|
meer mag dan 1000 m³ mag bedragen en indien het een aaneengebouwde woning
|
|
betreft mag de inhoud van het hoofdgebouw niet meer dan 600 m³ bedragen;
|
|
4. voor het hoofdgebouw is een kap met dakhelling van ten minste 25º en ten
|
|
hoogste 65º verplicht.
|
20.2.2 |
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
|
|
- gebouwd op het achter- of zijerf, minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande, dat uitbouwen in de vorm van erkers op het voorerf mogen worden aangebouwd, mits:
|
1. |
de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
|
2. |
de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
|
|
- gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal 75m2;
- in afwijking van sub b geldt voor percelen groter dan 1000 m² dat het gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal 100 m²;
- het bouwperceel mag niet meer dan voor 50% worden bebouwd;
- goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
- bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
- bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 5 m voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m²;
- bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2;
- hoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 1,2 m ten opzichte van de hoogte van de 1e bouwlaag van aan-, of uitbouw of overkapping;
- ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand' gelden de volgende regels voor aan- en/of bijgebouwen:
|
|
1. mogen binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
|
|
2. voor zover gelegen buiten het bouwperceel geldt een maximum van 50 m² mits het
|
|
bouwperceel na aftrek van de hoofdbebouwing niet meer dan 40% wordt bebouwd;
|
|
3. de afstand van aan- en bijgebouwen ten opzichte van de naar de weg gekeerde
|
|
bebouwingsgrens en het denkbeeldige verlengde daarvan, dient minimaal 3 meter
|
|
te bedragen;
|
|
4. de goot en bouwhoogte mogen niet meer dan 3,0 respectievelijk 6,0 m bedragen;
|
|
5. de diepte van een achter de achtergevel gebouwd aan- en/of bijgebouw, te meten
|
|
vanaf de achtergevelrooilijn, mag ten hoogste 4 m bedragen met dien verstande dat
|
|
de diepte van de hoofdbebouwing en een aan de achtergevel aangebouwd aan-
|
|
en/of bijgebouw, gemeten vanaf de voorgevelrooilijn gezamenlijk ten hoogste 14 m mag bedragen of, voor zover deze reeds op het moment van ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan groter is dan 14 m, ten hoogste de op dat moment bestaande bebouwingsdiepte.
|
20.2.3 |
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
|
|
- erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;
- erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m;
- pergola’s 2,5 m;
- vlaggenmasten 6,5 m;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.
|
20.3 |
Afwijken van de bouwregels
|
20.3.1 |
Het bevoegd gezag kan middels omgevingsvergunning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' afwijken van:
|
|
- de diepte van het aan de achtergevel aangebouwde aan- en of bijgebouw tot ten hoogste 6 m met dien verstande dat de totale bebouwingsdiepte van 14 m of de op het moment van ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande diepte zoals omschreven in 20.2.2 sub i onder 5 niet wordt overschreden;
- het maximum oppervlak van aan- en/of bijgebouwen, voor zover deze zijn gelegen buiten het bouwvlak, tot 70 m² mits 50% van het bouwperceel na aftrek van de hoofdbebouwing onbebouwd blijft en de totale oppervlakte van het erf minus de hoofdgebouwen, minimaal 200 m² bedraagt;
- het maximum oppervlak van aan- en/of bijgebouwen, voor zover deze zijn gelegen buiten het bouwvlak, tot 100 m² mits 50% van het bouwperceel na aftrek van de hoofdbebouwing onbebouwd blijft en de totale oppervlakte van het erf minus de hoofdgebouwen, minimaal 1000 m² bedraagt.
|
20.3.2 |
Het bevoegd gezag kan middels omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.2 sub a voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
|
1. |
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen
|
|
gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
|
2. |
het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig mag worden geschaad;
|
3. |
de verkeersveiligheid mag niet worden geschaad.
|