Regels

 

Inhoudsopgave

 

1.         Inleidende regels  1

Artikel 1               Begrippen  1

Artikel 2               Wijze van meten  9

2.         Bestemmingsregels  11

Artikel 3               Bedrijventerrein  11

Artikel 4               Dienstverlening  16

Artikel 5               Groen  17

Artikel 6               Recreatie - Volkstuin  18

Artikel 7               Tuin  19

Artikel 8               Verkeer 20

Artikel 9               Verkeer - Spoor 21

Artikel 10             Water 22

Artikel 11             Wonen  23

Artikel 12             Leiding - Gas  26

Artikel 13             Waarde - Archeologie 3  28

Artikel 14             Waarde - Archeologie 4  31

Artikel 15             Waterstaat - Waterkering  34

3.         Algemene regels  36

Artikel 16             Antidubbeltelregel 36

Artikel 17             Algemene bouwregels  37

Artikel 18             Algemene gebruiksregels  38

Artikel 19             Algemene aanduidingsregels  40

Artikel 20             Algemene afwijkingsregels  41

Artikel 21             Algemene wijzigingsregels  42

Artikel 22             Overige regels  43

4.         Overgangs- en slotregels  44

Artikel 23             Overgangsrecht 44

Artikel 24             Slotregel 46

 

 

 


1.             Inleidende regels

Artikel 1       Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1         plan

het bestemmingsplan Bedrijventerreinen van de gemeente Castricum;

1.2         bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0383.BPC12Bedrijventrn-VS01;

1.3         verbeelding:

de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.0383.BPC12Bedrijventrn-VS01;

1.4         aanbouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5         aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6         aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7         aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.8         achtererf

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;

1.9         afhankelijke woonruimte

woonruimte die niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

1.10       afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 2.12, lid 1 sub a, onder 1° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.11       ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.12       archeologisch deskundige

professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma’s van Eisen op te stellen en te toetsen;

1.13       archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;

1.14       archeologisch rapport

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;

1.15       archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.16       bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.17       bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.18       bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie voor toeristische doeleinden gericht op een kortdurend verblijf en het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis/boerderij of bijgebouw en is ondergeschikt aan de hoofdbestemming. Er is geen sprake van een bed & breakfast bij de aanwezigheid van een zelfstandige kookgelegenheid en/of de verkoop van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse en/of overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.19       bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.20       bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.21       bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie;

1.22       bedrijfswoning / dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.23       beperkt kwetsbaar object

a.   verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden;
b.   zwembaden en speeltuinen;
c.   kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, in lid 1.56, vallen;
d.   sporthallen, sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, in lid 1.56, vallen;
e.   objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
f.    objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.24       beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.25       Besluit omgevingsrecht (Bor)

Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143;

1.26       bestaand(e)

a.   bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
b.   bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.27       bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.28       bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.29       bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en op de grond staand bouwwerk met een dak;

1.30       bijgebouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.31       bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.32       bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.33       bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.34       bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.35       bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.36       bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.37       bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.38       buitenopslag

het in open lucht tijdelijk opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

1.39       dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.40       detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.41       dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.42       dienstverlening op het gebied van verzorging

dienstverlening gericht op een gezonde levensstijl door massage en/of lichaamsverzorging, gezonde voeding, beweging, doelmatige ontspanning, meditatie- en ontspanningsoefeningen, stressmanagement

1.43       eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.44       erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.45       erker

een kleine grondgebonden uitbouw van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw;

1.46       erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.47       gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.48       gebruik(-en)

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.49       geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven als bedoeld in inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Bor;

1.50       geometrische plaatsbepaling

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.51       hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;

1.52       hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.53       horeca(bedrijf)

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; de volgende categorieën horeca-instellingen worden onderscheiden:

a.   horeca categorie 1:
horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel uit functioneel als uit milieuoverwegingen niet of nauwelijks storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven; onder deze categorie vallen onder andere een broodjeszaak, theehuis en lunchroom;
b.   horeca categorie 2:
horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel uit functioneel als uit milieuoverwegingen in geringe mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven; onder deze categorie vallen onder andere een restaurant, caférestaurant, café, bar, snackbar en cafetaria;
c.   horeca categorie 3:
horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel uit functionele als uit milieuoverwegingen in min of meer ernstige mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven; onder deze categorie vallen onder andere een dancing, discotheek, nachtclub, coffeeshop en automatenhal;

1.54       horizontale diepte van een gebouw

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

1.55       kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.56       kwetsbaar object

a.   woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
b.   gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
1.   ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
2.   scholen;
3.   gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
c.   gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
1.   kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
2.   complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
d.   kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.57       maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.58       maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.59       mantelzorg

het bieden van zorg in één woning en bijbehorende aan- en uitbouwen of in een vrijstaand bijgebouw, dus alleen in afhankelijke woonruimte, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonruimte in overeenstemming is;

1.60       nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.61       normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.62       omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.63       omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.64       omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.65       onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven het peil is gelegen;

1.66       overkapping

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.67       peil

a.   voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.   voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse;
c.   indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.68       prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.69       seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.70       slopen

het afbreken of laten afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan;

1.71       staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.72       uitbouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.73       uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.74       voorerf

gedeelte van een erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;

1.75       voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.76       voorkeursgrenswaarde

ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel;

1.77       webwinkel

de uitoefening van detailhandel, zonder de uitstalling ten verkoop, waarbij de goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht en die niet ter plaatse aan de koper ter hand wordt gesteld;

1.78       wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.79       winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.80       woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.81       zijerf

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

 

 

Artikel 2       Wijze van meten

2.1         Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1.1      de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.2      de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.3      de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.4      de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.5      de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.6      de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

2.1.7      de bouwhoogte van een windmolen

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen;

2.1.8      de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.1.9      de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

 

2.2         Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, balkonhekken en overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

2.3         Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

 

 

2.             Bestemmingsregels

Artikel 3       Bedrijventerrein

3.1         Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   bedrijven, met dien verstande dat:
1.   ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2", bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
2.   ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1", bedrijven in de categorie 1 tot en met 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
3.   ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2", bedrijven in de categorie 1 tot en met 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan,
en met uitzondering van geluidshinderlijke inrichtingen;
b.   in aanvulling op het bepaalde onder a is tevens toegestaan:
1.   kantoorfuncties welke deel uitmaken van de onder a genoemde bedrijven;
2.   detailhandel;
3.   buitenopslag;
4.   bedrijfswoningen,

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

 

3.2         Bouwregels

3.2.1      Gebouwen

Gebouwen dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:

a.   gebouwd binnen het bouwvlak;
b.   ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
c.   ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
d.   ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is per bouwperceel ten hoogste het aangegeven maximum bebouwingspercentage toegestaan;
e.   inhoud van de bedrijfswoning maximaal 600 m³.

 

3.2.2      Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:

a.   gebouwd zowel binnen als buiten het bouwvlak op het zij- en achtererf en minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning, met dien verstande, dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning en buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, mits:
1.   de horizontale diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
2.   de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 meter;
b.   goothoogte is:
1.   bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 meter;
2.   bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 meter dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning plus 0,25 meter;
c.   bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen is:
1.   bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 meter;
2.   bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 meter mag bedragen en maximaal 6 meter;
d.   bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij geldt dat de bouw in ieder geval 3 meter mag bedragen en maximaal 5 meter;
e.   hoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 1,2 meter ten opzichte van de hoogte van de 1e bouwlaag van aan-, of uitbouw of overkapping.

 

3.2.3      Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal:

a.   20 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - betonmortelcentrale';
b.   bedrijfsinstallaties en lichtmasten 6 meter;
c.   vlaggenmasten 6,5 meter;
d.   erf- en terreinafscheidingen 2,2 meter;
e.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 meter.

 

3.3         Afwijken van de bouwregels

3.3.1      Bouwhoogte

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

a.   artikel 3.2.1 voor het vergroten van de bouwhoogte van gebouwen met maximaal 5 meter;
b.   artikel 3.2.3 voor het vergroten van de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, tot maximaal 15 meter.

 

3.3.2      Vereisten afwijking

Afwijking als bedoeld in artikel 3.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

a.   de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
b.   het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

 

3.4         Specifieke gebruiksregels

3.4.1      Afwijkende milieucategorieën

a.   In afwijking van het bepaalde in artikel 3.1a zijn tevens de volgende bedrijfsactiviteiten toegestaan:

 

Afbeelding 1: Afwijkende milieucategorieën.

Adres

Bedrijfsactiviteit

Milieucategorie

SBI-code

Castricummer Werf 84

Wasserijen en strijkinrichtingen

3.1

9301.1.A

Castricummer Werf 132

Parfumerie- en cosmeticafabrieken

4.2

2452

Oude Haarlemmerweg 77a

Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven

2

501, 502, 504

Heemstederweg 4

Composteerbedrijven:- niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr

5.2

9002.2.C2

Schulpstet 17 en 26

Gemeentewerven (afval-inzameldepots)

3.1

9002.1.B

Schulpstet 19

Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.

3.2

287.B1

Schulpstet 19

Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven

3.2

501, 502, 504

Schulpstet 38

Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven

3.2

501, 502, 504

Schulpstet 40

Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.

3.2

517

Stetweg 66a

Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout

3.2

203, 204, 205.0

Stetweg 68a

Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven

3.2

501, 502, 504

Boekel 25

Betonmortelcentrale p.c. > 100 t/uur

4.2

2363.2

Boekel 29

Vervaardiging van overige artikelen van hout

3.1

162.1

Boekel 36

Vervaardiging van metalen constructiewerken (gesloten gebouw)

3.2

251, 331.1

Boekel 39

Vervaardiging van metalen constructiewerken (gesloten gebouw)

3.2

251, 331.1

 

b.   Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation' is tevens een gasontvangstation toegestaan;
c.   Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - biljartcentrum' is tevens een biljartcentrum toegestaan.

 

3.4.2      Toegelaten gebruik

Voor de gronden gelden de volgende regels:

a.   in afwijking van artikel 3.1a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - industrie' geluidshinderlijke inrichtingen toegestaan;
b.   de oppervlakte van kantoorfuncties als bedoeld in artikel 3.1b, onder 1 mag niet meer bedragen dan 50% van totale bedrijfsoppervlak, met dien verstande dat dit niet meer mag bedragen dan 2.000 m²;
c.   detailhandel als bedoeld in artikel 3.1b, onder 2 is uitsluitend toegestaan:
1.   ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen of perifere detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig';
2.   als ondergeschikte nevenactiviteit, van ter plaatse vervaardigde goederen;
d.   woningen als bedoeld in artikel 3.1b, onder 4 zijn uitsluitend toegestaan:
1.   ter plaatse van de aanduiding 'woning';
2.   ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat uitsluitend bedrijfswoningen zijn toegestaan en met dien verstande dat in afwijking hiervan ter plaatse van de aanduiding:

a.   'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfswoning 1' uitsluitend een bedrijfswoning is toegestaan;

b.   'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfswoning 2' een bedrijfswoning uitsluitend op de verdieping is toegestaan.

 

3.4.3      Verboden gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden ten behoeve van buitenopslag als bedoeld in artikel 3.1b, onder 3:

a.   binnen een afstand van 5 meter gemeten vanaf de bestemming "Verkeer", tenzij buitenopslag plaats vindt binnen een aangegeven bouwvlak;
b.   hoger dan de binnen hetzelfde bouwperceel voorgeschreven goothoogte. Indien geen goothoogte is aangegeven: niet hoger dan de voorgeschreven bouwhoogte.

 

3.5         Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1      Categorie, volumineuze detailhandel, perifere detailhandel

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

a.   artikel 3.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan op grond van de betreffende milieucategorie is toegestaan, mits het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de betreffende milieucategorie;
b.   artikel 3.1 teneinde detailhandel in volumineuze goederen of perifere detailhandel toe te staan, mits:
1.   een ruimtelijke inpassing van de betreffende detailhandel in een winkelcentrum c.q. de woonbebouwing niet mogelijk is;
2.   de vestiging geen structurele verstoring van het bestaande voorzieningenpatroon met zich meebrengt;
3.   op eigen terrein voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen.
c.   artikel 3.1 voor het toestaan van een webwinkel, mits de (bedrijfs)activiteiten voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de betreffende milieucategorie;

 

3.5.2      Vereisten afwijking

Afwijking als bedoeld in artikel 3.5.1 kan slechts worden verleend, mits:

a.   de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
b.   het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

 

3.6         Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van een bedrijf dat is opgenomen in de naasthogere categorie van de Staat van bedrijfsactiviteiten dan ter plaatse is toegestaan, dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk gesteld kan worden met een bedrijf van die naasthogere categorie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a.   geen onevenredige aantasting plaats vindt van de verkeersveiligheid;
b.   geen onevenredige aantasting plaats vindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.

 

 

Artikel 4       Dienstverlening

4.1         Bestemmingsomschrijving

De voor "Dienstverlening" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   dienstverlening op het gebied van verzorging;
b.   ondergeschikte detailhandel;
c.   bedrijfswoningen,

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

 

4.2         Bouwregels

4.2.1      Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

a.   gebouwd binnen het bouwvlak;
b.   ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
c.   ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
d.   inhoud van de bedrijfswoning maximaal 600 m³.

 

4.2.2      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal:

a.   lichtmasten 6 meter;
b.   vlaggenmasten 6,5 meter;
c.   erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 meter;
d.   erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel 2 meter;
e.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 meter.

 

4.3         Specifieke gebruiksregels

Het gebruik ten behoeve van dienstverlening is uitsluitend toegestaan op de begane grond.

 

 

Artikel 5       Groen

5.1         Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
b.   waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
c.   parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden en verhardingen;
d.   speelvoorzieningen,

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2         Bouwregels

5.2.1      Gebouwen

a.   Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

 

5.2.2      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal:

a.   lichtmasten 6 meter;
b.   vlaggenmasten 6,5 meter;
c.   speelvoorzieningen 4 meter;
d.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 meter.

 

 

Artikel 6       Recreatie - Volkstuin

6.1         Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie - Volkstuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   volkstuinen;
b.   groenvoorzieningen, bermen en beplanting,

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

 

6.2         Bouwregels

6.2.1      Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

a.   gebouwd binnen het bouwvlak;
b.   ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
c.   ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
d.   op iedere kavel voor een volkstuin mag in afwijking van het bepaalde sub a tot en met c buiten het bouwvlak één plantenkas worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2,6 meter waarbij het grondoppervlak bij een volkstuin:
1.   tot 100 m² een kas met een grondoppervlak van maximaal 10 m² is toegestaan;
2.   groter dan 100 m² een kas met een grondoppervlak van maximaal 15 m² is toegestaan.

 

6.2.2      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

a.   lichtmasten 8 meter;
b.   vlaggenmasten 6,5 meter;
c.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 meter.

 

 

Artikel 7       Tuin

7.1         Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde alsmede voor water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

 

7.2         Bouwregels

7.2.1      Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van uitbouwen in de vorm van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, mits:

a.   de horizontale diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
b.   de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 meter.

 

7.2.2      Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal:

a.   erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 meter;
b.   erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel 2 meter;
c.   pergola’s 2,5 meter;
d.   vlaggenmasten 6,5 meter.

 

 

Artikel 8       Verkeer

8.1         Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
b.   parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
c.   waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen,

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

8.2         Bouwregels

8.2.1      Gebouwen

a.   Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

 

8.2.2      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:

a.   lichtmasten 8 meter;
b.   vlaggenmasten 6,5 meter;
c.   speelvoorzieningen 4 meter;
d.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 meter.

 

 

Artikel 9       Verkeer - Spoor

9.1         Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Spoor" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   spoorwegen;
b.   parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
c.   waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen,

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen.

 

9.2         Bouwregels

9.2.1      Gebouwen

a.   Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

 

9.2.2      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer, is maximaal 4 meter.

 

 

Artikel 10   Water

10.1       Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen, waterwegen en scheepvaartdoeleinden, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

 

10.2       Bouwregels

10.2.1    Gebouwen

a.   Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

 

10.2.2    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:

a.   bruggen en viaducten 8 meter;
b.   lichtmasten 6 meter;
c.   vlaggenmasten 6,5 meter;
d.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 meter.

 

 

Artikel 11   Wonen

11.1       Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   het bestaande aantal woningen;
b.   aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 18.1;
c.   mantelzorg in een afhankelijke woonruimte;
d.   detailhandel,

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

 

11.2       Bouwregels

11.2.1    Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

a.   gebouwd binnen het bouwvlak;
b.   ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
c.   ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan;
d.   ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
e.   ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
f.    ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
g.   ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan.

 

11.2.2    Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

a.   gebouwd, op het achter- of zijerf, minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande, dat uitbouwen in de vorm van erkers op het voorerf mogen worden aangebouwd, mits:
1.   de horizontale diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
2.   de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 meter;
b.   gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal:
1.   75 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m²;
2.   100 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m²;
c.   het bouwperceel mag niet meer dan voor 50% worden bebouwd;
d.   goothoogte maximaal 3 meter dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 meter;
e.   bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 meter mag bedragen en maximaal 6 meter;
f.    bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 meter mag bedragen en maximaal 5 meter voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m²;
g.   bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 meter mag bedragen en maximaal 6 meter voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m²;
h.   hoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 1,2 meter ten opzichte van de hoogte van de 1e bouwlaag van aan-, of uitbouw of overkapping.

 

11.2.3    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

a.   erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 meter;
b.   erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel 2 meter;
c.   pergola’s 2,5 meter;
d.   vlaggenmasten 6,5 meter.

 

11.3       Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2.2, onder a voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a.   de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
b.   het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig mag worden geschaad;
c.   verkeersveiligheid mag niet worden geschaad.

 

11.4       Specifieke gebruiksregels

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is detailhandel als bedoeld in artikel 11.1, onder d toegestaan.

 

11.5       Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.1 voor een bed & breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a.   het gebruik als bed & breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
b.   maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
c.   er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonfunctie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
d.   ten hoogste drie kamers (zes slaapplaatsen) ten behoeve van bed & breakfast worden gebruikt;
e.   er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

 

 

Artikel 12   Leiding - Gas

12.1       Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor:

a.   een ondergrondse gasleiding;
b.   het beheer en onderhoud van de leiding;
c.   de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding,

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

12.2       Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 11) mag:

a.   binnen een afstand van 5 meter aan weerszijden van de gasleiding geen nieuw bouwwerk worden gebouwd;
b.   op de overige binnen de zone gelegen gronden geen nieuw bouwwerk ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

 

12.3       Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2 voor het toestaan van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het bouwen van bouwwerken ten behoeve van die functies, mits:

a.   de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten
b.   ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
c.   advies is verkregen van de leidingbeheerder.

 

12.4       Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 11) zijn op de in artikel 12.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

 

12.5       Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.4 voor het toestaan van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het bouwen van bouwwerken ten behoeve van die functies, mits:

a.   ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
b.   advies is verkregen van de leidingbeheerder.

 

12.6       Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

12.6.1    Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 12.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

a.   het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
b.   het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoor­zieningen en andere oppervlakteverhardingen;
c.   het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
d.   het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
e.   het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

 

12.6.2    Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

12.6.3    Verlening

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

 

12.6.4    Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

a.   andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
b.   andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

 

 

Artikel 13   Waarde - Archeologie 3

13.1       Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie 3" aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

 

13.2       Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen artikel 3 tot en met artikel 11 mag op de in artikel 13.1 bedoelde gronden alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

 

13.3       Afwijken van de bouwregels

13.3.1    Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

13.3.2    Uitzonderingen

Afwijking als bedoeld in artikel 13.3.1 is niet vereist, indien:

a.   de bodemverstorende ingreep kleiner is dan 100 m²;
b.   de bodemverstorende ingreep groter is dan 100 m² en de grondbewerking niet dieper is dan 4 meter +NAP, met dien verstande dat indien het maaiveld reeds lager ligt dan 4 meter +NAP, de grondbewerking niet dieper is dan 0,4 meter vanaf het maaiveld;
c.   het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
d.   op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.

 

13.3.3    Voorwaarden

a.   Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
b.   indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald onder a, blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
1.   tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2.   tot het doen van opgravingen, of;
3.   de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.

 

13.3.4    Verlening

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

13.4       Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

13.4.1    Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 13.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

a.   het afgraven, woelen, menging, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
b.   het ophogen van gronden;
c.   het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
d.   het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
e.   het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
f.    het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

13.4.2    Voorwaarden

a.   Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
b.   een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in artikel 13.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten;
c.   voor zover de in artikel 13.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan een omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
1.   de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2.   de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
3.   de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.

 

13.4.3    Verlening

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

13.4.4    Uitzonderingen

Het in artikel 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

a.   de oppervlakte van het werk kleiner is dan 100 m²;
b.   de oppervlakte van het werk groter is dan 100 m² en de grondbewerking niet dieper is dan 4 meter +NAP, met dien verstande dat indien het maaiveld reeds lager ligt dan 4 meter +NAP, de grondbewerking niet dieper is dan 0,4 meter vanaf het maaiveld;
c.   het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
d.   de werken en werkzaamheden:
1.   reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
2.   de werken en werkzaamheden op aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
e.   op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.

 

13.5       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming "Waarde - Archeologie 3" indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

 

 

Artikel 14   Waarde - Archeologie 4

14.1       Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie 4" aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

 

14.2       Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen artikel 3 tot en met artikel 11 mag op de in artikel 14.1 bedoelde gronden alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

 

14.3       Afwijken van de bouwregels

14.3.1    Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

14.3.2    Uitzonderingen

Afwijking als bedoeld in artikel 14.3.1 is niet vereist, indien:

a.   de bodemverstorende ingreep kleiner is dan 500 m²;
b.   de bodemverstorende ingreep groter is dan 500 m² en de grondbewerking niet dieper is dan 0,4 meter vanaf het maaiveld;
c.   het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
d.   op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.

 

14.3.3    Verlening

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

14.4       Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

14.4.1    Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 14.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

a.   het afgraven, woelen, menging, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
b.   het ophogen van gronden;
c.   het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
d.   het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
e.   het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
f.    het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

14.4.2    Voorwaarden

a.   Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
b.   een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in artikel 14.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten;
c.   voor zover de in artikel 14.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
1.   de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2.   de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
3.   de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.

 

14.4.3    Verlening

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologisch deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

14.4.4    Uitzonderingen

Het in artikel 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

a.   de oppervlakte van het werk kleiner is dan 500 m²;
b.   de oppervlakte van het werk groter is dan 500 m² en de grondbewerking niet dieper is dan 0,4 meter vanaf maaiveld;
c.   het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
d.   de werken en werkzaamheden:
1.   reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
2.   de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
e.   op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.

 

14.5       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming "Waarde - Archeologie 4", indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

 

 

Artikel 15   Waterstaat - Waterkering

15.1       Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.

 

15.2       Bouwregels

15.2.1    Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 11) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

 

15.2.2    Gebouwen

a.   Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

 

15.2.3    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.   Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 meter.

 

15.3       Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

 

15.4       Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen ouwwerken zijnde, en werkzaamheden

15.4.1    Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 15.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

a.   het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
b.   het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
c.   het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
d.   het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
e.   het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

 

15.4.2    Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid en/of de mogelijkheden tot beheer en onderhoud van de waterkering en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

15.4.3    Verlening

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

 

15.4.4    Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

a.   andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
b.   andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

 

 

 

3.             Algemene regels

Artikel 16   Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 17   Algemene bouwregels

17.1       Bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

17.2       Bestaand bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

 

Artikel 18   Algemene gebruiksregels

18.1       Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

18.1.1    Algemeen

Gebruik van ruimten binnen een woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a.   maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
b.   degenen die activiteiten in de woning uitvoert dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
c.   vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn, met uitzondering van tandartsenpraktijken, niet toegestaan;
d.   bedrijven maximaal in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan of bedrijven die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
e.   er mag geen detailhandel en/of horeca plaatsvinden;
f.    er mogen geen publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.

 

18.1.2    Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

a.   het bepaalde in artikel 18.1.1, onder e ten behoeve van het toestaan van beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit, mits in verband staand met de activiteit;
b.   het bepaalde in artikel 18.1.1, onder f ten behoeve van publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten, mits dit gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse.

 

18.2       Verboden gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

a.   het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voor zover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;
b.   het opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voor zover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een bedrijfserf, behorende bij een winkel of bedrijf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;
c.   het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
d.   het gebruik van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
e.   het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning.

 

 

Artikel 19   Algemene aanduidingsregels

19.1       Geluidzone - industrie

19.1.1    Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (geluidhinderlijke inrichtingen).

 

19.1.2    Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 11) mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelig gebouwen worden gebouwd.

 

19.1.3    Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.1.2 voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

 

19.2       Veiligheidszone - gasstation

19.2.1    Aanduidingomschrijving

a.   Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - gasontvangstation 1' zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan.
b.   Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - gasontvangstation 2' zijn geen kwetsbare objecten toegestaan.

 

19.3       Veiligheidszone - windturbine

19.3.1    Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - windturbine' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de veiligheidszone van een windturbine.

 

19.3.2    Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 11) mogen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine' op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

 

 

Artikel 20   Algemene afwijkingsregels

20.1       Afwijkingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

a.   in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
b.   de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
c.   de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter;
d.   de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 meter.

 

20.2       Voorwaarden

Afwijking als bedoeld in artikel 20.1 is slechts toegestaan, mits:

a.   de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
b.   het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

 

 

Artikel 21   Algemene wijzigingsregels

21.1       Wijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a.   bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 meter worden verschoven;
b.   de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
c.   het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

 

 

Artikel 22   Overige regels

22.1       Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a.   het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
b.   de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
c.   de ruimte tussen bouwwerken.

 

 

4.             Overgangs- en slotregels

Artikel 23   Overgangsrecht

23.1       Bouwwerken

23.1.1    Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

23.1.2    Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 23.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 23.1.1 met maximaal 10%.

 

23.1.3    Uitzondering

Artikel 23.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

23.2       Overgangsrecht gebruik

23.2.1    Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

23.2.2    Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 23.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

23.2.3    Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 23.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

23.2.4    Uitzondering

Artikel 23.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 24   Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 11 april 2013.