Vastgesteld bestemmingsplan Akersloot
Planregels
Gemeente Castricum
8 december 2011
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 13 Verkeer - Parkeerterrein
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 18 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 20 Waterstaat - Waterkering
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Artikel 22 Algemene bouwregels
Artikel 23 Algemene gebruiksregels
Artikel 24 Algemene aanduidingsregels
Artikel 25 Algemene afwijkingsregels
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
HOOFDSTUK 1 inleidende regels terug naar inhoudsopgave Artikel 1 Begrippen terug naar inhoudsopgave In deze regels wordt verstaan onder:
Artikel 2 Wijze van meten terug naar inhoudsopgave 2.1 Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.2 Ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, balkonhekken en overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.3 Meten Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
HOOFDSTUK 2 bestemmingsregels terug naar inhoudsopgave Artikel 3 Bedrijf terug naar inhoudsopgave 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels; b bedrijfsactiviteiten, behorende tot categorie 1 t/m 3.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’; c brandstofverkooppunt zonder de verkoop van lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’; d een praktijkruimte voor (para-)medische voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘praktijkruimte’; e bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’; f waterhuishoudkundige voorzieningen; met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, en terreinen.
3.2 Bouwregels 3.2.1 Bedrijfsgebouwen (hoofd- en bijgebouwen) voldoen aan de volgende kenmerken: a gebouwd binnen het bouwvlak, b maximaal de aangeduide bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’; c maximaal de aangeduide goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’;
3.2.2 Bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken: a gebouwd binnen het aanduidingsvlak; b maximaal één bedrijfswoning per aanduidingsvlak; c goot- en bouwhoogte respectievelijk maximaal 6 m en 10 m;
3.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken: a gebouwd zowel binnen als buiten het bouwvlak op het achter- of zijerf, minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning mogen worden aangebouwd, mits: 1 de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt; 2 de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m; b de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 75 m²; c goothoogte is: 1 bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m; 2 bij een niet inpandige bedrijfswoning de hoogte van de 1e bouwlaag van de bedrijfswoning plus 0,25 m; d bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen is 1 bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m; 2 bij een niet inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m; e bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw van de bedrijfswoning verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 5 m; f bouwhoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 1,2 m ten opzichte van de hoogte van de 1e bouwlaag van aan- of uitbouw of overkapping; g afstand tot de bestemmingen ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ en ‘Wonen’ bedraagt minimaal 10 m.
3.2.4 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
3.3 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 onder a, voor andere bedrijfsactiviteiten dan genoemd in bijlage 1 van deze regels, met inachtneming van de volgende regels: a afwijken kan voor een bedrijfsactiviteit die niet behoort tot, of niet is genoemd in, categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met bedrijfsactiviteiten als genoemd in categorie 1 of 2; b afwijken kan niet voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening terug naar inhoudsopgave 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen, met de bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, en terreinen.
4.2 Bouwregels 4.2.1 Gebouwen toegestaan binnen het bestemmingsvlak, tot een bouwhoogte van maximaal 3 m. 4.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
Artikel 5 Detailhandel terug naar inhoudsopgave 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a detailhandel; b dienstverlening; c bestaande bedrijfswoningen; met de bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
5.2 Bouwregels 5.2.1 Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken: a gebouwd binnen het bouwvlak; b maximaal de aangeduide goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
5.2.2 Aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen voldoen aan de volgende kenmerken; a gebouwd zowel binnen als buiten het bouwvlak op het achter- of zijerf, minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden aangebouwd, mits: 1 de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt; 2 de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m; b de gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw maximaal 75 m²; c goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m; d bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m; e bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 5 m; f bouwhoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 1,2 m ten opzichte van de bouwhoogte van de 1e bouwlaag van aan- of uitbouw of overkapping; g afstand tot de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ bedraagt minimaal 5 m.
5.2.3 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
Artikel 6 Gemengd terug naar inhoudsopgave 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a het bestaande aantal (bedrijfs-)woningen:
b aan de woonfunctie ondergeschikte: 1 bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten van maximaal 100 m² per bouwperceel; 2 horeca-activiteiten in categorie 1; 3 kantoren, tot een bruto-vloeroppervlakte van maximaal 100 m2 per bouwperceel; 4 dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, tot een bruto-vloeroppervlakte van maximaal 100 m2 per bouwperceel;
en tevens voor:
c agrarisch bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch bedrijf’;
d bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’;
e verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg’;
f detailhandelsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
g horeca-activiteiten tot en met categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met horeca-categorie 2’;
h mantelzorg in een afhankelijke woonruimte;
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven. 6.2 Bouwregels 6.2.1 Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken: a gebouwd binnen het bouwvlak; b maximaal de aangeduide goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’; c afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 m, tenzij hoofdgebouwen ter plaatse van de zijdelingse bouwperceelgrens aaneen zijn gebouwd.
6.2.2 Aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen voldoen aan de volgende kenmerken; a gebouwd zowel binnen als buiten het bouwvlak op het achter- of zijerf, minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden aangebouwd, mits: 1 de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt; 2 de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m; b de gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw maximaal 75 m²; c goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m; d bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m; e bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 5 m; f bouwhoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 1,2 m ten opzichte van de bouwhoogte van de 1e bouwlaag van aan- of uitbouw of overkapping; g afstand tot de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ bedraagt minimaal 5 m.
6.2.3 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
6.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken: a van het bepaalde in 6.2.2c voor een kleinere afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens; b van het bepaalde in 6.2.2g voor een kleinere afstand tot de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’; mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet in onevenredige mate worden aangetast.
6.4 Specifieke gebruiksregels 6.4.1 Het bepaalde in lid 6.1 onder b ten aanzien van de combinatie met de woonfunctie geldt niet voor bestaande situaties waarin ter plaatse van een bouwperceel geen woonfunctie aanwezig is.
6.4.2 Indien op een bouwperceel de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is opgenomen, geldt dat een bedrijfswoning slechts ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is toegestaan.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder f, ten behoeve van het toestaan van beperkte detailhandel als ondergeschikte activiteit, mits in verband staand met de onder b genoemde activiteiten.
Artikel 7 Groen terug naar inhoudsopgave 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a groenvoorzieningen, bermen en beplanting; b gemaal, ter plaatse van de aanduiding ‘gemaal’; c overige waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen; d kinderboerderij, ter plaatse van de aanduiding ‘kinderboerderij’; e parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden en verhardingen; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en speelvoorzieningen.
7.2 Bouwregels 7.2.1 Enkel ter plaatse van de aanduiding ‘gemaal’ is een gebouw toegestaan, waarvan de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m. 7.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
Artikel 8 Maatschappelijk terug naar inhoudsopgave 8.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a maatschappelijke voorzieningen; b religieuze voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘religie’; c begraafplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’; d bestaande dienstwoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
en tevens voor: e detailhandel en dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘gemengd’; f kantoor, ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’; g rijksmonument, ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarde’; met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven en paden, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
8.2 Bouwregels 8.2.1 Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken: a gebouwd binnen het bouwvlak; b maximaal de aangeduide bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’; c maximaal de aangeduide goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ en de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage (%)’; d het bebouwingspercentage is maximaal het aangeduide bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ en de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage (%)’;
8.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een dienstwoning voldoen aan de volgende kenmerken: a gebouwd zowel binnen als buiten het bouwvlak op het achter- of zijerf, minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de dienstwoning, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van de dienstwoning mogen worden aangebouwd, mits: 1 de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt; 2 de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m; b de gezamenlijke oppervlakte per dienstwoning maximaal 75 m²; c goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw van de bedrijfswoning vermeerderd met 0,25 m en maximaal 3 m; d bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw van de dienst-/bedrijfswoning verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m; e bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw van de dienstwoning verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 5 m; f bouwhoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 1,2 m ten opzichte van de hoogte van de 1e bouwlaag van aan- of uitbouw of overkapping; g afstand tot de bestemmingen ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ en ‘Wonen’ bedraagt minimaal 10 m.
8.2.3 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
Artikel 9 Recreatie terug naar inhoudsopgave 9.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a extensieve (dag-)recreatie; b jachthavens, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘jachthaven’; c kampeerterreinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’; d horeca-activiteiten tot en met categorie 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 1’; e horeca-activiteiten tot en met categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 2’; f maximaal 5 (ligplaatsen voor) woonschepen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘woonschepenligplaats’; g bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ (maximaal één bedrijfswoning per aanduidingsvlak); h maximaal 3 botenkranen; met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, en terreinen, parkeer- en groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding en speelvoorzieningen.
9.2 Bouwregels 9.2.1 Gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘jachthaven’ voldoen aan de volgende kenmerken: a bedrijfsgebouwen gebouwd binnen het bouwvlak en niet ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’; b maximaal de aangeduide bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’; c maximaal de aangeduide goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’; d afstand van bouwwerken tot de bestemming ‘Maatschappelijk’ met de aanduiding ‘begraafplaats’ bedraagt minimaal 30 m; e afstand van bouwwerken tot de bestemming ‘Wonen’ bedraagt minimaal 10 m.
9.2.2 Gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ voldoen aan de volgende kenmerken: a ieder aanduidingsvlak mag voor maximaal 25% worden bebouwd; b goothoogte gebouwen maximaal 3 m; c bouwhoogte recreatieverblijven maximaal 4,5 m; d bouwhoogte bedrijfsgebouwen maximaal 6 m; e afstand van een gebouw tot de bestemming ‘Wonen’ bedraagt minimaal 5 m.
9.2.3 Gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ voldoen aan de volgende kenmerken: a gebouwd binnen het bouwvlak; b goothoogte maximaal 6 m; c bouwhoogte maximaal 10 m.
9.2.4 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
Artikel 10 Tuin - 1 terug naar inhoudsopgave 10.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Tuin - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende parkeervoorzieningen (op eigen terrein), gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels 10.2.1 Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van: a bijgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouw’, tot een goot- en bouwhoogte van respectievelijk maximaal 2,5 m en 3,5 m; b uitbouwen in de vorm van erkers aan hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, mits: 1 de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt; 2 de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m; c bestaande aan- en uitbouwen en overige aangebouwde bijgebouwen.
10.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
Artikel 11 Tuin - 2 terug naar inhoudsopgave 11.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Tuin - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende parkeervoorzieningen (op eigen terrein), gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels 11.2.1 Gebouwen mogen niet worden gebouwd. 11.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
Artikel 12 Verkeer terug naar inhoudsopgave 12.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer; b parkeer-, groen- en speelvoorzieningen; c waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels 12.2.1 Gebouwen mogen niet worden gebouwd. 12.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de (water)wegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:
Artikel 13 Verkeer - Parkeerterrein terug naar inhoudsopgave 13.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer - Parkeerterrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a parkeerterreinen; b groenvoorzieningen; c waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen. met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels 13.2.1 Gebouwen mogen niet worden gebouwd. 13.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de (water)wegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied terug naar inhoudsopgave 14.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie hoofdzakelijk gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het lokale verkeer; b garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘garage’; c parkeervoorzieningen; d evenementen; e parkeer-, groen- en speelvoorzieningen; f waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen; met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels 14.2.1 Gebouwen mogen niet worden gebouwd. 14.2.2 In afwijking van het bepaalde onder 14.2.1 geldt voor garageboxen dat: a deze ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ zijn toegestaan; b de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt. 14.2.3 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de (water)wegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:
Artikel 15 Water terug naar inhoudsopgave 15.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen; b jachthavens, ter plaatse van de aanduiding ‘jachthaven’; c overslag van goederen, ten behoeve van de aangrenzende bestemming ‘Bedrijf’, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’; d ligplaatsen voor woonschepen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘woonschepenligplaats’ en maximaal één woonschip per aanduiding; e voorzieningen voor de scheepvaart; met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
15.2 Bouwregels 15.2.1 Gebouwen mogen niet worden gebouwd. 15.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de (water)wegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:
Artikel 16 Wonen - 1 terug naar inhoudsopgave 16.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a het bestaande aantal woningen, in de vorm van: 1 vrijstaande woningen, ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’; 2 halfvrijstaande woningen, ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’; 3 aaneengesloten woningen, ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’; 4 gestapelde woningen, ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’; met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ in afwijking van het bestaande aantal woningen het aantal woningen is toegestaan dat is aangeduid;
b gemengde doeleinden in de vorm van detailhandel, horeca tot en met categorie 2, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘gemengd’;
c kantoren en bedrijfsmatige activiteiten behorende tot categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (opgenomen in bijlage 1 van deze regels), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’ en de aanduiding ‘bedrijf tot van categorie 1’;
d aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 23.1 en 23.2;
e mantelzorg in een afhankelijke woonruimte;
f rijksmonument, ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarde’;
met de bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen (op eigen terrein), tuinen en erven.
16.2 Bouwregels 16.2.1 Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken: a gebouwd binnen het bouwvlak; b maximaal de aangeduide goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’; c de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens is minimaal 2 m, tenzij hoofdgebouwen ter plaatse van de zijdelingse bouwperceelgrens aaneen zijn gebouwd;
16.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken: a gebouwd op het achter- of zijerf, minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers op het voorerf mogen worden aangebouwd, mits: 1 de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt; 2 de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m; b gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal: 1 75 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m²; 2 100 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m²; c het bouwperceel mag niet meer dan voor 50% worden bebouwd; d goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m; e bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m; f bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 5 m voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m²; g bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m²; h bouwhoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 1,2 m ten opzichte van de hoogte van de 1e bouwlaag van aan- of uitbouw of overkapping.
16.2.3 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
16.3 Afwijken van de bouwregels 16.3.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2.2 sub a voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met inachtneming van de volgende voorwaarden: a de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad; b het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad; c de verkeersveiligheid mag niet worden geschaad.
Artikel 17 Wonen - 2 terug naar inhoudsopgave 17.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Wonen - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a vrijstaande woningen, ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’, met dien verstande dat per bouwvlak maximaal 1 woning is toegestaan; b aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 23.1 en 23.2;
met de bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen (op eigen terrein), tuinen en erven.
17.2 Bouwregels 17.2.1 Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken: a gebouwd binnen het bouwvlak; b maximaal de aangeduide goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage (%)’; c het bebouwingspercentage is maximaal het aangeduide bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage (%)’; d de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens moet minimaal 3 m bedragen; e de voorgevelbreedte bedraagt maximaal 8 meter ter plaatse van de aanduiding ‘maximum breedte (m)’; f dakhelling minimaal 45˚ en maximaal 60˚.
17.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken: a gebouwd op het achter- of zijerf, en voor zover binnen het bouwvlak gebouwd, minimaal 5 m achter de voorgevel; b gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal 50 m2; c het bouwperceel mag niet meer dan voor 50% worden bebouwd; d goothoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m; e bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouwd verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m; f bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 4,5 m; g bouwhoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 1,2 m ten opzichte van de hoogte van de 1e bouwlaag van aan- of uitbouw of overkapping.
17.2.3 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
Artikel 18 Waarde - Archeologie - 1 terug naar inhoudsopgave 18.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde - Archeologie - 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
18.2 Bouwregels 18.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 17) geldt dat op en onder de in lid 18.1 genoemde gronden geen bouwwerken zijn toegestaan. 18.2.2 Het bepaalde in 18.2.1 is niet van toepassing op projecten: a met een oppervlakte kleiner dan 100 m²; b met een oppervlakte groter dan 100 m² en niet dieper dan 40 cm; c die vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreffen, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
18.3 Afwijken van de bouwregels 18.3.1 Algemeen Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 18.2.1 en toe te staan dat bouwwerken worden gebouwd.
18.3.2 Voorwaarden a afwijken van de bouwregels kan, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk waarvoor wordt afgeweken, niet zal leiden tot verstoring van archeologische resten; b voor zover het oprichten van het gebouw, waarvoor wordt afgeweken van de bouwregels, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 18.2.1 indien aan de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden: 1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2 de verplichting tot het doen van opgravingen, of 3 de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk te stellen kwalificaties; c afwijken van de bouwregels kan niet eerder dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden 18.4.1 Algemeen Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren: a het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage; b het ophogen van gronden; c het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; d het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil; e het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; f het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
18.4.2 Uitzondering Het in lid 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op: a projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m² en niet dieper dan 40 cm; b werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, of c werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. d werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning als bedoeld in lid 18.4.1; e werken en werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
18.4.3 Voorwaarden a De vergunning als bedoeld in lid 18.4.1 kan worden verleend, indien gebleken is dat de in lid 18.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten; b voor zover de in lid 18.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning als bedoeld in lid 18.4.1 worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden: 1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2 de verplichting tot het doen van opgravingen, of 3 de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning als bedoeld in lid 18.4.1 te stellen kwalificaties; c de vergunning als bedoeld in lid 18.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
18.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - archeologie - 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologische deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 2 terug naar inhoudsopgave 19.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde - Archeologie - 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van mogelijke archeologische waarden, gegeven de hoge archeologische verwachtingswaarde van de gronden.
19.2 Bouwregels 19.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 17) geldt dat op en onder de in lid 19.1 genoemde gronden geen bouwwerken zijn toegestaan. 19.2.2 Het bepaalde in 19.2.1 is niet van toepassing op projecten: a met een oppervlakte kleiner dan 500 m²; b met een oppervlakte groter dan 500 m² en niet dieper dan 40 cm; c die vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreffen, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3 Afwijken van de bouwregels 19.3.1 Algemeen Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 19.2.1 en toe te staan dat bouwwerken worden gebouwd.
19.3.2 Voorwaarden a afwijken van de bouwregels kan, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk waarvoor wordt afgeweken, niet zal leiden tot verstoring van archeologische resten; b voor zover het oprichten van het gebouw, waarvoor wordt afgeweken van de bouwregels, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 19.2.1 indien aan de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden: 1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2 de verplichting tot het doen van opgravingen, of 3 de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk te stellen kwalificaties; c afwijken van de bouwregels kan niet eerder dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden 19.4.1 Algemeen Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren: a het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage; b het ophogen van gronden; c het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; d het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil; e het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; f het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
19.4.2 Uitzondering Het in lid 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op: a projecten met een oppervlakte kleiner dan 500 m² en niet dieper dan 40 cm; b werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, of c werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. d werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning als bedoeld in lid 19.4.1; e werken en werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
19.4.3 Voorwaarden a De vergunning als bedoeld in lid 19.4.1 kan worden verleend, indien gebleken is dat de in lid 19.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten; b voor zover de in lid 19.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning als bedoeld in lid 19.4.1 worden verleend, indien daaraan een of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden: 1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2 de verplichting tot het doen van opgravingen, of 3 de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning als bedoeld in lid 19.4.1 te stellen kwalificaties; c de vergunning als bedoeld in lid 19.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
19.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - archeologie - 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologische deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 20 Waterstaat - Waterkering terug naar inhoudsopgave 20.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.
20.2 Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 19) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels: a gebouwen zijn niet toegestaan; b de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
20.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2, met inachtneming van de volgende regels: a afwijken van de bouwregels kan slechts voor bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt; b voordat een besluit over afwijken van de bouwregels wordt genomen hoort het bevoegd gezag het waterschap, hoogheemraadschap of derde, welke verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterkering.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden a Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren: 1 het ontgronden, vergraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden; 2 het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen of parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; 3 het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen; 4 het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; 5 het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen. b De vergunning als bedoeld in lid 20.4 sub a mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van de in lid 20.4 sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid en/of de mogelijkheden tot beheer en onderhoud van de waterkering en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen. c Een vergunning als bedoeld in lid 20.4 sub a wordt niet verleend voordat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering. d Geen vergunning als bedoeld in lid 20.4 sub a is nodig voor: 1 werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen; 2 werken of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagd dan wel verleende vergunning.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS terug naar inhoudsopgave Artikel 21 Anti-dubbeltelregel terug naar inhoudsopgave 21.1 Basisregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene bouwregels terug naar inhoudsopgave 22.1 Bestaande afwijkingen In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven of toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal of maximaal toegestaan.
22.2 Bestaande afwijkingen bebouwingspercentages In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
22.3 Behoud van gemeentelijke monumenten a Voor zover objecten zijn genoemd in bijlage 2 van deze regels, zijn de bedoelde objecten mede bestemd voor het behoud en het herstel van de aanwezige cultuurhistorische waarden. b In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, moet bij verbouw en/of nieuwbouw de uitwendige hoofdvorm van het object als bedoeld in sub a worden gehandhaafd, zoals deze bestond op de eerste dag dat het bestemmingsplan in ontwerp ter inzage is gelegd. c De uitwendige hoofdvorm als bedoeld in sub b wordt bepaald door goothoogte, nokhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling, gevelindeling, oppervlakte alsmede de verhouding tussen lengte- en breedtematen en overige uiterlijke kenmerken. d Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.3 sub b juncto sub c mits daardoor de uiterlijke hoofdvorm van het object niet in onevenredige mate wordt aangetast, zulks overigens met inachtneming van de voor het betreffende bestemmingsvlak opgenomen bepalingen in deze regels en mits het aantal hoofdgebouwen c.q. woningen op het betreffende bouwperceel niet toeneemt. e Alvorens wordt afgeweken van de bouwregels als bedoeld in lid 22.3 sub d, vraagt het bevoegd gezag een onafhankelijke en ter zake deskundige commissie of instantie om advies. 22.4 Sloop van gemeentelijke monumenten a Voor zover objecten in bijlage 2 zijn genoemd, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk de betreffende objecten geheel of gedeeltelijk te slopen. b Het in lid 22.4 sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan. c Het bevoegd gezag verleent de vergunning als bedoeld in lid 22.4 sub a, indien het slopen betrekking heeft op (delen van) objecten die, op zichzelf beschouwd, niet als karakteristiek vallen aan te merken en/of door het slopen geen aantasting plaats vindt van de karakteristieke hoofdvorm van het object. d Alvorens de vergunning als bedoeld in lid 22.4 sub a te verlenen, vraagt het bevoegd gezag een onafhankelijke en ter zake deskundige commissie of instantie om advies.
Artikel 23 Algemene gebruiksregels terug naar inhoudsopgave 23.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten Gebruik van ruimten binnen een woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; b degenen die activiteiten in de woning uitvoert dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn, met uitzondering van tandartsenpraktijken, niet toegestaan; d bedrijven maximaal in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan of bedrijven die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; e er mag geen detailhandel en/of horeca plaatsvinden; f er mogen geen publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.
23.2 Afwijken voor beperkte verkoop- en publieksaantrekkende activiteiten Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van: a het bepaalde in lid 23.1 sub e ten behoeve van het toestaan van beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit, mits in verband staand met de bedrijfsactiviteit; b het bepaalde in lid 23.1 sub f ten behoeve van publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten, mits dit gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse.
23.3 Verboden gebruik Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval verstaan: a het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voorzover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen; b het opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voor zover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een bedrijfserf, behorende bij een winkel of bedrijf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming; c het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens; d het gebruik van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie; e een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een geluidszoneringsplichtige inrichting; f het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte.
Artikel 24 Algemene aanduidingsregels terug naar inhoudsopgave 24.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
24.1.1 Aanduidingomschrijving De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
24.1.2 Bouwregels Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ geldt ten aanzien van het bouwen c.q. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, het volgende: a tot een afstand van 130 m vanaf de molen mag niet worden gebouwd, met uitzondering van de bebouwing welke krachtens de artikelen 10, 12 en 16 van deze planregels mag worden gebouwd; b vanaf een afstand van 130 m vanaf de molen mag de hoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan door de ‘1:30’-regel wordt bepaald, met uitzondering van bebouwing welke krachtens de artikelen 9, 10, 12 en 16 van deze planregels mag worden gebouwd.
Artikel 25 Algemene afwijkingsregels terug naar inhoudsopgave 25.1 Bevoegdheid tot het afwijken van de regels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van: a in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen; b de in het plan opgenomen maximale goot- en bouwhoogten ten behoeve van een dakopbouw, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 20% van de maximale goot- en bouwhoogte; c de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing; d de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m; e de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
25.2 Voorwaarden waaronder kan worden afgeweken van de regels Het afwijken van de regels als bedoeld in lid 25.1 kan slechts, mits a de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; b het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
25.3 Bed & Breakfast Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan ten behoeve van een bed & breakfast, mits: a het gebruik als bed & breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie; b de houder van de bed & breakfast de hoofdbewoner is; c maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast; d er geen zelfstandige woonruimte ontstaat in bijgebouwen; e er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; f ten hoogste drie kamers (zes slaapplaatsen) ten behoeve van bed & breakfast worden gebruikt; g er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels terug naar inhoudsopgave Artikel 26 Overgangsrecht terug naar inhoudsopgave 26.1 Overgangsrecht bouwwerken a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 26.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 26.1 sub a met maximaal 10% c Lid 26.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.2 Overgangsrecht gebruik a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 26.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c Indien het gebruik, bedoeld in lid 26.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d Lid 26.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 27 Slotregel terug naar inhoudsopgave Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het bestemmingsplan Akersloot’
|