Opdrachtgever:
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort
Wissing stedebouw en ruimtelijke vormgeving b.v. Barendrecht
|
Regels, behorende bij het bestemmingsplan "Woonwijken" van de gemeente Montfoort
|
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS
Bestemmingen
Artikel 3 Agrarisch- Rivierzone
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Openheid
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijf – Drinkwaterleidingbedrijf
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 8 Cultuur en ontspanning
Artikel 9 Detailhandel
Artikel 10 Groen
Artikel 11 Horeca
Artikel 12 Maatschappelijk – Begraafplaats
Artikel 13 Maatschappelijk – Onderwijs
Artikel 14 Recreatie – Zwembad
Artikel 15 Sport
Artikel 16 Tuin
Artikel 17 Verkeer
Artikel 18 Verkeer – Autoboxen
Artikel 19 Verkeer – Woonomgeving
Artikel 20 Water
Artikel 21 Wonen
Dubbelbestemmingen
Artikel 22 Leiding - Riool
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 24 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 25 Algemene bouwregel
Artikel 26 Algemene aanduidingsregels
Artikel 27 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 29 Overgangsrecht
Artikel 30 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
a. Plan
Het bestemmingsplan Woonwijken van de gemeente Montfoort.
b. Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0335.BPWoonwijken-vg02.gml.
c. Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
d. Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
e. Aanbouw/uitbouw
Een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van een gebouw dat door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt en eenzelfde gebruik kent als het hoofdgebouw, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- of slaapgedeelten van een woning.
f. Aan huis gebonden beroep
a. de uitoefening aan huis van een beroep of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen terrein;
b. bedrijfsactiviteiten, voor zover die behoren tot categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;
c. bedrijfsactiviteiten, die niet voorkomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed op omgeving hiermee gelijk kunnen worden gesteld.
g. Ambachtelijk bedrijf
1. Een (producerend en/of verzorgend) bedrijf voor de uitoefening van ambachten, waarvoor een belangrijk deel in handwerkgoederen worden bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker of verbruiker en welk wordt gekenmerkt door het geen hierna is vermeld onder 2;
2. Een bedrijf waarvan de uitoefening plaatsheeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
- het productieproces wordt grotendeels “met de hand” of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
- voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid.
h. Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
i. Bestemmingsgrens
Een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.
j. Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
k. Bijgebouw
Een vrijstaand, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden gebouw.
l. Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
m. Bouwgrens
Een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.
n. Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
o. Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
p. Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
q. Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
r. Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/ of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
s. Erker
een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte (woonkamer of keuken). Een erker heeft een beperkte diepte en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas;
t. Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
u. Geschakelde woningen
Woningen die door middel van een bijgebouw of bijgebouwen aan elkaar verbonden zijn.
v. Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en gebouwen voor telecommunicatie.
w. Peil
Voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
x. Voorgevelrooilijn
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die op het moment van ter inzage legging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.
z. Woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
b. De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
c. De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
d. De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
e. De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Bestemmingen
Artikel 3 Agrarisch– Rivierzone
1. De voor Agrarisch-Rivierzone aangewezen gronden, zijn met inachtneming van het bepaalde van artikel 27 bestemd voor volwaardige en reële veehouderijbedrijven met uitzondering van intensieve veehouderijbedrijven, fruitteelt-, sierteelt- en tuinbouwbedrijven alsmede voor akkerbouwbedrijven en de verkoop van eigen producten.
Bouwregels
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 1.50 m.
Omgevingsvergunning aanleg werken
3. Het is verboden op of in de gronden als genoemd in lid 1 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, voorzover geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
a. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
b. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
c. het vellen of rooien van houtgewassen;
d. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, dammen, kaden, dijken en taluds;
e. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4. Het verbod als bedoeld in lid 3 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming, het vellen of rooien van geriefbosjes daaronder niet begrepen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleendeomgevingsvergunning;
d. uitgevoerd worden in het kader van de landinrichting.
5. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4 zijn slechts toelaatbaar, indien:
a. de aan de gronden eigen zijnde waarde voor wat betreft openheid niet onevenredig wordt aangetast;
b. de mogelijkheden voor herstel van die waarde niet onevenredig wordt of kan worden verkleind;
c. het dempen van sloten er niet toe leidt dat kavels ontstaan met een breedte van meer dan 75.00 m;
d. het aanbrengen van de in lid 3, onder e, genoemde leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur - gelet op de aanwezige landschappelijke waarden - van geringe betekenis moet worden geacht.
Adviesprocedure omgevingsvergunning aanleg werken
6. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de agrarische deskundige en de natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de omgevingsvergunning respectievelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en of de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 4 Agrarisch met waarden – Openheid
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Agrarisch met waarden – Openheid aangewezen gronden, zijn met bestemd voor volwaardige dan wel reële veehouderijbedrijven, water, alsmede voor behoud en versterking van de landschappelijke waarden.
Bouwregels
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 1.50 m.
Aanlegvoorschriften
3. Het is verboden op of in de gronden als genoemd in lid 1 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, voorzover geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
a. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
b. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
c. het vellen of rooien van houtgewassen;
d. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, dammen, kaden, dijken en taluds;
e. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4. Het verbod als bedoeld in lid 3 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming, het vellen of rooien van geriefbosjes daaronder niet begrepen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
d. uitgevoerd worden in het kader van de landinrichting.
5. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4 zijn slechts toelaatbaar, indien:
a. de aan de gronden eigen zijnde waarde voor wat betreft openheid niet onevenredig wordt aangetast;
b. de mogelijkheden voor herstel van die waarde niet onevenredig wordt of kan worden verkleind;
c. het dempen van sloten er niet toe leidt dat kavels ontstaan met een breedte van meer dan 75.00 m;
d het aanbrengen van de in lid 3, onder e, genoemde leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur - gelet op de aanwezige landschappelijke waarden - van geringe betekenis moet worden geacht.
Adviesprocedure omgevingsvergunningen
6. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de agrarische deskundige en de natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de omgevingsvergunning respectievelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en of de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 5 Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn met inachtneming van het bepaalde van artikel 27 bestemd voor:
a. bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorieën 1 t/m 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1 van deze regels, behoudens op de gronden waar een afwijkende, hogere categorie is aangeduid;
b. erven en terreinen;
c. ontsluitingswegen, parkeer- en nutsvoorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. water;
f. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding;
g. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, zonder LPG, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding;
h. een brandweerkazerne, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding.
Bouwregels
2. Op de voor Bedrijf bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;
b. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangeduide maximale goot- en/of bouwhoogte;
c.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
niet meer mag bedragen dan
d. een bouwvlak mag worden bebouwd tot ten hoogste 100%, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding maximale bebouwingspercentage.
Artikel 6 Bedrijf - Drinkwaterleidingbedrijf
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Bedrijf - Drinkwaterleidingbedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een drinkwaterleidingbedrijf;
b. erven en terreinen;
c. ontsluitingswegen, parkeer- en nutsvoorzieningen;
d. groenvoorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Bedrijf - Drinkwaterleidingbedrijf bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;
b. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangeduide maximale bouwhoogte;
c.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
niet meer mag bedragen dan
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn met inachtneming van het bepaalde van artikel 27 bestemd voor een nutsvoorziening.
Bouwregels
2. Op de voor Bedrijf - Nutsvoorziening bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming ten hoogste één gebouw en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. het gebouw uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mag worden gebouwd;
b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de op de plankaart aangeduide maximale bouwhoogte;
c. de
bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan
d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding is een plat dak toegestaan.
Artikel 8 Cultuur en ontspanning
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Cultuur en ontspanning aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. medische, sociale, levensbeschouwelijke, educatieve, openbare en culturele voorzieningen alsmede voor het verenigingsleven ter plaatse waarop de verbeelding de desbetreffende aanduiding voorkomt;
b. erven en terreinen;
c. ontsluitingswegen, parkeer- en nutsvoorzieningen;
d. groenvoorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Cultuur en Ontspanning bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mogen worden gebouwd;
b. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangeduide maximale goot- en/of bouwhoogte;
c.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
niet meer mag bedragen dan
Artikel 9 Detailhandel
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. detailhandel;
b. erven en terreinen;
c. ontsluitingswegen, parkeer- en nutsvoorzieningen;
d. groenvoorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Detailhandel bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mogen worden gebouwd;
b. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangeduide maximale goot- en/of bouwhoogte;
c.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
niet meer mag bedragen dan
Artikel 10 Groen
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Groen aangewezen gronden zijn met inachtneming van het bepaalde van artikel 27 bestemd voor groenvoorzieningen, water, paden, verhardingen, speelvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.
Bouwregels
2. Op de voor Groen bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend gebouwen voor nutsvoorzieningen en abri’s en bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals straatmeubilair, uitgezonderd motorbrandstofverkooppunten welke niet zijn toegestaan, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van gebouwen voor nutsvoorzieningen en van
abri’s niet meer bedraagt dan
b. de
oppervlakte van gebouwen voor nutsvoorzieningen niet meer bedraagt dan
c. de oppervlakte van abri’s niet meer bedraagt dan
d. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan
Artikel 11 Horeca
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. horecavoorzieningen, in de vorm van een restaurant;
b. winkels;
c. erven en terreinen;
d. ontsluitingswegen, parkeer- en nutsvoorzieningen;
e. groenvoorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Horeca bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mogen worden gebouwd;
b. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangeduide maximale goot- en/of bouwhoogte;
c.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
niet meer mag bedragen dan
Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Maatschappelijk - Begraafplaats aangewezen gronden zijn met inachtneming van het bepaalde van artikel 28 bestemd voor:
a. een begraafplaats;
b. erven en terreinen;
c. ontsluitingswegen, parkeer- en nutsvoorzieningen;
d. groenvoorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Maatschappelijk - Begraafplaats bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mogen worden gebouwd;
b. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangeduide maximale goot- en/of bouwhoogte;
c. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan
Artikel 13 Maatschappelijk - Onderwijs
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Maatschappelijk - Onderwijs aangewezen gronden zijn met inachtneming van het bepaalde van artikel 27 bestemd voor:
a. educatieve, openbare en culturele voorzieningen;
b. erven en terreinen;
c. ontsluitingswegen, parkeer- en nutsvoorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. speelvoorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Maatschappelijk - Onderwijs bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mogen worden gebouwd;
b. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangeduide maximale goot- en/of bouwhoogte;
c. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan
d. een bouwvlak mag worden bebouwd tot ten hoogste 100%, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding maximale bebouwingspercentage.
Artikel 14 Recreatie - Zwembad
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Recreatie - Zwembad aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een zwembad;
b. erven en terreinen;
c. ontsluitingswegen, parkeer- en nutsvoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
d. groenvoorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Recreatie - Zwembad bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mogen worden gebouwd;
b. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangeduide maximale goot- en/of bouwhoogte;
c. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan
Afwijking van de bouwregels
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om omgevingsvergunning te verlenen ter afwijking:
a. van het bepaalde in lid 2.a voor het overschrijden van het bouwvlak met ten hoogste 10%.
Artikel 15 Sport
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. sportvoorzieningen;
b. erven en terreinen;
c. ontsluitingswegen, parkeer- en nutsvoorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. horecavoorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Sport bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mogen worden gebouwd, behoudens dat daarbuiten gebouwen tot het op de verbeelding aangeduide oppervlakte mogen worden gebouwd;
b. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangeduide maximale goot- en/of bouwhoogte;
c.
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag
ten hoogste bedragen
Artikel 16 Tuin
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Tuin aangewezen gronden zijn met inachtneming van het bepaalde van artikel 27 bestemd voor tuin, toegangspaden en carports uitsluitend ter plaatse van de aanduiding, alsmede voor opstelplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de toegangspaden.
Bouwregels
2. Op de voor Tuin bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
a. uitgezonderd carports, waarvan de bouwhoogte niet meer dan
b. de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan
3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 zijn entrees en erkers toegestaan, voor zover die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan de bouwhoogte mag bedragen zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
Afwijking van de bouwregels
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om omgevingsvergunning te verlenen ter afwijking van het bepaalde in de leden 2 en 3 voor de bouw van een entree of erker, mits:
a. de diepte van de aan- of uitbouw niet meer mag bedragen dan
b. de breedte van de aan- of uitbouw aan de voorgevel niet meer mag bedragen dan 80% van de breedte van de desbetreffende gevel van de woning;
c. de goot- en of nokhoogte van de aan- of uitbouw niet hoger
mag zijn dan de eerste volledige bouwlaag boven het maaiveld, maar maximaal
d. de
oppervlakte maximaal
Artikel 17 Verkeer
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Verkeer aangewezen gronden zijn met inachtneming van het bepaalde van artikel 27 bestemd voor hoofdontsluitingswegen, langzaamverkeersroutes, parkeer-, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Verkeer bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend gebouwen voor nutsvoorzieningen en abri’s en bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals straatmeubilair, uitgezonderd motorbrandstofverkooppunten welke niet zijn toegestaan, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van gebouwen voor nutsvoorzieningen en van
abri’s niet meer bedraagt dan
b. de
oppervlakte van gebouwen voor nutsvoorzieningen niet meer bedraagt dan
c. de oppervlakte van abri’s niet meer bedraagt dan
d. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan
Artikel 18 Verkeer - Autoboxen
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Verkeer - Autoboxen aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwde parkeervoorzieningen, groen- en nutsvoorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Verkeer - Autoboxen bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals straatmeubilair, uitgezonderd motorbrandstofverkooppunten welke niet zijn toegestaan, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan wordt aangeduid;
b. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan
Artikel 19 Verkeer – Woonomgeving
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Verkeer – Woonomgeving aangewezen gronden zijn met inachtneming van het bepaalde van artikel 27 bestemd voor verblijfsgebieden, langzaamverkeersroutes, water, bruggen en parkeer- , groen-, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen, alsmede voor ondergeschikte bouwdelen ten dienste van de bestemming Wonen.
Bouwregels
2. Op de voor Verkeer – Woonomgeving bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend abri’s en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder in elk geval straatmeubilair, uitgezonderd motorbrandstofverkooppunten welke niet zijn toegestaan, bruggen en duikers zijn begrepen, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van abri’s niet meer bedraagt dan
b. de
oppervlakte van abri’s niet meer bedraagt dan
c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet
meer bedraagt dan
Artikel 20 Water
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor hoofdwatergangen, waterberging, taluds, oevers en oeververbindingen met bijbehorende voorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Water bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals duikers en oeververbindingen.
Artikel 21 Wonen
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Wonen aangewezen gronden zijn met inachtneming van het bepaalde van artikel 27 bestemd voor:
a. woningen, met dien verstande dat gestapelde woningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’, met bijbehorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b.
aan huis gebonden beroepen en/of bedrijf, tot een
oppervlakte van
c. een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding;
d. detailhandel in ter plekke vervaardigde en/of bewerkte producten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – kaarsen- en glazendrukkerij’;
e. een praktijkruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding;
f. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding;
g. parkeervoorzieningen en ontsluitingspaden;
h. onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’;
i. antennemasten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding;
j. tuinen en erven.
Bouwregels
2. Op de voor Wonen aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, met daarbij behorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ , met dien verstande dat bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen ook buiten de grenzen van deze aanduiding gebouwd mogen worden, met inachtneming van het bepaalde in lid 3;
b. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale goothoogte;
c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale bouwhoogte;
d. de onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ niet mag worden dichtgebouwd.
3. Voor bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning van vrijstaande, twee aaneen gebouwde of rijenwoningen mag per woning niet meer bedragen dan:
-
-
-
-
met dien verstande dat een bouwperceel tot ten hoogste
60% mag worden bebouwd.
b. indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan een groter oppervlak aan bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning aanwezig was, is dit grotere oppervlak in afwijking van het bepaalde in lid 3.a. het maximale oppervlak bij recht aanwezig;
c.
het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen, aanbouwen
of uitbouwen van gestapelde woningen bedraagt per woning ten hoogste
d. per woning mogen ten hoogste 2 vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd;
e.
de goothoogte van bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen
van de woning bedraagt ten hoogste
f. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste
g.
de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen
bedraagt ten hoogste
h
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
bedragen dan
i. dakkapellen op het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- de dakkapel voorzien is van een plat dak;
- de hoogte niet meer bedraagt dan
- de onderzijde zich meer dan
- de bovenzijde zich meer dan
- de zijkanten zich meer dan
- de gezamenlijk breedte van de dakkapellen niet meer dan 50% van het dakvlak aan de voorzijde beslaat.
Afwijking van de bouwregels
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om omgevingsvergunning te verlenen ter afwijking:
a. van het bepaalde in lid 3.a. of lid 3.b. voor de bouw van
aanbouwen voor mindervaliden tot een gezamenlijk
oppervlak van ten hoogste
5. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4 wordt uitsluitend verleend indien de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
Specifieke gebruiksregels
6. Het hoofdgebouw mag worden gebruikt voor aan huis gebonden beroepen en bedrijf aan huis, mits de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
7. Het is niet toegestaan het dak van aan-, uit- en bijgebouwen te gebruiken als terras dan wel het dak toegankelijk te maken.
Afwijking van de gebruiksregels
8. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening omgevingsvergunning te verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 1 en 7 bepaalde voor het toelaten van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf in een woning en/of de bij deze woning behorende aan-, uit- en bijgebouwen, met dien verstande dat:
a. het aan huis gebonden beroep en/of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
b. ten hoogste
c. het aan huis gebonden beroep en/of bedrijf geen onevenredige vergroting van de parkeerdruk en/of de verkeersbelasting mag veroorzaken;
d. het aan huis gebonden beroep en/of bedrijf geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag veroorzaken;
e. geen detailhandel is toegestaan, tenzij als ondergeschikte nevenactiviteit;
f.
er geen
reclameborden groter dan
Omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid wordt niet verleend
ten behoeve van:
g. seksinrichtingen, escortbureau, sekswinkel dan wel prostitutiebedrijven;
h. horeca-activiteiten;
i. detailhandel.
9. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening omgevingsvergunning te verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 8 voor het realiseren van een dakterras of het toegankelijk maken van het dak van aan-, uit- en bijgebouwen, met dien verstande dat dit geen onevenredige aantasting van de privacy op de naburige percelen tot gevolg heeft.
Dubbelbestemmingen
Artikel 22 Leiding – Riool
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming leiding – riool (dubbelbestemming) samenvallen.
Bouwregels
2. Binnen de op de plankaart aangeduide zone mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.
Omgevingsvergunning
3. Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in lid 1:
- het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
- het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- diepploegen;
- het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen;
- het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
4. Het in lid 3 vervatte verbod geldt niet voor:
a. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
b. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
5. De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige aantasting van de belangen van de watervoorziening ontstaat of kan ontstaan.
6. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 4 wordt de beheerder gehoord.
Afwijking
7. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 3 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende hoofd- en/of dubbelbestemming, met dien verstande dat:
a. er geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen als bedoeld in lid 1;
b. er vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder.
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Waterstaat – Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van een waterkering, de waterbeheersing en waterlopen, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming waterstaatsdoeleinden secundaire waterkering (dubbelbestemming) samenvallen.
Bouwregels
2. Op de tot waterstaat - waterkering (dubbelbestemming) bestemde gronden mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de in lid 1 genoemde bestemmingen, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterkerende functie van deze gronden. Bouwen binnen de kernzone van de waterkering is niet toegestaan.
Omgevingsvergunning
3. Het is verboden op of in de gronden binnen de bestemming zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de navolgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, uit te voeren:
a.
het aanleggen of verharden van wegen, paden of
parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter
dan
b.
het meer dan
c. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende installaties of apparatuur;
d. het dempen of verleggen van waterlopen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene bouwregel
1. Ondergrondse bouwwerken zijn niet toegestaan.
Afwijking van de bouwregel
2.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen ter afwijking van
het bepaalde in lid 1 voor een kelder of een garage dan wel het onderheien van
een tuin, met dien verstande dat op (delen van) ondergrondse bouwwerken buiten
het bouwvlak het bepaalde in artikel 21 lid
3. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 2 wordt uitsluitend verleend indien de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
Artikel 26 Algemene aanduidingsregels
Archeologisch waardevol gebied 4
1. a. Ter plaatse van de aanduiding archeologisch waardevol
gebied 4 zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-) waarden.
b. Het is verboden om of in deze gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
- afgraven, woelen, mengen, diepploegen,
egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte
dan
- heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- verlagen of verhogen van het waterpeil;
- aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het aanbrengen of verwijderen van diepgewortelde beplantingen.
c. Het verbod als bedoeld onder b. is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning, of;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
d. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld onder b. die betrekking heeft op gronden, met de betreffende aanduiding, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is vastgesteld.
e. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld onder d. genoegzaam blijkt dat:
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van een omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
f. Burgemeester en wethouders kunnen de volgende voorschriften
aan de omgevingsvergunning verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bugemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
g. Indien het bepaalde onder f. tweede en derde gedachtenstreepje van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
h. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit een archeologisch rapport blijkt dat zich in de gronden geen archeologische waarden bevinden.
Archeologisch waardevol gebied 5
2. a. Ter plaatse van de aanduiding archeologisch waardevol
gebied 5 zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-) waarden;
b. Het is verboden om of in deze gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
- afgraven, woelen, mengen, diepploegen,
egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte
dan
- heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- verlagen of verhogen van het waterpeil;
- aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het aanbrengen of verwijderen van diepgewortelde beplantingen.
c. Het verbod als bedoeld onder b. is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning, of;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
d. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld onder b. die betrekking heeft op gronden, met de betreffende aanduiding, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is vastgesteld.
e. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld onder d. genoegzaam blijkt dat:
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van een omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
f. Burgemeester en wethouders kunnen de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bugemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
g. Indien het bepaalde onder f. tweede en derde gedachtenstreepje van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
h. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit een archeologisch rapport blijkt dat zich in de gronden geen archeologische waarden bevinden.
Archeologisch waardevol gebied 6
3. a. Ter plaatse van de aanduiding archeologisch waardevol
gebied 6 zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-) waarden bij ontwikkelingen die m.e.r.-plichtig zijn.
b. Het is verboden om of in deze gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
- heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- verlagen of verhogen van het waterpeil;
- aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het aanbrengen of verwijderen van diepgewortelde beplantingen.
c. Het verbod als bedoeld onder b. is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning, of;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
d. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld onder b. die betrekking heeft op gronden, met de betreffende aanduiding, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is vastgesteld.
e. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld onder d. genoegzaam blijkt dat:
- er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
- schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van een omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
f. Burgemeester en wethouders kunnen de volgende voorschriften
aan de omgevingsvergunning verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bugemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
g. Indien het bepaalde onder f. tweede en derde gedachtenstreepje van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
h. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit een archeologisch rapport blijkt dat zich in de gronden geen archeologische waarden bevinden.
Cultuurhistorische waarden
4. a. Ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden
zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van cultuurhistorische waarden ten aanzien van de goothoogte, de dakhelling en kapvorm van gebouwen;
b. Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van de waarden als bepaald in sub a, nadere eisen stellen aan de goothoogte, de dakhelling en/of de kapvorm van gebouwen.
Nokrichting
5. Ter plaatse van de aanduiding is uitsluitend de op de kappenkaart, welke als bijlage bij deze regels is opgenomen, aangegeven nokrichting toegestaan.
Specifieke bouwaanduiding-overbouwing
6.
Ter plaatse van de aanduiding is tot een hoogte van tenminste
Speelvoorzieningen
7. Ter plaatse van de aanduiding zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor speelvoorzieningen.
Waardevolle bomen
8. Ter plaatse van de aanduiding zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van waardevolle bomen.
Water
9. Ter plaatse van de aanduiding zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor waterverbindingen.
Vrijwaringszone – Molenbiotoop
10. a. Binnen de op de plankaart aangegeven aanduidingen
‘Vrijwaringszone – molenbiotoop 100 m’ en ‘Vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m’ gelden nadere voorwaarden voor het bouwen en de aanleg of het uitvoeren van werken en werkzaamheden in verband met de mogelijke aantasting van belangrijke zichtlijnen en de vrije windvang van een historische molen;
b. Binnen de op de kaart aangegeven aanduiding ‘Vrijwaringszone – molenbiotoop 100 m’ mogen geen bouwwerken worden opgericht die hoger zijn dan de onderste punt van de verticaal staande wiek. In het gebied tussen de op de kaart aangegeven aanduidingen ‘Vrijwaringszone – molenbiotoop 100 m’ en ‘Vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m’ mogen nieuw op te richten gebouwen en andere bouwwerken zich niet verder uitstrekken boven de onderste punt van de verticaal staande wiek dan 1:30 van de afstand gemeten tussen het op te richten bouwwerk en het middelpunt van de molen;
c. In afwijking van het bepaalde onder b. is bestaande hogere bebouwing toegestaan, vervangende nieuwbouw, alsmede nieuwbouw, mits deze geen grotere maximale bouwhoogte heeft dan de maximale hoogte van het aansluitende bouwblok vermeerderd met 10%;
d. Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in sub b. ten behoeve van het oprichten van gebouwen en andere bouwwerken op voorwaarde, dat de molenbiotoop niet in onevenredige mate wordt aangetast.
Milieuzone – grondwaterbeschermingszone
11. Ter plaatse van de aanduiding zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor de bescherming van het grondwater. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien de grondwaterbeschermingszone niet langer aanwezig is.
Wro-zone – wijzigingsgebied 1
12. Burgemeester en wethouders zijn, op
grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd
het plan ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone –
wijzigingsgebied
13. Burgemeester en wethouders zijn, op
grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd
het plan ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone –
wijzigingsgebied
14. Burgemeester en wethouders zijn, op
grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd
het plan ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone –
wijzigingsgebied
15. Burgemeester en wethouders zijn, op
grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd
het plan ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone –
wijzigingsgebied
16. Burgemeester en wethouders zijn, op
grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd
het plan ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone –
wijzigingsgebied
Artikel 27 Algemene afwijkingsregels
1. Indien niet op grond van een andere bevoegdheid van deze regels omgevingsvergunning ter afwijking kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegdheid om omgevingsvergunning te verlenen ter afwijking van:
a. maximale en minimale hoogte-, breedte-, oppervlakte- en inhoudsmaten voor bebouwing als verbeeld dan wel omschreven in de regels, mits:
1. de afwijking van enige maat ten hoogste bedraagt 10 %;
2. bestemmingsgrenzen niet worden overschreden;
3. het percentage genoemd onder 1. niet wordt overschreden door eerder verleende omgevingsvergunningen.
b. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen ter afwijking van het bepaalde in artikel 21 voor ambachtelijke bedrijvigheid in woningen, bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van woningen, mits:
a. de woonfunctie van de gronden in overwegende mate gehandhaafd blijft;
b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
c. ten gevolge van de beroeps- of bedrijfsactiviteit geen onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving optreedt;
d. de beroeps- of bedrijfsuitoefening geschiedt door degene die ter plaatse woonachtig is.
3. De omgevingsvergunningen als bedoeld in lid 1 en lid 2 worden uitsluitend verleend indien de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 29 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Woonwijken.