Regels, behorende bij het bestemmingsplan “Hofland-Oost” van de
gemeente Montfoort
Opdrachtgever:
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente
Montfoort
Wissing stedebouw en ruimtelijke vormgeving b.v.
Barendrecht
Vastgesteld:
Raadsbesluit d.d. 21 september 2009
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Groen - Water
Artikel 6 Tuin
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Verkeer – Woonomgeving
Artikel 9 Water
Artikel 10 Wonen
Artikel 11 Wonen - 2
Artikel 12 Wonen - 3
Artikel 13 Wonen - 4
Artikel 14 Wonen - 5
Artikel 15 Wonen - 6
Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 16 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 17 Algemene bouwregel
Artikel 18 Algemene ontheffingsregels
Hoofdstuk 4
OVERGANGS- EN
SLOTREGELS
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
a.
Plan
Het bestemmingsplan Hofland-Oost van de gemeente Montfoort.
b.
Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0335.BPHoflandOost-vg01.gml.
c. Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
d.
Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
e. Aanbouw/uitbouw
Een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van een gebouw dat door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt en eenzelfde gebruik kent als het hoofdgebouw, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- of slaapgedeelten van een woning.
f.
Aan huis gebonden beroep
Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning worden uitgeoefend.
g.
Ambachtelijk bedrijf
1. Een (producerend en/of verzorgend) bedrijf voor de uitoefening van ambachten, waarvoor een belangrijk deel in handwerkgoederen worden bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker of verbruiker en welk wordt gekenmerkt door hetgeen hierna is vermeld onder 2;
2. Een bedrijf waarvan de uitoefening plaatsheeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
- het productieproces wordt grotendeels “met de hand” of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
- voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid.
h. Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
i. Bestemmingsgrens
Een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.
j. Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
k.
Bijgebouw
Een vrijstaand, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden gebouw.
l. Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
m.
Bouwgrens
Een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.
n.
Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
o. Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
p.
Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
q. Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/ of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
r.
Geschakelde woningen
Woningen die door middel van een bijgebouw of bijgebouwen aan elkaar
verbonden zijn.
s. Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en gebouwen voor telecommunicatie.
t. Peil
Voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
u. Woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel
2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a.
De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
b. De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
c.
De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
d.
De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
e.
De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk
2
Bestemmingsregels
Artikel 3
Bedrijf - Nutsvoorziening
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor een nutsvoorziening.
Bouwregels
2. Op de voor Bedrijf - Nutsvoorziening bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming ten hoogste één gebouw en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. het gebouw uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mag worden gebouwd;
b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de op de plankaart aangeduide maximale bouwhoogte;
c. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 m.
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, water, paden, verhardingen en speelvoorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Groen bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m.
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Groen - Water aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, waterberging, gemaal ter plaatse van de aanduiding ‘gemaal’, paden, verhardingen, oeververbindingen en speelvoorzieningen, met dien verstande dat minimaal 3260 m2 van de gronden uitsluitend voor de waterbergende functie mag worden ingericht en gebruikt.
Bouwregels
2. Op de voor Groen – Water bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m.
Artikel 6
Tuin
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin en de bescherming en instandhouding van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
Bouwregels
2. Op de voor Tuin bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
a. uitgezonderd pergola’s, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3 m.
3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 zijn entrees en erkers toegestaan, voor zover die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan de bouwhoogte mag bedragen zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
Ontheffing van de bouwregels
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ontheffing te verlenen van het bepaalde in de leden 2 en 3 voor de bouw van een entree of erker, mits:
a. de diepte van de entree of erker niet meer bedraagt dan 1,5 m;
b. de bouwhoogte van de entree of erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de begane grondlaag van de woning waar de entree of erker wordt aangebouwd.
5. Op de voorbereiding van een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor hoofdontsluitingswegen, langzaamverkeersroutes, parkeer-, groen- en nutsvoorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Verkeer bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend gebouwen voor nutsvoorzieningen en abri’s en bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals straatmeubilair evenwel met uitzondering van motorbrandstofverkooppunten worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van gebouwen voor nutsvoorzieningen en van abri’s niet meer bedraagt dan 3 m;
b. de oppervlakte van gebouwen voor nutsvoorzieningen niet meer bedraagt dan 15 m2;
c. de oppervlakte van abri’s niet meer bedraagt dan 10 m2;
d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 15 m.
Artikel 8
Verkeer – Woonomgeving
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Verkeer – Woonomgeving aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijfsgebieden, langzaamverkeersroutes, water, bruggen en parkeer- , groen-, speel- en nutsvoorzieningen, alsmede voor ondergeschikte bouwdelen ten dienste van de bestemming Wonen - 2.
Bouwregels
2. Op de voor Verkeer – Woonomgeving bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend abri’s en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder in elk geval straatmeubilair (met uitzondering van motorbrandstofverkooppunten), bruggen en duikers zijn begrepen, worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van abri’s niet meer bedraagt dan 3 m;
b. de oppervlakte van abri’s niet meer bedraagt dan 10 m2;
c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 8 m.
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor hoofdwatergangen, waterberging, taluds, oevers en oeververbindingen met bijbehorende voorzieningen.
Bouwregels
2. Op de voor Water bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals duikers en oeververbindingen.
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woningen, met dien verstande dat gestapelde woningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’, met bijbehorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b. aan huis gebonden beroepen, met inachtneming van het bepaalde in lid 7;
c. een bedrijf van ten hoogste categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding;
d. parkeervoorzieningen en ontsluitingspaden;
e. onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’;
f. tuinen en erven.
g. de bescherming en instandhouding van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
Bouwregels
2. Op de voor Wonen aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, met daarbij behorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’, met dien verstande dat bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen ook buiten de grenzen van deze aanduiding gebouwd mogen worden, met inachtneming van het bepaalde in lid 3;
b. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale goothoogte;
c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale bouwhoogte;
d. de onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ niet mag worden dichtgebouwd;
3. Voor bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning van vrijstaande, twee aaneen gebouwde of rijenwoningen mag per woning niet meer bedragen dan 50 m2 met dien verstande dat het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste:
1. ingeval van vrijstaande, geschakelde of twee aaneen gebouwde woningen 50%;
2. ingeval van rijenwoningen 60 %.
b. indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan een groter oppervlak aan bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning aanwezig was, is dit grotere oppervlak in afwijking van het bepaalde in lid 3.a. het maximale oppervlak;
c. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen, aanbouwen of uitbouwen van gestapelde woningen bedraagt per woning ten hoogste 10 m2;
d. per woning mogen ten hoogste 2 vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd;
e. de goothoogte van bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning bedraagt ten hoogste 3 m met dien verstande dat daar waar een hogere goothoogte is verbeeld deze hoogte de maximale goothoogte bedraagt;
f. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
g. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf van ten hoogste categorie 2’ zijn uitsluitend de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezige gebouwen toegestaan;
h. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn worden geplaatst niet meer mag bedragen dan 1 m;
i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Ontheffing van de bouwregels
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ontheffing te verlenen:
a. van het bepaalde in lid 3.a. of lid 3.b. voor een oppervlakte van ten hoogste 60 m2, mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 60 %;
b. van het bepaalde in lid 3.a. of lid 3.b. voor de bouw van bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 60 m2 met dien verstande dat:
1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 60 %;
2. er geen onevenredige verkeersoverlast ontstaat;
3. er geen detailhandel plaatsvindt.
c. van het bepaalde in lid 3.a. of lid 3.b. voor de bouw van aanbouwen voor mindervaliden tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 100 m2 mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 60 %.
5. Een ontheffing als bedoeld in lid 4 wordt uitsluitend verleend indien de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
6. Op de voorbereiding van een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Specifieke gebruiksregel
7. De woning mag worden gebruikt voor aan huis gebonden beroepen, mits de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft.
Ontheffing van de gebruiksregel
8. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7 voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep, mits:
a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving optreedt;
d. geen detailhandel plaatsvindt;
e. de beroepsuitoefening geschiedt door degene die ter plaatse woonachtig is
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Wonen – 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor een woonhof, bestaande uit:
a. aaneen gebouwde woningen, met dien verstande niet meer woningen mogen worden gebouwd dan het verbeelde ‘maximum aantal wooneenheden’;
b. een centrale ontmoetingsruimte;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
d. ontsluitingswegen;
e. tuinen en erven.
Bouwregels
2. Op de voor Wonen - 2 aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
a. het bouwvlak met niet meer dan 60 % mag worden bebouwd;
b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale bouwhoogte;
c. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen niet meer bedraagt dan 2 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn worden geplaatst niet meer bedraagt dan 1 m;
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 4 m.
Nadere eisen
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, afmetingen, dakbeëindiging en kapvorm van de in lid 2 bedoelde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, zoals neergelegd in het vastgestelde beeldkwaliteitsplan ‘Hofland Oost, deelplan 4, 5 en 6’.
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Wonen – 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. vrijstaande, twee aaneen gebouwde woningen, rijenwoningen en gestapelde woningen met bijbehorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande niet meer woningen mogen worden gebouwd dan het verbeelde ‘maximum aantal wooneenheden’;
b. minimaal 38 parkeerplaatsen;
c. ontsluiting van de woningen c.q. langzaamverkeersverbinding, ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’ dan wel ten hoogste 25 m
ter weerszijden van deze aanduiding;
d. aan huis gebonden beroepen, met inachtneming van het bepaalde in lid 9;
e. tuinen en erven;
f. paden en ontsluitingen.
Bouwregels
2. Op de voor Wonen - 3 aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ en ‘vrijstaand’ uitsluitend twee aaneen gebouwde of vrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
c. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale goothoogte;
d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale bouwhoogte.
3. Voor bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning en bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a. bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd;
b. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning van vrijstaande, twee aaneen gebouwde of rijenwoningen mag per woning niet meer bedragen dan 50 m2 met dien verstande dat het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste:
1. ingeval van vrijstaande of twee aaneen gebouwde woningen 50%;
2. ingeval van rijenwoningen 60 %;
c. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen, aanbouwen of uitbouwen van gestapelde woningen bedraagt per woning ten hoogste 10 m2;
d. per woning mogen ten hoogste 2 vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd;
e. de goothoogte van bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning bedraagt ten hoogste 3 m;
f. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
g. de afstand van bijgebouwen, aanbouwen of uitbouwen van vrijstaande woningen tot bijgebouwen, aanbouwen of uitbouwen op aangrenzende percelen tenminste bedraagt 3 m;
h. indien bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning naast of aan woningen worden gebouwd, bedraagt de afstand tussen bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en de voorgevel of het verlengde daarvan minimaal 3 m;
i. in afwijking van het bepaalde onder h. bedraagt de afstand van bijgebouwen tot de bestemmingsgrens minimaal 10 m met dien verstande dat deze regel alleen geldt ter plaatse van de aanduidingen ‘twee-aaneen’ en ‘vrijstaand’ en uitsluitend gemeten ten opzichte van de oostelijke bestemmingsgrens;
j. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn worden geplaatst niet meer mag bedragen dan 1 m uitgezonderd pergola’s, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
k. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Nadere eisen
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, afmetingen, dakbeëindiging en de kapvorm van de in de leden 2 en 3 bedoelde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, zoals neergelegd in het vastgestelde beeldkwaliteitsplan ‘Hofland Oost, deelplan 4, 5 en 6’.
Ontheffing van de bouwregels
5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ontheffing te verlenen:
a. van het bepaalde in lid 1.a. voor een hoger maximum aantal wooneenheden dan het verbeelde maximum aantal, mits van de provincie Utrecht voorafgaand aan verlening van de ontheffing een verklaring van geen bezwaar is ontvangen;
b. van het bepaalde in lid 3.a. voor aanbouwen en erkers uitsluitend voor woningen plaatse van de aanduidingen ‘twee-aaneen’ en ‘vrijstaand’, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;
2. de diepte niet meer bedraagt dan 1,5 m;
c. van het bepaalde in lid 3.b. voor een oppervlakte van ten hoogste 60 m2 mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 60 %;
d. van het bepaalde in lid 3.b. voor de bouw van bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 60 m2 met dien verstande dat:
1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 60 %;
2. er geen onevenredige verkeersoverlast ontstaat;
3. er geen detailhandel plaatsvindt.
e. van het bepaalde in lid 3.b. voor de bouw van aanbouwen voor mindervaliden tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 100 m2 mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 60 %;
f. van het bepaalde in lid 3 sub b 2 voor een bebouwingspercentage van 70%;
6. Een ontheffing als bedoeld in lid 5 wordt uitsluitend verleend indien de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
7. Bij de afweging of op grond van lid 5 een ontheffing wordt verleend, betrekken burgemeester en wethouders het vastgestelde beeldkwaliteitsplan ‘Hofland Oost, deelplan 4, 5 en 6’.
8. Op de voorbereiding van een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Specifieke
gebruiksregel
9. De woning mag worden gebruikt voor aan huis gebonden beroepen, mits de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft.
Ontheffing van de
gebruiksregel
10. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 9 voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep, mits:
a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving optreedt;
d. geen detailhandel plaatsvindt;
e. de beroepsuitoefening geschiedt door degene die ter plaatse woonachtig.
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Wonen – 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. vrijstaande, twee aaneen gebouwde woningen en rijenwoningen met bijbehorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande niet meer woningen mogen worden gebouwd dan het verbeelde ‘maximum aantal wooneenheden’;
b. minimaal 41 parkeerplaatsen;
c. ontsluiting van de woningen c.q. langzaamverkeersverbinding, ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’ dan wel ten hoogste 25 m
ter weerszijden van deze aanduiding;
d. aan huis gebonden beroepen, met inachtneming van het bepaalde in lid 9;
e. tuinen en erven;
f. paden en ontsluitingen.
Bouwregels
2. Op de voor Wonen - 4 aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ en ‘vrijstaand’ uitsluitend twee aaneengebouwde of vrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
c. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale goothoogte;
d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale bouwhoogte.
3. Voor bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd;
b. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning van vrijstaande, twee aaneen gebouwde of rijenwoningen mag per woning niet meer bedragen dan 50 m2 met dien verstande dat het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste:
1. ingeval van vrijstaande of twee aaneen gebouwde woningen 50%;
2. ingeval van rijenwoningen 60 %;
c. per woning mogen ten hoogste 2 vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd;
d. de goothoogte van bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning bedraagt ten hoogste 3 m;
e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
f. de afstand van bijgebouwen, aanbouwen of uitbouwen van vrijstaande woningen tot bijgebouwen, aanbouwen of uitbouwen op aangrenzende percelen tenminste bedraagt 3 m;
g. indien bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning naast of aan woningen worden gebouwd, bedraagt de afstand tussen bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en de voorgevel of het verlengde daarvan minimaal 3 m;
h. in afwijking van het bepaalde onder g. bedraagt de afstand
van bijgebouwen tot de bestemmingsgrens minimaal 10 m
met dien verstande dat
deze regel alleen geldt ter plaatse van de aanduidingen ‘twee-aaneen’ en
‘vrijstaand’ en uitsluitend gemeten ten opzichte van de oostelijke
bestemmingsgrens;
i. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn worden geplaatst niet meer mag bedragen dan 1 m uitgezonderd pergola’s, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
j. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Nadere eisen
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, afmetingen, dakbeëindiging en de kapvorm van de in de leden 2 en 3 bedoelde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, zoals neergelegd in het vastgestelde beeldkwaliteitsplan ‘Hofland Oost, deelplan 4, 5 en 6’.
Ontheffing van de bouwregels
5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ontheffing te verlenen:
a. van het bepaalde in lid 1.a. voor een hoger maximum aantal wooneenheden dan het verbeelde maximum aantal, mits van de provincie Utrecht voorafgaand aan verlening van de ontheffing een verklaring van geen bezwaar is ontvangen;
b. van het bepaalde in lid 3.a. voor aanbouwen en erkers, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;
2. de diepte niet meer bedraagt dan 1,5 m;
c. van het bepaalde in lid 3.b. voor een oppervlakte van ten hoogste 60 m2 mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 60 %;
d. van het bepaalde in lid 3.b. voor de bouw van bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 60 m2 met dien verstande dat:
1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 60 %;
2. er geen onevenredige verkeersoverlast ontstaat;
3. er geen detailhandel plaatsvindt.
e. van het bepaalde in lid 3.b. voor de bouw van aanbouwen voor mindervaliden tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 100 m2 mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 60 %.
6. Een ontheffing als bedoeld in lid 5 wordt uitsluitend verleend indien de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
7. Bij de afweging of op grond van lid 5 een ontheffing wordt verleend, betrekken burgemeester en wethouders het vastgestelde beeldkwaliteitsplan ‘Hofland Oost, deelplan 4, 5 en 6’.
8. Op de voorbereiding van een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Specifieke
gebruiksregel
9. De woning mag worden gebruikt voor aan huis gebonden beroepen, mits de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft.
Ontheffing van de gebruiksregel
10. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 9 voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep, mits:
a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving optreedt;
d. geen detailhandel plaatsvindt;
e. de beroepsuitoefening geschiedt door degene die ter plaatse woonachtig.
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Wonen – 5 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. vrijstaande woningen met bijbehorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande niet meer woningen mogen worden gebouwd dan het verbeelde ‘maximum aantal wooneenheden’;
b. minimaal 26
parkeerplaatsen;
c. waterberging ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’ ter grootte van tenminste 500 m2;
d. aan huis gebonden beroepen, met inachtneming van het bepaalde in lid 9;
e. tuinen en erven.
Bouwregels
2. Op de voor Wonen - 5 aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
a. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale goothoogte;
b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale bouwhoogte.
3. Voor bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning mag per woning niet meer bedragen dan 50 m2 met dien verstande dat het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 40%;
b. per woning mogen ten hoogste 2 vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd;
c. de goothoogte van bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning bedraagt ten hoogste 3 m;
d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
e. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste bedraagt 3 m;
f. de afstand van bijgebouwen, aanbouwen of uitbouwen van woningen tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste bedraagt 1,5 m;
g. indien bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning naast of aan woningen worden gebouwd, bedraagt de afstand tussen bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en de voorgevel of het verlengde daarvan minimaal 6 m;
h. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn worden geplaatst niet meer mag bedragen dan 1 m;
i. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
Nadere eisen
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, afmetingen, dakbeëindiging, de kapvorm en de bouwhoogte van de in de leden 2 en 3 bedoelde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, zoals neergelegd in het vastgestelde beeldkwaliteitsplan ‘Hofland Oost, deelplan 4, 5 en 6’.
Ontheffing van de bouwregels
5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ontheffing te verlenen:
a. van het bepaalde in lid 3.a. voor een oppervlakte van ten hoogste 60 m2 mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 50 %;
b. van het bepaalde in lid 3.a. voor de bouw van bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 60 m2 met dien verstande dat:
1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 60 %;
2. er geen onevenredige verkeersoverlast ontstaat;
3. er geen detailhandel plaatsvindt.
c. van het bepaalde in lid 3.a. voor de bouw van aanbouwen voor mindervaliden tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 100 m2 mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 60 %.
6. Een ontheffing als bedoeld in lid 5 wordt uitsluitend verleend indien de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
7. Bij de afweging of op grond van lid 5 een ontheffing wordt verleend, betrekken burgemeester en wethouders het vastgestelde beeldkwaliteitsplan ‘Hofland Oost, deelplan 4, 5 en 6’.
8. Op de voorbereiding van een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Specifieke
gebruiksregel
9. De woning mag worden gebruikt voor aan huis gebonden beroepen, mits de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft.
Ontheffing van de gebruiksregel
10. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 9 voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep, mits:
a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving optreedt;
d. geen detailhandel plaatsvindt;
e. de beroepsuitoefening geschiedt door degene die ter plaatse woonachtig.
Bestemmingsomschrijving
1. De voor Wonen – 6 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. vrijstaande woningen met bijbehorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande niet meer woningen mogen worden gebouwd dan het verbeelde ‘maximum aantal wooneenheden’;
b. minimaal 26
parkeerplaatsen;
c. waterberging ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’ ter grootte van tenminste 500 m2;
d. aan huis gebonden beroepen, met inachtneming van het bepaalde in lid 9;
e. tuinen en erven.
Bouwregels
2. Op de voor Wonen - 6 aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
a. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale goothoogte;
b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de verbeelde maximale bouwhoogte.
3. Voor bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning mag per woning niet meer bedragen dan 50 m2 met dien verstande dat het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 40%;
b. per woning mogen ten hoogste 2 vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd;
c. de goothoogte van bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning bedraagt ten hoogste 3 m;
d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
e. de afstand van bijgebouwen, aanbouwen of uitbouwen van woningen tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste bedraagt 3 m;
f. indien bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning naast of aan woningen worden gebouwd, bedraagt de afstand tussen bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen van de woning en de voorgevel of het verlengde daarvan minimaal 6 m;
g. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn worden geplaatst niet meer mag bedragen dan 1 m;
h. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
Nadere eisen
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, afmetingen, dakbeëindiging, de kapvorm en de bouwhoogte van de in de leden 2 en 3 bedoelde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, zoals neergelegd in het vastgestelde beeldkwaliteitsplan ‘Hofland Oost, deelplan 4, 5 en 6’.
Ontheffing van de bouwregels
5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ontheffing te verlenen:
a. van het bepaalde in lid 3.a. voor een oppervlakte van ten hoogste 60 m2 mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 50 %;
b. van het bepaalde in lid 3.a. voor de bouw van bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 60 m2 met dien verstande dat:
1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 60 %;
2. er geen onevenredige verkeersoverlast ontstaat;
3. er geen detailhandel plaatsvindt.
c. van het bepaalde in lid 3.a. voor de bouw van aanbouwen voor mindervaliden tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 100 m2 mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 60 %.
6. Een ontheffing als bedoeld in lid 5 wordt uitsluitend verleend indien de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
7. Bij de afweging of op grond van lid 5 een ontheffing wordt verleend, betrekken burgemeester en wethouders het vastgestelde beeldkwaliteitsplan ‘Hofland Oost, deelplan 4, 5 en 6’.
8. Op de voorbereiding van een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Specifieke
gebruiksregel
9. De woning mag worden gebruikt voor aan huis gebonden beroepen, mits de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft.
Ontheffing van de gebruiksregel
10. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 9 voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep, mits:
a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving optreedt;
d. geen detailhandel plaatsvindt;
e. de beroepsuitoefening geschiedt door degene die ter plaatse woonachtig.
Hoofdstuk 3
Algemene
regels
Artikel 16
Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
1. Ondergrondse bouwwerken zijn niet toegestaan.
Ontheffing van de bouwregel
2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 1 voor een kelder of een garage.
3. Een ontheffing als bedoeld in lid 2 wordt uitsluitend verleend indien de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
4. Op de voorbereiding van een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 18
Algemene
ontheffingsregels
1. Indien niet op grond van een andere bevoegdheid van deze regels ontheffing kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegdheid om ontheffing te verlenen van:
a. maximale en minimale hoogte-, breedte-, oppervlakte- en inhoudsmaten voor bebouwing als verbeeld dan wel omschreven in de regels, mits:
1. de afwijking van enige maat ten hoogste bedraagt 10 %;
2. bestemmingsgrenzen niet worden overschreden;
3. het percentage genoemd onder 1. niet wordt overschreden door eerder verleende ontheffingen.
b. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de artikelen 10 tot en met 15 voor ambachtelijke bedrijvigheid in woningen, bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van woningen, mits:
a. de woonfunctie van de gronden in overwegende mate gehandhaafd blijft;
b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
c. ten gevolge van de beroeps- of bedrijfsactiviteit geen onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving optreedt;
d. de beroeps- of bedrijfsuitoefening geschiedt door degene die ter plaatse woonachtig is.
3. De ontheffingen als bedoeld in lid 1 en lid 2 worden uitsluitend verleend indien de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet wordt aangetast en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
4. Bij de afweging of op grond van lid 1 een ontheffing wordt verleend, betrekken burgemeester en wethouders het vastgestelde beeldkwaliteitsplan ‘Hofland Oost, deelplan 4, 5 en 6’.
5. Op de voorbereiding van een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Hoofdstuk
4
Overgangs- en
slotregels
Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4. Op de voorbereiding van een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Hofland-Oost.