Regels

 

 



Inhoudsopgave

 

1                       Inleidende regels  1

Artikel 1         Begrippen  1

Artikel 2         Wijze van Meten  5

2                       Bestemmingsregels  6

Artikel 3         Bedrijf 6

Artikel 4         Groen  8

Artikel 5         Maatschappelijk  9

Artikel 6         Tuin  10

Artikel 7         Verkeer 11

Artikel 8         Verkeer - Verblijfsgebied  12

Artikel 9         Water 13

Artikel 10       Wonen - Aaneengesloten  14

Artikel 11       Wonen - Gestapeld  17

Artikel 12       Wonen - Twee aaneengesloten  19

Artikel 13       Wonen - Vrijstaand  23

3                       Algemene regels  27

Artikel 14       Anti-dubbeltelbepaling  27

Artikel 15       Algemene ontheffingsregels  28

Artikel 16       Algemene wijzigingsregels  29

Artikel 17       Algemene procedureregels  30

Artikel 18       Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening  31

4                       Overgangs- en slotregels  32

Artikel 19       Overgangsrecht 32

Artikel 20       Slotregel 33

 



1                      Inleidende regels

  Artikel 1       Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

             1.1       aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

             1.2       aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

             1.3       aan- of uitbouw:

een aan een woning aangebouwd, al dan niet voor bewoning bestemd gebouw, dat als uitbreiding van een woning dient;

             1.4       ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

             1.5       ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

             1.6       bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

             1.7       bebouwingspercentage:

een op de plankaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel/bouwvlak dat ten hoogste mag worden bebouwd;

             1.8       bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

             1.9       begeleid wonen:

woonvorm waarbij mensen met enige vorm van handicap onder begeleiding samenwonen;

           1.10       bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

           1.11       bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0313.Koenraadswet0500-0401 met de bijbehorende regels en bijlage;

           1.12       bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

           1.13       bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;


           1.14       bijzondere woonvoorziening:

geschikte woonvoorziening ten behoeve van begeleid wonen;

           1.15       bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

           1.16       bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

           1.17       bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

           1.18       bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

           1.19       bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

           1.20       bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

           1.21       dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

           1.22       detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

           1.23       eengezinswoning:

een zelfstandig, al dan niet zijdelings aaneengebouwd, gebouw dat één woning omvat;

           1.24       gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

           1.25       gestapelde woning:

een woning, waarboven of waaronder, andere woningen of delen daarvan zijn gelegen;

           1.26       hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

           1.27       kampeermiddel:

a.   een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b.   enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

           1.28       kantoor:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van kantooractiviteiten;

           1.29       kantooractiviteiten:
de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, technische, organisatorische- en/of zakelijke activiteiten, niet zijnde detailhandel en zonder  een publieksgerichte baliefunctie.

           1.30       maatschappelijke activiteiten:

educatieve-, sociaal-medische-, sociaal-culturele- en levensbeschouwelijke activiteiten, activiteiten ten behoeve van sport en sportieve recreatie en activiteiten ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze activiteiten;

           1.31       maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van maatschappelijke activiteiten;

           1.32       oorspronkelijke woning:

de woning, zoals die is of mag worden gebouwd overeenkomstig de eerste daarvoor verleende bouwvergunning of een ander oudtijds verworven recht;

           1.33       opslag:

het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen;

           1.34       peil:

a.   de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang, dan wel;
b.   de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein, indien deze hoogte meer dan 1 meter boven of meer dan 1 meter beneden de onder a. genoemde hoogte is gelegen;

           1.35       plan:

het bestemmingsplan Koenraadswetering van de gemeente Bunschoten;

           1.36       productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

           1.37       prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

           1.38       scheidingslijn:

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aangeeft tussen delen van bestemmings- en/of bouwvlakken, waarvoor verschillende, in deze regels nader aangegeven, regelingen van toepassing zijn;

           1.39       seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

           1.40       verkeers- en verblijfsactiviteiten:

activiteiten die betrekking hebben op het verplaatsen en (in de openlucht) verblijven van personen en die veelal plaatsvinden in straten, woonerven en op pleinen, daaronder begrepen parkeerplaatsen, groen- en watervoorzieningen;

           1.41       verkeers- en vervoersactiviteiten:

activiteiten die betrekking hebben op het verplaatsen van personen en goederen en die veelal plaatsvinden op doorgaande wegen, vaarwegen en spoorwegen, daaronder begrepen parkeerplaatsen, groen- en watervoorzieningen;

           1.42       vrij beroep:

een beroep of de beroepsmatige verlening van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein;

           1.43       voorgevelrooilijn:

de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan;

           1.44       woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen.

 


  Artikel 2       Wijze van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

             2.1       de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

             2.2       lengte, breedte van gebouwen: tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren;

             2.3       lengte, breedte van andere bouwwerken:

tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;

             2.4       de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

             2.5       de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

             2.6       de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

             2.7       de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

             2.8       de oppervlakte van andere bouwwerken: de verticale projectie van alle delen van die werken binnen de omtrekslijn;

             2.9       onderlinge afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.

 

Ondergeschikte bouwdelen

           2.10       Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 


2                      Bestemmingsregels

  Artikel 3       Bedrijf

Bestemmingsomschrijving

             3.1       De op de plankaart voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   bedrijfsactiviteiten, voor zover deze bedrijven behoren tot de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
b.   in afwijking van het bepaalde onder a. zijn bedrijven toegestaan voor zover deze bedrijven reeds gevestigd waren op het moment waarop dit plan rechtskracht heeft gekregen;
c.   productiegebonden detailhandel ten dienste van de onder a. genoemde activiteiten;
d.   kantooractiviteiten ten dienste van de onder a. genoemde activiteiten.

 

Bouwregels

             3.2       Ten behoeve van de in 3.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 3.3 en 3.4 genoemde regels, de daarbij behorende maatschappelijke voorzieningen in de vorm van gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

 

             3.3       Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.   een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.   de hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan op de plankaart staat aangegeven;

 

             3.4       Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

a.   de hoogte bedraagt ten hoogste 5 meter, met dien verstande dat de hoogte van hekwerken ten hoogste 2,5 meter en van reclamezuilen ten hoogste 3 meter mag bedragen;
b.   overkappingen mogen slechts worden gerealiseerd binnen het bouwvlak, met een maximale omvang van 20 m2 en een hoogte van maximaal 3 meter.

 

Specifieke gebruiksregels

             3.5       De in 3.1, sub a bedoelde bedrijfsactiviteit uit categorie 2 zijn slechts toe­gestaan binnen de op de plankaart aangegeven aanduiding 'bedrijf van categorie 2'.

 

 


Ontheffing van de gebruiksregels

             3.6       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.1 voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen in de tot het plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover die bedrijfsactiviteiten naar aard en omvang maximaal gelijk te stellen zijn aan de in de Staat van bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijfsactiviteiten.

 

             3.7       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.1 voor de uitoefening van zelfstandige kantooractiviteiten, voor zover de omvang van die activiteiten niet meer bedraagt dan 1.000 m2 en mits kan worden aangetoond dat er geen onevenredige parkeerdruk op de omgeving ontstaat.


  Artikel 4       Groen

Bestemmingsomschrijving

             4.1       De op de plankaart voor "Groen" aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor groen- water- en speelvoorzieningen, ondergrondse nutsvoorzieningen (zoals ondergrondse afvalinzameling), alsmede inritten, wandel- en fietspaden.

 

Bouwregels

             4.2       Ten behoeve van de in 4.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 4.3 genoemd regel, de daarbij behorende andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

 

             4.3       Voor het bouwen van andere bouwwerken op de in 4.1 omschreven gronden geldt de volgende regel:

a.   de hoogte ten hoogste 2,5 meter bedraagt, met uitzondering van speelvoorzieningen en voorwerpen van beeldende kunst die ten hoogste 5 meter mogen bedragen en licht- en vlaggenmasten die ten hoogste 10 meter mogen bedragen.

 

Specifieke gebruiksregels

             4.4       Ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding 'speelvoorziening' dient een speelplaats met een oppervlakte van ten minste 600 m² te worden gerealiseerd.


  Artikel 5       Maatschappelijk

Bestemmingsomschrijving

             5.1       De op de plankaart voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor educatieve activiteiten (scholen).

 

Bouwregels

             5.2       Ten behoeve van de in 5.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 5.3 en 5.4 genoemde regels, de daarbij behorende maatschappelijke voorzieningen in de vorm van gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

 

             5.3       Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.   een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.   de hoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven;
c.   het maximale bebouwingspercentage per bouwvlak is op de plankaart aangegeven.

 

             5.4       Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt, dat de hoogte ten hoogste 2,5 meter bedraagt, met dien verstande dat:

a.    licht- en vlaggenmasten een hoogte van 10 meter mogen hebben;
b.   overkappingen mogen slechts worden gerealiseerd binnen het bouwvlak, met een maximale omvang van 20 m2 en een hoogte van maximaal 3 meter.

  Artikel 6       Tuin

Bestemmingsomschrijving

             6.1       De op de plankaart voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de bijbehorende gronden gelegen woningen, alsmede voor ondergrondse nutsvoorzieningen (zoals ondergrondse afvalinzameling).

 

Bouwregels

             6.2       Ten behoeve van de in 6.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 6.3 en 6.4 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

 

             6.3       Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

a.   erkers over maximaal tweederde van de gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter en er minimaal een 2 meter diepe tuin overblijft, met dien verstande dat de afstand van een aangebouwde hoekerker ten minste bedraagt:
1.    2,5 meter tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens;
2.    1 meter tot de grens van de bestemming “Verkeer en verblijf;
b.   in afwijking van het bepaalde onder a. geldt dat erkers met een grotere overschrijding, die ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp-bestemmingsplan reeds bestonden, zijn toegestaan;
c.   op de gronden die op de plankaart staan aangegeven met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carports en bergingen' is het oprichten van carports en bergingen toegestaan, met dien verstande dat per woning over ten hoogste 50% van de breedte van de woning een aan- of uitbouw of een bijgebouw mag worden gebouwd en over de resterende breedte van de woning een overkapping mag worden gebouwd;
d.   de onder a t/m c genoemde bouwwerken hebben een hoogte van maximaal 3 meter;
e.   op de gronden die op de plankaart staan aangegeven met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergrondse garage' is het realiseren van een ondergrondse parkeergarage toegestaan.

 

             6.4       Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

a.   de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter, met dien verstande dat erf- en terreinafscheidingen, die een verbinding vormen tussen de woning en bijgebouwen, ten hoogste 2 meter bedragen;
b.   overkappingen mogen, met uitzondering van het bepaalde in 6.3, onder c, slechts worden gerealiseerd achter de voorgevelrooilijn, met een hoogte van maximaal 3 meter.

 


  Artikel 7       Verkeer

Bestemmingsomschrijving

             7.1       De op de plankaart voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeers- en vervoersactiviteiten, alsmede nutsvoorzieningen en ondergrondse infrastructuur.

 

Bouwregels

             7.2       Ten behoeve van de in 7.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 7.3 en 7.4 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

 

             7.3       Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.   de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
b.   de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van de bestemming, zoals bijvoorbeeld bushokjes, mag maximaal 20 m² bedragen.

 

             7.4       Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt, dat deze uitsluitend zijn toegestaan voor zover (en in het geval dat) de in artikel 43 van de Woningwet genoemde situaties dit toelaten. Met dien verstande dat voor de hieronder genoemde andere bouwwerken een afwijkende maximale hoogte is toegestaan:

a.   lantaarnpalen                           12 meter;
b.   verkeersregelinstallaties              7 meter;
c.   bewegwijzering                         10 meter.

 

Nadere eisen

             7.5       Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.   de verkeersveiligheid;
b.   de sociale veiligheid; en
c.   de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid en bereikbaarheid noodzakelijk zijn.


  Artikel 8       Verkeer - Verblijfsgebied

Bestemmingsomschrijving

             8.1       De op de plankaart voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeers- en verblijfsactiviteiten, alsmede ondergrondse infrastructuur en nutsvoorzieningen, waaronder tevens wordt begrepen ondergrondse opslag van huisvuil en glas en daarmee vergelijkbare afval­stoffen.

 

Bouwregels

             8.2       Ten behoeve van de in 8.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 8.3 en 8.4 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

 

             8.3       Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.   de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
b.   de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van de bestemming mag maximaal 20 m² bedragen.

 

             8.4       Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt, dat deze uitsluitend zijn toegestaan voor zover (en in het geval dat) de in artikel 43 van de Woningwet genoemde situaties dit toelaten.

 


  Artikel 9       Water

Bestemmingsomschrijving

             9.1       De op de plankaart voor "Water" aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor de waterhuishouding, watergangen, waterpartijen, met de daarbij behorende oeverstroken en taluds.

 

Bouwregels

             9.2       Ten behoeve van de in 9.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 9.3 genoemde regel, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

 

             9.3       Voor het bouwen van andere bouwwerken op de in 9.1 omschreven gronden geldt, dat de hoogte ten hoogste 2,5 meter bedraagt, met dien verstande dat bruggen zijn uitgezonderd van de hoogtebepaling.

 


Artikel 10       Wonen - Aaneengesloten

Bestemmingsomschrijving

           10.1       De op de plankaart voor "Wonen - Aaneengesloten" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met een vrij beroep, tuinen en erven.

 

Bouwregels

           10.2       Ten behoeve van de in 10.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met  inachtneming van de in 10.3 t/m 10.5 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

 

           10.3       Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.   een hoofdgebouw mag uitsluitend in de vorm van een aaneengesloten woning binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.   de voorgevel van een woning mag uitsluitend worden gebouwd in de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" op de begane grond geen bebouwing is toegestaan (portiek);
c.   indien de maximale goothoogte van een woning staat aangegeven, mag deze niet worden overschreden;
d.   de hoogte van een woning mag niet meer bedragen dan staat aangegeven;
e.   de dakhelling bedraagt ten minste 35o en ten hoogste 55 o (met dien verstande dat een woning over ten hoogste 25% van de oppervlakte plat mag worden afgedekt), tenzij het bestaande hoofdgebouw een afdekking met een andere dakhelling heeft.

 

           10.4       Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

a.   bijgebouwen mogen uitsluitend 5 meter achter de voorgevelrooilijn worden gerealiseerd;
b.   de diepte van de oorspronkelijke eengezinswoning, inclusief aan de achterzijde daarvan aangebouwde aan- en uitbouwen, mag over één laag met kap tot een diepte van ten hoogste 12 meter worden vergroot, met dien verstande dat het bepaalde in 6.3, alsmede in 10.4, sub e. onverminderd van kracht blijft;
c.   aansluitend aan de achtergevel van de woning dient te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 6 meter;
d.   de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van overkappingen als bedoeld in 10.5, sub a. mag niet meer dan 85 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen en overkappingen, die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 12 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
e.   de bij een woning behorende gronden waarop aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan mogen voor ten hoogste 50% worden bebouwd, met dien verstande dat de grond onder de oorspronkelijke woning alsmede de gronden aan de achterzijde van de woning tot een diepte van 12 meter achter de voorgevelrooilijn daarbij niet worden meegerekend;
f.    de goothoogte van een aan-, en uitbouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag waaraan wordt gebouwd;
g.   de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter en de nokhoogte niet meer dan 5 meter;
h.   de afstand van aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt ten minste 2 meter tot de bestemming Water.

 

           10.5       Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

a.   de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen als bedoeld in 10.4, sub d mag niet meer dan 85 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen en overkappingen, die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 12 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
b.   de hoogte van pergola's en overkappingen met een open constructie ten hoogste 3 meter bedraagt;
c.   de hoogte van erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken, geen vlaggenmasten zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter;

 

Ontheffing van de bouwregels

           10.6       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

a.   het bepaalde in 10.3, sub b ten behoeve van het bouwen van de voorgevel op ten hoogste 2 meter achter de voorgevelrooilijn;

b.   het bepaalde in 10.3, sub c ten behoeve van het bouwen van een woning tot 1 meter hoger dan de op de plankaart aangegeven goothoogte;

c.   het bepaalde in 10.3, sub d ten behoeve van het bouwen van een woning tot 1 meter hoger dan de op de plankaart aangegeven hoogte;

d.   het bepaalde in 10.4, sub c ten behoeve van een bredere aan- of uitbouw, voor zover het percentage als gegeven in lid 10.4, sub e niet wordt overschreden.

 

           10.7       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor een hogere goothoogte van naast de woning gelegen aan- of uitbouwen, met dien verstande dat:

a.   de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 2 meter bedraagt;
b.   geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
c.   de aan- of uitbouw qua uiterlijke verschijning ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van de aan- of uitbouw tenminste 0,5 meter lager is dan de goothoogte van het hoofdgebouw.

 

           10.8       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van 10.4, sub f ten behoeve van de bouw van dakterrassen op aan- en uitbouwen naast of achter de woning, met dien verstande dat de hoogte van de balkonafscheiding niet meer bedraagt dan 1,2 meter boven de maximale goothoogte van de aan- of uitbouw en er bovendien geen onevenredige inbreuk wordt gedaan op de privacy van omwonenden. Dakterrassen die bij het in ontwerp ter visie leggen van dit bestemmingsplan reeds bestonden worden geacht te passen binnen de regels van dit plan en behoeven derhalve geen ontheffing als hier bedoeld.

 

Specifieke gebruiksregels

           10.9       Woningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning en tot een maximum van 40 m² worden aangewend voor de uitoefening van een vrij beroep.

 

Ontheffing van de gebruiksregels

         10.10       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 10.9 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning met een maximum van 40 m², met dien verstande dat:

a.   voor milieuvergunningplichtige- en meldingplichtige bedrijven ingevolge de Wet milieubeheer geen ontheffing wordt verleend;
b.   voor detailhandel slechts ontheffing wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel – uitgezonderd vis- en visproducten – onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie van de woning gehandhaafd blijft;
c.   voor horecabedrijven geen ontheffing wordt verleend;
d.   het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is;
e.    het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.

 


Artikel 11       Wonen - Gestapeld

Bestemmingsomschrijving

           11.1       De op de plankaart voor "Wonen – Gestapeld" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, waaronder begeleid wonen, al dan niet in combinatie met een vrij beroep, tuinen en erven.

 

Bouwregels

           11.2       Ten behoeve van de in 11.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 11.3  en 11.4 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

 

           11.3       Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.   een hoofdgebouw mag uitsluitend in de vorm van gestapelde woningen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.   indien de maximale goothoogte van een woning op de plankaart staat aangegeven, mag deze niet worden overschreden;
c.   de hoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven;
d.   de dakhelling bedraagt ten hoogste 55 o;
e.   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "zorgwoning" mag een bijzondere woonvoorziening worden gerealiseerd.

 

           11.4       Voor het bouwen van bijgebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

a.   per gestapelde woning mag buiten het bouwvlak ten hoogste 1 bijgebouw worden gerealiseerd;
b.   de hoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter;
c.   de oppervlakte van een bijgebouw bedraagt maximaal 10 m².

 

Ontheffing van de bouwregels

           11.5       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

a.   het bepaalde in 11.3, sub b ten behoeve van het bouwen van een woning tot 1 meter hoger dan de op de plankaart aangegeven goothoogte;
b.   het bepaalde in 11.3, sub c ten behoeve van het bouwen van een woning tot 1 meter hoger dan de op de plankaart aangegeven hoogte.

 

Specifieke gebruiksregels

           11.6       Woningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning en tot een maximum van 40 m² worden aangewend voor de uitoefening van een vrij beroep.

 

           11.7       Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "zorgwoning" mag het hoofdgebouw worden gebruikt ten behoeve van begeleid wonen.

 

Ontheffing van de gebruiksregels

           11.8       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 11.6 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning met een maximum van 40 m², met dien verstande dat:

a.   voor milieuvergunningplichtige- en meldingplichtige bedrijven ingevolge de Wet milieubeheer geen ontheffing wordt verleend;
b.   voor detailhandel slechts ontheffing wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel – uitgezonderd vis- en visproducten – onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie van de woning gehandhaafd blijft;
c.   voor horecabedrijven geen ontheffing wordt verleend;
d.   het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is;
e.    het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.

 


Artikel 12       Wonen - Twee aaneengesloten

Bestemmingsomschrijving

           12.1       De op de plankaart voor "Wonen - Twee aaneengesloten" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met een vrij beroep, tuinen en erven, alsmede kantooractiviteiten en opslag.

 

Bouwregels

           12.2       Ten behoeve van de in 12.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 12.3 t/m 12.5 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

 

           12.3       Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.   een hoofdgebouw mag uitsluitend in de vorm van een twee-aaneengesloten woning binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.   de voorgevel van een woning mag uitsluitend worden gebouwd in de voorgevelrooilijn;
c.   indien de maximale goothoogte van een woning op de plankaart staat aangegeven, mag deze niet worden overschreden;
d.   de hoogte van een woning mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven;
e.   de dakhelling bedraagt ten minste 35o en ten hoogste 55 o (met dien verstande dat een woning over ten hoogste 25% van de oppervlakte plat mag worden afgedekt), tenzij het bestaande hoofdgebouw een afdekking met een andere dakhelling heeft.

 

           12.4       Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

a.   bijgebouwen mogen uitsluitend 5 meter achter de voorgevelrooilijn worden gerealiseerd;
b.   de diepte van de oorspronkelijke eengezinswoning, inclusief aan de achterzijde daarvan aangebouwde aan- en uitbouwen, mag over één laag met kap tot een diepte van ten hoogste 12 meter worden vergroot, met dien verstande dat het bepaalde in 6.3, alsmede 12.4, sub e. onverminderd van kracht blijft;
c.   aansluitend aan de achtergevel van de woning dient te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 6 meter;
d.   de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van overkappingen als bedoeld in 12.5, sub a. mag niet meer dan 85 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen en overkappingen, die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 12 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
e.   de bij een woning behorende gronden waarop aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan mogen voor ten hoogste 50% worden bebouwd, met dien verstande dat de grond onder de oorspronkelijke woning alsmede de gronden aan de achterzijde van de woning tot een diepte van 12 meter daarbij niet worden meegerekend;
f.    de goothoogte van een aan-, en uitbouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag waaraan wordt gebouwd;
g.   de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter en de nokhoogte niet meer dan 5 meter;
h.   de afstand van aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt ten minste 2 meter tot de bestemming Water
i.    ten behoeve van de in 12.1 genoemde kantooractiviteiten en opslag mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "opslag" een kantoor en een magazijn worden gerealiseerd.

 

           12.5       Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

a.   de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen als bedoeld in 12.4, sub d. mag niet meer dan 85 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen en overkappingen, die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 12 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
b.   de hoogte van pergola's en overkappingen met een open constructie ten hoogste 3 meter bedraagt;
c.   de hoogte van erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken, geen vlaggenmasten zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter;

 

Ontheffing van de bouwregels

           12.6       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

a.   het bepaalde in 12.3, sub b. ten behoeve van het bouwen van de voorgevel op ten hoogste 2 meter achter de voorgevelrooilijn;
b.   het bepaalde in 12.3, sub c. ten behoeve van het bouwen van een woning tot 1 meter hoger dan de op de plankaart aangegeven goothoogte;
c.   het bepaalde in 12.3, sub d. ten behoeve van het bouwen van een woning tot 1 meter hoger dan de op de plankaart aangegeven hoogte.
d.   het bepaalde in 12.4, sub c ten behoeve van een bredere aan- of uitbouw, voorzover het percentage als gegeven in 12.4, sub e niet wordt overschreden.

 

           12.7       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor een hogere goothoogte van naast de woning gelegen aan- of uitbouwen, met dien verstande dat:

a.   de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 2 meter bedraagt;
b.   geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
c.   de aan- of uitbouw qua uiterlijke verschijning ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van de aan- of uitbouw tenminste 0,5 meter lager is dan de goothoogte van het hoofdgebouw.

 

           12.8       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van 12.4, sub f ten behoeve van de bouw van dakterrassen op aan- en uitbouwen naast of achter de woning, met dien verstande dat de hoogte van de balkonafscheiding niet meer bedraagt dan 1,2 meter boven de maximale goothoogte van de aan- of uitbouw en er bovendien geen onevenredige inbreuk wordt gedaan op de privacy van omwonenden. Dakterrassen die bij het in ontwerp ter visie leggen van dit bestemmingsplan reeds bestonden worden geacht te passen binnen de regels van dit plan en behoeven derhalve geen ontheffing als hier bedoeld.

 

Specifieke gebruiksregels

           12.9       Woningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning en tot een maximum van 40 m² worden aangewend voor de uitoefening van een vrij beroep.

 

         12.10       Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "opslag" mogen kantooractiviteiten en opslag worden uitgeoefend.

 

Ontheffing van de gebruiksregels

         12.11       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

het bepaalde in 12.9 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning met een maximum van 40 m², met dien verstande dat:

a.   voor milieuvergunningplichtige- en meldingplichtige bedrijven ingevolge de Wet milieubeheer geen ontheffing wordt verleend;
b.   voor detailhandel slechts ontheffing wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel – uitgezonderd vis- en visproducten – onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie van de woning gehandhaafd blijft;
c.   voor horecabedrijven geen ontheffing wordt verleend;
d.   het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is;
e.    het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.

 


Artikel 13       Wonen - Vrijstaand

Bestemmingsomschrijving

           13.1       De op de plankaart voor "Wonen – Vrijstaand" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met een vrij beroep, tuinen en erven.

 

Bouwregels

           13.2       Ten behoeve van de in 13.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 13.3 t/m 13.5 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

 

           13.3       Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.   een hoofdgebouw mag uitsluitend in de vorm van een vrijstaande woning binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.   de voorgevel van een woning mag uitsluitend worden gebouwd in de voorgevelrooilijn;
c.   de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven;
d.   de hoogte van een woning mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven;
e.   de dakhelling bedraagt ten minste 35o en ten hoogste 55o (met dien verstande dat een woning over ten hoogste 25% van de oppervlakte plat mag worden afgedekt), tenzij het bestaande hoofdgebouw een afdekking met een andere dakhelling heeft.

 

           13.4       Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

a.   bijgebouwen mogen uitsluitend 5 meter achter de voorgevelrooilijn worden gerealiseerd;
b.   de diepte van de oorspronkelijke woning, inclusief aan de achterzijde daarvan aangebouwde aan- en uitbouwen, mag over één laag met kap tot een diepte van ten hoogste 12 meter worden vergroot, met dien verstande dat het bepaalde in 6.3, alsmede in 13.4, sub e. onverminderd van kracht blijft;
c.   aansluitend aan de achtergevel van de woning dient te allen tijde een niet te bebouwen ruimte over te blijven van minimaal de helft van de achtergevelbreedte en een diepte van minimaal 6 meter;
d.   de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van overkappingen als bedoeld in 13.5, sub a. mag niet meer dan 85 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen en overkappingen, die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 12 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
e.   de bij een woning behorende gronden waarop aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan mogen voor ten hoogste 50% worden bebouwd, met dien verstande dat de grond onder de oorspronkelijke woning alsmede de gronden aan de achterzijde van de woning tot een diepte van 12 meter daarbij niet worden meegerekend;
f.    de goothoogte van een aan-, en uitbouw mag niet meer dan de hoogte van de begane grondlaag waaraan wordt gebouwd;
g.   de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter en de nokhoogte niet meer dan 5 meter;
h.   de afstand van aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt ten minste 2 meter tot de bestemming Water.

 

           13.5       Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

a.   de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen bij een hoofdgebouw, alsmede de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen als bedoeld in 13.4, sub d. mag niet meer dan 85 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen en overkappingen, die zich aan de achterzijde van de woning bevindt tot een diepte van ten hoogste 12 m achter de voorgevelrooilijn voor de berekening van die oppervlakte niet meetelt;
b.   de hoogte van pergola's en overkappingen met een open constructie ten hoogste 3 meter bedraagt;
c.   de hoogte van erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken, geen vlaggenmasten zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter;

 

Ontheffing van de bouwregels

           13.6       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd  ontheffing te verlenen van:

a.   het bepaalde in 13.3, sub b ten behoeve van het bouwen van de voorgevel op ten hoogste 2 meter achter de voorgevelrooilijn, die samenvalt met deze bestemming en de bestemming Tuin;
b.   het bepaalde in 13.3, sub c ten behoeve van het bouwen van een woning tot 1 meter hoger dan de op de plankaart aangegeven goothoogte;
c.   het bepaalde in 13.3, sub d ten behoeve van het bouwen van een woning tot 1 meter hoger dan de op de plankaart aangegeven hoogte;
d.   het bepaalde in 13.4, sub c ten behoeve van een bredere aan- of uitbouw, voor zover het percentage als gegeven in 13.4, sub e niet wordt overschreden.

 

           13.7       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd  ontheffing te verlenen voor een hogere goothoogte van naast de woning gelegen aan- of uitbouwen, met dien verstande dat:

a.   de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 2 meter bedraagt;
b.   geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige situatie van de omgeving;
c.   de aan- of uitbouw qua uiterlijke verschijning ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van de aan- of uitbouw tenminste 0,5 meter lager is dan de goothoogte van het hoofdgebouw.

 

           13.8       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van 13.4, sub f ten behoeve van de bouw van dakterrassen op aan- en uitbouwen naast of achter de woning, met dien verstande dat de hoogte van de balkonafscheiding niet meer bedraagt dan 1,2 meter boven de maximale goothoogte van de aan- of uitbouw en er bovendien geen onevenredige inbreuk wordt gedaan op de privacy van omwonenden. Dakterrassen die bij het in ontwerp ter visie leggen van dit bestemmingsplan reeds bestonden worden geacht te passen binnen de regels van dit plan en behoeven derhalve geen ontheffing als hier bedoeld.

 

Specifieke gebruiksregels

           13.9       Woningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning en tot een maximum van 40 m² worden aangewend voor de uitoefening van een vrij beroep, met dien verstande dat voor woningen binnen het bestemmingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verruiming beroep en bedrijf aan huis' geldt dat ten hoogste 50% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning tot een maximum van 80 m² per woning mag worden aangewend voor een vrij beroep.

 

Ontheffing van de gebruiksregels

         13.10       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd  ontheffing te verlenen van het bepaalde in 13.9 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning met een maximum van 40 m², en in het geval dat het een bestemmingsvlak betreft met de aanduiding "verruiming beroep en bedrijf aan huis", tot ten hoogste 50% van de aanwezige vloer-oppervlakte per woning met een maximum van 80 m² met dien verstande dat:

a.   voor milieuvergunningplichtige- en meldingplichtige bedrijven ingevolge de Wet milieubeheer geen ontheffing wordt verleend;
b.   voor detailhandel slechts ontheffing wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel – uitgezonderd vis- en visproducten – onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie van de woning gehandhaafd blijft;
c.   voor horecabedrijven geen ontheffing wordt verleend;
d.   het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is;
e.    het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.

 

3                      Algemene regels

Artikel 14       Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 15       Algemene ontheffingsregels

Meetverschillen

           15.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels van het plan, voor zover dit, tengevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 1,00 meter mogen bedragen.

 

10%-regeling

           15.2       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels van het plan ten behoeve van een vermeerdering van de voorgeschreven maten en percentages, alsmede de inhoud en de oppervlakte van de bouwwerken, mits de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt.

 

Nutsvoorzieningen

           15.3       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels van het plan ten behoeve van de bouw van nutsgebouwtjes met een maximale hoogte en inhoud van respectievelijk 3,5 meter en 50 m³.


Artikel 16       Algemene wijzigingsregels

           16.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodat bestemmingsgrenzen in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling kunnen worden aangepast, met dien verstande dat de bij de wijziging betrokken bestemmingen met niet meer dan 10% worden verkleind of vergroot.

 

           16.2       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodat de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen in de tot het plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten mogelijk is, voor zover die bedrijfsactiviteiten naar aard en omvang maximaal gelijk te stellen zijn aan de in de Staat van bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijfsactiviteiten.


Artikel 17       Algemene procedureregels

Procedure ontheffingsbevoegdheid

           17.1       Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing op grond van:

Artikel 3.6 en 3.7;

Artikel 10.6, 10.7, 10,8 en 10.10;

Artikel 11.5 en 11.8;

Artikel 12.6, 12.7, 12,8 en 12.11;

Artikel 13.6, 13.7, 13,8 en 13.10;

Artikel 15.1, 15.2 en 15.3;

Artikel 19.2;

is bij de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare voorbereidingsprocedure).

 

Procedure wijzigingsbevoegdheid

           17.2       Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van:

Artikel 16.1;

Artikel 16.2,

is de volgende procedure van toepassing:

a.   Een ontwerpbesluit tot wijziging, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage.
b.   Burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van mondelinge en schriftelijke zienswijzen.
c.   Gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot wijziging.
d.   Gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden tevens hun zienswijze mondeling naar voren brengen omtrent het ontwerpbesluit tot wijziging op een door de gemeente georganiseerde hoorzitting.
e.   Binnen 8 weken na afloop van de onder a. bedoelde termijn beslissen burgemeester en wethouders over de vaststelling van de wijziging.
f.    Indien zienswijzen zijn ingediend wordt de beslissing daaromtrent met redenen omkleed en onverwijld medegedeeld aan hen die zienswijzen hebben ingediend;
g.   Gelijktijdig met het ter goedkeuring aanbieden van het besluit aan Gedeputeerde Staten worden de ingediende zienswijzen overgelegd;
h.   Burgemeester en wethouders zenden onverwijld een afschrift van het besluit van Gedeputeerde Staten aan hen, die zienswijzen hebben ingediend.

Artikel 18       Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening van de gemeente Bunschoten ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven buiten toepassing, overeenkomstig de mogelijkheid die in artikel 9, lid 2 van de Woningwet wordt geboden.

 


4                      Overgangs- en slotregels

Artikel 19       Overgangsrecht

Bouwwerken

           19.1       Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

           19.2       Eenmalig kan ontheffing worden verleend van 19.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 19.1  met maximaal 10 %.

           19.3       Het bepaalde in 19.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Gebruik

           19.4       Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

           19.5       Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 19.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

           19.6       Indien het gebruik, bedoeld in 19.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

           19.7       Het bepaalde in 19.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Hardheidsclausule

           19.8       Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.


Artikel 20       Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als "Regels bestemmingsplan Koenraadswetering".

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Bunschoten, gehouden op ............

 

 

 

 

     ...., voorzitter

 

 

 

 

     ...., griffier