Bestemmingsplan

 Eemplein

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gemeente Amersfoort

Postbus 4000

3800 EA Amersfoort

Bezoekadres: Stadhuisplein 1

3811 LM Amersfoort

Telefoon (033) 469 51 11

Fax (033) 461 07 10

E-mail: info_gemeente@amersfoort.nl

 

 

 

Kenmerk: # 3457466

 


 

 

 

 

 

 

 

 

 

Regels

 


 

INHOUDSOPGAVE REGELS

 

HOOFDSTUK 1.           INLEIDENDE REGELS  3

Artikel 1.        Begrippen  3

Artikel 2.        Wijze van meten  8

HOOFDSTUK 2.           BESTEMMINGSREGELS  9

Artikel 3.        Gemengd  9

Artikel 4.        Horeca  13

Artikel 5.        Kantoor 15

Artikel 6.        Maatschappelijk  17

Artikel 7.        Verkeer 19

Artikel 8.        Verkeer - verblijf 20

HOOFDSTUK 3.           ALGEMENE REGELS  22

Artikel 9.        Anti-dubbeltelbepaling  22

Artikel 10.      Algemene bouwregels  23

Artikel 11.      Algemene gebruiksregels  25

Artikel 12.      Algemene ontheffingsregels  26

HOOFDSTUK 4.           OVERGANGS- EN SLOTREGELS  27

Artikel 13.      Overgangsrecht 27

Artikel 14.      Slotregel 28

BIJLAGE 1 

Staat van Bedrijfsactiviteiten  29


HOOFDSTUK 1.      INLEIDENDE
REGELS

 

Artikel 1.        Begrippen

1.1.    plan:

het bestemmingsplan Eemplein van de gemeente Amersfoort;

1.2.    bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0307.Eemplein-0301;

1.3.    verbeelding:

de kaart, onderdeel van het plan, bestaande uit een gewaarmerkt kaartblad, waarop de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;

1.4.    aan- of uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5.    aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6.    aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7.    aangewezen standplaats:

een standplaats die voorkomt op het door burgemeester en wethouders vastgestelde standplaatsenplan;

1.8.    ambulante detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden vanaf een aangewezen standplaats op een vaste dag(en), waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending;

1.9.    amusementshal:

                                gelegenheid waar men videospelletjes kan doen en flipperkasten kan bedienen;

1.10.  ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.11.  bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.12.  beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied of het uitoefenen van een kleinschalig  bedrijf aan huis die:
- in de van de regels deeluitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving,
- geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
- in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is;

1.13.  bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag om bouwvergunning voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;

1.14.  bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15.  bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16.  bijgebouw:

gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde erf gelegen hoofdgebouw;

1.17.  bioscoop

een publieke uitgaansgelegenheid die speciaal is gemaakt voor het bekijken van films, (live) uitzendingen van bijvoorbeeld concerten, presentaties en dergelijke;

1.18.  bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.19.  bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20.  bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van onderbouw en ruimten in de kap;

1.21.  bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22.  bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.23.  bouwmarkt:

detailhandel met een verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden, zowel aan vakman als particulier;

1.24.  bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25.  bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26.  bruto vloeroppervlakte (BVO):

de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen;

1.27.  detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28.  detailhandel in grove bouwmaterialen:

detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout;

1.29.  detailhandel in tuininrichtingsartikelen:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;

1.30.  detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto’s, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.31.  dienstverlening:

het beroepsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

a.      administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en dergelijke:

het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;

b.     publieksgerichte dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;

1.32.  erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.33.  gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34.  geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.35.  gokhal:

         gelegenheid waar op grote schaal gokautomaten worden geëxploiteerd;

1.36.  grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting:

detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m²;

1.37.  hoofdgebouw:

gebouw, dat op een erf door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.38.  horeca-A:

dienstverlening door middel van de exploitatie van restaurants, snackbars, ijssalons, fritures en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van (alcoholhoudende) drank ondergeschikt is aan het nuttigen van etenswaren;

1.39.  horeca-B:

dienstverlening door middel van de exploitatie van cafés, dancings, bowling­centra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van etenswaren ondergeschikt is aan het gebruik van alcoholhoudende drank;

1.40.  horeca-C:

dienstverlening door middel van de exploitatie van sportkantines, buurt­huizen, hotels etc, welke exploitatie ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend;

1.41.  hotel:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van alcoholische of niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse;

1.42.  internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij:

- de transactie via internet tot stand komt,

- ter plaatse alleen opslag en distributie plaatsvindt,

- afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.43.  kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct;

1.44.  leisure:

  vrijetijdsvoorzieningen met een toeristisch- recreatieve aantrekkingskracht;

1.45.  maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, sport- en recreatieve voorzieningen en

voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, opvangvoorzieningen en nutsvoorzieningen;

1.46.  opvangvoorzieningen:

opvang, vooral van kinderen, in speciaal daarvoor ingestelde verblijven;

1.47.  poppodium:

een functie speciaal geschikt en bedoeld voor (live) optredens met bands, dj’s en aan pop gerelateerde kunstdisciplines. Inhoudelijk is een poppodium primair een culturele functie, waarbij het doel van de functie: het aanbieden van popmuziek en cultuur boven enig winstoogmerk gesteld wordt;

1.48.  publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:

beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit  hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;

1.49.  seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prosti­tutie­bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.50.  standplaats:

een standplaats tot verkoop van waren op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats.

1.51.  telecommunicatiemast:

een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;

1.52.  voorerf:

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;

1.53.  voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of de als zodanig aangeduide gevel van een hoofdgebouw;

1.54.  ontheffing:

een ontheffing van de voorschriften van dit plan als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.55.  woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;


Artikel 2.        Wijze van meten

2.1.  Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten

a.     de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

b.     de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

c.     peil:

·        voor gebouwen, zoals bedoeld in artikel 7.2 onder a., in artikel 8.2 onder a. en in artikel 8.4: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
·        voor overige gebouwen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter hoogte van de Eemkade, zijnde + 1,80 N.A.P.
·        voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
·        voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;

d.     de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals beschreven in artikel 10;

e.     de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

f.      de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

g.     dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

h.     afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

i.      oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden niet meegerekend (gedeelten van) aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelegen binnen het bouwvlak;

j.      de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

 


HOOFDSTUK 2.      BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3.        Gemengd

3.1.  Bestemmingsomschrijving

De voor “Gemengd” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.        genoemde aanduidingen voor de daarbij genoemde doeleinden:

 

aanduiding

doeleinden

Gemengd-1

(sgd-c1)

§   uitsluitend op de verdiepingen:

§   wonen;

§   ter plaatse van de aanduiding ’wonen uitgesloten’: geen woningen;

§   uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping, en ter plaatse van de aanduiding ‘wonen uitgesloten’ ook op de overige verdiepingen:

§   horeca C;

§   ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’: horeca A + B;

§   leisure;

§   dienstverlening;

§   detailhandel;

§   entrees ten behoeve van het wonen.

Gemengd-2

(sgd-c2)

§   horeca C;

§   detailhandel;

§   leisure;

§   dienstverlening;

§   een bioscoop.

 

met daarbij behorende:

b.        ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’: woningen op de begane grond;

c.        buiten de aanduiding ‘horeca’ maximaal 300 m² bruto vloeroppervlakte voor horeca A + B;

d.        parkeervoorzieningen in de vorm van een ondergrondse parkeergarage;

e.        fietsenstallingen;

f.         tuinen en groenvoorzieningen;

g.        bij de bestemming behorende gebouwen, waaronder begrepen bijgebouwen ten behoeve van het wonen;

h.        nutsvoorzieningen;

i.         andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals palen, masten, verkeers‑, reclame- en andere tekens en terreinafscheidingen.

3.2.  Toegestane bouwwerken

Op en in gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.        bij de bestemming horende gebouwen;

b.        ter plaatse van de aanduiding ‘parkeervoorziening’: een ondergrondse parkeergarage;

c.        ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’: aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

d.        andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals palen, masten, verkeers-, reclame-, en andere tekens en terreinafscheidingen.

3.3.  Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 3.2 gelden de volgende bepalingen:

a.        de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat buiten het bouwvlak bouwwerken zijn toegestaan, mits:

·          bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter wordt aangehouden;
·          bij bouwwerken die boven een openbare rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter wordt aangehouden;
·          de bouwwerken niet meer dan 1/4 van de oppervlakte van de aangrenzende gevel van het gebouw beslaan;
·          de diepte van de bouwwerken niet meer dan 2 meter is, gemeten vanaf de gevel van het aangrenzende gebouw.

b.        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse is aangegeven;

c.        ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ dient een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter te worden aangehouden;

d.        voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen geldt dat:

·         deze uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ zijn toegestaan;

·         de hoogte maximaal 5 meter hoger is dan ter plaatse is aangegeven, met dien verstande dat het bouwwerk niet hoger mag zijn dan 5 meter boven de hoogte van het onderliggende hoofdgebouw;

·         de oppervlakte maximaal 40% van het gebied binnen de aanduidings-grens bedraagt;

e.        de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

bouwwerken

max. bouwhoogte

palen, masten en reclame- en andere tekens

10 m

overkappingen

3 m

erfafscheidingen en overige andere bouwwerken

3 m

3.4.  Specifieke gebruiksregel

in een woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toegestaan, met dien verstande dat:

a.     het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;

b.     het gebruik van de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:

·         het woonkarakter van de woning;

·         de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;

·         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;

·         het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;

·         het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.

c.     er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

d.     maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;

e.     het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbalans in de openbare ruimte;

f.      er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;

g.     het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan:

·         de niet-publieksgerichte activiteiten uit de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
·         voor zover een ontheffing wordt verleend zoals in bedoeld in lid 3.7: de publieksgerichte activiteiten uit de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;

h.     geen buitenopslag plaatsvindt; opslag vindt uitsluitend binnen de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen plaats;

i.      reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.

3.5.  Ontheffing bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.3 onder a, ten behoeve van het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak met een diepte van meer dan 2 meter, gemeten vanaf de gevel van het aangrenzende gebouw, met dien verstande dat:

a.     de diepte niet meer dan 5 meter mag bedragen, gemeten vanaf de gevel van het aangrenzende gebouw;

b.     de ontheffing alleen verleend wordt voor gebouwen aan de pleinzijde;

c.     voor het overige wordt voldaan aan de in lid 3.3 onder a genoemde voorwaarden.

3.6.  Ontheffing specifieke gebruiksregel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.4 onder c, ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

a.     voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;

b.     wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;

c.     voor het overige wordt voldaan aan de in lid 3.4 genoemde voorwaarden.

3.7.  Procedure bij ontheffing

Bij het verlenen van ontheffing wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.


Artikel 4.        Horeca

4.1.  Bestemmingsomschrijving

De voor “Horeca” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     horeca A;

b.     horeca B;

c.     horeca C;

d.     ter plaatse van de aanduiding ‘cultuur en ontspanning’: leisure;

e.     ter plaatse van de aanduiding ‘laad- en losplaats’: een laad- en losplaats;

f.      nutsvoorzieningen;

g.     fietsenstallingen;

h.     bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen, terrassen en parkeer‑ en groenvoorzieningen.

4.2.  Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.     bij de bestemming behorende gebouwen;

b.     ter plaatse van de aanduiding ‘parkeervoorziening’: een ondergrondse parkeergarage;

c.     andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens en terreinafscheidingen.

4.3.  Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 4.2, gelden de volgende bepalingen:

a.     de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

b.     de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse is aangegeven;

c.     de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

bouwwerken        

max. bouwhoogte

palen, masten en reclame- en andere tekens

10 m

overkappingen

3 m

erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken

3 m

 

4.4.  Ontheffing bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.3 onder b, ten behoeve van een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat:

a.     de oppervlakte van het gedeelte met een hogere bouwhoogte niet meer dan 50% van het bestemmingsvlak bedraagt;

b.     de bouwhoogte na het verlenen van deze ontheffing niet meer dan 18 meter bedraagt;

c.     het gedeelte met een hogere bouwhoogte tot maximaal 5 meter buiten het bouwvlak gerealiseerd mag worden, met dien verstande dat boven de bestemming “Verkeer - verblijf”, een minimale doorgangshoogte van 11 meter wordt aangehouden.

4.5.  Procedure bij ontheffing

Bij het verlenen van ontheffing wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht


Artikel 5.        Kantoor

5.1.  Bestemmingsomschrijving

De voor “Kantoren” aangewezen gronden is bestemd voor:

a.        administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening;

b.        ter plaatse van de aanduiding ‘laad- en losplaats’: op de begane grond een laad- en losplaats;

met daarbij behorende:

c.        parkeergarage;

d.        fietsenstallingen;

e.        bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer‑ en groenvoorzieningen.

f.         nutsvoorzieningen;

g.        andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens en terreinafscheidingen.

5.2.  Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.     bij de bestemming behorende gebouwen;

b.     ter plaatse van de aanduiding ‘laad- en losplaats’: op de begane grond een inpandige laad- en losplaats;

c.     ter plaatse van de aanduiding ‘parkeervoorziening’: een gebouwde parkeergarage;

d.     andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens en terreinafscheidingen.

5.3.  Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 5.2, gelden de volgende bepalingen:

a.        de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd met dien verstande dat buiten het bouwvlak bouwwerken zijn toegestaan, mits:

·          bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter wordt aangehouden;
·          bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter wordt aangehouden;
·          de bouwwerken niet meer dan 1/4 van de oppervlakte van de aangrenzende gevel van het gebouw beslaan;
·          de diepte van de bouwwerken niet meer dan 2 meter is, gemeten vanaf de gevel van het aangrenzende gebouw.

b.        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse is aangegeven;

c.        gebouwde parkeervoorzieningen mogen uitsluitend inpandig of ondergronds worden gebouwd;

d.        de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

bouwwerken        

max. bouwhoogte

palen, masten en reclame- en andere tekens

10 m

verlichtingsmasten

12 m

overkappingen

3 m

erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken

3 m


Artikel 6.        Maatschappelijk

6.1.    Bestemmingsomschrijving

De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.        onderwijs- en kinderopvangvoorzieningen, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening

b.        ter plaatse van de aanduiding ‘cultuur en ontspanning’: een poppodium;

c.        horeca C;

d.        fietsenstallingen;

e.        bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen.

6.2.    Toegestane bouwwerken

                                Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.        gebouwen ten dienste van de bestemming;

b.        ter plaatse van de aanduiding ‘parkeervoorziening’: een ondergrondse parkeergarage;

c.        andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals luifels, pergola’s, verlichtingselementen en ander straatmeubilair, beeldende kunstwerken en terreinafscheidingen.

6.3.    Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 6.2 gelden de volgende bepalingen:

a.        de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

b.        de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse is aangegeven;

c.        de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

bouwwerken

max. bouwhoogte

palen, masten en reclame- en andere tekens

10 m

overkappingen

3 m

erfafscheidingen en overige andere bouwwerken

3 m

6.4.    Ontheffingen Bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

§    de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

§    het straat- en bebouwingsbeeld,

ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.3, onder a, ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak van bijgebouwen en andere bouw­werken ten dienste van de bestemming, zoals bijvoorbeeld bergingen of fietsen­stallingen, met dien verstande dat:

·          de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 15% van het bouwvlak;
·          de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m;
·          de bijgebouwen en andere bouwwerken plat mogen worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 450; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 450 mogen de aan- en bijgebouwen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;

6.5.    Ontheffing ondergeschikte detailhandel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.1, ten behoeve van het toelaten van detailhandel die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, die op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend, mits deze geen onevenredig nadelige gevolgen voor de woonomgeving heeft, in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.

6.6.    Procedure bij ontheffing

Bij het verlenen van ontheffing wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

 


Artikel 7.        Verkeer

7.1.  Bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     hoofdontsluitingswegen;

b.     voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen;

c.     bermen en groenvoorzieningen;

d.     watergangen en -partijen;

e.     ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’: de ontsluiting van een ondergrondse parkeergarage

f.      bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen fietsenrekken en nutsvoorzieningen.

7.2.  Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.     niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes, fietsenstallingen, abri’s en telefooncellen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen;

b.     andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en ‑regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, luifels, pergola’s, straat- en pleinmeubilair, glascontainers, beeldende kunstobjecten, kunstwerken, speeltoestellen en terreinafscheidingen;

7.3.  Bouwregels

a.     Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen als bedoeld in lid 7.2, onder a, gelden de volgende bepalingen:

·          ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’ zijn geen gebouwen toegestaan;
·          de bruto inhoud van de gebouwen bedraagt ten hoogste 50 m3;
·          de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m.

b.     Voor het bouwen van andere bouwwerken als bedoeld in lid 7.2, onder b, geldt, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

bouwwerken        

max. bouwhoogte

licht- en andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en -regel­in­­stal­laties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen

15 m

overige andere bouwwerken

3,5 m

 

 


Artikel 8.        Verkeer - verblijf

8.1.  Bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer-verblijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     woonerven, woonstraten, bevoorradingsstraten, pleinen en speelvoorzieningen;

b.     stallen en kramen voor ambulante detailhandel;

c.     voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen;

d.     bermen en groenvoorzieningen;

e.     watergangen en -partijen;

f.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – overbouwing’’: voor de doeleinden die in de aangrenzende bestemming zijn toegelaten

g.     bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

8.2.  Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.     niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtje, fietsenstallingen, abri’s en telefooncellen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen;

b.     ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - overbouwing’: bouwwerken ten dienste van de aangrenzende bestemming;

c.     ter plaatse van de aanduiding ‘parkeervoorziening’: een ondergrondse parkeergarage en fietsenstalling;

d.     stallen en kramen voor ambulante detailhandel;

e.     andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en ‑regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, luifels, pergola’s, straat- en pleinmeubilair, glascontainers, beeldende kunstobjecten, kunstwerken, speeltoestellen en terreinafscheidingen;

8.3.  Bouwregels

a.     Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen als bedoeld in lid 8.2, onder a, gelden de volgende bepalingen:

·          de bruto-inhoud van de gebouwen bedraagt ten hoogste 50 m3;
·          de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m.

b.     Voor het bouwen van gebouwen als bedoeld in lid 8.2, onder b, gelden de volgende bepalingen:

·          er mag niet hoger worden gebouwd dan (de hoogte van het bij de overbouwing behorende gebouw) in het aangrenzende bouwvlak;
·          bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, dient een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter te worden aangehouden;
·          bij bouwwerken die boven een openbare rijbaan worden aangebracht, dient een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter te worden aangehouden.

c.     Voor het bouwen van andere bouwwerken als bedoeld in lid 8.2, onder e, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

bouwwerken        

max. bouwhoogte

luifels en pergola's

5 m

licht- en andere masten, wegwijzers, verkeerstekens en -regel­in­­stal­laties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen

20 m

overige andere bouwwerken

3,5 m

8.4.  Ontheffing bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.3, ten behoeve van het toelaten van een fietsenstalling met een maximale oppervlakte van 500 m² en een maximale bouwhoogte van 5 meter.

8.5.    Procedure bij ontheffing

Bij het verlenen van ontheffing wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

 


HOOFDSTUK 3.      ALGEMENE REGELS

 

Artikel 9.        Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

 

 


 

Artikel 10.     Algemene bouwregels

10.1.  Overschrijding bouwgrenzen

In uitzondering op het bepaalde in artikel 2 en in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:

a.        plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren en ventilatiekanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,5 meter mogen overschrijden;

b.        rookkanalen/schoorstenen de bouwhoogte met ten hoogste 3 meter mogen overschrijden;

c.        trappen ten behoeve van woningen op de begane grond de bouwgrens met ten hoogste 0,6 meter mogen overschrijden;

d.        luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 2 meter mogen overschrijden;

e.        bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;

f.         bij bouwwerken die boven een openbare rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.

10.2.  Ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

§    de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

§    het straat- en bebouwingsbeeld,

ontheffing te verlenen ten behoeve van het bouwen van luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits:

a.        de bouwgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;

b.        de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,2 meter boven een rijbaan en 2,2 meter boven een voetpad.

10.3.  Parkeren

Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto’s in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:

a.       de juiste mate van ruimte wordt bepaald met behulp van de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in het collegebesluit ‘Afwijkende parkeernormen voor lopende projecten’, zoals vastgesteld door het college op 8 december 2009; 

b.       de in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto’s moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

1.         indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2.00 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen en bij haaks of gestoken parkeren de ruimte ten minste 2.50 m bij 5.00 m bedragen;

2.         indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.

10.4.  Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

10.5.  Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het:

a.        het bepaalde in lid 10.3 en lid 10.4 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;

b.        het bepaalde in lid 10.2, onder a en b, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:

·          een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
·          een bestemming van het gebouw als parkeergarage.

10.6.  Procedure bij ontheffing

Bij het verlenen van ontheffing wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.


Artikel 11.     Algemene gebruiksregels

 

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening is in ieder geval het gebruik:

a.        van onbebouw­de gronden:

·          als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
·          als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaar­tui­gen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
·          als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto’s, anders dan incidentele, reguliere onderhouds­werk­zaam­heden op beperkte schaal;
·          de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;

b.        van gebouwen en onbebouwde gronden:

·          als seksinrichting;
·          als amusements- en/of gokhal.

Artikel 12.     Algemene ontheffingsregels

12.1.  Ontheffingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan:

a.        voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri’s, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;

b.        voor het in geringe mate afwijken van een bestemmings- of bouwgrens en aanduidingen met ten hoogste 3 m, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt verkleind of vergroot;

c.        voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;

12.2.  Voorwaarden

De ontheffingen als bedoeld in lid 12.1 worden geweigerd indien door het verlenen van ontheffing:

a.        op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;

b.        daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen.

12.3.  Procedure bij ontheffing

Bij het verlenen van ontheffing wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.


HOOFDSTUK 4.      OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 13.     Overgangsrecht

13.1.  Overgangsrecht bouwwerken

a.        Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

·          gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
·          na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.        Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

c.        Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2.  Overgangsrecht gebruik

a.        Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.        Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.        Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.        Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

13.3.  Hardheidsclausule

 

                        Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.


Artikel 14.     Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Eemplein.

 


 

BIJLAGE 1

 

Staat van Bedrijfsactiviteiten

 

SBI-CODE

OMSCHRIJVING

 

-

 

CATEGORIE

221

Uitgeverijen (kantoren)

A

2223

Grafische afwerking

A

223

Reproductiebedrijven opgenomen media

A

361

Meubelstoffeerderijen b.o. < 75 m2

A

511

Handelsbemiddeling (kantoren)

A

527

Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)

A

61, 62

Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)

A

6322, 6323

Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)

A

633

Reisorganisaties

A

642

Telecommunicatiebedrijven

A

70

Verhuur van en handel in onroerend goed

A

72

Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d.

A

732

Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek

A

74

Overige zakelijke dienstverlening: kantoren

A

75

Openbaar bestuur (kantoren e.d.)

A

8512, 8513

Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven

A

8514, 8515

Consultatiebureaus

A

9111

Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren)

A

9251, 9252

Bibliotheken, musea, ateliers, e.d.

A

9301.3

Wasserettes, wassalons

A

9302

Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten

A

9305

Persoonlijke dienstverlening n.e.g.

A