Regels


..


1.      Inleidende regels. 1

Artikel 1.      Begripsomschrijvingen.. 1

Artikel 2.      Wijze van meten.. 12

2.      BESTEMMINGSBEPALINGEN.. 13

Artikel 3.      Agrarisch met waarden – Hoevenlandschap. 13

Artikel 4.      Agrarisch met waarden – Open slagenlandschap. 20

Artikel 5.      Agrarisch met waarden – Slagenlandschap met perceelsbegroeiing.. 27

Artikel 6.      Bedrijf. 34

Artikel 7.      Groen.. 37

Artikel 8.      Horeca.. 38

Artikel 9.      Maatschappelijk. 40

Artikel 10.   Natuur. 42

Artikel 11.   Overig – Landgoed.. 44

Artikel 12.   Tuin.. 46

Artikel 13.   Verkeer. 47

Artikel 14.   Verkeer – Verblijfsgebied.. 48

Artikel 15.   Water. 49

Artikel 16.   Wonen - 1. 50

Artikel 17.   Wonen - 2. 54

Artikel 18.   Leiding - gas (dubbelbestemming) 57

Artikel 19.   Leiding – hoogspanning (dubbelbestemming) 59

Artikel 20.   Leiding – riool (dubbelbestemming) 60

Artikel 21.   Waarde –Archeologie-categorie 1 (dubbelbestemming) 62

Artikel 22.   Waarde –Archeologie-categorie 2 (dubbelbestemming) 64

Artikel 23.   Waarde – Archeologie-categorie 3 (dubbelbestemming) 66

Artikel 24.   Waarde – Archeologie-categorie 4 (dubbelbestemming) 68

Artikel 25.   Waarde – ecologie (dubbelbestemming) 70

Artikel 26.   Waterstaat -waterkering (dubbelbestemming) 71

3.      ALGEMENE REGELS. 72

Artikel 27.   Anti-Dubbeltelbepaling.. 72

Artikel 28.   Algemene bouwregels. 73

Artikel 29.   Algemene gebruiksregels. 74

Artikel 30.   Algemene afwijkingsregels. 75

Artikel 31.   Algemene wijzigingsbevoegdheden.. 77

Artikel 32.   Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden – ‘Waarde Archeologie (dubbelbestemming)’ 83

Artikel 33.   Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening.. 85

4.      OVERGANGS- en SLOTREGELS. 86

Artikel 34.   Slotregel. 87


..


1.            Inleidende regels

 

Artikel 1.       Begripsomschrijvingen

 

1.              het plan:

het bestemmingsplan Buitengebied-West van de gemeente Amersfoort;

2.              bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0307.bpbgebwest-0301:

3.              aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels,  regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4.              aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5.              achtergevel:

(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;

6.              afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk waarin mantelzorg wordt verleend;

7.              agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat geheel of overwegend is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij, een wormenkwekerij, een boomkwekerij of een volle grond tuinbouwbedrijf;

8.              agrarisch hulp- en loonbedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het leveren van dieren, goederen en diensten aan agrarische bedrijven, dan wel het verwerken of opslaan van producten en goederen, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, dan wel een bedrijf dat voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen, diensten verleent, hoofdzakelijk aan agrarische bedrijven;

9.              ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

10.          antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;

11.          antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

12.          bebouwing:

één of meer bouwwerken;

13.          bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het bebouwingsoppervlak geeft;

14.          bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

15.          bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein;

16.          bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

17.          beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied,  of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:

a.     in de van de regels deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemening (bijlage 1) zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
b.     geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
c.     in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is;
18.          bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd is of gebouwd kan worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

19.          bestaand gebruik:

gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van terinzagelegging van het ontwerp  van dit plan;

20.          bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

21.          bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

22.          Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

23.          bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

24.          bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

25.          bouwen:

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

26.          bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

27.          bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van onderbouw en ruimten in de kap;

28.          bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

29.          bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

30.          bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

31.          bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

32.          café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

33.          cultuurhistorische waarde:

de waarde, gevormd door de duidelijke herkenbaarheid van de historische ontwikkeling van bebouwing, nederzetting en/of landschap, in de structuur, de ruimte en de ruimtevormende elementen daarvan;

34.          detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

35.          detailhandel in grove bouwmaterialen:

detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout;

36.          detailhandel in tuininrichtingsartikelen:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;

37.          detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto’s, motoren, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;

38.          dienstverlening:

het beroepsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

a.     administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en dergelijke;
b.     het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
39.          dienstverlening publieksgericht:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;

40.          erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

41.          erker:

een ondergeschikt bijbehorend bouwwerk op de begane grond van de woning, die een vergroting van het woonoppervlak ten doel heeft;

42.          evenementen:

grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen en thematische markten;

43.          extensieve recreatie:

recreatief medegebruik van gronden, zoals fietsen, paardrijden, varen, vissen, wandelen en zwemmen;

44.          gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

45.          grondgebonden agrarisch bedrijf:

agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarbij de productie geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond als productiemiddel waar het bedrijf over kan beschikken.

46.          groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instelling of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

47.          grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting:

detailhandel in meubelen en artikelen voor de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 1000m²;

48.          hoofdgebouw:

gebouw, dat op een erf door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

49.          horeca van categorie a:

dienstverlening door middel van de exploitatie van restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van (alcoholhoudende) drank ondergeschikt is aan het nuttigen van etenswaren;

50.          horeca van categorie b:

dienstverlening door middel van de exploitatie van cafés, dancings, bowlingcentra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van etenswaren ondergeschikt is aan het gebruik van alcoholhoudende drank;

51.          horeca van categorie c:

dienstverlening door middel van de exploitatie van sportkantines, buurthuizen, hotels en dergelijke, welke exploitatie niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend;

52.          horeca van categorie h:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse;

53.          huishouden:

een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;

54.          intensief veehouderijbedrijf:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van dieren geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen, waarbij het op biologische wijze houden van dieren, alsmede het op grondgebonden wijze houden van dieren die een substantieel deel van het jaar weidegang hebben, niet wordt aangemerkt als intensieve veehouderij,

55.          internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

56.          inwoning:

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.

57.          kampeermiddel:

 tent, tentwagen, kampeerauto of  caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

58.          kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

59.          kap:

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend vlak;

60.          kas:

een in hoofdzaak uit glas of ander transparant materiaal opgetrokken gebouw op een vaste fundering, ten behoeve van het kweken van gewassen, waaronder begrepen boogkassen die hoger zijn dan 1,20 meter;

61.          kelder:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen;

62.          kleinschalig kampeerterrein:

een kampeerterrein voor ten hoogste 15 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

63.          kunstwerk:

een ander bouwwerk ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;

64.          kwekerijbedrijf:

een bloemen-, boom-, kruiden-, bloembollen- of knollenbedrijf;

65.          landgoed:

een functionele eenheid, bestaande uit bos of natuur al dan niet in combinatie met agrarische gronden met een productiedoelstelling. Vormen van bos- en landbouw kunnen onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering. Het geheel is tussen zonsopgang en zonsondergang overwegend openbaar toegankelijk. Op het landgoed staan één of meer wooncomplexen met tuinen van allure en uitstraling. Kenmerkend voor de inrichting van het landgoed is een raamwerk van wegen, waterlopen, lanen en singels, waarbinnen de verschillende ruimtegebruiksvormen zijn gerangschikt. Het geheel vormt een ecologische, economische en esthetische eenheid waarvan de invulling is geïnspireerd door het omringende landschap, de cultuurhistorie en de bodemgesteldheid;

66.          maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvangvoorzieningen;

67.          manege:

activiteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden en/of pony's en het berijden en verzorgen van paarden en pony's, waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;

68.          mantelzorg:

het bieden van hulp die aanvullend, niet beroepshalve aan ouderen, zieken en andere hulpbehoevenden verleend wordt in of bij een woning,  waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en met een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;

69.          niet agrarische nevenactiviteit:

activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel;

70.          nevenactiviteit:

een activiteit die maximaal 40% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;    

71.          nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

72.          omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

73.          onderdoorgang:

een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht;

74.          onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

75.          opvangvoorzieningen:

opvang, vooral van kinderen, in speciaal daarvoor ingestelde verblijven;

76.          paardenpension:

een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland, het verzorgen van paarden en de mogelijkheid voor derden om hun ter plaatse gestalde paarden te berijden. Onder een paardenpension wordt geen manege verstaan.

77.          parkeereis:

het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;

78.          particulier opdrachtgeverschap:

situatie dat de burger of een groep van burgers –in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk – volledig juridische zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning;

79.          peil:
a.     voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b.     voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c.     voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
d.     voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
e.     de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
f.       indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
80.          productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden geproduceerd, vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

81.          prostitutie:

het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;

82.          prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;

83.          publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:

beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;

84.          recreatieve voorzieningen:

overdekte en onoverdekte recreatieve accommodaties;

85.          recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve, niet-permanente bewoning;

86.          seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutie¬bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

87.          slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

88.          souterrain:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;

89.          stacaravan:

een caravan of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat mede gelet op de afmetingen  niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als  aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

90.          sportvoorzieningen:

overdekte en onoverdekte sportaccommodaties;

91.          telecommunicatiemast:

een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;

92.          veldschuur:

een gebouw voor agrarische doeleinden, gelegen buiten het bouwvlak,  waarvan het gebruik ten dienste staat van het beheer en onderhoud van de aangrenzende gronden waarbij er geen relatie is met een ander hoofdgebouw (geen melkstallen);

93.          schuilgelegenheden:

een overdekte schuilplaats die maximaal aan 3 zijden is omsloten door wanden, waarvan vee dat geweid wordt gebruik moet kunnen maken ter bescherming van weersomstandigheden in zomer en winter, waarbij geen opslag is toegestaan (geen melkstallen);

94.          verbeelding:

de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);

95.          volkstuin:

perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

96.          volkstuincomplex:

terrein met een oppervlakte van ten minste 10 are waarop zich twee of meer volkstuinen bevinden;

97.          volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volwaardige arbeidsplaats en waarvan de continuïteit ook op de langere termijn aannemelijk is;

98.          voorerf:

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;

99.          voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;

100.       voorgevelrooilijn:

denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt  tot aan de perceelsgrenzen;

101.       waardevol pand:

een gebouw van (buitengewone) architectuurhistorische of cultuurhistorische betekenis, die zijn vermeld op de gemeentelijke lijst van waardevolle  panden;

102.       Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

103.       woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouden;

104.       woonark:

een schip met een rechthoekige hoofdvorm die niet op varen duidt dat bedoeld is voor permanente bewoning;

105.       woonschip:

een varend schip met een als zodanig herkenbaar uiterlijk dat geschikt is voor permanente bewoning.

106.       woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.


Artikel 2.       Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

1.              afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

2.              de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

3.              de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

4.              de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

5.              de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

6.              de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

7.              de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

8.              de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;

9.              de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.


2.            BESTEMMINGSBEPALINGEN

 

Artikel 3.       Agrarisch met waarden – Hoevenlandschap

3.1.        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Hoevenlandschap’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij per bouwvlak ten hoogste één agrarisch bedrijf is toegestaan, met dien verstande dat voor de toepassing van deze bepaling de bouwvlakken die gekoppeld zijn door middel van een relatieteken (figuuraanduiding) , gezamenlijk als één bouwvlak worden aangemerkt;
b.     het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen (niet in een volkstuincomplex);
c.     de instandhouding, bescherming en ontwikkeling van zowel de landschappelijke waarden van het Hoevenlandschap, als de cultuurhistorische waarden van het oorspronkelijke verkavelingspatroon;
d.     een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding intensieve veehouderij;
e.     een paardenpension ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch – paardenpension
f.      intensieve veehouderij als neventak, mits de daarvoor aangewende oppervlakte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 250 m², tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan een grotere oppervlakte aanwezig was, in welk geval de oppervlakte niet meer mag bedragen dan bedoelde grotere oppervlakte;
g.     de waterhuishouding;
h.     nutsvoorzieningen en kleinschalige infrastructurele voorzieningen;
i.       extensief recreatief medegebruik;
j.       instandhouding van waardevolle bomen ter plaatse van de aanduiding “monumentale boom’;
k.     behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarde van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

3.2.        Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

3.2.1.   Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.     de gebouwen dienen noodzakelijk te zijn in verband met de doelmatige agrarische bedrijfsvoering ter plaatse;
b.     de reeds aanwezige bebouwing wordt betrokken bij de beoordeling van de doelmatigheid;
c.     de gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
d.     de gebouwen mogen uitsluitend in 1 bouwlaag worden gebouwd;
e.     de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
f.      de hoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.

3.2.2.   Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a.     de bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b.     de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de verbeelding;
c.     de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen, tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval de inhoud niet meer mag bedragen dan bedoelde grotere inhoud;
d.     per bouwvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan meer bedrijfswoningen aanwezig waren, in welk geval het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het aanwezige aantal.
e.     beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de bedrijfswoning zijn toegestaan, met dien verstande dat:

1.     het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;

2.     het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:

·       het woonkarakter van de woning;

·       de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;

·       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;

·       het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;

·       het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk;

3.     er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

4.     maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;

5.     het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;

6.     er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;

7.     het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging’ (bijlage 1) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;

8.     geen buitenopslag plaatsvindt;

9.     reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.

3.2.3.   Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a.     de bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b.     de goot- en/of boeiboordhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
c.     de goot- en/of boeiboordhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
d.     de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
e.     de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag bij elke woning niet meer bedragen dan 75m²;
f.      in afwijking van het gestelde in a t/m d dient van een waardevol pand dat onderdeel uitmaakt van een op de verbeelding aangegeven ‘cultuurhistorische waarden’, de uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de bestaande goothoogte, hoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.

3.2.4.   Veldschuren en/of schuilgelegenheden buiten de bouwvlakken

Bestaande bebouwing  buiten de bouwvlakken, zoals veldschuren en/of schuilgelegenheden, welke krachtens een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen.

3.2.5.   Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

a.     de hoogte van de andere bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,30 meter;
b.     (kunst)mest- en/of voedersilo’s en kuilvoerplaten en -sleuven mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
c.     de hoogte van de andere bouwwerken binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

andere bouwwerken

max. hoogte

torensilo's

12 m

palen en vlaggenmasten

8 m

afscheidingen

2 m

mest- en/of kuilvoerplaten en -sleuven

1 m

overige andere bouwwerken

6 m

 

3.3.        Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van:

a.     een samenhangend bebouwingsbeeld;
b.     de instandhouding en de bescherming van de waarden zoals genoemd in lid 3.1.

3.4.        Afwijkingen

3.4.1.   Intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in lid 3.1 voor intensieve veehouderij als neventak op een oppervlakte van niet meer dan 750 m², mits dit zich verdraagt met de ter plaatse van belang zijnde omgevingskwaliteiten (landschap, natuur en/of water).

3.4.2.   Niet-agrarische nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van de volgende niet-agrarische nevenactiviteiten:

a.     agrarische hulp- en loonactiviteiten;
b.     paardenpension zonder buitenbak;                  
c.     paardenpension met buitenbak binnen het gebied met de aanduiding ‘recreatie’;
d.     bed & breakfast; 
e.     kleinschalig kampeerterrein, binnen het gebied met de aanduiding ‘recreatie’, met dien verstande dat er geen stacaravans zijn toegestaan;
f.      horeca van categorie a ten dienste van extensief recreatief medegebruik, binnen het gebied met de aanduiding ‘recreatie’ en/of alleen in nabijheid recreatieve routes;
g.     bezoekers- en/of cursuscentrum, inclusief horeca van categorie c;
h.     atelierruimte;
i.       detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;          
j.       sociale dienstverlening, zoals een zorgboerderij of kinderdagverblijf;
k.     zuivelverwerking en andere bewerking van agrarische producten, die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan gelegen agrarische bedrijven zijn geproduceerd;
l.       ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker of installatiebedrijf;
m.   zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;          
n.     andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde activiteiten gelijk kunnen worden gesteld;
o.     de stalling van caravans, campers, boten en vergelijkbare goederen, met dien verstande dat deze alleen in de gebouwen mag plaatsvinden;       

 

Bij het afwijken als bedoeld in 3.4.2 onder a t/m o worden de volgende voorwaarden in acht genomen:

1.     de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;

2.     de nevenactiviteiten, genoemd onder a,d,g,h,i,k,l,m, en o, mogen uitsluitend plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;

3.     de oppervlakte van de activiteiten genoemd onder 3.4.2. a mag niet meer bedragen dan 300 m², gebouwen en onbebouwd samen;

4.     de oppervlakte van de activiteiten genoemd onder 3.4.2. b,c,d, h,j,k,l, m en n mag niet meer bedragen dan 300 m² (gebouwen),

5.     de oppervlakte van de activiteiten, genoemd onder 3.4.2.f. mag niet meer bedragen dan 150 m², gebouwen en onbebouwd (terras) samen;

6.     de oppervlakte van de activiteiten, genoemd onder 3.4.2. i mag niet meer bedragen dan 150 m² (gebouwen);

7.     ten behoeve van de niet-agrarische nevenactiviteiten mogen de bestaande gebouwen niet worden uitgebreid en er mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd;

8.     de activiteiten die niet in gebouwen plaatsvinden (zoals kamperen, parkeren, terras en/of buitenbak) moeten binnen het bestaande bouwvlak plaatsvinden;

9.     het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;

10. de parkeerbehoefte wordt op eigen terrein en binnen het bestaande bouwvlak opgelost;

11. de activiteiten worden landschappelijk ingepast indien de terreininrichting wordt gewijzigd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan;

12. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet beperkt, waaronder in ieder geval wordt verstaan dat de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name wordt gedacht aan de milieu aspecten.

3.4.3.   Rustende boer

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in lid 3.2.2.onder c en d en artikel 1 onder 15 voor een nader te bepalen periode voor inwoning, met dien verstande dat de inhoud van de bedrijfswoning in samenhang daarmee mag worden vergroot tot 700 m³, dan wel, indien een grotere inhoud aanwezig is, de inhoud blijft binnen de bestaande inhoud zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

3.4.4.   Overschrijding bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c voor de overschrijding van bouwgrenzen tot maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak, mits is aangetoond dat dit noodzakelijk is in verband met een goede bedrijfsvoering en er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan. Deze afwijking geldt niet indien sprake is van een intensieve veehouderij.

3.4.5.   Nieuwe veldschuren en/of schuilgelegenheden buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c voor de bouw van nieuwe veldschuren en/of schuilgelegenheden buiten de bouwvlakken, met dien verstande dat:

a.     dit noodzakelijk moet zijn ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
b.     de oppervlakte van een veldschuur niet meer mag bedragen dan 100 m² per bedrijf
c.     de goothoogte van een veldschuur niet meer mag bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m;
d.     de oppervlakte van een schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan 30 m²;
e.     de bouwhoogte van een schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan 3 m;
f.      er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan.

3.4.6.   Andere bouwwerken buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.5 onder b voor de bouw van andere bouwwerken zoals kuilplaten en sleufsilo’s buiten bouwvlakken, met dien verstande dat:

a.     dit noodzakelijk moet zijn ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
b.     de andere bouwwerken direct grenzend aan het bouwblok worden gesitueerd;
c.     de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m² per bedrijf;
d.     de hoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
e.     er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan.

3.5.        Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, lid 1 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:

a.     teeltondersteunende voorzieningen;
b.     paardenbakken en/of paddocks, buiten de bouwvlakken.


Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, lid 1 Wet ruimtelijke ordening  wordt niet verstaan:

a.     het gebruik van de gronden binnen de bouwvlakken voor de volgende wijzen van
(co-)vergisting van mest, voor zover de capaciteit van de(co-)vergistingsinstallatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt en:

·       het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;

·       het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;

b.     het leveren van energie die vrijkomt bij het onder a bedoelde proces van co-vergisting;
c.     het trainen van paarden als nevenactiviteit bij een paardenfokkerij.

3.6.        Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende andere werken en werkzaamheden uit te voeren:

a.     het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b.     het ophogen en egaliseren van de gronden;
c.     vellen of rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben
d.     het aanleggen van een paardenbak en/of paddock.

3.6.1.    Uitzondering 

Het in lid 3.6 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

a.     werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
b.     werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan;
c.     werken en werkzaamheden binnen de bouwvlakken;
d.     het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 60 m²;
e.     het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist;
f.      werken en werkzaamheden binnen de bestemming ‘Waterstaat Waterkering’ die worden uitgevoerd ten behoeve van de dijkverbetering.

3.6.2.   Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6 zijn niet toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 3.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

3.7.        Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a.     Ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie  te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
b.     Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 3.7.a indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed.
c.     Alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld onder lid 3.7.a vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.

Artikel 4.        Agrarisch met waarden – Open slagenlandschap

4.1.        Bestemmingsomschrijving

De voor  ‘Agrarisch met waarden – Open slagenlandschap’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij per bouwvlak ten hoogste één agrarisch bedrijf is toegestaan, met dien verstande dat voor de toepassing van deze bepaling de bouwvlakken die door middel van een relatieteken (figuuraanduiding) met elkaar zijn verbonden, gezamenlijk als één bouwvlak worden aangemerkt;
b.     het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen (niet in een volkstuincomplex);
c.     de instandhouding, bescherming en ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap;
d.     ter plaatse van de aanduiding intensieve veehouderij, een intensieve veehouderij;
e.     intensieve veehouderij als neventak is toegestaan, mits de daarvoor aangewende oppervlakte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 250 m², tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan een grotere oppervlakte aanwezig was, in welk geval de oppervlakte niet meer mag bedragen dan bedoelde grotere oppervlakte;
f.      ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – hovenier’, een hovenier;
g.     de waterhuishouding;
h.     nutsvoorzieningen en kleinschalige infrastructurele voorzieningen;
i.       extensief recreatief medegebruik;
j.       instandhouding, bescherming en ontwikkeling van de natuurwaarden van de Kleine Zwaan ter plaatse van de aanduiding “Kleine Zwaan”;
k.     instandhouding van waardevolle bomen ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’;
l.       behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarde van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

4.2.        Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

4.2.1.   Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.     de gebouwen dienen noodzakelijk te zijn in verband met de doelmatige agrarische bedrijfsvoering ter plaatse;
b.     ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – uitbreiding bouwvlak’ mag slechts worden gebouwd indien is aangetoond dat de bebouwing noodzakelijk is in verband met een goede bedrijfsvoering.  De activiteiten mogen geen afbreuk doen aan de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied en moeten landschappelijk worden ingepast indien de terreininrichting wordt gewijzigd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan;
c.     de reeds aanwezige bebouwing wordt betrokken bij de beoordeling van de doelmatigheid;
d.     kassen zijn niet toegestaan;
e.     ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – hovenier’ mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht;
f.      de gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
g.     de gebouwen mogen uitsluitend in 1 bouwlaag worden gebouwd;
h.     de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
i.       de hoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.

4.2.2.   Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a.     de bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b.     de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de verbeelding;
c.     de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen, tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval de inhoud niet meer mag bedragen dan bedoelde grotere inhoud;
d.     per bouwvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan meer bedrijfswoningen aanwezig waren, in welk geval het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het aanwezige aantal. Ter plaatse van de Krachtwijkerweg 1 is géén bedrijfswoning toegelaten.
e.     beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de bedrijfswoning zijn toegestaan, met dien verstande dat:

1.     het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;

2.     het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:

·       het woonkarakter van de woning;

·       de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;

·       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;

·       het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;

·       het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk;

3.     er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

4.     maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;

5.     het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;

6.     er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;

7.     het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (bijlage 1) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;

8.     geen buitenopslag plaatsvindt;

9.     reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.

4.2.3.   Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a.     de bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b.     de goot- en/of boeiboordhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
c.     de goot- en/of boeiboordhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
d.     de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
e.     de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag bij elke woning niet meer bedragen dan 75m²;
f.      in afwijking van het gestelde in a t/m d dient van een waardevol pand dat onderdeel uitmaakt van een op de verbeelding aangegeven ‘cultuurhistorische waarden’, de uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de bestaande goothoogte, hoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.

4.2.4.   Veldschuren en/of schuilgelegenheden buiten de bouwvlakken

Bestaande bebouwing  buiten de bouwvlakken, zoals veldschuren en/of schuilgelegenheden, welke krachtens een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen.

4.2.5.   Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

a.     de hoogte van de andere bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,30 meter;
b.     (kunst)mest- en/of voedersilo’s en kuilvoerplaten en -sleuven mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
c.     de hoogte van de andere bouwwerken binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

andere bouwwerken

max. hoogte

torensilo's

12 m

palen en vlaggenmasten

8 m

afscheidingen

2 m

mest- en/of kuilvoerplaten en -sleuven

1 m

overige andere bouwwerken

6 m

4.3.        Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van:

a.     een samenhangend bebouwingsbeeld;
b.     de instandhouding en de bescherming van de waarden zoals genoemd in lid 4.1.

4.4.        Afwijkingen

4.4.1.   Intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in lid 4.1 voor intensieve veehouderij als neventak op een oppervlakte van niet meer dan 750 m², mits dit zich verdraagt met de ter plaatse van belang zijnde omgevingskwaliteiten (landschap, natuur en/of water).

4.4.2.   Niet-agrarische nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van de volgende niet-agrarische nevenactiviteiten:

a.     agrarische hulp- en loonactiviteiten;
b.     paardenpension zonder buitenbak;                  
c.     paardenpension met buitenbak binnen het gebied met de aanduiding ‘recreatie’;
d.     bed & breakfast; 
e.     kleinschalig kampeerterrein, binnen het gebied met de aanduiding ‘recreatie’, met dien verstande dat er geen stacaravans zijn toegestaan;
f.      horeca van categorie a ten dienste van extensief recreatief medegebruik, binnen het gebied met de aanduiding ‘recreatie’ en/of alleen in nabijheid recreatieve routes;
g.     bezoekers- en/of cursuscentrum, inclusief horeca van categorie c;
h.     atelierruimte;
i.       detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;          
j.       sociale dienstverlening, zoals een zorgboerderij of kinderdagverblijf;
k.     zuivelverwerking en andere bewerking van agrarische producten, die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan gelegen agrarische bedrijven zijn geproduceerd;
l.       ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker of installatiebedrijf;
m.   zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;          
n.     andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde activiteiten gelijk kunnen worden gesteld;
o.     de stalling van caravans, campers, boten en vergelijkbare goederen, met dien verstande dat deze alleen in de gebouwen mag plaatsvinden;       

 

Bij het afwijken als bedoeld in 4.4.2 onder a t/m o worden de volgende voorwaarden in acht genomen:

1.     de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;

2.     de nevenactiviteiten, genoemd onder a,d,g,h,i,k,l,m, en o, mogen uitsluitend plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;

3.     de oppervlakte van de activiteiten genoemd onder 4. 4.2. a mag niet meer bedragen dan 300 m², gebouwen en onbebouwd samen;

4.     de oppervlakte van de activiteiten genoemd onder 4. 4.2. b,c,d, h,j,k,l, m en n mag niet meer bedragen dan 300 m² (gebouwen),

5.     de oppervlakte van de activiteiten, genoemd onder 4.4.2.f. mag niet meer bedragen dan 150 m², gebouwen en onbebouwd (terras) samen;

6.     de oppervlakte van de activiteiten, genoemd onder 4.4.2. i mag niet meer bedragen dan 150 m² (gebouwen);

7.     ten behoeve van de niet-agrarische nevenactiviteiten mogen de bestaande gebouwen niet worden uitgebreid en er mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd;

8.     de activiteiten die niet in gebouwen plaatsvinden (zoals kamperen, parkeren, terras en/of buitenbak) moeten binnen het bestaande bouwvlak plaatsvinden;

9.     het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;

10. de parkeerbehoefte wordt op eigen terrein en binnen het bestaande bouwvlak opgelost;

11. de activiteiten worden landschappelijk ingepast indien de terreininrichting wordt gewijzigd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan;

12. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet beperkt, waaronder in ieder geval wordt verstaan dat de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name wordt gedacht aan de milieu aspecten.

4.4.3.   Rustende boer

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in lid 4.2.2.onder c en d en artikel 1 onder 15 voor een nader te bepalen periode voor inwoning, met dien verstande dat de inhoud van de bedrijfswoning in samenhang daarmee mag worden vergroot tot 700 m³, dan wel, indien een grotere inhoud aanwezig is, de inhoud blijft binnen de bestaande inhoud zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

4.4.4.   Overschrijding bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder d voor de overschrijding van bouwgrenzen tot maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak, mits is aangetoond dat dit noodzakelijk is in verband met een goede bedrijfsvoering en er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan. Deze afwijking geldt niet indien sprake is van een intensieve veehouderij.

4.4.5.   Nieuwe veldschuren en/of schuilgelegenheden buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in lid 4.2.1 onder d voor de bouw van nieuwe veldschuren en/of schuilgelegenheden buiten de bouwvlakken, met uitzondering van het gebied aanduid als ‘specifieke vorm van agrarisch – Kleine Zwaan’, met dien verstande dat:

a.     dit noodzakelijk moet zijn ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
b.     de oppervlakte van een veldschuur niet meer mag bedragen dan 100 m² per bedrijf;
c.     de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m;
d.     de oppervlakte van een schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan 30 m²;
e.     de bouwhoogte van een schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan 3 m;
f.      er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan.

4.4.6.   Andere bouwwerken buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in lid 4.2.5 onder b voor de bouw van andere bouwwerken zoals kuilplaten en sleufsilo’s buiten bouwvlakken, met dien verstande dat:

a.     dit noodzakelijk moet zijn ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
b.     de andere bouwwerken direct grenzend aan het bouwblok worden gesitueerd;
c.     de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m² per bedrijf;
d.     de hoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
e.     er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan.

4.5.        Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, lid 1 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:

a.     teeltondersteunende voorzieningen;
b.     paardenbakken en paddocks, buiten de bouwvlakken.


Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, lid 1 Wet ruimtelijke ordening  wordt niet verstaan:

a.     het gebruik van de gronden binnen de bouwvlakken voor de volgende wijzen van
(co-)vergisting van mest, voor zover de capaciteit van de(co-)vergistingsinstallatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt en:

·       het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;

·       het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;

b.     het leveren van energie die vrijkomt bij het onder a bedoelde proces van co-vergisting;
c.     het trainen van paarden als nevenactiviteit bij een paardenfokkerij.

4.6.        Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende andere werken en werkzaamheden uit te voeren:

a.     het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b.     het aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
c.     het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie-, en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
d.     het ophogen en egaliseren van de gronden;
e.     het verlagen van de bodem en het afgraven van gronden indien dit plaatsvindt binnen het gebied aangeduid als ‘specifieke vorm van agrarisch – kleine zwaan’;
f.      het planten of aanbrengen van bomen en/of andere hoogopgaande beplanting;
g.     vellen of rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
h.     het scheuren van grasland en het omzetten van grasland in bouwland;
i.       het aanleggen van paardenbakken en/of paddocks.

4.6.1.    Uitzondering 

Het in lid 4.6 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

a.     werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
b.     werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan;
c.     werken en werkzaamheden binnen de bouwvlakken;
d.     het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 60 m²;
e.     het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist;
f.      werken en werkzaamheden binnen de bestemming ‘Waterstaat Waterkering’ die worden uitgevoerd ten behoeve van de dijkverbetering.

4.6.2.   Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6 zijn niet toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 4.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

4.7.        Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a.     Ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie  te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
b.     Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 4.7.a indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed.
c.     Alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld onder lid 4.7.a vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.

Artikel 5.       Agrarisch met waarden – Slagenlandschap met perceelsbegroeiing

5.1.        Bestemmingsomschrijving

De voor  ‘Agrarisch met waarden – Slagenlandschap met perceelsbegroeiing’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij per bouwvlak ten hoogste één agrarisch bedrijf is toegestaan, met dien verstande dat voor de toepassing van deze bepaling de bouwvlakken die door middel van een relatieteken (figuuraanduiding) met elkaar zijn verbonden, gezamenlijk als één bouwvlak worden aangemerkt;
b.     het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen (niet in een volkstuincomplex);
c.     de instandhouding, bescherming en ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het slagenlandschap met perceelsbegroeiing;
d.     ter plaatse van de aanduiding intensieve veehouderij, een intensieve veehouderij;
e.     intensieve veehouderij als neventak is toegestaan, mits de daarvoor aangewende oppervlakte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 250 m², tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan een grotere oppervlakte aanwezig was, in welk geval de oppervlakte niet meer mag bedragen dan bedoelde grotere oppervlakte;
f.      de waterhuishouding;
g.     nutsvoorzieningen en kleinschalige infrastructurele voorzieningen;
h.     extensief recreatief medegebruik;
i.       instandhouding van waardevolle bomen ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende aanduiding ‘monumentale boom’;
j.       behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarde van gebouwen ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

5.2.        Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

5.2.1.   Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.     de gebouwen dienen noodzakelijk te zijn in verband met de doelmatige agrarische bedrijfsvoering ter plaatse;
b.     de reeds aanwezige bebouwing wordt betrokken bij de beoordeling van de doelmatigheid;
c.     kassen zijn niet toegestaan;
d.     de gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
e.     de gebouwen mogen uitsluitend in 1 bouwlaag worden gebouwd;
f.      de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
g.     de hoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.

5.2.2.   Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a.     de bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b.     de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de verbeelding;
c.     de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen, tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval de inhoud niet meer mag bedragen dan bedoelde grotere inhoud;
d.     per bouwvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan meer bedrijfswoningen aanwezig waren, in welk geval het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het aanwezige aantal.
e.     beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de bedrijfswoning zijn toegestaan, met dien verstande dat:

1.     het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;

2.     het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:

·       het woonkarakter van de woning;

·       de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;

·       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;

·       het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;

·       het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk;

3.     er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

4.     maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;

5.     het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;

6.     er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;

7.     het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;

8.     geen buitenopslag plaatsvindt;

9.     reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.

5.2.3.   Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a.     de bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b.     de goot- en/of boeiboordhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
c.     de goot- en/of boeiboordhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
d.     de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
e.     de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag bij elke woning niet meer bedragen dan 75m²;
f.      in afwijking van het gestelde in a t/m d dient van een waardevol pand dat onderdeel uitmaakt van een op de verbeelding aangegeven ‘cultuurhistorische waarden’, de uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de bestaande goothoogte, hoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.

5.2.4.   Veldschuren en/of schuilgelegenheden buiten de bouwvlakken

Bestaande bebouwing  buiten de bouwvlakken, zoals veldschuren en/of schuilgelegenheden, welke krachtens een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen.

5.2.5.   Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

a.     de hoogte van de andere bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,30 meter;
b.     (kunst)mest- en/of voedersilo’s en kuilvoerplaten en -sleuven mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
c.     de hoogte van de andere bouwwerken binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

andere bouwwerken

max. hoogte

torensilo's

12 m

palen en vlaggenmasten

8 m

afscheidingen

2 m

mest- en/of kuilvoerplaten en -sleuven

1 m

overige andere bouwwerken

6 m

 

5.3.        Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van:

a.     een samenhangend bebouwingsbeeld;
b.     de instandhouding en de bescherming van de waarden zoals genoemd in lid 4.1.

5.4.        Afwijkingen

5.4.1.   Intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in lid 5.1 voor intensieve veehouderij als neventak op een oppervlakte van niet meer dan 750 m², mits dit zich verdraagt met de ter plaatse van belang zijnde omgevingskwaliteiten (landschap, natuur en/of water).

5.4.2.   Niet-agrarische nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van de volgende niet-agrarische nevenactiviteiten:

a.     agrarische hulp- en loonactiviteiten;
b.     paardenpension zonder buitenbak;                  
c.     paardenpension met buitenbak binnen het gebied met de aanduiding ‘recreatie’;
d.     bed & breakfast; 
e.     kleinschalig kampeerterrein, binnen het gebied met de aanduiding ‘recreatie’, met dien verstande dat er geen stacaravans zijn toegestaan;
f.      horeca van categorie a ten dienste van extensief recreatief medegebruik, binnen het gebied met de aanduiding ‘recreatie’ en/of alleen in nabijheid recreatieve routes;
g.     bezoekers- en/of cursuscentrum, inclusief horeca van categorie c;
h.     atelierruimte;
i.       detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;          
j.       sociale dienstverlening, zoals een zorgboerderij of kinderdagverblijf;
k.     zuivelverwerking en andere bewerking van agrarische producten, die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan gelegen agrarische bedrijven zijn geproduceerd;
l.       ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker of installatiebedrijf;
m.   zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;          
n.     andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde activiteiten gelijk kunnen worden gesteld;
o.     de stalling van caravans, campers, boten en vergelijkbare goederen, met dien verstande dat deze alleen in de gebouwen mag plaatsvinden;       

 

Bij het afwijken als bedoeld in 5.4.2 worden de volgende voorwaarden in acht genomen:

1.     de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;

2.     de nevenactiviteiten, genoemd onder a,d,g,h,i,k,l,m, en o, mogen uitsluitend plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;

3.     de oppervlakte van de activiteiten genoemd onder 5. 4.2. a mag niet meer bedragen dan 300 m², gebouwen en onbebouwd samen;

4.     de oppervlakte van de activiteiten genoemd onder 5. 4.2. b,c,d, h,j,k,l, m en n mag niet meer bedragen dan 300 m² (gebouwen),

5.     de oppervlakte van de activiteiten, genoemd onder 5.4.2.f. mag niet meer bedragen dan 150 m², gebouwen en onbebouwd (terras) samen;

6.     de oppervlakte van de activiteiten, genoemd onder 5.4.2. i mag niet meer bedragen dan 150 m² (gebouwen);

7.     ten behoeve van de niet-agrarische nevenactiviteiten mogen de bestaande gebouwen niet worden uitgebreid en er mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd;

8.     de activiteiten die niet in gebouwen plaatsvinden (zoals kamperen, parkeren, terras en/of buitenbak) moeten binnen het bestaande bouwvlak plaatsvinden;

9.     het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;

10. de parkeerbehoefte wordt op eigen terrein en binnen het bestaande bouwvlak opgelost;

11. de activiteiten worden landschappelijk ingepast indien de terreininrichting wordt gewijzigd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan;

12. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet beperkt, waaronder in ieder geval wordt verstaan dat de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name wordt gedacht aan de milieu aspecten.

5.4.3.   Rustende boer

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in lid 5.2.2.onder c en d en artikel 1 onder 15 voor een nader te bepalen periode voor inwoning, met dien verstande dat de inhoud van de bedrijfswoning in samenhang daarmee mag worden vergroot tot 700 m³, dan wel, indien een grotere inhoud aanwezig is, de inhoud blijft binnen de bestaande inhoud zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

5.4.4.   Overschrijding bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in lid 5.2.1 onder d voor de overschrijding van bouwgrenzen tot maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak, mits is aangetoond dat dit noodzakelijk is in verband met een goede bedrijfsvoering en er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan. Deze afwijking geldt niet indien sprake is van een intensieve veehouderij.

5.4.5.   Nieuwe veldschuren/schuilgelegenheden buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in lid 5.2.1 onder d voor de bouw van nieuwe veldschuren/schuilgelegenheden buiten de bouwvlakken, met dien verstande dat:

a.     dit noodzakelijk moet zijn ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
b.     de oppervlakte van een veldschuur niet meer mag bedragen dan 100 m² per bedrijf;
c.     de goothoogte van een veldschuur mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m;
d.     de oppervlakte van een schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan 30 m²;
e.     de bouwhoogte van een schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan 3 m;
f.      er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan.

 

5.4.6.   Andere bouwwerken buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in lid 5.2.5 onder b voor de bouw van andere bouwwerken zoals kuilplaten en sleufsilo’s buiten bouwvlakken, met dien verstande dat:

a.     dit noodzakelijk moet zijn ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
b.     de andere bouwwerken direct grenzend aan het bouwblok worden gesitueerd;
c.     de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m² per bedrijf;
d.     de hoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
e.     er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan.

5.5.        Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, lid 1 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:

a.     teeltondersteunende voorzieningen;
b.     paardenbakken en/of paddocks, buiten de bouwvlakken.


Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, lid 1 Wet ruimtelijke ordening  wordt niet verstaan:

a.     het gebruik van de gronden binnen de bouwvlakken voor de volgende wijzen van
(co-)vergisting van mest, voor zover de capaciteit van de(co-)vergistingsinstallatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt en:

·       het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;

·       het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;

b.     het leveren van energie die vrijkomt bij het onder a bedoelde proces van co-vergisting;
c.     het trainen van paarden als nevenactiviteit bij een paardenfokkerij.

5.6.        Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende andere werken en werkzaamheden uit te voeren:

a.     het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b.     het aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
c.     het ophogen en egaliseren van de gronden;
d.     het planten of aanbrengen van bomen en/of andere hoogopgaande beplanting;
e.     vellen of rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
f.      het aanleggen van paardenbakken en/of paddocks.

5.6.1.    Uitzondering 

Het in lid 5.6 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

a.     werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
b.     werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan;
c.     werken en werkzaamheden binnen de bouwvlakken;
d.     het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 60 m²;
e.     het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist;
f.      werken en werkzaamheden binnen de bestemming ‘Waterstaat Waterkering’ die worden uitgevoerd ten behoeve van de dijkverbetering.

5.6.2.   Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 5.6 zijn niet toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 5.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

5.7.        Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a.     Ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie  te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
b.     Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 5.7.a indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed.

Alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld onder lid 5.7.a vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.


Artikel 6.       Bedrijf

6.1.        Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’, een loonbedrijf;
b.     ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’, nutsvoorzieningen; 
c.     ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – gasontvangststation, een gasontvangststation;
d.     ter plaatse van de aanduiding ‘telecommunicatiemast, een telecommunicatiemast’;
e.     ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’, een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met lpg, met daarbij behorende detailhandel en een autowasstraat;
f.      ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’, een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende detailhandel en een autowasstraat;
g.     ter plaatse van de aanduiding ‘vulpunt lpg’, een vulpunt voor lpg;
h.     bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, wegen en paden, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en erven,

met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen d.d. 27 januari 2009.

6.2.        Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, met dien verstande dat bedrijfswoningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’.

6.2.1.   Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a.     de bedrijfsgebouwen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering ter plaatse;
b.     de reeds aanwezige bebouwing wordt betrokken bij de beoordeling van de doelmatigheid;
c.     de bedrijfsgebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
d.     de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de verbeelding;
e.     in afwijking van het bepaalde a tot en met d geldt voor nutsvoorzieningen dat deze tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

6.2.2.   Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a.     de bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b.     de goot- en nokhoogte mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de verbeelding;
c.     de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen, tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval de inhoud niet meer mag bedragen dan bedoelde grotere inhoud;
d.     per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedrijfswoningen aanwezig waren, in welk geval het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het aanwezige aantal.

6.2.3.   Bijbehorende bouwwerken bij  bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a.     de goot- en/of boeiboordhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
b.     de goot- en/of boeiboordhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
c.     de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
d.     de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag bij elke woning niet meer bedragen dan 75m²;
e.     in afwijking van het bovenstaande dient van een waardevol pand dat onderdeel uitmaakt van een op de verbeelding aangegeven ‘cultuurhistorische waarden’, de uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de bestaande goothoogte, hoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.

6.2.4.   Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

bouwwerken

max. hoogte

palen, (verlichtings)masten en reclame- en andere tekens

10 m

 antenne-installaties

10 m

luifels en overkappingen

6 m

erf- en perceelsafscheidingen op het voorerf

1 m

overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

2 m

 

6.3.        Afwijking

6.3.1.   Toestaan vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in lid 6.1  voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a.     het bedrijf is opgenomen in de categorieën 1 of 2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 2) dan wel het gaat om een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;
b.     er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

6.3.2.   Toestaan zwaardere categorie bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in lid 6.1  voor het toestaan van bedrijven in categorie 3 van de van deze regels deel uitmakende ‘Staat van Bedrijfsactiviteiten’ (bijlage 2), dan wel daarmee vergelijkbaar zijn voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a.     er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat en de verkeersveiligheid plaats;
b.     er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 7.       Groen

7.1.        Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     groenvoorzieningen;
b.     kleinschalige infrastructurele voorzieningen;
c.     waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken, met inachtneming van de keur van het waterschap

7.1.1.   Bouwregels

Op en in deze gronden mag niet gebouwd worden.


Artikel 8.       Horeca

8.1.        Bestemmingsomschrijving

De voor  ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     op de begane grond: horeca van categorie b;
b.     op de verdiepingen: wonen;
c.     ter plaatse van de aanduiding ‘bed&breakfast’, een bed&breakfast;
d.     bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen, terrassen,
e.     parkeer  en groenvoorzieningen,

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

8.2.        Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming, waaronder begrepen bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het wonen en de horeca.

8.2.1.   Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.     De hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
b.     De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven.

8.2.2.   Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

a.     bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dan er niet op het voorerf mag worden gebouwd; voor zover deze bouwwerken binnen het bouwvlak worden gebouwd dienen ze op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan te worden gebouwd;
b.     de goot- en/of boeiboordhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
c.     de goot- en/of boeiboordhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
d.     de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
e.     de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 75m²;
f.      In afwijking van het bovenstaande dient van een waardevol pand dat onderdeel uitmaakt van een op de verbeelding aangegeven ‘cultuurhistorische waarden’, de uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de bestaande goothoogte, hoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.

8.2.3.   Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels

a.     op en in de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens en erf- en perceelsafscheidingen;
b.     de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

bouwwerken       

max. hoogte

palen, (verlichtings)masten, reclame- en andere tekens

8 m

overkappingen

3 m

erf- en perceelsafscheidingen op het voorerf

1 m

overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

2 m


Artikel 9.       Maatschappelijk

 

9.1.        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;
b.     bij een en ander behorende voorzieningen, zoals parkeer- en groenvoorzieningen,

met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

9.2.        Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.

9.2.1.   Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.     hoofdgebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b.     bedrijfswoning zijn niet toegestaan;
c.     de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;

9.2.2.   Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken       

max. hoogte

palen, (verlichtings)masten, reclame- en andere tekens

8 m

overkappingen

3 m

erf- en perceelsafscheidingen op het voorerf

1 m

overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

2 m

 

9.3.        Afwijking

a.     Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en/of het straat- en bebouwingsbeeld, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
b.     lid 9.2.1 onder a, ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak van vrijstaande gebouwen, zoals bijvoorbeeld bergingen of fietsen­stallingen, met dien verstande dat:

1.     de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 15% van het bouwvlak;

2.     de goot- en/of boeiboordhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;

3.     de bijbehorende bouwwerken en plat mogen worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 450; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 450 mogen de aan- en bijgebouwen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;

4.     er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan.

c.     lid 9.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- en perceelsafscheidingen op het voorerf tot ten hoogste 2 m.

Artikel 10.   Natuur

10.1.     Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     natuur en landschap in de vorm van bos, heide, moeras, weide met agrarisch nevengebruik in de vorm van hooiland of beweiding door vee, water, bijzondere parkelementen en groenvoorzieningen, met uitzondering van bos daar waar op de verbeelding is aangeduid ‘bos uitgesloten’;
b.     de instandhouding, bescherming en ontwikkeling van de ter plaatse aanwezige natuur- en landschapswaarden;
c.     de instandhouding en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de Liniedijk ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – Liniedijk’
d.     extensief recreatief medegebruik in de vorm van fiets-, voet- en ruiterpaden, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van de ter plaatse aanwezige natuur- en landschapswaarden;
e.     instandhouding van waardevolle bomen voorkomende aanduiding ‘monumentale boom’;

10.2.     Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.     andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals palen, masten, kunstwerken, verkeers- en andere tekens en afscheidingen.
b.     bestaande bouwwerken die op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan op en langs de Liniedijk zijn toegestaan,

met dien verstande dat bestaande bouwwerken niet vergroot mogen worden en de bouwhoogte van andere bouwwerken als bedoeld in lid 10. 2 onder a niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken       

max. hoogte

palen, masten, verkeers- en andere tekens

6 m

afscheidingen

2 m

overige andere bouwwerken

4 m

 

10.3.     Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, het volgende uit te voeren:

a.     het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b.     het verlagen van de bodem en afgraven van de gronden;
c.     het ophogen en egaliseren van de gronden;
d.     aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
e.     aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
f.      vellen of rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
g.     het verhogen of verlagen van de grondwaterstanden;
h.     het geheel of gedeeltelijk slopen van de gebouwen en/of het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de gevels of de dakconstructie van gebouwen;
i.       het planten of aanbrengen van bomen en/of andere hoogopgaande beplanting.

 

 

10.3.1.         Uitzondering 

Het in lid 10.3 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

a.     werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
b.     werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan;
c.     werken en werkzaamheden binnen de bouwvlakken;
d.     het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist;
e.     werken en werkzaamheden binnen de bestemming ‘Waterstaat Waterkering’ die worden uitgevoerd ten behoeve van de dijkverbetering.

10.3.2.         Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 10.3 zijn niet toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 10.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.


Artikel 11.   Overig – Landgoed

11.1.     Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Overig – Landgoed’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke- en de natuurwaarden, zoals die kenmerkend zijn voor de rivier, het Hoevenlandschap en de landgoedbossen;
b.     wonen;
c.     ter plaatse van de aanduiding ‘erf’ voor de inrichting als erf bij wonen;
d.     een samenhangend beheer van het landgoed;
e.     extensief dagrecreatief medegebruik;
f.      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
g.     instandhouding van waardevolle bomen ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende aanduiding ‘monumentale boom’;
h.     beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:

1.     het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;

2.     het gebruik van de woning voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:

·       het woonkarakter van de woning;

·       de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;

·       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;

·       het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;

·       het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.

3.     er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

4.     maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;

5.     het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;

6.     er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;

7.     het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (bijlage 1) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;

8.     geen buitenopslag plaatsvindt;

9.     reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein,

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009 en deze parkeervoorzieningen gesitueerd moeten zijn binnen de aanduiding ‘erf’.

11.2.     Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen in de vorm van landhuizen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

11.2.1.         Landhuizen

Voor het bouwen van de landhuizen gelden de volgende regels:

a.     de landhuizen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
b.     het aantal landhuizen bedraagt minimaal 3 en maximaal 4;
c.     de landhuizen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
d.     de inhoud van een landhuis moet minimaal 750m³ bedragen waarbij de totale inhoud van alle landhuizen samen niet meer mag bedragen dan 3600m³;
e.     kelders die geheel onder het maaiveld zijn gelegen, zijn alleen toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;

11.2.2.         Bijbehorende bouwwerken

Er mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van een schuur ten behoeve van het beheer van het landgoed, met een oppervlakte van maximaal 100m².

11.2.3.         Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat deze slechts gebouwd mogen worden binnen het gebied nader aangeduid als ‘erf’ en waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven:

bouwwerken       

max. hoogte

palen, masten, reclame- en andere tekens

8 m

pergola’s en overkappingen

3 m

erf- en perceelsafscheidingen op het voorerf

1 m

overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

2 m

 

11.3.     Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.


Artikel 12.   Tuin

12.1.     Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

12.2.     Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming alsmede erkers en ingangspartijen ten dienste van de aangrenzende bestemming worden gebouwd.

12.2.1.         Erkers en ingangspartijen

Aan de voorgevel van een aan de bestemming grenzende woning mogen erkers en ingangspartijen worden gebouwd:

a.     met een diepte van ten hoogste 1,5 m, mits de diepte van de overblijvende voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
b.     met een gezamenlijke oppervlakte per kadastraal perceel van ten hoogste 12 m², en;
c.     met een goot- en/of boeiboordhoogte van maximaal dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;

12.2.2.         Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

a.     de bouwhoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen;
b.     de bouwhoogte van palen en masten, zoals vlaggenmasten, mag ten hoogste 8 m bedragen;
c.     de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag ten hoogste 2 m bedragen.

12.3.     Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor het parkeren van auto's.


Artikel 13.   Verkeer

13.1.     Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     (hoofd)ontsluitingswegen bestaande uit maximaal 2 rijbanen en maximaal 4 rijstroken inclusief de daarbij behorende vluchtstroken;
b.     in-, uitvoeg- en opstelstroken;
c.     voet- en fietspaden;
d.     parkeervoorzieningen;
e.     in-/uitritten;
f.      bermen en groenvoorzieningen;
g.     watergangen en -partijen;
h.     geluidwerende voorzieningen;
i.       bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

13.2.     Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.     niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van 50 m³ en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
b.     andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

bouwwerken

max. hoogte

lichtmasten

12 m

wegwijzers, verkeerstekens en –regelinstallaties,

10 m

geluidwerende voorzieningen

3,5 m

overige andere bouwwerken

4 m

 

 


Artikel 14.   Verkeer – Verblijfsgebied

 

14.1.     Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     ontsluitingswegen bestaande uit maximaal 2 rijstroken;
b.     voet- en fietspaden;
c.     parkeervoorzieningen;
d.     in-/uitritten;
e.     bermen en groenvoorzieningen;
f.      bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

14.1.1.         Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.     niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van 50 m³ en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
b.     andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

bouwwerken

max. hoogte

lichtmasten

12 m

wegwijzers, verkeerstekens en -regelinstallaties

10 m

geluidwerende voorzieningen

3,5 m

overige andere bouwwerken

4 m

 

 


Artikel 15.   Water

15.1.     Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     de waterhuishouding, watergangen en -partijen;
b.     het verkeer te water;
c.     extensief recreatief medegebruik;
d.     dagrecreatie

15.2.     Bouwregels

a.     Op en in de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals stuwen, gemalen, duikers, vistrappen en bruggen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter.
b.     bij het beoordelen van een aanvraag om vergunning voor het oprichten van een ander bouwwerk, horen burgemeester en wethouders de beheerder van de watergang omtrent de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de bouwwerken moeten worden gesteld;

15.3.     Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, lid 1 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonarken en woonschepen.


Artikel 16.   Wonen - 1

16.1.     Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen -1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     wonen;
b.     ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - rietdekker’, een rietdekker;
c.     ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – hovenier’, een hovenier;
d.     ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – agrarisch loonbedrijf’, een agrarisch loonbedrijf;
e.     beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:

1.     het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;

2.     het gebruik van de woning en bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:

·       het woonkarakter van de woning;

·       de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;

·       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;

·       het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;

·       het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.

3.     er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

4.     maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;

5.     het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;

6.     er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;

7.     het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging’ (bijlage 1) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;

8.     geen buitenopslag plaatsvindt;

9.     reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.

f.      behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarde van gebouwen ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’;
g.     instandhouding van waardevolle bomen ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende aanduiding “monumentale boom”;
h.     bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water,

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

16.2.     Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

16.2.1.         Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

a.     de woningen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;                       
b.     de woningen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
c.     de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de verbeelding;
d.     de inhoud mag niet meer bedragen dan 600 m³, tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval de inhoud niet meer mag bedragen dan bedoelde grotere inhoud;
e.     de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen.
f.      kelders die zijn gelegen geheel onder het maaiveld zijn alleen toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan.

16.2.2.         Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

a.     bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd; voor zover deze bouwwerken binnen het bouwvlak worden gebouwd dienen ze op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, te worden gebouwd;
b.     ter plaatse van de aanduiding ‘rietdekker’ mag slechts een bijbehorend bouwwerk binnen het daarvoor aangeduide bouwvlak gebouwd worden;
c.     de goot- en/of boeiboordhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
d.     goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
e.     de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
f.      de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag bij elke woning niet meer bedragen dan:

1.     15% van het bij de woning behorende (deel van) het bestemmingsvlak met een maximum van 75m², met dien verstande dat de oppervlakte van erkers en aanbouwen aan de voorzijde niet meegerekend wordt;

2.     vermeerderd met 0,5% van de oppervlakte van de bij de betreffende woning behorende en in beheer zijnde agrarische gronden, met een maximum van 75 m²;

3.     ter plaatse van de aanduiding rietdekker mag de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken maximaal 225 m²  bedragen;

waarbij in afwijking van het gestelde in sub f voor de volgende woningen  de hierna vermelde oppervlakte als maximum geldt:

·       Coelhorsterweg 6                                      maximaal 525 m²;

·       Coelhorsterweg 24                                    maximaal 150 m²;

·       Coelhorsterweg 25                                    maximaal 150 m²

·       Mgr. van de Weteringstraat 40               maximaal 100 m²;

g.     In afwijking van het gestelde in sub a t/m e dient van een waardevol pand dat onderdeel uitmaakt van een op de verbeelding aangegeven ‘cultuurhistorische waarden’, de uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de bestaande goothoogte, hoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.

16.2.3.         Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken

max. bouwhoogte

palen en (verlichtings)masten

8 m

Erf- en perceelsafscheidingen op het voorerf

1 m

overige erf- en perceelsafscheidingen

2 m

overige andere bouwwerken

3 m

 

16.3.     Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

16.4.     Afwijkingen

16.4.1.         Sloopregeling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in lid 16.2.2 onder f, ten behoeve van vervangende nieuwbouw van bijbehorende bouwwerken indien op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan een grotere oppervlakte aanwezig is, mits:

a.     het meerdere tenminste met de helft wordt teruggebracht;
b.     de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken na toepassing van deze afwijking niet meer bedraagt dan 250 m²;

16.4.2.         Erkers en ingangspartijen buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder b  ten behoeve van het bouwen van erkers en ingangspartijen buiten de bouwvlakken, mits deze een architectonische eenheid vormen met de betreffende woning.

16.5.     Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a.     Ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie  te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan.
b.     Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 16.5 onder a indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed.
c.     Alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld onder lid 16.5 onder a vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.

16.6.     Aanvullende gebruiksbepaling

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, lid 1 Wet op de ruimtelijke ordening wordt in ieder geval niet verstaan het gebruik van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing ten behoeve van de stalling van caravans, boten en vergelijkbare goederen.


Artikel 17.   Wonen - 2

17.1.     Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen -2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     wonen;
b.     beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:

1.     het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;

2.     het gebruik van de woning en bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:

·       het woonkarakter van de woning;

·       de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;

·       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;

·       het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;

·       het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.

3.     er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

4.     maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;

5.     het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;

6.     er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;

7.     het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging (bijlage 1) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;

8.     geen buitenopslag plaatsvindt;

9.     reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.

c.     behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarde van gebouwen ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’;
d.     instandhouding van waardevolle bomen ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende aanduiding “monumentale boom”;
e.     bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water,

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009.

17.2.     Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

17.2.1.         Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

a.     de woningen mogen ten hoogste twee aaneen worden gebouwd;               
b.     de woningen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
c.     de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de verbeelding;
d.     de inhoud mag niet meer bedragen dan 600 m³, tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval de inhoud niet meer mag bedragen dan bedoelde grotere inhoud;
e.     de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen.
f.      kelders die zijn gelegen geheel onder het maaiveld zijn alleen toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan.

17.2.2.         Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

a.     bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd; voor zover deze bouwwerken binnen het bouwvlak worden gebouwd dienen ze op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, te worden gebouwd;
b.     de goot- en/of boeiboordhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
c.     goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
d.     de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
e.     de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag bij elke woning niet meer bedragen dan:

1.     15% van het bij de woning behorende (deel van) het bestemmingsvlak met een maximum van 75m², met dien verstande dat de oppervlakte van erkers en aanbouwen aan de voorzijde niet meegerekend wordt;

2.     vermeerderd met 0,5% van de oppervlakte van de bij de betreffende woning behorende en in beheer zijnde agrarische gronden, met een maximum van 75 m²;

f.      In afwijking van het gestelde in sub a t/m e dient van een waardevol pand dat onderdeel uitmaakt van een op de verbeelding aangegeven ‘cultuurhistorische waarden’, de uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de bestaande goothoogte, hoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.

17.2.3.         Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken

max. bouwhoogte

palen en (verlichtings)masten

8 m

Erf- en perceelsafscheidingen op het voorerf

1 m

overige erf- en perceelsafscheidingen

2 m

overige andere bouwwerken

3 m

 

17.3.     Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

17.4.     Afwijkingen

17.4.1.         Sloopregeling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in lid 17.2.2 onder e, ten behoeve van vervangende nieuwbouw van bijbehorende bouwwerken indien op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan een grotere oppervlakte aanwezig is, mits:

a.     het meerdere tenminste met de helft wordt teruggebracht;
b.     de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken na toepassing van deze afwijking niet meer bedraagt dan 250 m²;

17.4.2.         Erkers en ingangspartijen buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van het bepaalde in lid 17.2.1 onder b  ten behoeve van het bouwen van erkers en ingangspartijen buiten de bouwvlakken, mits deze een architectonische eenheid vormen met de betreffende woning.

17.5.     Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a.     Ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie  te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan.
b.     Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 17.5 onder a indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed.
c.     Alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld onder lid 17.5 onder a vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.

17.6.     Aanvullende gebruiksbepaling

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, lid 1 Wet op de ruimtelijke ordening wordt in ieder geval niet verstaan het gebruik van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing ten behoeve van de stalling van caravans, boten en vergelijkbare goederen.


Artikel 18.   Leiding - gas (dubbelbestemming)

18.1.     Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding -gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het transport van aardgas door een hogedrukgasleiding.  Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

18.1.1.         Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden als bedoeld in lid 18.1 gelden de volgende regels:

a.     Op en in de gronden mogen worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming ‘Leiding – gas’, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.
b.     Het bouwen volgens de andere bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan.

18.2.     Specifieke gebruiksregel

Het gebruik van de gronden overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent de belangen van het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan.

18.3.     Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.     aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b.     verlagen van de bodem en afgraven van gronden;
c.     ophogen en egaliseren van gronden;
d.     aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
e.     aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
f.      vellen en rooien van bomen, hakhout en andere hotopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge kunnen hebben;
g.     het verhogen of verlagen van grondwaterstanden;
h.     het planten of aanbrengen van bomen en/of andere hoogopgaande beplanting;
i.       het indrijven van voorwerpen.

18.3.1.         Uitzondering

Het in lid 18.3. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a.     het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b.     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

18.3.2.         Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 18.3 zijn niet toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 18.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

 


 

Artikel 19.   Leiding – hoogspanning (dubbelbestemming)

19.1.     Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het transport van elektriciteit door een hoogspanningsleiding.

19.2.     Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden als bedoeld in lid 1 gelden de volgende regels:

a.     Op en in de gronden als bedoeld in lid 19.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming ‘Leiding – hoogspanning’, waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.
b.     Het bouwen volgens de andere bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan.

19.3.     Specifieke gebruiksregel

Het gebruik van de gronden overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent de belangen van het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan.

19.4.     Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.     aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
b.     het planten of aanbrengen van bomen en/of andere hoogopgaande beplanting;

19.4.1.         Uitzondering

Het in lid 19.3. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a.     het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b.     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

19.4.2.         Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 19.4 zijn niet toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan en een toestemming van de beheerder van de leiding ontbreekt.

 


 

Artikel 20.   Leiding – riool (dubbelbestemming)

 

20.1.     Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding – riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van rioolwater door een rioolpersleiding.

20.2.     Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden als bedoeld in lid 1 gelden de volgende regels:

a.     Op en in de gronden als bedoeld in lid 20.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming ‘Leiding – riool’, waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.
b.     Het bouwen volgens de andere bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan.

20.3.     Specifieke gebruiksregel

Het gebruik van de gronden overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent de belangen van het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan.

20.4.     Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.     aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b.     verlagen van de bodem en afgraven van gronden;
c.     ophogen en egaliseren van gronden;
d.     aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
e.     aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
f.      vellen en rooien van bomen, hakhout en andere hotopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge kunnen hebben;
g.     het verhogen of verlagen van grondwaterstanden;
h.     het planten of aanbrengen van bomen en/of andere hoogopgaande beplanting;
i.       het indrijven van voorwerpen.

20.4.1.         Uitzondering

Het in lid 20.3. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a.     het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b.     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

20.4.2.         Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 20.4 zijn niet toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding en de veiligheid daarvan en een toestemming van de beheerder van de leiding ontbreekt.


Artikel 21.   Waarde –Archeologie-categorie 1 (dubbelbestemming)

21.1.     Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie-categorie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

21.2.     Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 21.1 mag niet ten dienste van de bestemming ‘Waarde – Archeologie-categorie 1’ worden gebouwd.

21.2.1.         Archeologisch onderzoeksrapport

Onverminderd het bepaalde in lid 21.2 mag op en in de gronden als bedoeld in lid 21.1 ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

21.2.2.         Uitzondering

Het bepaalde in lid 21.2.1.  met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

a.     vervanging, vernieuwing of  verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
b.     de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
c.     indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

21.2.3.         Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de in lid 21.2.1 bedoelde omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

a.     er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of
b.     schade door de met de oprichting van het bouwwerk  samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van  voorwaarden.

21.2.4.         Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in lid 21.2.3 onder b bedoelde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

a.     de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
b.     de verplichting tot het doen van opgravingen en
c.     de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

21.2.5.         Weigering

De in lid 21.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad. 

 


Artikel 22.   Waarde –Archeologie-categorie 2 (dubbelbestemming)

22.1.     Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde –Archeologie-categorie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

22.2.     Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 22.1 mag niet ten dienste van de bestemming ‘Waarde – Archeologie-categorie 2’ worden gebouwd.

22.2.1.         Archeologisch onderzoeksrapport

Onverminderd het bepaalde in lid 22.2 mag op en in de gronden als bedoeld in lid 22.1 ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

22.2.2.         Uitzondering

Het bepaalde onder 22.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

a.     vervanging, vernieuwing of  verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
b.     de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm en de oppervlakte niet meer dan 100 m²  bedraagt;
c.     indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

22.2.3.         Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 22.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

a.     er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of
b.     schade door de met de oprichting van het bouwwerk  samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van  voorwaarden.

22.2.4.         Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in lid 22.2.3 onder b genoemde  voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

a.     de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
b.     de verplichting tot het doen van opgravingen en
c.     de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

22.2.5.         Weigering

De onder 22.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad. 

 


Artikel 23.   Waarde – Archeologie-categorie 3 (dubbelbestemming)

23.1.     Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – archeologie-categorie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

23.2.     Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 23.1. mag niet ten dienste van de bestemming ‘Waarde – Archeologie-categorie 3’ worden gebouwd.

23.2.1.         Archeologisch onderzoeksrapport

Onverminderd het bepaalde in lid 23.2 mag op en in de gronden als bedoeld in lid 23.1 ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

23.2.2.         Uitzondering

Het bepaalde onder23.2.1  met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

a.     vervanging, vernieuwing of  verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
b.     de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm en de oppervlakte niet meer dan 500 m²  bedraagt
c.     indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

23.2.3.         Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 23.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

a.     er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of
b.     schade door de met de oprichting van het bouwwerk  samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van  voorwaarden.

23.2.4.         Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in lid 23.2.3 onder b genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

a.     de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
b.     de verplichting tot het doen van opgravingen en
c.     de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

23.2.5.         Weigering

De in lid 23.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad. 


Artikel 24.   Waarde – Archeologie-categorie 4 (dubbelbestemming)

24.1.     Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

24.2.     Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 24.1 mag niet ten dienste van de bestemming ‘Waarde – archeologie 4’ worden gebouwd.

24.2.1.         Archeologisch onderzoeksrapport

Onverminderd het bepaalde in lid 24.2 mag op en in de gronden als bedoeld in lid 24.1 ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

24.2.2.         Uitzondering

Het bepaalde onder 24.2.1. met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

a.     vervanging, vernieuwing of  verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
b.     de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm en de oppervlakte niet meer dan 10.000 m²  bedraagt
c.     indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

24.2.3.         Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 24.2.1. bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

a.     er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of
b.     schade door de met de oprichting van het bouwwerk  samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van  voorwaarden.

24.2.4.         Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in lid 24.2.3 onder b genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

a.     de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
b.     de verplichting tot het doen van opgravingen en
c.     de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

24.2.5.         Weigering

De onder 24.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad. 


Artikel 25.   Waarde – ecologie (dubbelbestemming)

25.1.     Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – ecologie ’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daarvoor aangewezen andere bestemming, tevens bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, zodanig dat voor flora en fauna verbindingen kunnen ontstaan tussen natuur- of natuurontwikkelingsgebieden.

25.2.     Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden als bedoeld in lid 25.1 gelden de volgende regels:

a.     op en in de gronden mag niet worden gebouwd;
b.     het bouwen volgens de andere bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat zo nodig advies is ingewonnen van een door burgemeester en wethouders aan te wijzen ter zake deskundige en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische verbindingszone.

25.3.     Specifieke gebruiksregel

Het gebruik van de gronden overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming mag uitsluitend geschieden indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische verbindingszone.


Artikel 26.   Waterstaat -waterkering (dubbelbestemming)

26.1.     Bestemmingsomschrijving

De  voor ‘Waterstaat – waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daarvoor aangewezen andere bestemming tevens bestemd voor:

a.     het instandhouden en het beheer van de waterkering en waterhuishouding en het scheepvaartverkeer, met de daarbij behorende voorzieningen;
b.     een verhard fietspad met een maximale breedte van 2,5 meter op de kruin van de dijk;
c.     een onverhard wandelpad op de teen van de dijk.

26.2.     Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden als bedoeld in lid 26.1 gelden de volgende regels:

a.     Op en in de gronden mogen worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming waterstaat -waterkering, zoals keermuren en coupures.
b.     Het bouwen volgens de andere bestemmingen mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering, de waterhuishouding en het scheepvaartverkeer en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de waterkering, de waterhuishouding en het scheepvaartverkeer en de veiligheid daarvan.

26.3.     Specifieke gebruiksregel

Het gebruik van de gronden overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering, de waterhuishouding en het scheepvaartverkeer.


3.            ALGEMENE REGELS

Artikel 27.   Anti-Dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 


Artikel 28.   Algemene bouwregels

28.1.     Overschrijding bouwgrenzen

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsbepalingen) mag de op de verbeelding aangegeven bebouwingsgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:

a.     plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bebouwingsgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
b.     luifels en overstekende daken de bebouwingsgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden;
c.     bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
d.     bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.

28.2.     Afwijking luifels, balkons, bordessen en trappen

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het straat- en bebouwingsbeeld, bij een omgevingsvergunning afwijken  ten behoeve van het bouwen van luifels, balkons, bordessen en  trappen, mits:

a.     de bouwgrens met niet meer dan 2 meter wordt overschreden;
b.     de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.

28.3.     Afwijking erfafscheidingen voor de voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het bouwen van erf- en perceelsafscheidingen op het voorerf tot ten hoogste 2 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het straat- en bebouwingsbeeld.


Artikel 29.   Algemene gebruiksregels

29.1.     Verboden gebruik

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening is in ieder geval het gebruik:

a.     van onbebouwde gronden:

1.     als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

2.     als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaar¬tui¬gen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

3.     als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto’s, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;

b.     de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
c.     van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.

29.2.     Toegestaan gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in lid 29. 1 wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling is vereist en deze is verleend.

29.3.     Afwijking voor meest doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

 


Artikel 30.   Algemene afwijkingsregels

30.1.     Afwijkingen algemeen, parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van de desbetreffende bepalingen van het plan:

a.     voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri’s, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
b.     voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen en aanduidingen met ten hoogste 3 m, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
c.     voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages en met dien verstande dat deze regeling niet geldt voor artikel 31, lid 9 (Ruimte voor ruimte regeling).
d.     voor het wijzigen van de parkeernormen in verband met en overeenkomstig een nieuwe door de gemeenteraad vast te stellen parkeernota dan wel een wijziging van de parkeernormen.

30.1.1.         Voorwaarden

De omgevingsvergunningen als bedoeld in lid 30.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:

a.     op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
b.     daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen.
c.     daardoor de verkeersveiligheidsbelangen onevenredig worden geschaad.

30.2.     Afwijking ontheffing afwijkende maatvoering bouwwerken geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken  van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

a.     het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van maximaal 40 m;
b.     het bouwen van wegbewijzering, licht- en andere masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere hoogte, een en ander met inachtneming van de volgende regels:

1.     tegen deze hoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;

2.     er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;

3.     er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting en vormgeving;

4.     er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.

30.3.     Afwijking mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen als afhankelijke woonruimte in combinatie met de noodzakelijke verbouw daarvan voor mantelzorg of een mantelzorgwoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a.     er is door een door de gemeente geaccordeerde deskundige aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, met dien verstande dat daarbij het recht wordt voorbehouden om een second opinion te vragen;
b.     door de vestiging van extra woonruimte mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
c.     de maximale toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet worden overschreden, met dien verstande dat de oppervlakte van een te plaatsen portocabin ten behoeve van mantelzorg niet wordt meegerekend;
d.     de oppervlakte van de in sub c genoemde portocabin mag maximaal bedragen:

·       30 m² bij mantelzorg voor één persoon;

·       50 m² bij mantelzorg voor twee personen;

e.     indien sprake is van een in sub c en d genoemde portocabin, er sprake moet zijn van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan.
f.      de noodzakelijke parkeervoorzieningen moeten op eigen terrein worden gesitueerd;
g.     er mag geen extra ontsluitingsmogelijkheid op de openbare weg worden gemaakt;
h.     de aanvrager ter toetsing van de aanvraag om afwijking een bouwkundig rapport overlegt, waarin een overzicht wordt gegeven van:

·       de bestaande bouwkundige en gebruikssituatie;

·       de te treffen voorzieningen;

·       de nieuwe (inrichtings)situatie;

·       het terugbrengen in oude staat van de bijbehorende bouwwerken na de beëindiging van de mantelzorgsituatie.

30.4.     Intrekking omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders trekken de lid 30.3 bedoelde omgevingsvergunning in als de bij het verlenen bestaande noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 


Artikel 31.   Algemene wijzigingsbevoegdheden

31.1.     Wijzigingsbevoegdheden recreatieve voorzieningen en natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Agrarisch met  waarden – Hoevenlandschap wijzigen ten behoeve van:

a.     dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van bijvoorbeeld maneges en paardenpensions;
b.     verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van kampeerterreinen, waarbij geen stacaravans en recreatiewoonverblijven zijn toegestaan,
c.     dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van bijvoorbeeld speelweiden en picknickplekken;
d.     beplantingsstroken, bospercelen, gebieden ten behoeve van de natuurontwikkeling (waaronder water) en andere (openbare) groenvoorzieningen;
e.     de ontwikkeling en instandhouding van natuur en natuurwaarden in het gebied langs de Eem;

met dien verstande dat:

1.     het gestelde onder a. en b. alleen geldt voor het gebied dat omsloten wordt door de Coelhorsterweg, de Mgr. Van de Weteringstraat en de Bunschoterstraat;

2.     zo mogelijk de bij de gronden behorende (voormalige) agrarische bebouwing in de plannen wordt betrokken, waarbij zo mogelijk tenminste de helft van de (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;

3.     de aan het gebied toegekende waarden volgens de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming(en) niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;

4.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden beperkt, waaronder in ieder geval wordt verstaan dat de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieu-aspecten;

5.     het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte in de omgeving veroorzaakt;

6.     de activiteiten landschappelijk worden ingepast, waaronder in ieder geval wordt verstaan dat reclame-uitingen en technische installaties het landelijke karakter van de omgeving niet onevenredig aan mogen tasten en dat het parkeren op eigen terrein plaats vindt;

7.     de ter plaatse geldende voorkeursgrenswaarde in acht moet worden genomen;

8.     door middel van een bedrijfsplan, inrichtingsplan, ontwikkelingsvisie of een vergelijkbare onderbouwing aangetoond moet worden dat aan de in dit lid genoemde voorwaarden wordt voldaan.

9.     vooraf vast moet staan in geval van natuurontwikkeling  de eigenaar van de gronden medewerking wil verlenen of dat de gronden ten behoeve van de natuurontwikkeling kunnen worden verworven.

31.2.     Wijzigingsbevoegdheid nieuwe landgoederen

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Agrarisch met waarden – Hoevenlandschap wijzigen ten behoeve van het toelaten van nieuwe landgoederen met dien verstande dat:

a.     deze wijzigingsbevoegdheid alleen geldt voor het gebied dat omsloten wordt door het Malesluispad, de Coelhorsterweg, de Bunschoterstraat en de Grebbeliniedijk;
b.     vooraf vast moet staan dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied duurzaam worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtings- en beheerplan;
c.     minimaal 10 hectare gebied wordt aangewend voor de inrichting van het landgoed, waarbij geldt dat:

1.     dit bij voorkeur een aaneengesloten gebied dient te betreffen;

2.     voor de ruimtelijke inrichting de landschappelijke structuur als uitgangspunt wordt gehanteerd;

3.     ten minste 30% van de grond wordt voorzien van bos of houtopstanden dan wel minimaal 20% bos en 50% natuurgebied;

4.     ten minste 90% van het gebied openbaar toegankelijk moet zijn door middel van fiets- en /of wandelroutes;

5.     bestaande natuurgebieden die binnen de begrensde delen van de ecologische hoofdstructuur liggen niet mogen worden meegeteld;

d.     voor de bebouwing geldt dat:

1.     bestaande woningen mogen worden gehandhaafd;

2.     alle (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, met dien verstande dat:

·       bij een ‘cultuurhistorische waarden’ geen waardevolle bebouwing mag worden gesloopt;

·       bebouwing die in gebruik kan worden genomen als bebouwing ten behoeve van het beheer van het landgoed mag worden gehandhaafd;

·       als aan de betreffende bepalingen wordt voldaan, gelijktijdig toepassing mag worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid in artikel 31, lid 9 (ruimte voor ruimte regeling);

·       hierbij betrokken wordt de nog bestaande en bij de betreffende woning / het perceel behorende bebouwing zoals die aanwezig was op het moment van de tervisielegging van het plan;

e.     er maximaal 2 landhuizen worden gebouwd met elk een inhoud van maximaal 1.500 m³;
f.      de maximale inhoud van de landhuizen is evenredig groter dan 1.500 m³ indien een groter landgoed dan 10 ha wordt gerealiseerd;
g.     in een landhuis uitsluitend woningen mogen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:

·       een landhuis bij voorkeur bestaat uit één vrijstaande woning;

·       indien appartementen worden gerealiseerd, per landhuis maximaal 3 appartementen zijn toegestaan;

·       de landhuizen worden gesitueerd in de directe nabijheid van de eventueel aanwezige te handhaven bebouwing;

·       de landhuizen mogen worden gesplitst in twee bouwvolumes van 750 m³  indien dit noodzakelijk is in verband met de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied als bedoeld onder 31.2;

h.     het volume genoemd onder e met maximaal 20% mag worden vergroot, mits dit niet ten koste gaat van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied;
i.       de minimale maat als bedoeld onder 31.2.c mag worden verlaagd tot 5 ha indien tenminste 1.000 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen wordt gesloopt en met dien verstande dat:

1.     in dat geval geen toepassing mag worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid in artikel 31, lid  (ruimte voor ruimte regeling);

2.     bij een ‘cultuurhistorische waarden’ geen waardevolle bebouwing mag worden gesloopt, waarbij de helft van de oppervlakte te handhaven waardevolle bebouwing in mindering mag worden gebracht op de sloopnorm;

3.     er één landhuis mag worden gebouwd met een inhoud van maximaal 1500 m³;

4.     de maximale inhoud van het landhuis evenredig groter is dan 1.500 m³ indien een groter landgoed dan 5 ha wordt gerealiseerd;

5.     alleen van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik mag worden gemaakt als de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieu-aspecten.

31.3.     Wijzigingsbevoegdheid veranderen vorm, situering en/of oppervlakte van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de verbeelding wijzigen door het veranderen van de vorm, situering en/of de oppervlakte van een bouwvlak binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden …’, met dien verstande dat:

a.     er is aangetoond dat dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
b.     er bij uitbreiding van het bouwvlak sprake moet zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
c.     de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar moet zijn;
d.     de oppervlakte na wijziging niet meer bedraagt dan 1,5 hectare;
e.     er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan.
f.      indien sprake is van een bedrijf aangeduid als ‘intensieve veehouderij’:

·       de uitbreiding zich verdraagt met de ter plaatse van belang zijnde omgevingskwaliteiten (landschap, natuur  en/of water);

·       de oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 130% van de oppervlakte van het bouwvlak zoals dat bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan,

met dien verstande dat aan de genoemde voorwaarden niet hoeft te worden voldaan, indien de wijziging plaatsvindt in het kader van het dierenwelzijn en het aantal dierplaatsen niet wordt vergroot en/of de uitbreiding is bedoeld voor bedrijfsgebouwen anders dan voor het huisvesten van dieren.

31.4.     Wijzigingsbevoegdheid monumentale waarden

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de verbeelding wijzigen door het laten vervallen en/of toevoegen van aanduidingen:

a.     voor ‘monumentale boom’ ten behoeve van overeenstemming met de registers waarin de betreffende objecten zijn opgenomen;
b.     voor ‘cultuurhistorische waarden’ indien uit onderzoek blijkt dat het betreffende object niet gehandhaafd kan worden.

31.5.     Wijzigingsbevoegdheid Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bij deze regels behorende ‘Staat van Bedrijfsactiviteiten’ (bijlage 2) wijzigen ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

31.6.     Wijzigingsbevoegdheid Waterkering

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemmingen wijzigen in verband met de noodzakelijke verbeteringen van de waterkering.

31.7.     Wijzigingsbevoegdheid verbouw waardevolle panden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:

a.     de verbouw van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot woning;
b.     het splitsen van een boerderij in twee woningen,

met dien verstande dat:

1.     het vrijstaande bijbehorend bouwwerk c.q. de boerderij een waardevol pand moet zijn dat onderdeel uitmaakt van een op de verbeelding aangegeven ‘cultuurhistorische waarden’;

2.     het toestaan van de woning c.q. de woningsplitsing noodzakelijk is voor het behoud van het pand;

3.     vooraf vast moet staan dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het perceel worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtings- en beheerplan;

4.     tenminste 1 keer de oppervlakte  gelijk aan die van het waardevolle vrijstaande bijbehorend bouwwerk moet worden gesloopt, met  dien verstande dat dit niet geldt voor percelen met de bestemming ‘Agrarisch’ ;

5.     alleen van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik mag worden gemaakt als de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieu-aspecten;

6.     de ter plaatse geldende voorkeursgrenswaarde in acht moet worden genomen;

7.     vooraf positief geadviseerd moet zijn door de gemeentelijke Monumentencommissie.

31.8.     Wijzigingsbevoegdheid Ruimte voor ruimte regeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigingen ten behoeve van de bouw van 1 extra vrijstaande woning, met dien verstande dat:

a.     vooraf vast moet staan dat alle bij de betreffende (bedrijfs)woning behorende bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gesloopt, waarbij:

1.     per (bestaande en/of nieuw te bouwen) woning de in artikel 16, lid 2.2 bepaalde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag worden gehandhaafd;

2.     er maximaal 600 m³ aan gebouwen mag worden opgericht indien 1.000 m² bebouwing wordt gesloopt;

3.     van de onder 2 genoemde sloopnorm mag worden afgeweken, indien sprake is van een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitswinst en de provincie daarover positief heeft geadviseerd;

4.     20% van de oppervlakte van kassen mag worden meegeteld bij het bepalen van de onder 2 genoemde 1000 m²;

5.     bij een op de verbeelding aangegeven ‘cultuurhistorische waarden’ geen waardevolle bebouwing mag worden gesloopt, waarbij van het meerdere van de  oppervlakte als bedoeld onder 1, de helft in mindering mag worden gebracht op de sloopnorm;

6.     betrokken wordt de nog bestaande en bij de betreffende woning / het perceel behorende bebouwing zoals die aanwezig was op het moment van de tervisielegging van het plan;

b.     vooraf vast moet staan dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtings- en beheerplan;
c.     alleen van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik mag worden gemaakt als de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieu-aspecten;
d.     de ter plaatse geldende voorkeursgrenswaarde in acht moet worden genomen;
e.     de  afwijkingsregel in artikel 30, lid 1. c (de zogenaamde 10% regeling) alleen voor de maximale inhoud van de nieuwe woning mag worden toegepast als sprake is van een aanzienlijke extra kwaliteitswinst, bijvoorbeeld door het verwijderen van een relatief grote oppervlakte aan kuilplaten en sleufsilo’s.

31.9.     Wijzigingsbevoegdheid andere activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen ten behoeve van het toelaten van andere activiteiten bij woningen met dien verstande dat:

a.     uitsluitend de activiteiten zijn toegestaan zoals die zijn opgenomen in artikel 3.4.2, met inachtneming van de daar aangegeven gebieden en voorwaarden en met dien verstande dat:

1.     600 m² mag worden aangehouden waar 300 m² is vermeld;

2.     300 m² mag worden aangehouden waar 150 m² is vermeld;

3.     het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;

4.     vooraf vast moet staan dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan;

5.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden beperkt, waaronder in ieder geval wordt verstaan dat de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieu-aspecten.

b.     vooraf vast moet staan dat tenminste de helft van de bij de betreffende woning behorende bijbehorende bouwwerken wordt gesloopt, waarbij:

1.     de in artikel 16, lid 2.2 bepaalde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag worden gehandhaafd;

2.     bij een op de verbeelding aangegeven ‘cultuurhistorische waarden’ geen waardevolle bebouwing mag worden gesloopt, waarbij van het meerdere van de  oppervlakte als bedoeld onder 1 de helft in mindering mag worden gebracht op de sloopnorm;

31.10. Wijzigingsbevoegdheid Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming ‘Agrarisch met waarden …’ te wijzigen naar ‘Wonen’ met dien verstande dat:

a.     er sprake moet zijn van een bedrijfsbeëindiging;
b.     alle bestaande bebouwing wordt opgenomen in de bestemming ‘Wonen’;
c.     het totaal aantal woningen gelijk blijft;
d.     gelijktijdig toepassing mag worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheden genoemd in artikel 31.2, 31.7, 31.8 en 31.9;
e.     voor zover de bestemming van gronden niet gewijzigd wordt in de bestemming ‘Wonen’ deze hun bestemming ‘Agrarisch met waarden …’ behouden, met dien verstande dat het bouwvlak vervalt.

31.11. Wijzigingsbevoegdheid ‘Wro-zone wijzigingsgebied’

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet op de ruimtelijke ordening de bestemmingen ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied’ wijzigen naar de bestemmingen ‘Wonen’, ‘Tuin’ en ‘Natuur’, met dien verstande dat:

a.     het aantal woningen gelijk blijft;
b.     de inhoud van de woningen niet meer bedraagt dan 600³, tenzij er op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval de inhoud niet meer mag bedragen dan bedoelde grotere inhoud;
c.     de aanwezige bouwvlakken voor wat betreft de vorm, grootte en situering gewijzigd mogen worden;
d.     vooraf vast staat dat alle aanwezige bouwwerken welke niet noodzakelijk zijn dan wel ten dienste staan van de bestemming, worden gesloopt;
e.     vooraf vast staat dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtings- en beheerplan;
f.      alleen van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik mag worden gemaakt als de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name gedacht kan worden aan de milieu-aspecten;
g.     de ter plaatse geldende voorkeurswaarde in acht wordt genomen;

31.12. Procedure bij wijziging

Bij het wijzigen van het plan wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.


Artikel 32.   Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden – Waarde Archeologie (dubbelbestemming)’

 

32.1.     Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a.      Het is binnen de bestemming ‘Waarde –Archeologie-categorie 1’ verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op een grotere diepte dan 30 cm;
b.     Het is binnen de bestemming ‘Waarde –Archeologie-categorie 2’ verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op een grotere diepte dan 30 cm en over een grotere oppervlakte dan 100 m2;
c.     Het is binnen de bestemming ‘Waarde –Archeologie-categorie 3’ verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op een grotere diepte dan 30 cm en over een grotere oppervlakte dan 500 m2;
d.     Het is binnen de bestemming ‘Waarde –Archeologie-categorie 4’ verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op een grotere diepte dan 30 cm en over een grotere oppervlakte dan 10.000 m2.

32.2.     Werken en werkzaamheden

Het bepaalde in lid 32.1 is van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:

a.     het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
b.     het ophogen van de bodem met meer dan 30cm;
c.     het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
d.     het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30cm bedraagt;
e.     het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
f.      het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
verwijderd en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
g.     het omzetten van grasland in bouwland;
h.     het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

32.3.     Archeologisch onderzoeksrapport

a.     De aanvrager van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 32.1 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
 
b.     De onder 32.3, onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

32.4.     Verlening omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 32.3, onder a genoegzaam blijkt dat:

a.     er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of
b.     schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

32.5.     Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in lid 32.4 onder b bedoelde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

a.     de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
b.     de verplichting tot het doen van opgravingen en
c.     de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

32.6.     Weigering

De onder lid 32.1 bedoelde omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

32.7.     Uitzondering

Het in lid 32.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a.     het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b.     reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
c.     ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

 


Artikel 33.   Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

 

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a.     bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer;
b.     bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
c.     parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.


4.            OVERGANGS- en SLOTREGELS

33.1.     Overgangsrecht

33.1.1.         Overgangsrecht bouwwerken

a.     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1.     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.     na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.     Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid, sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid, sub a met maximaal 10%.
c.     Het eerste lid, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

33.1.2.         Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

a.     Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
b.     Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
c.     Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

33.2.     Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen het overgangsrecht buiten toepassing verklaren.


Artikel 34.   Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied-West’


A


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlagen

 


*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

 

SBI-CODE

OMSCHRIJVING

 

CATEGORIE

221

Uitgeverijen (kantoren)

A

2223

Grafische afwerking

A

223

Reproduktiebedrijven opgenomen media

A

361

Meubelstoffeerderijen b.o. < 75 m²

A

511

Handelsbemiddeling (kantoren)

A

527

Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)

A

61, 62

Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)

A

6322, 6323

Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)

A

633

Reisorganisaties

A

642

Telecommunicatiebedrijven

A

70

Verhuur van en handel in onroerend goed

A

72

Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.

A

732

Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek

A

74

Overige zakelijke dienstverlening: kantoren

A

75

Openbaar bestuur (kantoren e.d.)

A

8512, 8513

Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven

A

8514, 8515

Consultatiebureaus

A

9111

Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren)

A

9251, 9252

Bibliotheken, musea, ateliers, e.d.

A

9301.3

Wasserettes, wassalons

A

9302

Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten

A

9305

Persoonlijke dienstverlening n.e.g.

A

 


Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

SBI-code

nr.

omschrijving activiteit milieu-categorie

015

-

Vervaardiging van voedsel en dranken

 

1581

0

Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:

 

1581

1

- v.c. < 2500 kg meel/week

2

1581

2

- Brood- en beschuitfabrieken

3

1582

 

Banket, biscuit- en koekfabrieken

3

1586

0

Koffiebranderijen en theepakkerijen:

 

1586

2

- theepakkerijen

3

1593 t/m 1595

 

Vervaardiging van wijn, cider e.d.

2

17

-

Vervaardiging van textiel

 

171

 

Bewerken en spinnen van textielvezels

3

172

0

Weven van textiel:

 

172

1

- aantal weefgetouwen < 50

3

173

 

Textielveredelingsbedrijven

3

174, 175

 

Vervaardiging van textielwaren

3

176, 177

 

Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen

3

18

-

Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont

 

181

 

Vervaardiging kleding van leer

3

182

 

Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)

2

183

 

Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont

3

19

-

Vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding)

 

192

 

Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel)

3

193

 

Schoenenfabrieken

3

20

-

Houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d.

 

2010.1

 

Houtzagerijen

3

202

 

Fineer- en plaatmaterialenfabrieken

3

203, 204

 

Timmerwerkfabrieken

3

205

 

Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken

2

21

-

Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren

 

2112

0

Papier- en kartonfabrieken:

 

2112

1

- p.c. < 3 t/u

3

212

 

Papier- en kartonwarenfabrieken

3

2121.2

0

Golfkartonfabrieken:

 

2121.2

1

- p.c. < 3 t/u

3

22

-

Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media

 

2221

 

Drukkerijen van dagbladen

3

2222

 

Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)

3

2222.6

 

Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen

2

2223

A

Grafische afwerking

1

2223

B

Binderijen

2

2224

 

Grafische reproductie en zetten

2

2225

 

Overige grafische activiteiten

2

223

 

Reproductiebedrijven opgenomen media

1

2442

0

Farmaceutische productenfabrieken:

 

2442

1

- formulering en afvullen geneesmiddelen

3

2442

2

- verbandmiddelenfabrieken

2

2462

0

Lijm- en plakmiddelenfabrieken:

 

2462

1

- zonder dierlijke grondstoffen

3

2466

A

Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken

3

25

-

Vervaardiging van producten van rubber en kunststof

 

2512

0

Loopvlakvernieuwingsbedrijven:

 

2512

1

- vloeropp. < 100 m²

3

2513

 

Rubber-artikelenfabrieken

3

252

0

Kunststofverwerkende bedrijven:

 

26

-

Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten

 

261

0

Glasfabrieken:

 

261

1

- glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j

3

2615

 

Glasbewerkingsbedrijven

3

262, 263

0

Aardewerkfabrieken:

 

262, 263

1

- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW

3

262, 263

2

- vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW

3

2665, 2666

0

Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:

 

2665, 2666

1

- p.c. < 100 t/d

3

267

0

Natuursteenbewerkingsbedrijven:

 

267

1

- zonder breken, zeven en drogen

3

2681

 

Slijp- en polijstmiddelen fabrieken

3

2682

B0

Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):

 

28

-

Vervaard. van producten van metaal (excl. mach./ transportmidd.)

 

281

0

Constructiewerkplaatsen:

 

281

1

- gesloten gebouw

3

29

-

Vervaardiging van machines en apparaten

 

29

0

Machine- en apparatenfabrieken:

 

29

1

- p.o. < 2.000 m²

3

30

-

Vervaardiging van kantoormachines en computers

 

30

A

Kantoormachines- en computerfabrieken

3

32

-

Vervaardiging van audio-, video-, telecom-apparaten en -benodigdh.

 

321 t/m 323

 

Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d.

3

3210

 

Fabrieken voor gedrukte bedrading

3

33

-

Vervaardiging van medische en optische apparaten en instrumenten

 

33

A

Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d.

2

34

-

Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers

 

343

 

Auto-onderdelenfabrieken

3

35

-

Vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens)

 

354

 

Rijwiel- en motorrijwielfabrieken

3

36

-

Vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g.

 

361

 

Meubelfabrieken

3

362

 

Fabricage van munten, sieraden e.d.

2

363

 

Muziekinstrumentenfabrieken

2

364

 

Sportartikelenfabrieken

3

365

 

Speelgoedartikelenfabrieken

3

40

-

Productie en distrib. van stroom, aardgas, stoom en warm water

 

40

B0

Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:

 

40

B1

- < 10 MVA

2

40

C0

Gasdistributiebedrijven:

 

40

C3

- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C

2

40

C4

- gasontvang- en -verdeelstations, cat. D

3

40

D0

Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:

 

40

D1

- stadsverwarming

3

40

D2

- blokverwarming

2

41

-

Winning en distributie van water

 

41

A0

Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:

 

41

A2

- bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of s

3

41

B0

Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:

 

41

B1

- < 1 MW

2

45

-

Bouwnijverheid

 

45

A

Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats

3

50

-

Handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations

 

501, 502, 504

 

Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven

2

5020.4

A

Autoplaatwerkerijen

3

5020.4

B

Autobeklederijen

1

5020.5

 

Autowasserijen

2

51

-

Groothandel en handelsbemiddeling

 

5121

 

Grth in akkerbouwproducten en veevoeders

2

5122

 

Grth in bloemen en planten

2

5123

 

Grth in levende dieren

3

5124

 

Grth in huiden, vellen en leder

3

5125, 5131

 

Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen

2

5132, 5133

 

Grth in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën

2

5134

 

Grth in dranken

2

5135

 

Grth in tabaksproducten

2

5136

 

Grth in suiker, chocolade en suikerwerk

2

5137

 

Grth in koffie, thee, cacao en specerijen

2

5138, 5139

 

Grth in overige voedings- en genotmiddelen

2

514

 

Grth in overige consumentenartikelen

2

5151.3

 

Grth minerale olieproducten (excl. brandstoffen)

3

5152.2 /.3

 

Grth in metalen en -halffabrikaten

3

5153

 

Grth in hout en bouwmaterialen

3

5154

 

Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur

3

5162

 

Grth in machines en apparaten

2

517

 

Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.

2

60

-

Vervoer over land

 

6022

 

Taxibedrijven

2

6023

 

Touringcarbedrijven

3

6024

 

Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks)

3

603

 

Pomp- en compressorstations van pijpleidingen

3

63

-

Dienstverlening t.b.v. het vervoer

 

6312

 

Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen

3

64

-

Post en telecommunicatie

 

641

 

Post- en koeriersdiensten

2

642

A

Telecommunicatiebedrijven

1

642

B

TV- en radiozenders

2

71

-

Verhuur van transportmiddelen, machines, andere roerende goederen

 

711

 

Personenautoverhuurbedrijven

2

712

 

Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's)

3

713

 

Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen

3

72

-

Computerservice- en informatietechnologie

 

72

A

Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.

1

73

-

Speur- en ontwikkelingswerk

 

731

 

Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk

2

732

 

Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek

1

74

-

Overige zakelijke dienstverlening

 

747

 

Reinigingsbedrijven voor gebouwen

3

7481.3

 

Foto- en filmontwikkelcentrales

2

7484.4

 

Veilingen voor huisraad, kunst e.d.

1

92

-

Cultuur, sport en recreatie

 

921, 922

 

Studio's (film, TV, radio, geluid)

2

9301.1

A

Wasserijen en strijkinrichtingen

3

9301.1

B

Tapijtreinigingsbedrijven

3

9301.2

 

Chemische wasserijen en ververijen

2

9301.3

A

Wasverzendinrichtingen

2

9301.3

B

Wasserettes, wassalons

1

9302

 

Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten

1

9303

0

Begrafenisondernemingen:

 

9303

1

- uitvaartcentra

1

9304

 

Badhuizen en sauna-baden

2