De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (detailhandels)bedrijven, die zijn vermeld in bijlage 1, alsmede bedrijven die zijn vermeld in bijlage 2 met de categorieën 1, 2 en 3.1, niet zijnde geluids-zoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
b. één bedrijfswoning tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
c. één verkooppunt motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de functieaanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', met detailhandel in accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen, alsmede de bij een verkooppunt gebruikelijke verkoop van kranten, snijbloemen, tijdschriften, voedings- en genotmiddelen en dergelijke;
met daaraan ondergeschikt:
d. productiegebonden detailhandel;
e. ondersteunende horeca;
met de daarbij behorende:
f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning;
g. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
h. erven, terreinen en tuinen;
i. groenvoorzieningen;
j. (ontsluitings)wegen, paden en straten;
k. opslag van goederen ten dienste van het op het bouwperceel gevestigde bedrijf;
l. parkeervoorzieningen;
m. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen en waterberging;
waarbij ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - monument', de instandhouding van de bestaande monumentale of karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd.
1. Voor het bouwen van de in artikel 16, lid 1 onder a, onder b, onder c en onder f vermelde gebouwen en overkappingen gelden per bestemmingsvlak de volgende regels:
a. er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen en overkappingen worden gebouwd ten behoeve van de in artikel 16, lid 1 onder a toegestane bedrijfsactiviteiten;
b.
de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen
en de overkappingen bij een bedrijfswoning dienen ten minste
c. de afstand van de bedrijfswoning ten opzichte van de as van de weg mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen;
d.
de bedrijfsgebouwen en de overkappingen dienen ten minste
e. de maatvoering van de gebouwen en van de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
Functie bebouwing |
Maximale goothoogte in meters |
Maximale bouwhoogte in meters |
Maximale gezamenlijke (bedrijfsvloer)-oppervlakte |
Maximale inhoud per woning |
Bedrijfsgebouw en overkapping |
5,00 |
10,00 |
zie bijlage 1 |
- |
Bedrijfswoning |
4,50 |
8,00 |
- |
|
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en een zwembad bij de bedrijfswoning |
3,50 |
6,00 |
|
- |
Verkooppunt motorbrandstoffen |
4,50 |
4,50 |
|
- |
f. een kelder mag in niet meer dan één bouwlaag worden gebouwd waarbij de kelder niet wordt betrokken bij het bepalen van de maximale inhoudsmaat van de bedrijfswoning;
g. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en van de overkappingen mag niet meer bedragen dan de in bijlage 1 vermelde gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte;
h. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' of ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2 bedrijfswoningen', mogen respectievelijk geen bedrijfswoning of twee bedrijfswoningen worden gebouwd;
i. indien de goothoogte, de bouwhoogte, de gezamenlijke oppervlakte en/of de inhoud meer bedraagt dan in bovenstaande tabel is vermeld, mogen deze niet meer bedragen dan de bestaande maatvoering;
j. indien twee bestemmingsvlakken zijn voorzien van de functieaanduiding 'relatie', dan dienen beide bestemmingsvlakken als één geheel te worden beschouwd.
2. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en
overkappingen zijnde, mag niet meer dan
b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen
achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet
meer dan
c.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen
voor de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer
dan
d.
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan
e. er mogen geen magazijnstellingen buiten de gebouwen worden geplaatst;
f. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst.
1. Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de archeologische waarden;
b. de cultuurhistorische waarden;
c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
d. de geomorfologische waarden;
e. een goede woonsituatie;
f. de landschappelijke waarden;
g. de milieusituatie;
h. de natuurlijke waarden;
i. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
j. de sociale veiligheid;
k. de verkeersveiligheid.
2. Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 16 lid 3, is de volgende procedure van toepassing:
a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d. gedurende de in artikel 16, lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
16.4 Ontheffing van de bouwregels
1.
Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in
artikel 16, lid 2 sub 1 onder e en toestaan dat ter plaatse van de
functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - monument', de gezamenlijke
oppervlakte van de aan- en uitbouwen, van de
bijgebouwen en van de overkappingen bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot
niet meer dan
a. een positief advies is ontvangen van de provinciale monumenten-commissie en/of van de plaatselijke monumentencommissie;
b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
§ het bebouwingsbeeld;
§ de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
§ de landschappelijke waarden;
§ de milieusituatie;
§ de natuurlijke waarden;
§ de woonsituatie.
2. Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 16 lid 4, is de volgende procedure van toepassing:
a. een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d. gedurende de in artikel 16, lid 4 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-ontheffingsbesluit.
16.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. buitenopslag van goederen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
b. de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
c. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
d. het gebruik van de bedrijfswoning anders dan ten behoeve van het bedrijf;
e. het gebruik van de bedrijfswoning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden;
f. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
g.
het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende
bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productie-gebonden
detailhandel met een gebruiksoppervlakte van de gebouwen van niet meer dan
h. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
i. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwer-ken voor andere bedrijven dan op grond van artikel 16, lid 1 onder a zijn toegestaan, tenzij toepassing is gegeven aan artikel 16, lid 6 sub 3;
j. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting;
k. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
l. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen, anders dan krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
m. het opdelen van een reeds bestaand bouwperceel in meerdere bouwpercelen;
n. het storten van afvalstoffen en van puin.
16.6 Ontheffing van de gebruiksregels
1. Het college verleent ontheffing van het bepaalde in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 16 lid 5 van het onderhavige bestemmingsplan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 16, lid 1 onder a en toestaan dat er bij beëindiging van de huidige bedrijfsactiviteiten, een caravanstalling wordt gevestigd, mits:
a. de aanwezige woonfunctie bij het bedrijf wordt gehandhaafd;
b. de bedrijfsvestiging plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen;
c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
§ het bebouwingsbeeld;
§ de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
§ de landschappelijke waarden;
§ de milieusituatie;
§ de natuurlijke waarden;
§ de woonsituatie.
3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 16, lid 1 onder a en toestaan dat er tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard van de bedrijven en naar de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven vermeld in bijlage 1 of in bijlage 2, mits:
a. de aanwezige woonfunctie bij het bedrijf wordt gehandhaafd;
b. de bedrijfsvestiging plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen;
c. het geen detailhandelsbedrijven, geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
d. veel verkeer of zwaar verkeer aantrekkende bedrijvigheid uitsluitend aan wegen wordt gevestigd die daarop berekend zijn.
4. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 16, lid 5 onder m en toestaan dat een (bestaand) bedrijfsperceel in meerdere bedrijfspercelen wordt opgedeeld, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. de bedrijfssituatie;
b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
c. de milieusituatie;
d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
e. de verkeersveiligheid;
f. de woonsituatie.
5. Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 16 lid 6, is de volgende procedure van toepassing:
a. een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d. gedurende de in artikel 16, lid 6 sub 5 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-ontheffingsbesluit.
1. Het college kan de bestemming 'Bedrijf - 1' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - 4' of in de bestemming 'Agrarisch - 6', mits:
a. de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;
b. de mestwetgeving en de milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
c. de bestemmingswijziging geen significante negatieve gevolgen heeft voor de waarde(n) en de kwalificerende soorten van de aangewezen Natura 2000-gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998;
d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
e. van de waterbeheerder een positief advies is ontvangen in verband met de waterhuishoudkundige situatie;
f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
§ de archeologische waarden en de cultuurhistorische waarden;
§ de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
§ de landschappelijke waarden en de natuurlijke waarden;
§ de milieusituatie;
§ de woonsituatie.
2. Het college kan de bestemming 'Bedrijf - 1', behalve ter plaatse van de functieaanduiding 'geen bedrijfswoning', wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' of in de bestemming 'Wonen - 3', mits:
a. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
b. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, waarbij het aantal woningen niet mag toenemen;
c. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, waarbij de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijk-heden worden beperkt;
d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
§ de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
§ de milieusituatie;
§ de woonsituatie.