direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Agrarische Enclave en Speuld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied Agrarische Enclave en Speuld met identificatienummer NL.IMRO.0233.BPbagrenclave-0401 van de gemeente Ermelo;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 agrarisch bedrijven:

bedrijven gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren waaronder mede een paardenhouderij is te verstaan;

1.6 agrarisch hulpbedrijf:

een niet-industrieel bedrijf, dat is gericht op het leveren van dieren, goederen en diensten aan agrarische bedrijven dan wel op het verwerken of opslaan van dieren en goederen, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bouwperceelsgrens:

een op bestemmingenkaart als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, tenzij dat krachtens deze regels is toegestaan;

1.10 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen een bebouwingsvlak, of binnen een bestemmingsvlak indien daarbinnen geen bebouwingsvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.11 bedrijfsgebouw:

gebouw dat noodzakelijk is voor dat betreffende bedrijf of instelling, waaronder niet wordt begrepen bedrijfs- dan wel dienstwoningen en daarbij behorende bijgebouwen en in geval van een recreatiebedrijf, wordt daaronder ook niet begrepen een recreatiewoning dan wel stacaravan;

1.12 bedrijfswoning of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;

1.13 bestaande woning, gebouw, bouwperceel, oppervlakte, inhoud, goothoogte , hoogte en afstand:

woning, gebouw, bouwperceel, oppervlakte, inhoud, goothoogte, hoogte en afstand, zoals die/dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.17 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.20 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel is hier geen horeca inbegrepen;

1.23 extensieve openluchtrecreatie:

een vorm van dagrecreatie waarbij recreanten in relatief geringe aantallen mede gebruik maken van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen zoals wegen, paden, water en wateroevers voor fietsen, wandelen, paardrijden, kanoën en vissen om de culturele, historische, landschappelijke, of natuurlijke omgeving te beleven of daarvan te genieten zonder de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden aan te tasten;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.26 gevellijn:

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de voorgevelzijnde van een gebouw aanduidt;

1.27 horeca:

hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings, of soortgelijke inrichtingen;

1.28 intensieve veehouderij:

een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar ten minste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden overeenkomstig artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

1.29 kalverenmelkfabriek:

een bedrijf dat veevoer, hoofdzakelijk kalvermelkpoeder, produceert door het mengen van poeders en toevoeging van verschillende supplementen zoals vitaminen en vetten. In hoofdzaak bestaat het hele proces van het bedrijf uit de opslag van grondstoffen, het mengen van de grondstoffen (de productie) en de opslag van het eindproduct in bulk of in zakgoed. Grondstoffen en eindproduct zijn poeder(melk)producten. De bedrijfsactiviteiten van de in dit plan toegestane kalvermelkfabrieken vallen in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering (2009) onder SBI-2008 nummer 1091-5 “veevoerfabrieken, mengvoeder” met een capaciteit van minder dan 100 ton per uur.

1.30 kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.31 kernrandzone:

als zodanig op de plankaart aangegeven zone waar bepalingen gelden, die specifiek zijn gericht op de bescherming van het leefmilieu in de aangrenzende kern met overwegend woonbebouwing;

1.32 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ter zake van religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, fysieke en geestelijke volksgezondheid en openbare dienstverlening;

1.33 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het paardrijles geven, de verhuur van paarden of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;

1.34 natuurrandzone:

als zodanig op de plankaart aangegeven zone waar bepalingen gelden, die specifiek zijn gericht op de bescherming van de natuurwaarden in de aangrenzende natuur- of bosbestemming;

1.35 nevenactiviteit:

activiteit die uitsluitend uitgeoefend kan worden naast de feitelijk aanwezige hoofdfunctie, en die wat betreft vloeroppervlak en inkomensvorming ondergeschikt is aan die hoofdfunctie;

1.36 niet-grondgebonden veehouderij:

veehouderij, uitsluitend of nagenoeg uitsluitend binnen gebouwen, waarbij het ruwvoer niet of nauwelijks ter plaatse van het betreffende bedrijf wordt gewonnen;

1.37 ondergeschikte horeca:

horeca ondergeschikt aan de hoofdfunctie kantoor. Hieronder moet worden verstaan: het voltrekken en de viering van huwelijken, horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theehuis, een lunchroom of een terras, in zijn totaliteit zodanig beperkt qua aard en omvang dat de hoofdfunctie kantoor blijft;

1.38 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.39 oorspronkelijke woning:

de woning, zoals die is of mag worden gebouwd overeenkomstig de eerste daarvoor verleende bouwvergunning of een andere oudtijds verleende toestemming;

1.40 paardenbak:

een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden, met daarbij behorende voorzieningen;

1.41 paardenhouderij:

een gebruiksgerichte, dienstverlenende paardenhouderij, waarbij het doel is het stallen van paarden en/of pony's dan wel het geven van gelegenheid om met paarden en/of pony's binnen en/of buiten het betreffende perceel te rijden en het daaruit trekken van inkomsten. Manege-activiteiten zijn geen onderdeel van een paardenhouderij;

1.42 permanente bewoning:

gebruik als hoofd-woonverblijf, waaronder wordt verstaan gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het bepaalde in een wettelijk voorschrift noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente;

1.43 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.44 plattelandswoning:

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.

1.45 recreatiewoning:

een gebouw, geen woonkeet en geen stacaracan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden;

1.46 seks- en of pornobedrijf:

een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seks- en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:

  • a. seksbioscoop:

een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

  • b. seksclub:

een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;

  • c. seksautomaat:

een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

  • d. sekswinkel:

een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

  • e. prostitutiebedrijf:

een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie, zijnde het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen;

1.47 stacaravan:

een als gebouw aan te merken caravan, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief woonverblijf is in ieder geval niet begrepen, permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.48 veehouderij:

agrarische bedrijvigheid of agrarisch bedrijf, geheel of overwegend gericht op het voortbrengen van producten door het houden van dieren, zoals rundvee-, varkens, en pluimveehouderij;

1.49 verbindingsteken:

teken waarmee op de bestemmingenkaart wordt aangegeven dat de daardoor verbonden gebiedsdelen als één worden aangemerkt;

1.50 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerder zijnden aan een weg grenst, de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetwijzen
2.1.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;

2.1.2 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel

de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders;

2.1.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel.

2.1.5 inhoud van een bouwwerk

boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en dakvlakken, met inbegrip van erkers en dakkapellen, en voorzover betreft recreatiewoningen, bovendien met inbegrip van kelders;

2.1.6 lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;

2.1.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, luifels, erkers, en balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt en met dien verstande dat voor luifels, erkers en balkons geldt dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare ruimten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven met één bijbehorende bedrijfswoning;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - landschapswaarden 1', tevens bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen landschapswaarden: kleinschalig landschap;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - landschapswaarden 2', tevens bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen landschapswaarden: openheid van het landschap;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - landschapswaarden 3', tevens bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen landschapswaarden: reliefwaarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding en 'specifieke vorm van waarde - landschapswaarden 4', tevens bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen landschapswaarden: oud verkavelingspatroon;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkplaats', tevens een timmerwerkplaats ten behoeve van kalverenstalsystemen als nevenactiviteit;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', tevens verblijfsrecreatie;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opslag en stalling': uitsluitend stalling en opslag van agrarische producten en agrarisch materieel;
  • i. ruimte voor een aan huis gebonden beroep dan wel voor een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in de lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is;
  • j. fiets- en voetpaden;
  • k. met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, verkeer- en parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.
3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

3.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag en andere silo's. Ruwvoederplaten mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • c. ter plaatse van de figuur 'relatie' is sprake van een koppeling van meerdere bouwvlakken. De bouwvlakken met een dergelijke aanduiding worden, in het kader van de regels van dit bestemmingsplan, aangemerkt als een enkel bouwvlak.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' maximaal 1 recreatiewoning worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. uitsluitend bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
    • 2. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van gebouwen en de afstand tussen de gebouwen niet meer mag bedragen dan de bestaande maten.
  • e. de in lid 3.2.2 genoemde bedrijfsgebouwen en de in lid 3.2.3 genoemde bijbehorende bouwwerken moeten achter (het verlengde van de) voorgevel van de bedrijfswoning worden gerealiseerd. Indien er sprake is van meerdere bedrijfswoningen geldt (het verlengde van de) voorgevel van de bedrijfswoning die het dichtst bij de openbare weg is gelegen.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk niet meer dan 6 en 10 meter;
  • b. de bestaande oppervlakte van veestallen mag niet worden vergroot;
  • c. de gezamenlijk oppervlakte van kassen met een hoogte van meer dan 1 meter mag niet meer dan 300 m2 bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bijgebouwen 1' zijn in totaal twee stallen voor in totaal maximaal 5 paarden toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bijgebouwen 2' is een hooiberg toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bijgebouwen 3' is een veldschuur toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bijgebouwen 4' is een hobbyruimte toegestaan;
  • h. voor de bouwwerken zoals genoemd onder d tot en met g geldt dat de bestaande oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van bouwwerken en de afstand tussen de bouwwerken niet meer mag bedragen dan de bestaande maten.
3.2.3 Bedrijfswoning
  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien binnen hetzelfde bouwperceel een of meer andere gebouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf worden of zijn gebouwd;
  • b. er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal is aangegeven;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk niet meer dan 4 en 8 meter;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • f. de maximale goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk niet meer dan 3 en 5 meter;
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

  • a. 1 meter voor erf- of terreinafscheidingen, gelegen vóór de voorgevel;
  • b. 2 meter voor overige erf- of terreinafscheidingen;
  • c. 6 meter voor bouwwerken voor mestopslag;
  • d. 12 meter voor silo's;
  • e. 2 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak;
  • f. 10 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak.
3.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a ten behoeve van het bouwen van een tweede bedrijfswoning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. de blijvende noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond, en;
    • 2. het bedrijf naar omvang en activiteiten duurzaam aan twee volwaardige arbeidskrachten een volledige of nagenoeg volledige dagtaak biedt
    • 3. in lid 3.2.3 sub a en c zijn overeenkomstig van toepassing;
    • 4. de afstand van de tweede bedrijfswoning tot de bestaande bedrijfswoning mag niet meer dan 20 m bedragen;
    • 5. op geen van de gevels van de woning mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b dat de oppervlakte van veestallen niet mag worden vergroot, met dien verstande dat een grotere oppervlakte is toegestaan, indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie van het betreffende bedrijf, waarbij geldt, dat ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' het bepaalde in lid 31.4 aanvullend van toepassing is;
  • c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b dat de oppervlakte van veestallen niet mag worden vergroot, met dien verstande dat een grotere oppervlakte is toegestaan, indien uit onderzoek blijkt dat de uitbreiding past binnen de Programmatische Aanpak Ammoniak (PAS) en andere wet- en regelgeving , waarbij geldt, dat ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' het bepaalde in lid 31.4 aanvullend van toepassing is;
  • d. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b en toestaan, dat buiten bouwpercelen de volgende bouwwerken kunnen worden gebouwd:
    • 1. ten hoogste één bouwwerk voor mestopslag bij elk agrarisch bedrijf, tot een inhoud van 1000 m3 en een hoogte van 6 m;
    • 2. andere silo's dan voor mestopslag, niet zijnde ruwvoederplaten, tot een gezamenlijke oppervlakte van 250 m2 bij elk agrarisch bedrijf en een hoogte van 2 m,
    • 3. de omgevingsvergunning voor de bouwwerken als genoemd onder sub 1 en 2 wordt alleen verleend, mits:
      • de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en van situering buiten het bouwperceel is aangetoond;
      • de gronden niet zijn aangeduid als 'overige zone - kernrand' en 'overige zone - natuurrand'.
      • en ingeval van bouwwerken voor mestopslag de situering in de directe nabijheid van het desbetreffende bouwvlak plaatsvindt;
      • het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. wormen- en madenkwekerijen, fokkerijen, mesterijen van ganzen, eenden en kalkoenen, alsmede pelsdierhouderijen zijn niet toegestaan, voor zover de bedrijvigheid van deze bedrijven plaatsvindt in de openlucht en buiten het bouwvlak, met uitzondering van bedrijven waar een zodanige bedrijvigheid wordt uitgeoefend op het tijdstip van het onherroepelijk worden van het plan.
  • b. een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf, dat is genoemd in de lijst van niet publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:
    • 1. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woning tot een maximum van 60 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep dan wel bedrijf. Daarbij mogen tevens bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, met dien verstande dat de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m2 bedraagt;
    • 2. de uitstraling van de woning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel is toegestaan;
    • 6. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het gebruiken van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen voor de volgende ondergeschikte nevenactiviteiten:

  • a. detailhandel in ter plaatse voortgebrachte of op een ander agrarisch bedrijf voortgebrachte streekeigen producten met een maximum verkoopvloeroppervlakte van 100 m2;
  • b. bewerking van agrarische producten, die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan gelegen agrarische bedrijven zijn geproduceerd;
  • c. natuurvoorlichting en -educatie, voor de daarbij behorende gebouwen, geldt een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m2;
  • d. een zorgboerderij, met overnachtingsmogelijkheden voor ten hoogste 5 personen;
  • e. horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theehuis, een terras, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • f. opslag van caravans, campers en boten;
  • g. bedrijfactiviteiten zoals genoemd in de lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is tot een maximum van 100 m2.
3.5.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het gebruik als bedoeld in 3.5.1 mag in totaal per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 350 m2;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing mag niet worden vergroot ten behoeve van het gebruik als bedoeld in 3.5.1;
  • c. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden belemmerd;
  • d. er mag geen onevenredige grotere verkeersbelasting als gevolg van het gebruik optreden;
  • e. het parkeren dient op het eigen perceel plaats te vinden;
  • f. visuele aspecten ten behoeve van de de nevenactiviteit zoals, reclame-uitingen en technische installaties mogen het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten.
3.5.3 Kamperen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van een camping met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er zijn maximaal 10 standplaatsen en 15 kampeermiddelen, niet zijnde caravans toegestaan, gedurende de periode 15 maart tot 31 oktober;
  • b. de standplaatsen en kampeermiddelen, niet zijnde caravans worden gerealiseerd binnen het bouwvlak of binnen maximaal 50 meter van het bouwvlak;
  • c. ten behoeve van de camping mogen bijbehorende voorzieningen worden opgericht met een maximaal gezamenlijk oppervlak van 50 m2 en een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 5 m;
  • d. de gronden niet zijn aangeduid als 'overige zone - natuurrand';
  • e. wordt voorzien in een redelijke inpassing van een en ander in het landschap, al of niet met behulp van opgaande beplanting.
3.5.4 Caravanstalling

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken ten behoeve van het gebruik van gebouwen die niet meer voor het agrarisch bedrijf is gebruik is voor opslag en caravanstalling mits is komen vast te staan dat het agrararisch bedrijf gedeeltelijk is beëindigd .

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de in lid 34.1 opgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Bouwhoogte silo's

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor de bouw van silo's binnen het bouwvlak tot een hoogte van 15 meter onder de voorwaarden dat:

  • a. de blijvende noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. wordt voorzien in een redelijke inpassing in het landschap, al dan niet met behulp van opgaande beplanting.
3.7.2 Verschuiving van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verschuiven van het bouwvlak onder de voorwaarden dat:

  • a. het bouwvlak dient voor ten minste 50% hetzelfde bouwvlak te blijven, als ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • b. gebouwen mogen door het wijzigen van het bouwvlak niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • c. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
  • d. de waarden als bedoeld in 3.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • e. voor zover het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernrand' mag het leefmilieu in de aangrenzende kern met overwegend woonbebouwing niet onevenredig worden aangetast;
  • f. geen sprake is van onevenredige hinder naar de (leef)omgeving;
  • g. een verschuiving is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurrand';
  • h. er dient voldaan te worden aan Natuurbeschermingswet 1998;
  • i. het aantal dierplaatsen en het aantal m2 ten behoeve van veestallen mag alleen toenemen indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie van het betreffende bedrijf.
  • j. de locatie van veestallen mag niet wijzigen tenzij er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie van het betreffende bedrijf.
  • k. in afwijking van het bepaalde onder i en j is een toename van ammoniak van het betreffende bedrijf toegestaan, indien uit onderzoek blijkt dat de uitbreiding past binnen de Programmatische Aanpak Ammoniak (PAS) en andere wet- en regelgeving, waarbij geldt, dat ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' het bepaalde in lid 31.4 aanvullend van toepassing is.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven met één bijbehorende bedrijfswoning;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - landschapswaarden 1', bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen landschapswaarden: kleinschalig landschap';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - landschapswaarden 2', bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen landschapswaarden: openheid van het landschap;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - landschapswaarden 3' bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen landschapswaarden: reliefwaarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding en 'specifieke vorm van waarde - landschapswaarden 4': bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen landschapswaarden: oud verkavelingspatroon;
  • f. ter plaatse van de aanduiding en 'specifieke vorm van waarde - natuurwaarden 1': bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen natuurwaarden: botanische waarden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - natuurwaarden 2': bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen natuurwaarden: faunistische waarden;
  • h. ter plaatse van de aanduiding en 'specifieke vorm van waarde - natuurwaarden 3': bescherming en instandhouding van de ter plaatse voorkomende eigen natuurwaarden: hydrologisch beïnvloedingsgebied;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bezoekerscentrum', een bezoekerscentrum;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig houden van dieren', het hobbymatig houden van dieren;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - fouragehandel', een fouragehandel;
  • l. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bos' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een houtwal;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens een ontsluitingsweg ten behoeve van de naastgelegen bedrijfsbestemming;
  • n. ruimte voor een aan huis gebonden beroep dan wel voor een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in de lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opslag en stalling': uitsluitend stalling en opslag van agrarische producten en agrarisch materieel;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning': uitsluitend een plattelandswoning met bijbehorend bouwwerken;
  • q. fiets- en voetpaden;
  • r. met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, verkeer- en parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.
4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

4.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag en andere silo's. Ruwvoederplaten mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • c. ter plaatse van de figuur 'relatie' is sprake van een koppeling van meerdere bouwvlakken. De bouwvlakken met een dergelijke aanduiding worden, in het kader van de regels van dit bestemmingsplan, aangemerkt als een enkel bouwvlak.
  • d. de in lid 4.2.2 genoemde bedrijfsgebouwen en de in lid 4.2.3 genoemde bijbehorende bouwwerken moeten achter (het verlengde van de) voorgevel van de bedrijfswoning worden gerealiseerd. Indien er sprake is van meerdere bedrijfswoningen geldt (het verlengde van de) voorgevel van de bedrijfswoning die het dichtst bij de openbare weg is gelegen.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk niet meer dan 6 en 10 meter;
  • b. de bestaande oppervlakte van veestallen mag niet worden vergroot;
  • c. de gezamenlijk oppervlakte van kassen met een hoogte van meer dan 1 meter mag niet meer dan 300 m2 bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig' mag een schuilgelegenheid worden opgericht met een oppervlakte van niet meer dan 40 m2 en een bouwhoogte van 3,5 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bezoekerscentrum' bedraagt de maximale oppervlakte van gebouwen 300 m2.
4.2.3 Bedrijfswoning
  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien binnen hetzelfde bouwperceel een of meer andere gebouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf worden of zijn gebouwd;
  • b. er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal is aangegeven;
  • c. in afwijking van het gestelde onder a en b is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning toegestaan;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • e. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk niet meer dan 4 en 8 meter;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 100 m2.
  • g. de maximale goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan respectievelijk 3 en 5 meter.
4.2.4 Plattelandswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer dan één zijn;
  • b. de inhoud van een woning bedraagt maximaal 750 m3;
  • c. de goothoogte van de woning mag niet meer dan 4 meter zijn en de bouwhoogte niet meer dan 8 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere hoogte is aangegeven;
  • d. het bij de woning aansluitende terrein mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd waarvan de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 100 m2 mag zijn;
  • e. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning worden gebouwd;
  • f. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen op niet meer dan 20 m van de woning worden gerealiseerd;
  • g. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan respectievelijk 3 en 5 m.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

  • a. 1 meter voor erf- of terreinafscheidingen, gelegen vóór de voorgevel;
  • b. 2 meter voor overige erf- of terreinafscheidingen;
  • c. 6 meter voor bouwwerken voor mestopslag;
  • d. 12 meter voor silo's;
  • e. 2 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak;
  • f. 10 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak.
4.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a ten behoeve van het bouwen van een tweede bedrijfswoning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. de blijvende noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond, en;
    • 2. het bedrijf naar omvang en activiteiten duurzaam aan twee volwaardige arbeidskrachten een volledige of nagenoeg volledige dagtaak biedt
    • 3. in lid 4.2.3 sub a en c zijn overeenkomstig van toepassing;
    • 4. de afstand van de tweede bedrijfswoning tot de bestaande bedrijfswoning mag niet meer dan 20 m bedragen;
    • 5. op geen van de gevels van de woning mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder b dat de oppervlakte van veestallen niet mag worden vergroot, met dien verstande dat een grotere oppervlakte is toegestaan, indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie van het betreffende bedrijf, waarbij geldt, dat ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' het bepaalde in lid 31.4 aanvullend van toepassing is;
  • c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder b dat de oppervlakte van veestallen niet mag worden vergroot, met dien verstande dat een grotere oppervlakte is toegestaan, indien uit onderzoek blijkt dat de uitbreiding past binnen de Programmatische Aanpak Ammoniak (PAS) en andere wet- en regelgeving, waarbij geldt, dat ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' het bepaalde in lid 31.4 aanvullend van toepassing is.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. wormen- en madenkwekerijen, fokkerijen, mesterijen van ganzen, eenden en kalkoenen, alsmede pelsdierhouderijen zijn niet toegestaan, voor zover de bedrijvigheid van deze bedrijven plaatsvindt in de openlucht en buiten het bouwvlak, met uitzondering van bedrijven waar een zodanige bedrijvigheid wordt uitgeoefend op het tijdstip van het onherroepelijk worden van het plan.
  • b. een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf, dat is genoemd in de lijst van niet publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:
    • 1. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woning tot een maximum van 60 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep dan wel bedrijf. Daarbij mogen tevens bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, met dien verstande dat de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m2 bedraagt;
    • 2. de uitstraling van de woning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel is toegestaan;
    • 6. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het gebruiken van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen voor de volgende ondergeschikte nevenactiviteiten:

  • a. detailhandel in ter plaatse voortgebrachte of op een ander agrarisch bedrijf voortgebrachte streekeigen producten met een maximum verkoopvloeroppervlakte van 100 m2;
  • b. bewerking van agrarische producten, die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan gelegen agrarische bedrijven zijn geproduceerd;
  • c. natuurvoorlichting en -educatie, voor de daarbij behorende gebouwen geldt een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m2;
  • d. een zorgboerderij, met overnachtingsmogelijkheden voor ten hoogste 5 personen;
  • e. horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theehuis, een terras, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • f. opslag van caravans, campers en boten.
  • g. bedrijfactiviteiten zoals genoemd in de lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is tot een maximum van 100 m2.
4.5.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het gebruik als bedoeld in 4.5.1 mag in totaal per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 350 m2;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing mag niet worden vergroot ten behoeve van het gebruik als bedoeld in 4.5.1;
  • c. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden belemmerd;
  • d. er mag geen onevenredige grotere verkeersbelasting als gevolg van het gebruik optreden;
  • e. het parkeren dient op het eigen perceel plaats te vinden;
  • f. visuele aspecten ten behoeve van de de nevenactiviteit zoals, reclame-uitingen en technische installaties mogen het landelijk karakter van de omgeving niet aantasten;
  • g. het gebruik mag geen nadelige gevolgen hebben op de gebruiksmogelijkheden van omliggende percelen en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
4.5.3 Kamperen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van een camping met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er zijn maximaal 10 standplaatsen en 15 kampeermiddelen, niet zijnde caravans toegestaan, gedurende de periode 15 maart tot 31 oktober;
  • b. de standplaatsen en kampeermiddelen, niet zijnde caravans worden gerealiseerd binnen het bouwvlak of binnen maximaal 50 meter van het bouwvlak;
  • c. ten behoeve van de camping mogen bijbehorende voorzieningen worden opgericht met een maximaal gezamenlijk oppervlak van 50 m2 en een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 5 m;
  • d. de gronden niet zijn aangeduid als 'overige zone - natuurrand';
  • e. wordt voorzien in een redelijke inpassing van een en ander in het landschap, al of niet met behulp van opgaande beplanting.
4.5.4 Caravanstalling

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken ten behoeve van het gebruik van gebouwen die niet meer voor het agrarisch bedrijf is gebruik is voor opslag en caravanstalling mits is komen vast te staan dat het agrararisch bedrijf gedeeltelijk is beëindigd.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de in lid 34.1 opgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Bouwhoogte silo's

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor de bouw van silo's binnen het bouwvlak tot een hoogte van 15 meter onder de voorwaarden dat:

  • a. de blijvende noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. wordt voorzien in een redelijke inpassing in het landschap, al dan niet met behulp van opgaande beplanting.
4.7.2 Verschuiving van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verschuiven van het bouwvlak onder de voorwaarden dat:

  • a. het bouwvlak dient voor ten minste 50% hetzelfde bouwvlak te blijven, als ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • b. gebouwen mogen door het wijzigen van het bouwvlak niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • c. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
  • d. de waarden als bedoeld in 4.1 niet onevenredig worden aangetast;
  • e. voor zover het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - kernrand' mag het leefmilieu in de aangrenzende kern met overwegend woonbebouwing niet onevenredig worden aangetast;
  • f. geen sprake is van onevenredige hinder naar de (leef)omgeving;
  • g. een verschuiving of vergroting is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - natuurrand';
  • h. er dient voldaan te worden aan Natuurbeschermingswet 1998;
  • i. het aantal dierplaatsen en het aantal m2 ten behoeve van veestallen mag alleen toenemen, indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie van het betreffende bedrijf.
  • j. de locatie van veestallen mag niet wijzigen, tenzij er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie van het betreffende bedrijf.
  • k. in afwijking van het bepaalde onder i en j is een toename van ammoniak van het betreffende bedrijf toegestaan, indien uit onderzoek blijkt dat de uitbreiding past binnen de Programmatische Aanpak Ammoniak (PAS) en andere wet- en regelgeving, waarbij geldt, dat ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' het bepaalde in lid 31.4 aanvullend van toepassing is.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding en 'specifieke vorm van bedrijf - kalvermelkfabriek 1' en ' specifieke vorm van bedrijf - kalvermelkfabriek 2', een kalvermelkfabriek (zie lid1.29);
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', een opslagbedrijf uitsluitend t.b.v. de kalvermelkfabriek zoals aangeduid met 'specifieke vorm van bedrijf - kalvermelkfabriek 1';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslagbedrijf', opslag ten behoeve van agrarische, bedrijfs- en woondoeleinden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - automobielbedrijf', een automobielbedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - maalderij', een maalderij;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG', een benzinestation met verkoop van LPG;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemer', een aannemer;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houthandel', een houthandel;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - automatiseringsbedrijf', een automatiseringsbedrijf;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardensport- en fokkerijorganisaties', activiteiten gericht op de hypische sport en fokkerij en hun organisaties, inclusief de opleiding van kaderleden, het organiseren van keuringen en evenementen, horeca en het aanbieden van overnachtingen, waarbij het aanbieden van overnachtingen uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - overnachtingslokaal';
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', maximaal één bedrijfswoning, tenzij anders aangeduid;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', een nutsvoorziening;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie', tevens extensief recreatief gebruik;
  • n. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - compressor' zijn compressoren toegestaan;
  • o. met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.
5.2 Bouwregels

Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

5.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan is opgenomen in onderstaande tabel;
  • b. het maximale gezamenlijk oppervlak van de bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan is opgenomen in onderstaande tabel, met dien verstande dat de maximale oppervlakte inclusief een eventuele inpandige bedrijfswoning is;

Aanduiding   Max oppervlakte (m2 )   Goothoogte (m)   Bouwhoogte (m)  
specifieke vorm van bedrijf - aannemer   748   4,5   8  
specifieke vorm van bedrijf - automobielbedrijf en 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG'   970   4,5   8  
specifieke vorm van bedrijf - kalvermelkfabriek 1   875   8   8  
specifieke vorm van bedrijf - kalvermelkfabriek 2   10.450   zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is weergegeven.   zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte' is weergegeven.  
opslag   920   8   8  
specifieke vorm van bedrijf - opslagbedrijf   252   6   10  
specifieke vorm van bedrijf - paardensport- en fokkerijorganisaties   15.000   5,5   10  
specifieke vorm van bedrijf - houthandel   770   5   8  
specifieke vorm van bedrijf - automatiseringsbedrijf   603   6   10  
specifieke vorm van bedrijf - maalderij   6.460   5   8  
  • c. in afwijking van het gestelde onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kalvermelkfabriek - 1' van 45% van de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen de hoogte maximaal 12 meter zijn;
  • d. de maximale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardensport- en fokkerijorganisaties' is exclusief de bebouwing ten behoeve van een overnachtingslokaal;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - overnachtingslokaal' is een overnachtingslokaal toegestaan ten behoeve van het bedrijf aangeduid als 'specifieke vorm van bedrijf - paardensport- en fokkerijorganisaties' , mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 640 m2 ;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 7 meter;
    • 3. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.
5.2.3 Bedrijfswoning
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander maximum aantal is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uitsluitend bedrijfswoning', is uitsluitend een bedrijfswoning toegestaan. Deze bedrijfswoning wordt niet meegerekend bij het maximum aantal bedrijfswoningen dat conform a. is toegestaan;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwerken bij de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 100 m2.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

  • a. 2 meter voor erf- of terreinafscheidingen;
  • b. 4 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' mag een geluidwerende voorziening worden gerealiseerd met een maximale bouwhoogte van 5 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan;
  • b. geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf - paardensport- en fokkerijorganisaties' is het gebruik van deze gronden voor het houden van evenementen zoals veilingen, wedstrijden, paardenkeuringen en concoursen alleen toegestaan, indien deze zijn gerelateerd aan de betreffende paardensport- en fokkerijorganisaties.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor een ander soort bedrijf dan is aangeduid, onder de voorwaarden dat:

  • a. het een bedrijf betreft in milieucategorie 1 of 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 is opgenome bij deze regels, dan wel een bedrijf dat naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk kan worden gesteld met dien verstande dat dat andere bedrijf geen hogere milieucategorie mag dan hebben dan het oorspronkelijke bedrijf;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte, goot- en bouwhoogte van gebouwen ten opzichte van de bestaande situatie mag niet worden vergroot;
  • c. de agrarische functie van aangrenzende gronden en bebouwing niet wordt belemmerd;
  • d. de bedrijfsactiviteiten niet leiden tot een onevenredige aantasting van het landschap en het natuurlijk milieu van de omgeving, waarin het bedrijf voorkomt;
  • e. geen opslag in de openlucht plaatsvindt;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt.

Artikel 6 Bos - Meervoudige doelstellingen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos - Meervoudige doelstellingen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. houtproductie;
  • b. instandhouding van bos ten behoeve van aldaar voorkomende landschaps- en natuurwaarden;
  • c. extensief recreatief gebruik voor zover de onder a en b bedoelde waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast.
  • d. ruiter-, fiets- en voetpaden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen toegestaan', tevens wonen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding maximaal één woning is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', tevens verblijfsrecreatie.
6.2 Bouwregels
  • a. Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat de hoogte maximaal 3 m bedraagt.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen toegestaan' maximaal 1 woning worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de woning, mag uitsluitend worden gebouwd binnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen toegestaan';
    • 2. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
    • 3. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud;
    • 4. onderbouw is niet toegestaan.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' maximaal 1 recreatiewoning worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. uitsluitend bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
    • 2. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van gebouwen en de afstand tussen de gebouwen niet meer mag bedragen dan de bestaande maten.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen onder de voorwaarden dat:

  • a. de noodzaak daarvan is aangetoond en dat de in lid 6.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de oppervlakte van een gebouw maximaal 30 m2 mag bedragen;
  • c. de goothoogte maximaal 2,5 m mag bedragen.
  • d. het geen bebouwing ten behoeve van een recreatiewoning betreft.

Artikel 7 Bos - Natuur- en landschapswaarden

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding van bos ten behoeve van aldaar voorkomende landschaps- en natuurwaarden;
  • b. extensief recreatief gebruik voor zover de onder a bedoelde waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • c. bosbouw en houtproducties voor zover de onder a en b bedoelde waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • d. ruiter-, fiets- en voetpaden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', tevens een parkeerterrein;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning, tevens verblijfsrecreatie.
7.2 Bouwregels
  • a. Op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat de hoogte maximaal 2 m bedraagt.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' maximaal 1 recreatiewoning worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. uitsluitend bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
    • 2. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van gebouwen en de afstand tussen de gebouwen niet meer mag bedragen dan de bestaande maten.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen, onder de voorwaarden dat:

  • a. de noodzaak daarvan is aangetoond en dat de in lid 7.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de oppervlakte van een gebouw maximaal 30 m2 mag bedragen;
  • c. de goothoogte maximaal 2,5 m mag bedragen.
  • d. het geen bebouwing ten behoeve van een recreatiewoning betreft.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. één bedrijfswoning;
  • c. met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.
8.2 Bouwregels

Op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

8.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
8.2.2 Gebouwen
  • a. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • b. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 80% van het bouwperceel;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

  • a. 7 m voor andere masten en palen;
  • b. 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 9 Gemengd

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoor;
  • b. ondergeschikte horeca;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', maximaal twee bedrijfswoningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', parkeren;
  • e. tentoonstellingsruimte.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
9.2.2 Gebouwen
  • a. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is weergegeven;
  • b. het maximale gezamenlijk oppervlak van de bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 1705 m2.
9.2.3 Bedrijfswoning
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn twee bedrijfswoningen toegestaan;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m3;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwerken bij de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 100 m2.
  • d. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan respectievelijk 3 en 5 m.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

  • a. 2 meter voor erf- of terreinafscheidingen;
  • b. 4 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 ten behoeve van andere vormen van horeca of een conferentieoord, mits:

  • a. door middel van een bedrijfsplan of daarmee vergelijkbare onderbouwing wordt aangetoond dat de functie waarvoor omgevingsverunning voor wordt gevraagd, in wezenlijke mate bijdraagt aan de instandhouding van het landgoed en daardoor de cultuurhistorische waarden als bedoeld in Artikel 25 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. daardoor in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht geen blijvend ongunstiger gevolgen ontstaan voor de omgeving, in vergelijking met de gevolgen van de oorspronkelijke functie van het betreffende gebouw;
  • c. geen onevenredige grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvindt, in vergelijking met de gevolgen van de oorspronkelijke functie van het betreffende gebouw;
  • d. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid;
  • e. het afwijkende gebruik binnen de bestaande bebouwing plaatsvindt.

Artikel 10 Groen - Waardevol landschapselement

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Waardevol landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. instandhouding van de ter plaatse voorkomende waardevolle landschapselementen;
  • b. instandhouding van de ter plaate voorkomende waardevolle houtopstanden en beplanting;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - brandtoren', een brandtoren;
  • d. in standhouding van de ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden.
10.2 Bouwregels

Op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - brandtoren' waar de voormalige brandtoren in stand mag worden gehouden met een maximale hoogte van 35 meter;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 1 meter hoog.

Artikel 11 Horeca

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca 1', een hotel -restaurant met bijbehorende voorzieningen, waarbij ook voorzieningen voor het stallen van paarden van gasten zijn toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca 2', een hotel-restaurant met bijbehorende voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca 3', een restaurant met bijbehorende voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca 4, een snackbar met bijbehorende voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca 5, een restaurant met bijbehorende voorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca 6, een restaurant met bijbehorende voorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
  • i. met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven, tuinen, terrassen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.
11.2 Bouwregels

Op of in de in lid 11.2 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

11.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
11.2.2 Gebouwen
  • a. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan is opgenomen in onderstaande tabel;
  • b. het maximale gezamenlijk oppervlak van de bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan is opgenomen in onderstaande tabel;

Aanduiding   Max oppervlakte
(m2 )  
Goothoogte (m)   Bouwhoogte (m)  
horeca 1   2600   zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is weergegeven.   zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is weergegeven.  
horeca 2   677   5   9  
horeca 3   478   4,5   8  
horeca 4   100   5   5  
horeca 5   1100   4,5   5  
horeca 6   175   3   6,5  
11.2.3 Bedrijfswoning
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750m3;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwerken bij de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan respectievelijk 3 en 5 m.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen, zijnde

De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

  • a. 4 m voor lichtmasten;
  • b. 8 m voor andere masten;
  • c. 2 m voor erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevellijn, op een terrein met daarop een gebouw;
  • d. 1 m voor overige erf- of perceelafscheidingen;
  • e. 3 m voor overkappingen, luifels en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats;
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van maatschappelijk - religie 1' en 'specifieke vorm van maatschappelijk - religie 2' : een kerk;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - clubhuis', een clubhuis;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven', een gebouw voor verenigingsleven;
  • e. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van maatschappelijk - landschapsbeheer 1', specifieke vorm van maatschappelijk - landschapsbeheer 2' landschapsbeheer, specifieke vorm van maatschappelijk - landschapsbeheer 3', specifieke vorm van maatschappelijk - landschapsbeheer 4', een werkschuur ten behoeve van het opslaan van gereedschap voor het onderhoud van de natuur;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', een nutsvoorziening;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', een zend-/ontvangstinstallatie;
  • h. met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.
12.2 Bouwregels

Op of in de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

12.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
12.2.2 Gebouwen
  • a. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan is opgenomen in onderstaande tabel onder;
  • b. het maximale gezamenlijk oppervlak van de bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan is opgenomen in onderstaande tabel;
Aanduiding   max. oppervlakte (m2 )   max. goothoogte (m)   max. bouwhoogte (m)  
specifieke vorm van maatschappelijk - religie 1   1650   6   14  
specifieke vorm van maatschappelijk - religie 2   180   5,5   13  
specifieke vorm van maatschappelijk - landschapsbeheer 1   385   4,5   8  
specifieke vorm van maatschappelijk - landschapsbeheer 2   484   4,5   8  
specifieke vorm van maatschappelijk - landschapsbeheer 3   220   4,5   8  
specifieke vorm van maatschappelijk - landschapsbeheer 4   550   4,5   8  
specifieke vorm van maatschappelijk - clubhuis
 
210   3,5   8  
verenigingsleven   720   3,5   8  
12.2.3 Bedrijfswoning
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750m3;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwerken bij de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan respectievelijk 3 en 5 m.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

  • a. 2 m voor erf- of terreinafscheidingen;
  • b. 40 m voor een zend-/ontvangstinstallatie, die uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' is toegestaan;
  • c. 4 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 voor het gebruik van bestaande bebouwing voor een ander soort maatschappelijke voorziening dan is aangeduid, onder de voorwaarden dat:

  • a. geen grotere nadelige effecten op de omgeving ontstaan, in vergelijking met de gevolgen van het oorspronkelijke gebruik.
  • b. er voldoende parkeeregelegenheid aanwezig is op eigen terrein.

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natte natuur', instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen natte landschaps- en natuurwaarden;
  • c. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. instandhouding van aldaar voorkomende zandwegen;
  • e. extensief recreatief gebruik voorzover de onder a t/m e bedoelde waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • f. ruiter-, fiets- en voetpaden.
13.2 Bouwregels

Op of in de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat de hoogte maximaal 2 m bedraagt.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen onder de voorwaarden dat:

  • a. de noodzaak daarvan is aangetoond en dat de in lid 13.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de oppervlakte van een gebouw maximaal 30 m2 mag bedragen;
  • c. de goothoogte maximaal 2,5 m mag bedragen.

Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen;
  • b. met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.
14.2 Bouwregels

Op of in de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

14.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
14.2.2 Gebouwen
  • a. maximaal één recreatiewoning per bestemmingsvlak mag worden gebouwd;
  • b. uitsluitend bestaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn toegestaan;
  • c. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen en de afstand tussen de gebouwen niet meer mag bedragen dan de bestaande maten;
  • d. de afstand van een recreatiewoning tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 2,5 meter mag bedragen.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

  • a. 2 m voor erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevellijn van de recreatiewoning en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. 1 m voor overige erf- of perceelafscheidingen.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 14.2.2 lid c en een hogere goot- en bouwhoogte en inhoud toe te staan, mits:

  • a. het een recreatiewoning betreft met een bijzondere architectuur en/of een meerwaarde vormt voor het recreatiewoningenbestand

Artikel 15 Tuin

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding als tuin, behorende bij de op de aangrenzende bestemming gelegen hoofdgebouwen;
  • b. met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.
15.2 Bouwregels

Op of in de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen - 2', met dien verstande dat:

15.2.1 Aanbouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een (hoek)erker mag worden gebouwd over maximaal de halve breedte van het hoofdgebouw, waarvoor geldt dat deze is toegestaan tot een afstand van 1 m vóór de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • b. de bouwhoogte van een (hoek-)erker mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. deze (hoek)erker wordt meegerekend bij de berekening van de maximale oppervlakte zoals bedoeld in artikel 19.2.3 onder a.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. bij pergola's en soortgelijke constructies 3 m;
  • b. bij palen en masten, zoals vlaggenmasten 8 m;
  • c. bij erfafscheidingen op het voorerf 1 m;
  • d. bij overige erfafscheidingen 2 m;
  • e. bij overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en pleinen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - wegcategorie' uitsluitend onverharde en halfverharde wegen en bermen zijn toegestaan;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', een parkeerterrein.
16.2 Bouwregels

Op of in de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, zoals viaducten, lichtmasten worden gebouwd ten dienste van dat lid genoemde bestemming met dien verstande dat:

  • a. de maximale oppervlakte van een gebouw niet meer dan 10 m2 bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter.
16.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

  • a. 10 m voor viaducten en soortgelijke kunstwerken;
  • b. 12 m voor verkeerstekens, palen en masten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - wegcategorie';
  • c. 6 m voor overige bouwwerken.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterpartijen, vijvers, retentiegebieden, oevers en taluds;
  • b. waterhuishouding;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende natuur- en landschapswaarden;
  • d. ter plaats van de aanduiding 'ecologische waarde', instandhouding en ontwikkeling van watergangen met het hoogste ecologische niveau;
  • e. extensief recreatief gebruik in, op en aan het water, voorzover de onder c en d bedoelde waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast.
17.2 Bouwregels

Op of in de in lid 17.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming of aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.

Artikel 18 Wonen - 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woonhuizen;
  • b. ruimte voor een aan huis gebonden beroep dan wel voor een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in de lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is;
  • c. met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen;
  • d. in- en uitritten;
  • e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
18.2 Bouwregels

Op of in de in lid 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

18.2.1 Algemeen
  • a. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
18.2.2 Woningen

Voor woningen gelden de volgende regels

  • a. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer dan één zijn, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal is aangegeven;
  • b. de inhoud van een woning bedraagt maximaal 750 m3;
  • c. in afwijking van het gestelde onder b bedraagt de inhoud van een woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleine woning' maximaal 400 m3;
  • d. de goothoogte van de woning niet meer dan 4 meter mag zijn en de bouwhoogte niet meer dan 8 meter mag zijn, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere hoogte is aangegeven.
18.2.3 Erfbebouwing

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het bij de woning aansluitende terrein mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd waarvan de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 100 m2 mag zijn;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleine woning' de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken niet meer dan 40m2 zijn;
  • c. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning worden gebouwd;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen op niet meer dan 20 m van de woning worden gerealiseerd;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan respectievelijk 3 en 5 m.
18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. bij pergola's en soortgelijke constructies 3 m;
    • 2. bij palen en masten, zoals vlaggenmasten 8 m;
    • 3. bij erfafscheidingen op het voorerf 1 m;
    • 4. bij overige erfafscheidingen 2 m;
    • 5. bij overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
  • b. Overkappingen moeten achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning worden gebouwd.
18.3 Specifieke gebruiksregels
18.3.1 Bewoning vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van zelfstandige bewoning;
  • b. een gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van afhankelijke woonruimte.
18.3.2 Aan huis gebonden beroep en bedrijf

Een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf, dat is genoemd in de lijst van niet publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woning tot een maximum van 60 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep dan wel bedrijf. Daarbij mogen tevens bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, met dien verstande dat de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • e. geen detailhandel is toegestaan;
  • f. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • g. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de gebruiksmogelijkheden van omliggende percelen en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

Artikel 19 Wonen - 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woonhuizen;
  • b. ruimte voor een aan huis gebonden beroep dan wel voor een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in de lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens een timmerwerkplaats met bijbehorende opslagruimte en bij het bedrijf behorende kantoorruimte.
  • d. met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen;
  • e. in- en uitritten;
  • f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • g. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bos' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een houtwal;
19.2 Bouwregels

Op of in de in lid 19.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

19.2.1 Algemeen
  • a. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
19.2.2 Woningen

Voor woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan, waarbij per bouwvlak maximaal 1 vrijstaande woning is toegestaan, tenzij met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan, waarbij per bouwvlak maximaal 2 woningen zijn toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde gebouwde woningen toegestaan, waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is toegestaan;
  • d. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • e. het is niet toegestaan om een woning te splitsen in meerdere woningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van de woning in de gevellijn te worden gebouwd;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' mag de inhoud van een woning niet meer bedragen dan aangeduid, mits de bij de woning behorende gronden voor niet meer dan 50% worden bebouwd, de oorspronkelijke woning en de gronden daaronder niet meegerekend;
  • h. de nokrichting van de aaneengebouwde woningen staan in het geval er een aanduiding 'nokrichting' is aangegeven parallel aan de aanduiding 'nokrichting'.
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen toegestaan' maximaal 1 woning worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de woning, uitsluitend mag worden gebouwd binnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen toegestaan';
    • 2. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
    • 3. de inhoud van de woning niet meer mag bedragen dan de bestaande inhoud;
    • 4. onderbouw niet is toegestaan.
19.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen, tenzij het betreft (hoek-)erkers over maximaal de halve breedte van de woning, waarvoor geldt dat deze zijn toegestaan tot een afstand van 1 m vóór de voorgevel van de woning;
  • b. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelsgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw en bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. 15% van de perceelsgrootte voor percelen kleiner dan 500 m2;
    • 2. 100 m2 voor percelen groter dan 500 m2 ;
    • 3. 150 m2 voor percelen groter dan 1.000 m2 ;
    • 4. 200 m2 voor percelen groter dan 3.000 m2 ;
    • 5. met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het achtererf maximaal 50% bedraagt. Bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden meegerekend de gebouwen zoals bedoeld in artikel 19.2.4;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte van het hoofdgebouw minus 2 m;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet dan 5 m bedragen.
  • g. de bestaande oppervlakte van bedrijfsgebouwen ter plaatse van aanduiding 'bedrijf' mag niet worden vergroot.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' geldt dat de bijgebouwen van de op dat bouwperceel toegestane aaneengebouwde woning uitsluitend ter plaatse van die aanduiding mogen worden gebouwd;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'erf' geldt dat de bijgebouwen van de op dat bouwperceel toegestane vrijstaande woningen uitsluitend ter plaatse van die aanduiding mogen worden gebouwd;
  • j. in afwijking van het gestelde onder c mag bij een woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen toegestaan' de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken niet meer dan 40m2 zijn. Deze bijbehorende bouwwerken mogen buiten de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen toegestaan' worden gebouwd, maar binnen het bouwperceel met de bestemming Wonen-2.
19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. bij pergola's en soortgelijke constructies 3 m;
    • 2. bij palen en masten, zoals vlaggenmasten 8 m;
    • 3. bij erfafscheidingen op het voorerf 1 m;
    • 4. bij overige erfafscheidingen 2 m;
    • 5. bij overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m;
  • b. Overkappingen moeten achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning worden gebouwd.
19.2.5 Specifieke bouwaanduiding

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' mag in afwijking van hetgeen in lid 19.2.3 onder a is bepaald, een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevel worden gebouwd, mits de kortste afstand tussen het bijbehorende bouwwerk en de woning niet meer bedraagt dan 30 meter en op gronden met de bestemming Wonen - 2 wordt gebouwd. Voor deze bijborende bouwwerken geldt een maximale goothoogte van 3 m en een maximale nokhoogte van 7 m.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 19.2.3 onder c. voor wat betreft de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en toestaan dat een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit en mits de architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • b. de maximale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen per woning 150m² bedraagt.
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Bewoning vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van zelfstandige bewoning;
  • b. een gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van afhankelijke woonruimte.
19.4.2 Aan huis gebonden beroep en bedrijf

Een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf, dat is genoemd in de lijst van niet publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woning tot een maximum van 60 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep dan wel bedrijf. Daarbij mogen tevens bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, met dien verstande dat de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • e. geen detailhandel is toegestaan;
  • f. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.

Artikel 20 Leiding - Riool

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor (een) rioolpersleiding(en), met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Verbod

Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd ten dienste van de basisbestemming.

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd ten dienste van de leiding, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1 Omgevingsvergunningsplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel20.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
20.3.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

20.3.3 Advies

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.3.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

20.3.4 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.3.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende omgevingsvergunning.

Artikel 21 Waarde - Archeologie ZH

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie ZH' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zoverdaarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 21.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland.
21.4.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

21.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden niet dieper dan 0,3 m worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
21.4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie ZH, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Artikel 22 Waarde - Archeologie H

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie H' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

22.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zover:

  • a. het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 100 m2, en
  • b. daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd.
22.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 22.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland.
22.4.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

22.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden over een oppervlakte van niet groter dan 100 m2 worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden niet dieper dan 0,3 m worden geroerd;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
22.4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie H, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Artikel 23 Waarde - Archeologie M

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie M' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

23.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zover:

  • a. het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 250 m2, en
  • b. daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd.
23.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 23.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland.
23.4.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

23.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden over een oppervlakte van niet groter dan 250 m2 worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden niet dieper dan 0,3 m worden geroerd;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
23.4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie M, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Artikel 24 Waarde - Archeologie L

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie L' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

24.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zover:

  • a. het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 2.500 m2, en
  • b. daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd.
24.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 24.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland.
24.4.2 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

24.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden over een oppervlakte van niet groter dan 2.500 m2 worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden niet dieper dan 0,3 m worden geroerd;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
24.4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie L, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Artikel 25 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

25.2 Bouwregels

Op de tot Waarde - Beschermd dorpsgezicht bestemde gronden mag uitsluitend de toegestane bebouwing ingevolge de basisbestemmingen worden gebouwd.

25.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2 ten aanzien van het bouwen krachtens een andere bestemming van deze gronden ten behoeve van ondergeschikte gebouwen en overige ondergeschikte bouwwerken zoals een prieel, een dierenverblijf en een plantenkas, mits door een cultuurhistorische en landschappelijke onderbouwing wordt aangetoond dat de bebouwing bijdraagt aan het versterken van de cultuurhistorische- of landschappelijke waarde van het landgoed.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Omgevingsvergunningsplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 25.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden;
  • b. het wijzigen van weg- of straatprofielen en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. het graven en/of dempen van waterlopen en waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
25.4.2 Toetsingscriterium

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de toelichting in paragraaf 4.9.2 weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied.

25.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 25.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds op basis van de Monumentenwet 1988 zijn beschermd.
25.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
25.5.1 Omgevingsvergunningsplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 25.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk slopen van in de gevellijn gebouwde gebouwen, voorzover niet reeds een omgevingsvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 is vereist;
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen of wijzigen van bruggen en/of kademuren.
25.5.2 Toetsingscriterium

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de toelichting in paragraaf 4.9.2 weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied.

25.5.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 25.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds op basis van de Monumentenwet 1988 zijn beschermd.

Artikel 26 Waarde - Landgoed

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding van het ter plaatse voorkomende landgoed, de daarvoor bepalende, samenhangende elementen en in het bijzonder voor:

  • a. instandhouding van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische en landschappelijke waarden, welke met name bestaan uit:
    • 1. de structuur van paden, lanen, waterpartijen, groenvoorzieningen en bijzondere landschappelijke elementen;
    • 2. de her en der voorkomende kunstobjecten, en
  • b. instandhouding van de ter plaatse voorkomende uit cultuurcultuurhistorischen architectonisch oogpunt waardevolle bebouwing.
26.2 Bouwregels

Op de tot Waarde - Landgoed bestemde gronden mag uitsluitend de toegestane bebouwing ingevolge de basisbestemmingen worden gebouwd.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2 ten aanzien van het bouwen krachtens een andere bestemming van deze gronden ten behoeve van ondergeschikte gebouwen en overige ondergeschikte bouwwerken zoals een prieel, een dierenverblijf en een plantenkas, mits door een cultuurhistorische en landschappelijke onderbouwing wordt aangetoond dat de bebouwing bijdraagt aan het versterken van de cultuurhistorische- of landschappelijke waarde van het landgoed.

Artikel 27 Waterstaat - Waterbergingsgebied

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tijdelijke berging van water tijdens en na perioden van overvloedige neerslag;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van het waterbergend vermogen van de gronden.
27.2 Bouwregels

Op of in de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming.

27.3 Afwijken van de bouwregels
27.3.1 Bouwen ten behoeve van andere bestemmingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterberging tijdens en na perioden van overvloedige neerslag.

27.3.2 Voorwaarden

Alvorens omgevingsvergunning te verlenen wint bevoegd gezag advies in bij het waterschap.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene bouwregels

29.1 Afwijkende maten
  • a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als maximaal toegestaan;
  • b. In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan;
  • c. De regels zoals opgenomen onder a en b hebben betrekking op bestaande bouwwerken
  • d. In het geval van uitbreiding van gebouwen is het bepaalde onder a en b voor wat betreft goothoogte, bouwhoogte en afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken van toepassing. Voor wat betreft oppervlakte en inhoud gelden in dat geval de bouwregels zoals opgenomen in hoofdstuk 2.
29.2 Afwijkende situering
  • a. In die gevallen dat bestaande gebouwen, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand zijn gekomen, conform vergunning op een locatie zijn gerealiseerd die niet in overeenstemming is met de bouwregels in hoofdstuk 2 geldt die locatie als toegestaan;
  • b. in het geval van sloop gevolgd door nieuwbouw van de gebouwen als genoemd onder a. gelden de bouwregels zoals opgenomen in hoofdstuk 2, waarbij het maximum aantal m2 dat volgens die bouwregels mag worden gebouwd, mag worden vermeerderd met 50% van het aantal m2 dat wordt gesloopt.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

30.1 Strijdig gebruik
30.1.1 Verbod
  • a. Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde.
30.1.2 Vormen verboden gebruik

Tenzij dat gebruik uitdrukkelijk in overeenstemming is met de betreffende bestemming dan wel op de betreffende gronden in of krachtens het plan is toegestaan, wordt in ieder geval als een verboden gebruik als bedoeld in lid 33.1.1, aangemerkt het gebruik van:

  • a. als stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en/of dranken, en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • b. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • c. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
  • d. voor militaire oefeningen met rups-, vracht- en gevechtsvoertuigen;
  • e. voor seks- en/of pornobedrijf;
  • f. het gebruik van de in het plan begrepen recreatiewoningen, stacaravans en andere verblijfsrecreatiemiddelen voor permanente bewoning;
  • g. gebruik van gronden, gelegen buiten het bouwvlak, als paardenbak.
30.2 Aan huis gebonden beroep

Voor het uitoefenen van een beroep aan huis mag ten hoogste 40% van de oppervlakte van de woning (alle ruimten -exclusief bijgebouwen-, die qua hoogte voldoen aan het Bouwbesluit) en 100% van de oppervlakte van de bijgebouwen worden gebruikt met een maximum van 50 m² per perceel, mits:

  • a. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • b. het gebruik geen onevenredige afbreuk doet aan het karakter van het gebied;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • d. geen detailhandel wordt uitgeoefend, anders dan in de uitoefening van de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • e. de activiteiten geen duurzame ontwrichting veroorzaken van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg hebben;
  • f. bedrijfsactiviteiten die normaliter in een winkelcentrum of winkelstraat worden uitgeoefend zijn niet toegestaan.

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels

31.1 Overige zone - kernrand
31.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Overige zone - kernrand' aangewezen gronden zijn bestemd voor bescherming van het leefmilieu in de aangrenzende kern met overwegend woonbebouwing.

31.1.2 Gebruik

Van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in 3.5 en 4.5 mag geen gebruik worden gemaakt.

31.2 Overige zone - natuurrand
31.2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Overige zone - natuurrand' aangewezen gronden zijn bestemd voor bescherming van natuurwaarden op aangrenzende gronden.

31.2.2 Bouwregels

Het is niet toegestaan om voorzieningen ten behoeve van kamperen op te richten.

31.2.3 Gebruik
  • a. het is niet toegestaan om de gronden te gebruiken voor kampeerdoeleinden;
  • b. van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in 3.5 en 4.5 mag geen gebruik worden gemaakt.
  • c. van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 3.7.2 en 4.7.2 mag geen gebruik worden gemaakt.
31.3 Overige zone - water
31.3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Overige zone - water' aangewezen gronden zijn bestemd voor bescherming van:

  • a. watergangen;
  • b. waterhuishouding;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
  • d. extensieve openluchtrecreatie, voor zover de onder c genoemde waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast.
31.4 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Voor de uitbreiding van veestallen van niet-grondgebonden agrarische bedrijven gelden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied aanvullend aan hetgeen lid 3.3 onder b en c en lid 4.3 onder b en c is bepaald, dat een grotere oppervlakte van veestallen (via een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid en/of een wijzigingsbevoegdheid) alleen is toegestaan, indien:

  • a. de extra bebouwing noodzakelijk is om voor de aanwezige dieren te kunnen voldoen aan welzijnseisen; of
  • b. het agrarisch bedrijf een omvang heeft van 70 NGE, waarvan minimaal 40 NGE voortkomend uit de niet-grondgebonden veehouderijtak en het bedrijf op het moment van vaststelling van de reconstructieplannen door Provinciale Staten van Veluwe op 5 juli 2005 reeds deze minimale bedrijfsgrootte van 70 NGE waarvan minimaal 40 NGE voortkomend uit de niet-grondgebonden veehouderijtak bezat.
31.5 Wetgevingzone- wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen ten einde woningen uit het goedkope segment (tot €220.000,00, V.O.N. prijspeil 2013) en bijbehorende voorzieningen mogelijk te maken met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal woningen bedraagt maximaal 6, waarbij maximaal 3 aaneengebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 5 meter;
  • c. de nokhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk 3 en 4,5 meter;
  • e. de ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  • f. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  • g. er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere waarde;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bedrijven mogen niet worden beperkt;
  • i. de uitvoerbaarheid van het plan dient te zijn aangetoond.
  • j. er is ruimte voor een aan huis gebonden beroep dan wel voor een aan huis gebonden bedrijf, dat is genoemd in de lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, met dien verstande dat:
    • 1. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woning tot een maximum van 60 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep dan wel bedrijf. Daarbij mogen tevens bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, met dien verstande dat de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m2 bedraagt;
    • 2. de uitstraling van de woning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel is toegestaan;
    • 6. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.
  • k. op de grens tussen het weiland en de woningen dient een groenstrook/houtwal met inheemse soorten, als sleedoorn, lijsterbes, hazelaar e.d. te worden aangelegd, waarmee een aansluiting wordt gerealiseerd op de verbindingszone langs de Buurtweg;
  • l. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing;
  • m. het wijzigingsplan past in een goede waterhuishouding.
31.6 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen ten einde woningen uit het goedkope segment (tot €220.000,00, V.O.N. prijspeil 2013) en bijbehorende voorzieningen mogelijk te maken met in achtneming van de volgende voorwaarden: :

  • a. het aantal woningen bedraagt maximaal 3;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 5 meter;
  • c. de nokhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk 3 en 4,5 meter;
  • e. de ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt
  • f. er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen;
  • g. er wordt voldoen aan de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere waarde;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bedrijven mogen niet worden beperkt;
  • i. de uitvoerbaarheid van het plan dient te zijn aangetoond;
  • j. er is ruimte voor een aan huis gebonden beroep dan wel voor een aan huis gebonden bedrijf, dat is genoemd in de lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, met dien verstande dat:
    • 1. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woning tot een maximum van 60 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep dan wel bedrijf. Daarbij mogen tevens bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, met dien verstande dat de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m2 bedraagt;
    • 2. de uitstraling van de woning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel is toegestaan;
    • 6. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • k. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing;
  • l. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mogen er op de gronden met de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' in totaal niet meer dan 3 woningen aanwezig zijn;
  • m. het wijzigingsplan past in een goede waterhuishouding.
31.7 Wetgevingzone- wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 3' de bestemming van de gronden te wijzigen om de realisatie van bos en natuur mogelijk te maken ten behoeve van boscompensatie.

31.8 Veiligheidszone - lpg
31.8.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het verblijfsklimaat in verband met een lpg-installatie.

31.8.2 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen zijn op de in lid 31.8.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels

32.1 Bouwregels

In afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages, behoudens voor recreatiewoningen, stacaravans en niet-agrarische bedrijven;
  • b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van het (weg-, spoorweg-, of water-) verkeer en de waterhuishouding of ten dienste van het openbaar nut - met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen -, mits deze bouwwerken geen grotere oppervlakte dan 25 m2 en geen grotere goothoogte dan 3m hebben;
  • c. het oprichten van liftschachten en trappenhuizen als onderdeel van het hoofdgebouw tot maximaal 3 m boven de toegelaten goothoogte voor het hoofdgebouw;
  • d. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het telecommunicatieverkeer, waaronder begrepen antennes en zendmasten, al dan niet van openbare aard, mits:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 40 m bedraagt;
    • 2. uit een radarverstoringsonderzoek blijkt, dat het functioneren van de radar in het radarverstoringsgebied Nieuw Milligen niet in onaanvaarbare mate wordt verstoord;
    • 3. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de radar (de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie);
  • e. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter wering van geluidhinder en/of luchtverontreiniging, brand- en explosiegevaar, mits de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt;
  • f. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclamedoeleinden direct nabij de openbare weg, mits de bouwhoogte maximaal 2,5 m bedraagt met dien verstande dat er slechts één per bedrijf is toegestaan;
  • g. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op de openbare weg die niet behoren tot de specifieke uitrusting van een weg, alsmede op openbare groenvoorzieningen, mits de bouwhoogte maximaal 10 m bedraagt;
  • h. voor geringe afwijkingen van de in het plan aangegeven bestemmingsgrens, van het beloop of het profiel van een weg, alsmede van de vorm van bouwvlakken voor zover zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering noodzakelijk en/of wenselijk is, mits de genoemde afwijkingen niet meer van 10% bedragen.


In de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

32.2 Paardenbak

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken ten behoeve van het gebruik van gronden behorende bij woningen, waaronder begrepen bedrijfs- en dienstwoningen, niet zijnde recreatiewoningen, als paardenbak en het aldaar bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste daarvan, mits:

  • a. het ten hoogste één paardenbak betreft bij eenzelfde woning of bedrijf;
  • b. door middel van onderzoek aangetoond is dat er geen reële mogelijkheden zijn om de paardenbak binnen het bouwvlak dan wel het bestemmingsvlak te realiseren;
  • c. de paardenbak in de nabijheid van de desbetreffende woning respectievelijk de hoofdbebouwing van het desbetreffende bedrijf wordt gesitueerd;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 8 m en van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt, en
  • e. de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels

33.1 Bestemmingsgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsgrenzen te wijzigen indien en voorzover dringende redenen, die na het ter inzage leggen van het plan te hunner kennis zijn gekomen, hiertoe aanleiding geven en voorzover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt met dien verstande dat de bestemmingsvlakken niet met meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

33.2 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig, dat uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een bestaande woning, dan wel een bestaande al of niet agrarische bedrijfs- of dienstwoning, een tweede woning is toegestaan indien:

  • a. die bestaande woning een beschermd monument is in de zin van de Monumentenwet, en
  • b. zulks leidt tot instandhouding van die bestaande woning, met dien verstande dat, onverminderd het overigens in het plan bepaalde, voor die woningen geldt, dat geen van de woningen buiten de aaneengesloten bebouwing van die bestaande woning mag worden geplaatst.

Artikel 34 Overige regels

34.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.1.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de hierna in het schema opgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

gronden met de aanduiding
 
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden*  
  1   2   3   4   5   6   7   8  
landschapswaarden 1
 
x         x       x  
Landschapswaarden 2
 
      x         x  
Landschapswaarden 3
 
x   x   x   x          
Landschapswaarden 4
 
x   x   x   x         x  
Natuurwaarden 1
 
x   x   x   x   x   x   x   x  
Natuurwaarden 2
 
x   x   x   x   x   x   x   x  
Natuurwaarden 3
 
x   x   x         x    
Gronden met de bestemming:                  
Natuur,inclusief aanduiding 'natte natuur'   x   x   x   x   x     x   x  
Bos - Meervoudige doelstellingen   x   x   x   x       x    
Bos - Natuur- en landschapswaarden   x   x   x   x   x     x    
Groen - Waardevol landschapselement   x   x   x   x   x     x   x  
Water   x   x   x   x   x     x    
Water met aanduiding 'watergang van het hoogste ecologische niveau'   x   x   x   x   x   x   x   x  

*:

  • 1. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen.
  • 2. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • 3. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • 4. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunciatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • 5. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • 6. diepploegen, zijnde het extra diep, ca. 0,4 meter of meer, omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  • 7. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tengevolge hebben zoals, uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  • 8. bebossen of anderzins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen vanbomen, struiken en heesters.
34.1.2 Uitzondering

Het in lid 34.1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normalen beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen op basis van een verleende vergunning;
  • c. werken en werkzaamheden als bedoeld lid 34.1.1 met uitzondering van nummer 5 op en in gronden binnen het agrarisch bouwperceel;
  • d. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
  • e. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van fiets- en voetpaden binnen de bestemmingen Natuur, Bos - Natuur- en landschapswaarden en Bos - Meervoudige doelstellingen;
  • f. het verlagen van de bodem en afgraven van de gronden, voorzover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  • g. werken en werkzaamheden waarop de Keur van Waterschap Veluwe van toepassing is;
  • h. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 34.1.1 nummer 4 voorzover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;
  • i. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen;
  • j. werken en werkzaamheden als bedoeld lid 34.1.1 met uitzondering van nummer 5 op voorzover daarvoor een vergunning is vereist als bedoeld in artikel 12 van de Natuurbeschermingswet.
34.1.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 34.1.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen één of meerdere waarden of functies van de in lid 34.1.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:

  • a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  • b. de mogelijkheden voor het herstel van de waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Agrarische Enclave en Speuld.