Gemeente:
Veendam
Plannaam:
08BP00012009
Status:
Onherroepelijk
Status Datum:
17-02-2010

Artikel 19 Woongebied - 1

 

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen;

b. aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijbouwvolume en met een maximum van 45 m²;

c. voetpaden;

d. openbare nutsvoorzieningen;

e. groenvoorzieningen;

f. water.

 

De uitoefening van een aan huis verbonden beroep is uitsluitend toelaatbaar voorzover de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Dit betekent dat:

a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven, met dien verstande dat een aan huis verbonden beroep niet in een vrijstaand bijbouwvolume mag worden uitgeoefend;

b. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig mogen worden verricht;

c. maximaal 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijbouwvolume mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 45 m²;

d. degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent ook bewoner van de woning dient te zijn.

 

Het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving. Dit betekent dat:

a. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;

b. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep, geen detailhandel mag plaatsvinden;

c. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat dient te worden geparkeerd op eigen terrein;

d. reclame-uitingen niet zijn toegestaan met uitzondering van de op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening vergunningsvrije vormen.

 

 

19.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van hoofdbouwvolume ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:

1. het hoofdbouwvolume mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwgrens aan de waterzijde met maximaal 2 m mag worden overschreden ten behoeve van balkons. Ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient het hoofdbouwvolume in, dan wel tot ten hoogste 2 m achter de voorgevellijn, te worden gebouwd;

2 het aantal woningen mag niet meer dan het ter plaatse aangeduide aantal per bouwvlak bedragen;

3. de woningen worden vrijstaand, dan wel tot ten hoogste het aantal aaneen dat ter plaatse is aangeduid, gebouwd;

4. de afstand van de zijgevels, niet zijnde zijgevels van de aaneen gebouwde zijden van woningen, tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;

5. de goothoogte mag niet meer dan de ter plaatse aangeduide goothoogte bedragen, indien ter plaatse de minimale goothoogte is aangeduid, mag de goothoogte niet minder zijn dan deze hoogte;

6. de bouwhoogte mag niet meer dan de ter plaatse aangeduide bouwhoogte bedragen;

7. van een bouwperceel mag niet meer dan het ter plaatse aangeduide percentage worden bebouwd; indien geen percentage is aangeduid, mag niet meer dan 70% worden bebouwd.

 

b. Voor het bouwen van bijbouwvolume en overkappingen ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:

1. bijbouwvolume en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak en/of op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat zij binnen een bouwvlak worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdbouwvolume;

2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;

3. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;

4. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ tot op de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;

5. de gezamenlijke oppervlakte bij een woning mag niet meer dan 50 m² bedragen, met in achtneming van de regel dat niet meer dan het ter plaatse aangeduide percentage van een bouwperceel mag worden bebouwd; indien geen percentage is aangeduid, mag niet meer dan 70% worden bebouwd.

 

c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. voor overkappingen is het bepaalde onder b van toepassing;

2. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;

3. de bouwhoogte van erf- terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.

 

 

19.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het straat- en/of bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

- de woonsituatie;

nadere eisen stellen aan:

a. de situering van nutsvoorzieningen;

b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m;

c. de plaats van bijbouwvolume of overkappingen ten opzichte van het hoofdbouwvolume, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdbouwvolume, bijbouwvolume worden gerealiseerd;

d. de situering van uitritten;

e. de situering van steigers.

 

 

19.4 Ontheffing van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het straat- en/of bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

- de woonsituatie;

ontheffing verlenen van het bepaalde in:

a. lid 19.2, sub a, onder 1:

ten behoeve van overstekende daken;

b. lid 19.2, sub b, onder 1:

voor het bouwen van bijbouwvolume en overkappingen tot op het verlengde van de voorgevel van de woningen;

 

 

c. lid 19.2, sub b, onder 4:

voor een afstandsmaat tot de zijdelingse perceelgrens van 1 m, met dien verstande dat bijbouwvolume op de zijdelingse perceelgrens mogen worden gebouwd indien deze aaneengeschakeld op twee bouwpercelen worden gebouwd;

d. lid 19.2, sub b, onder 5:

tot een oppervlakte van 70 m², met dien verstande dat ten hoogste het ter plaatse aangeduide percentage van het perceel mag worden bebouwd. Indien geen percentage is aangeduid, mag niet meer dan 70% worden bebouwd.

 

 

19.5 Specifieke gebruiksregels

 

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruiken van een vrijstaand bijbouwvolume ten behoeve van woonfuncties.

 

 

19.6 Ontheffing van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de gebruiksregels voor het gebruik ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf voor kleinschalige activiteiten, met dien verstande dat voor het gebruik van een deel van de woning voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten de volgende criteria in acht dienen te worden genomen:

 

a. De woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven. Dit betekent dat:

1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;

2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf uitsluitend inpandig mogen worden verricht;

3. maximaal 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijbouwvolume mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf met een maximum van 45 m²;

4. degene die het aan huis verbonden bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning dient te zijn.

 

b. Het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt. Dit betekent dat:

1. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;

2. geen ontheffing wordt verleend aan bedrijven die vergunningplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving;

3. bedrijfsactiviteiten bovendien uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven of daarmee zijn gelijk te stellen;

4. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden bedrijf, geen detailhandel mag plaatsvinden;

5. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat dient te worden geparkeerd op eigen terrein;

6. reclame-uitingen niet zijn toegestaan met uitzondering van de op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening vergunningsvrije vormen.